Hoofdstuk 24

 

 

 

De volgende ochtend zat Sarah aan haar tweede kop koffie toen ze buiten een politiewagen de oprit op zag draaien. Lukas Clay stapte uit, en even later werd er gebeld.

‘Wat een verrassing,’ zei ze toen ze de deur opendeed. ‘Ik was net van plan je te bellen om een afspraak te maken om die dossiers te bekijken.’

‘Die moeten misschien even wachten.’ Nerveus verplaatste hij zijn gewicht van de ene op de andere voet. ‘Ik kom je iets vertellen. Slecht nieuws, helaas.’

‘Kom maar even binnen dan.’ Sarah liet hem voorgaan de gang in en sloot de deur achter hem. ‘Wat is er?’

‘Het spijt me dat ik degene ben die het je moet vertellen, maar… je vader is overleden.’

Haar hart sloeg een slag over. ‘Wanneer?’

‘Vanmorgen vroeg. De zuster kwam hem zijn medicijnen toedienen en toen was hij dood.’

‘Dan moet hij in zijn slaap zijn overleden.’ Dat was de beste manier, vond Sarah. En zondag had hij nog tegen haar gezegd dat hij er klaar voor was. Dat hij het niet wilde rekken. Dus het was maar beter zo.

Maar Lukas keek haar zo vreemd aan. ‘Je vader is niet in zijn slaap overleden, Sarah. Hij is vermoord.’

Ze voelde de kleur uit haar wangen wegtrekken. ‘Vermoord? Mijn hemel. Weet je het zeker? Ik bedoel… Ja, natuurlijk weet je het zeker. Anders zou je hier niet zijn. Maar het is zo… Ik kan het haast niet geloven.’

‘Laten we er even bij gaan zitten,’ zei Lukas vriendelijk. Hij legde zijn hand op haar arm en nam haar mee naar de woonkamer. Met knikkende knieën liet ze zich op de bank vallen. Lukas kwam naast haar zitten.

‘Ik begrijp het niet.’ Zoekend liet ze haar ogen over zijn gezicht gaan. ‘Waarom zou iemand hem vermoorden? Hij was terminaal. Iedereen wist dat hij niet lang meer te leven had. Zou het kunnen dat iemand hem nog meer ellende heeft willen besparen?’

‘Het was geen vorm van euthanasie, als je dat bedoelt.’

‘Hoe weet je dat?’

Hij keek nog steeds zo vreemd. ‘Ik weet niet hoe ik je dit moet zeggen, Sarah… Zijn keel was doorgesneden.’

Sarah had het gevoel alsof ze met een enorme dreun ergens tegenaan geklapt was. Alles binnen haar lag even stil, ze kon zelfs geen adem meer halen.

Dat moest ze verkeerd verstaan hebben. Want het idee dat iemand haar vaders kamer binnen geslopen was terwijl hij daar zo bleek en hulpeloos lag… een mes tegen zijn keel had gehouden…

‘O God.’ Ze duwde haar hand tegen haar mond toen de misselijkheid haar bijna te veel werd.

‘Dit moet een ontzettende schok voor je zijn,’ zei Lukas vriendelijk. ‘Maar ik moet je een paar vragen stellen. Gewoon routine. Als je wilt, praten we in de auto, onderweg naar het ziekenhuis.’

Ze knikte. ‘Kun je nog heel even wachten?’

Voor hij antwoord had gegeven was ze de deur al uit. Ze schoot de badkamer in en plensde koud water in haar gezicht. Toen leunde ze tegen de wastafel en bekeek haar bleke gezicht in de spiegel. Haar vader was dood. Vermoord. Zijn keel doorgesneden.

Iemand had hem van zijn laatste uren beroofd op dezelfde gruwelijke manier als Rachels leven in de kiem was gesmoord. Die daad kwam Sarah niet alleen nutteloos, maar ook echt slecht voor.

Tenzij…

Ze kneep haar ogen dicht.

Stel dat haar verdenkingen over haar vader terecht waren? Stel dat hij Rachel echt had misbruikt? Kon je dan nu zeggen dat het zijn verdiende loon was?

Het was niet aan haar om dat oordeel te vellen, dacht ze. Maar ook niet aan de moordenaar.

Esme… Ik moet Esme bellen.

Nee, dat kon wel wachten. Ze wilde het niet over de telefoon vertellen, en nu moest ze eerst naar het ziekenhuis. Er moest van alles geregeld worden, er moesten vragen worden beantwoord.

Als hij Rachel al die tijd zoveel verdriet had gedaan…

Daar moet je nu niet aan denken, hield ze zich voor. Zie eerst maar eens de komende uren door te komen.

Maar áls hij Rachel iets had gedaan…

Er glinsterde iets in Sarahs ogen dat ze zelf nauwelijks herkende en ze keerde zich af van haar spiegelbeeld. Na haar handen en gezicht afgedroogd te hebben, ging ze terug naar Lukas. Die hielp haar in haar jas en samen liepen ze naar zijn auto. Sarah bewoog zich als een zombie en ze begreep dat het nog niet helemaal tot haar was doorgedrongen. Dat kwam later wel, als ze alleen was en tijd had om na te denken. Te veel tijd om te bedenken wat het betekende dat haar vader en haar zus op dezelfde afschuwelijke manier aan hun einde waren gekomen.

‘Kun je iemand bedenken die baat zou hebben bij de dood van je vader?’ vroeg Lukas.

Hij had zijn donkere zonnebril weer op. Sarah kon zijn ogen niet zien als hij haar aankeek. Ze wist niet wat hij dacht.

Huiverend sloeg ze haar armen om haar middel en schudde haar hoofd.

‘Weet je of iemand hem ooit heeft bedreigd? Misschien iemand die hij ooit naar de gevangenis heeft gestuurd?’

‘Nee, maar na de dood van mijn moeder kwam ik niet veel meer thuis. Met mijn vader had ik nauwelijks contact.’

‘Waarom ben je nu dan teruggekomen?’

Sarah staarde uit het raampje. ‘Ik hoorde dat hij op sterven lag. Ik wilde vrede met hem sluiten voor het te laat was.’

‘Maar dat was niet de enige reden, toch?’

Fronsend keek ze om.

‘Je zei dat je meer wilde weten over de dood van je zus. Dat je het wilde begrijpen, dat alle stukjes op hun plek vielen.’ Langzaam draaide hij zijn gezicht om haar aan te kunnen kijken. ‘Misschien was het kwartje inmiddels gevallen.’

De manier waarop hij het zei, gaf haar kippenvel. ‘Hoe bedoel je?’

‘Wanneer heb je je vader voor het laatst gezien?’

‘Zondagmiddag. Ik weet niet precies hoe laat.’

‘Zijn er tijdens dat bezoek nog puzzelstukjes op hun plaats gevallen?’

Nu begon Sarah hem echt te knijpen. ‘Ik begrijp nog steeds niet waar je op uit bent,’ zei ze, al had ze het donkerbruine vermoeden dat ze het heel goed begreep.

‘Iemand zei harde stemmen in de kamer van je vader te hebben gehoord. Alsof er ruzie werd gemaakt.’

‘Mijn vader was snel van streek. Zeker als het gesprek op mijn zus of mijn moeder kwam.’

Lukas keek haar weer aan. Dwars door de donkere bril heen voelde Sarah zijn intense blik. ‘Ik heb nog één vraag,’ zei hij. ‘Als ik die niet stel, dan doet de districtssheriff het wel.’

‘En dat is?’

‘Ben jij de eerste erfgename van de bezittingen van James DeLaune?’

En op dat moment drong de waarheid tot Sarah door. Een koude, beangstigende waarheid. ‘Je kunt toch niet denken dat ik het heb gedaan? Wat zou mijn motief zijn? Zelfs als mijn vader mij alles heeft nagelaten, wat ik betwijfel, had hij nog maar heel even te leven. Waarom zou ik hem dan vermoorden?’

‘Ik weet het niet, Sarah. Waarom vermoordt iemand een man die op sterven ligt?’

Over die vraag dacht ze de rest van de weg naar het ziekenhuis na, en de lange uren die erop volgden. Als erfgename van haar vader zou ze een voor de hand liggende verdachte zijn. Maar zoals ze al tegen Lukas had gezegd: als ze op zijn geld uit was geweest, dan had ze alleen maar hoeven wachten tot hij doodging. Waarom zou ze dan het risico lopen alles kwijt te raken?

Tenzij het haar niet om het geld te doen was.

En dat was zo, wat Sarah betrof. De beschuldigingen die haar vader haar had toegebeten over de dood van Rachel waren veel erger. Als iemand die aantijgingen had gehoord, dan zou diegene tot de conclusie kunnen komen dat Sarah een gegronde reden had om vroegtijdig een einde te maken aan het leven van haar vader.

En de mogelijkheid dát iemand het gehoord had, maakte haar doodsbang.

Het allerliefste zou ze zijn teruggegaan naar New Orleans en vergeten dat dit was gebeurd. Ze moest denken aan wat Curtis zondag had gezegd, dat één moment de geschiedenis kon veranderen, één beslissing iemands levensloop bepaalde.

Ook moest ze denken aan de laatste woorden die haar vader tegen haar had gezegd. Hij had haar ervan beschuldigd haar zus te hebben vermoord, gedreigd haar geen cent van de erfenis te geven. En toen had iemand hem vermoord.

Eerst Rachel, nu haar vader. Zou zij de volgende zijn?

Ze wilde wel rouwen, maar het enige wat ze voelde was angst.

En ze wist niet wat enger was. Dat ze misschien een doelwit was… of dat ze het niet was.

 

Toen Sarah die middag eindelijk thuiskwam, wachtte Esme haar op in de keuken. Ze had een kipstoofschotel meegenomen, maar Sarah kon geen hap door haar keel krijgen. Ze zat maar wat in haar eten te prikken terwijl Esme praatte over de voorbereidingen voor de begrafenis.

‘Ik wil niet wachten,’ zei Sarah. ‘Het klinkt koud, dat weet ik, maar ik wil er zo snel mogelijk vanaf zijn.’

Esme zweeg afkeurend.

‘Wat nou?’ vroeg Sarah, opkijkend.

‘Je kunt hem niet zo snel onder grond stoppen. Mensen moeten de gelegenheid hebben afscheid van hem te nemen. Mr. James was een belangrijke man in dit district.’

‘Het is mijn besluit,’ zei Sarah. ‘En ik wil het niet uitstellen. Dat maakt het alleen maar moeilijker.’

Vermoeid schudde Esme haar hoofd. ‘Het is nog makkelijker om met een boomstronk te praten dan met jou, kind. Als jij je iets in je hoofd hebt gehaald, dan moet het zo gebeuren ook. Daar is geen beginnen aan.’

‘Fijn dat je het met me eens bent,’ zei Sarah plagend.

Met haar armen over elkaar geslagen, om te laten zien dat ze niet altijd zo makkelijk zou toegeven, vroeg Esme: ‘Wie wil je de dienst laten leiden?’

‘Dat weet ik niet. Ik denk niet dat we een kerkdienst moeten houden. Je weet hoe papa daarover dacht. Een dienst bij het graf, dat lijkt me beter. Iets eenvoudigs.’

Daar was Esme het duidelijk niet mee eens. Verbolgen keek ze Sarah aan. ‘Mag er dan wel gebeden worden tijdens die dienst?’

Ondanks alles glimlachte Sarah. ‘Natuurlijk.’

‘Zelfs met een dienst aan het graf zal iemand een paar woorden moeten zeggen,’ drong Esme aan. ‘Anders staan we daar allemaal maar naar die kist te staren.’

‘Wat denk je van Tim Mason?’

Dat voorstel had Esme kennelijk niet verwacht. ‘Wat weet jij van Tim Mason?’

‘Eigenlijk niets. Maar hij is toch een priester?’

‘Ja, hij is priester, dat klopt.’

‘Dan vraag ik hem misschien wel. Zondag heb ik hem even gesproken en ik vond hem wel aardig.’

‘Dat zal wel,’ mompelde Esme.

‘Wat bedoel je daar nu weer mee?’

‘Ik zou hem niet bepaald traditioneel willen noemen. Zijn opvattingen over normen en waarden laten nogal wat te wensen over, als je het mij vraagt.’

Sarah haalde haar schouders op. ‘Oké, dan nemen we iemand anders. Zeg jij het maar. Mij maakt het niet uit.’

Met veel kabaal zette Esme de borden in de gootsteen voor ze zich omdraaide en Sarah met vuurspuwende ogen aankeek. ‘Het zou je wel iets moeten uitmaken. We hebben het wel over de begrafenis van je vader, hoor. Mr. James was in veel opzichten een moeilijk mens maar tegen mij is hij altijd heel aardig geweest.’ Esme’s lippen begonnen te trillen, en ze drukte een zakdoekje tegen haar ogen. ‘Hij heeft me zomaar mijn kleine huisje gegeven, gratis en voor niks, en hij heeft me geholpen Curtis naar school te laten gaan. Het is niet eerlijk. Eerst Rachel en nu Mr. James. Mijn God, waar moet het naartoe met deze wereld als een familie zoiets twee keer kan treffen?’

Sarah stond op en sloeg haar armen om Esme heen. ‘Het spijt me,’ zei ze. ‘Ik wilde je niet verdrietig maken. We doen wat jij wilt met de begrafenis. Laten we het er nu niet meer over hebben, dat kan later ook nog wel. Kom eerst even zitten, dan maak ik koffie.’

‘Je weet dat ik geen koffie kan hebben, dan doe ik geen oog dicht.’

‘Een glaasje whisky dan?’

‘Ik raak geen druppel aan en dat zou voor jou ook beter zijn. Het verziekt je lever en je ziel.’

‘Maak je geen zorgen,’ zei Sarah. ‘Ik drink haast nooit van dat sterke spul.’ Dat ging namelijk niet goed samen met haar pillen, maar dat zei ze niet tegen Esme.

‘Esme, waarom mag je Tim Mason niet?’

‘Dat heb ik helemaal niet gezegd.’

Tussen de regels door wel. ‘Ik zag hoe je keek toen ik over hem begon. Wat heeft hij misdaan?’

‘Mijn hemel, kind,’ zei Esme geërgerd. ‘Ik was vergeten hoe jij ergens over door kunt zeuren tot een mens er gek van wordt. Vanwaar ineens die belangstelling voor Tim Mason?’

‘Ik zei toch dat ik hem pas ontmoet heb. Hij was zondag in het ziekenhuis, bij papa.’

Esme’s ogen werden donker van schrik. ‘Was hij bij je vader in de kamer?’

‘Ja, hoezo?’

Ze sloeg haar ogen neer. ‘Je vader had het niet zo op priesters.’

‘Dat weet ik, maar ik heb het gevoel dat je iets voor me achterhoudt,’ zei Sarah. ‘Je reageert zo fel.’

‘Ik heb al gezegd hoe dat komt. Zijn ideeën over het geloof stroken niet met de mijne. Ik kan ook niets met die preken van hem.’

‘Ging mama naar zijn kerk?’

‘Waarom wil je dat weten?’

‘Omdat hij zei dat ik op haar lijk. Hij wist zelfs wanneer ik uit huis ben gegaan, naar kostschool. Ik zou niet weten hoe hij dat kan weten, tenzij mama het over mij heeft gehad.’

‘Ach, dat is allemaal zo lang geleden. Ik ben een oud mens. De helft van de tijd kan ik me niet eens meer herinneren waar ik mijn bril heb gelaten.’

‘Er is niets mis met je geheugen. Dat is veel beter dan het mijne,’ zei Sarah. ‘Mag ik je nog iets vragen?’

‘Ik ben er nog steeds niet achter hoe ik je tegen kan houden,’ bromde Esme.

‘Papa vond het niet leuk dat mama wel naar de kerk ging, toch? Hij zei laatst iets over dat ze daar de hele tijd zat in plaats van thuis, zoals het hoorde.’

‘Is dat de vraag?’

‘Dat is de inleiding op de vraag,’ zei Sarah. ‘Hij zinspeelde erop dat mama iets onvergeeflijks had gedaan. Ik weet niet wat, maar hij zei dat hij daar niet overheen kon komen omdat hij elke dag met het gevolg ervan geconfronteerd werd.’

‘Dat komt door die medicijnen, dat zei ik toch? Daardoor gaat hij onzin uitkramen. Daar moet je niet op letten.’

‘Hij kwam anders heel helder op me over toen hij zei dat hij mij niet kon aankijken.’

Plotseling welden er tranen op in Esme’s ogen. ‘Zei hij dat?’

‘Niet dat ik dat nog niet wist. Ik wil alleen weten hoe het komt. Waaróm voelde hij zich zo tegenover mij? Ik heb wel een vermoeden, maar ik wil het van jou horen.’

Lange tijd keek Esme haar zwijgend aan. ‘Je vraagt te veel van me, Sarah June,’ zei ze ten slotte. ‘Laat het los, kind. Ik zeg altijd maar, al dat gewroet in het verleden kan nergens goed voor zijn. Laat die geesten uit het verleden toch rusten. Dan kun je eindelijk je eigen leven gaan leiden.’

 

Nadat Esme naar huis was gegaan, schonk Sarah zichzelf een glas wijn in en begon ermee door het stille huis te dwalen. De geesten waar Esme haar voor had gewaarschuwd, zaten vanavond overal.

Haar vader, haar moeder, haar zus… allemaal niet meer op deze wereld. Sarah was de enige die over was. Het zwarte schaap van de familie. Daar viel vast enige ironie in te ontdekken, maar ze was niet in de stemming om een grapje te maken over de vreemde paradoxen in haar leven.

Ze was bekaf en bang en vond dat wat haar de komende dagen te wachten stond, wel iets weg had van een trapezeact boven hoog oplaaiende vlammen. De begrafenis, een officieel onderzoek, nog meer vragen van de politie.

Ze overwoog Sean te bellen om hem te vertellen wat er was gebeurd. Als iemand haar kon voorbereiden op wat de politie van plan was, dan was hij het wel. Hij had een paar keer gebeld en een bericht achtergelaten op haar voicemail maar ze had niet teruggebeld. Ze had zijn berichtjes niet eens afgeluisterd. En nu leek het zo oneerlijk om hem mee te sleuren in deze ellende, terwijl ze talloze keren had gezegd dat hij zich niet meer met haar leven moest bemoeien.

Rusteloos en gespannen liep ze naar het raam om naar buiten te kijken. Het schemerde. De pecanbomen in de voortuin staken zwart af tegen een diep paarse lucht. Er was mist komen opzetten, en Sarah zag een lichte motregen in het licht van de lantaarnpaal die voor het huis stond. Het was koud en somber; de schemer werkte haar nu al op haar zenuwen.

Een tijdje bleef ze naar buiten staan kijken, af en toe van haar wijn nippend, en haar hoofd was zo suf dat ze de bewegingen in de schaduw aan de overkant eerst niet eens zag. Het kon een loslopende hond zijn, of de wind. Ze sloeg er geen acht op.

Pas later drong het tot haar door.

Derrick Fears had tussen de bomen gestaan, waar ze hem niet goed kon zien. Nu stapte hij het licht van de lantaarnpaal in, als om er zeker van te zijn dat ze hem zou zien.

Hij had een capuchon over zijn hoofd getrokken en zijn schouders opgetrokken tegen de kou. Sarah kon zijn gezicht niet goed zien maar ze wist dat hij naar het huis keek.

Achter haar in de kamer was het licht aan. Hij zou haar bij het raam zien staan.

Snel deed ze een stap achteruit, dekking zoekend achter de gordijnen. Ze stelde zich voor dat hij haar nu stond uit te lachen, haar uitdaagde zoals hij dat ook bij de boerderij had gedaan.

Toen ze weer durfde te kijken, was hij weg.