Hoofdstuk 20

 

 

 

Hoewel Sarah niet veel sliep die nacht, was ze de volgende ochtend om negen uur op en aangekleed. ’s Nachts was het opgehouden met regenen en de zon die schuin door haar slaapkamerraam viel, zag er warm en uitnodigend uit. Uitkijkend over de achtertuin, zag ze rook kringelen uit de schoorsteen van Esme’s huisje. Hoe warm het ook was, Esme kon niet zonder haar vuurtje.

Halverwege de trap naar beneden rook Sarah de geur van koffie, en toen ze in de keuken kwam, zag ze dat Esme daar al was geweest. Ze had een bord met geglazuurde kaneelbroodjes neergezet waar Sarah meteen haar tanden in zette, in afwachting van de koffie.

Een kwartiertje later ging ze op weg. Esme zou nu in de kerk zitten, dus nam ze niet de moeite even langs het huisje te gaan. Nee, ze liep meteen door de boomgaard naar het veld.

De grond was nog nat van de regen, en tegen de tijd dat Sarah bij de boerderij was aangekomen, zaten haar schoenen onder een dikke laag modder. Met een stok maakte ze ze een beetje schoon. Toen bleef ze een eeuwigheid naar de boerderij staat staren.

Het was een typisch negentiende-eeuwse boerderij. Twee verdiepingen, een brede veranda en een puntdak. De witgekalkte zijmuur was allang niet wit meer, en het dak leek op sommige punten op instorten te staan. Onkruid en struikjes hadden de voortuin overwoekerd en het naaldbos nam langzaam maar zeker weer bezit van de katoenvelden.

Elke keer wanneer Sarah bij haar vader was geweest, had ze dit wandelingetje gemaakt, maar toen ze de laatste trede van het trapje naar de veranda nam, realiseerde ze zich dat ze zich nog nooit zo ver had gewaagd. De eerste keer was vlak voor kerst geweest. Ze had de auto aan het eind van de grindweg gezet en lange tijd vanuit de auto naar het huis gekeken. De tweede keer was ze vanaf het huis komen lopen, maar was ze niet verder gekomen dan de rand van de overwoekerde tuin. De vorige keer had ze het helemaal tot het trapje gered, waar ze zelfs even op had gezeten, maar nu stond ze echt op de veranda. Nog een paar stappen en ze was bij de deur. Dan nog een stap en ze was binnen.

Maar die paar stappen extra zou ze vandaag niet zetten. Het ademen viel haar nu al zo zwaar en haar borst was gespannen alsof er een gebalde vuist in zat. Voor ze wegging, had ze een halve Xanax genomen, maar die werkte nog niet.

Of misschien, heel misschien, was de angst die haar in zijn greep had te sterk voor welke medicatie dan ook.

Toen ze naar de oude verweerde deur keek, vloog de paniek haar naar de keel. Haar handen werden klam en haar maag kwam in opstand.

Met dichtgeknepen ogen probeerde ze zich te herinneren wat Michael had gezegd dat ze moest doen als ze een aanval voelde aankomen. Diep ademhalen. Rustig en langzaam. In… uit. In… uit.

Toen ze haar ogen opende, leek de deur te trillen, als in een fata morgana. Nu druppelde het zweet ook al over haar voorhoofd, en ze voelde haar knieën knikken. Uit alle macht greep ze zich vast aan de paal van de trap. Ze ging niet flauwvallen. Niet hier.

Lieve God, alstublieft niet hier.

De vorige keer…

Daar moest ze niet aan denken. Daar kon ze niet aan denken.

Met trillende vingers haalde ze de andere helft van de pil uit haar zak. Het lukte haar om net genoeg spuug te produceren om het tabletje door te slikken. Ze gleed langs de paal naar beneden tot ze zat en stak haar hoofd tussen haar knieën.

Onder het wandelen had de zon lekker warm geleken, maar nu was de wind koud tegen haar klamme huid. Rillend bleef ze met gebogen hoofd zitten tot de aanval voorbij was.

Ze had hier niet heen moeten gaan. Kennelijk was ze er nog niet klaar voor.

Maar als ze er nu niet klaar voor was, wanneer dan wel? Zou ze ooit de moed kunnen opbrengen om de confrontatie aan te gaan met wat haar binnen te wachten stond? Of was ze gedoemd de rest van haar leven op de vlucht te slaan voor elke schaduw? Op de vlucht te slaan voor de waarheid, altijd opgejaagd door een verschrikkelijke angst? Een afschuwelijk geheim dat ze zich niet eens kon herinneren?

Je kunt het kwaad niet in het donker bestrijden, Sarah, hoorde ze Michael in gedachten weer zeggen. Als je het echt wilt verslaan dan zul je het naar boven moeten halen, in het licht.

Zo snel als de aanval zich had aangediend, zo snel was de paniek ook weer verdwenen. Of het door haar eigen doorzettingsvermogen kwam of door de Xanax wist ze niet, en het kon haar niet schelen ook. Ze had de touwtjes weer in handen. Daar ging het om.

Zich wat steviger voelend keek ze op, een fractie van een seconde voor ze zijn vingers in haar haar voelde.