Hoofdstuk 7
Dinsdag halverwege de ochtend was het tien graden warmer geworden, en het smeltende ijs drupte van de bomen rond Esme Floyds huis. Eindelijk liet de zon zich weer zien, al had de wind nog steeds iets scherps.
Rillend pakte Lukas Clay zijn dikke jas van de achterbank van de politieauto. Een kop koffie was lekker geweest, maar hij had geen zin om terug te rijden naar de stad. Hoe sneller dit was afgehandeld, hoe eerder hij naar huis kon en naar bed.
Zijn baan als hoofd van de politie in een stad met nog geen drieduizend inwoners was normaal gesproken niet zo enerverend, maar de afgelopen zesendertig uur waren intensief geweest. In dit deel van het land was een sneeuwstorm altijd een ernstige zaak. Slechts heel weinig bestuurders of wagens waren voorbereid op de verraderlijke wegen, en de bovengrondse elektriciteitsleidingen werden nogal eens geraakt door vallende takken.
Zodra het slechte weer was ingevallen had Lukas een brigade gemobiliseerd bestaande uit twee fulltime en vier parttime agenten die in de omgeving moesten patrouilleren om ervoor te zorgen dat er niemand, zeker geen ouderen, zou stranden bij temperaturen onder nul. Zelf was hij de hele nacht in touw geweest, en eigenlijk was hij net op weg naar huis toen Esme Floyd belde. De avond ervoor was er iets gebeurd bij de DeLaunes.
Zijn zonnebril inklappend en in zijn zak stoppend keek hij om zich heen. Verscholen in een perenboomgaard lag het huisje van Esme. Het was gebouwd op stenen palen, met daaronder een ruimte die was afgesloten met houten rasterwerk. Ogen lichtten op in het donker, en een seconde later schoot er een rode kat tussen de latjes door, die soepel op een stapel hout sprong waar ook al een zwart-witte kater lag te genieten van de zon.
Er kringelde rook uit de schoorsteen. Toen Lukas de dunne sliert met zijn ogen volgde, zag hij een kalkoengier boven het bos achter de boomgaard cirkelen.
Er moest daar iets doods liggen.
De wind blies tranen in zijn ogen, maar hij bleef nog even staan kijken. Terwijl de kalkoengier sereen in de lucht zweefde, de thermiek volgend, joeg een geweerschot een vlucht kraaien op uit de boomtoppen. Lukas bleef als aan de grond genageld staan.
De echo van het schot trilde na in zijn borst. Zijn hart sloeg één, twee, drie slagen over voor het zijn normale ritme hervond.
Jezus, stel je niet aan. Gewoon iemand die op konijnen aan het jagen is.
Hoelang was het alweer geleden dat hij was afgezwaaid? Bijna twee jaar, en nog steeds bracht het geluid van een geweerschot – of zelfs een luidruchtig optrekkende auto – hem regelrecht terug naar de oorlog.
Een legerpsycholoog had hem verzekerd dat het niet ongewoon was dat de gevolgen van posttraumatische stressstoornis zo lang aanhielden, of zelfs erger werden, maar Lukas was er zelf achter gekomen hoe hij met de naweeën moest omgaan. Hij moest een manier zien te vinden om zijn tijd in Irak een plaats te geven, zoals hij dat met alle dingen uit zijn verleden had gedaan. Het was net het huis opruimen: een plaats voor alles en alles op zijn eigen plaats.
Sommige van die opbergplaatsen – die van zijn jeugd bijvoorbeeld – werden zelden of nooit geopend en dan nog alleen heel voorzichtig, al dacht hij niet dat hij een veel moeilijkere jeugd had gehad dan veel andere kinderen. In het zuiden werden jongens opgevoed vanuit bepaalde verwachtingen. Als je je plaats had geaccepteerd, als je alles onder de knie had wat in die in het verleden gewortelde cultuur als mannelijk werd beschouwd, werd je moeite beloond met jaloezie en verbittering, omdat je pa in jouw volwassenheid ineens zijn eigen jeugd verloren zag gaan. Jouw triomfen werden zijn mislukkingen, en hij had er alles voor over om te bewijzen dat hij nog steeds de beste van jullie tweeën was, ook al betekende dat dat hij je moest breken op een manier die je nooit voor mogelijk had gehouden.
Soms zette de rivaliteit zich voort vanuit het graf. Hoe moest hij anders zijn beslissing verklaren om hier terug te keren, en zijn carrièrekeuze? Waarom zou hij ervoor gekozen hebben in zijn vaders voetsporen te treden als de uitdaging om de beste te zijn niet nog ergens sluimerde?
Niet dat het gemakkelijk zou zijn om zijn vaders reputatie te evenaren, laat staan te verbeteren. Zolang Lukas zich kon herinneren was William Clay een legende geweest in Union County. Ruim vijfentwintig jaar was hij sheriff geweest, en in al die tijd had hij maar één zaak niet kunnen oplossen.
Lukas wierp een blik over zijn schouder. De adrenalinestoot had zijn vermoeidheid verdreven. Vijftig meter achter hem rees het statige huis van de DeLaunes spookachtig op, de lichte muren en glanzende ramen zwijgende getuigen van het zwartste geheim van de stad.
Rachel DeLaune, zestien jaar oud, was niet zomaar vermoord. Haar lichaam was verminkt, de plaats delict ontheiligd met allerhande satanische symbolen. En hoewel zijn vader zijn uiterste best gedaan had, was de moordenaar nooit gevonden.
Nog niet, tenminste.
De rilling die over Lukas’ rug liep was half van opwinding en half van angst. Hij vond het huis nog steeds iets griezeligs hebben. Onzin natuurlijk. Het was een degelijk oud huis, mooi in het voorjaar en de zomer, als alle rozen en magnolia’s bloeiden. Maar midden in de winter, omringd door een leger stakerige bomen met kale takken die zwiepten in de wind, zag het huis er koud en leeg en verlaten uit.
Sommige mensen zeiden dat het er spookte. Sommige beweerden zelfs dat ze Rachels geest wel eens boven achter het raam hadden zien staan kijken als ze langsliepen.
Lukas geloofde niet in geesten. Niet het soort geesten dat opstond uit een graf in elk geval. Het enige wat er in zijn hoofd rondspookte, was zijn verleden.
Daarom had hij het veilig opgeborgen.
Na zich te hebben omgedraaid, liep hij de betonnen veranda van het huisje op en klopte aan. Terwijl hij wachtte tot er iemand open kwam doen, bestudeerde hij de kalkoengier, die steeds kleinere cirkels maakte boven het gebied waar zijn prooi lag, gestorven of stervende.
Het duurde even voor Esme Floyd de houten deur opendeed en naar hem tuurde door de glazen tochtdeur. Ze was lang en dun, stond zo recht als een meetlat en had scherpe, slimme oogjes. De katoenen jurk die ze aanhad, was fris gewassen en haar haar had een onwaarschijnlijke, blauwgrijze gloed.
‘Miss Esme, mijn naam is Lukas Clay. Ik heb begrepen dat u heeft gemeld dat er gisterenavond ongeregeldheden zijn geweest in het huis van de DeLaunes?’
‘Lukas Clay? Wel heb ik ooit. Ik had je bijna niet herkend.’ Ze zette haar bril op en bestudeerde hem door de deur. ‘Vroeger leek je op je vader, maar ik zweer je, tegenwoordig lijk je als twee druppels water op je moeder. Behalve die ogen dan. Donker als een muskaatdruif. Ja, je hebt echt de ogen van je vader.’
Ze frunnikte even aan de knip voor ze de deur voor hem openduwde. Toen hij binnenkwam, leek het alsof hij een brandende oven in stapte. In het begin was de warmte wel prettig na de bijtende kou, maar na een paar minuten had hij het gevoel dat iemand hem met een dikke laag wol had omwikkeld. De verstikkende hitte benam hem bijna de adem, en hij trok snel zijn handschoenen uit en maakte de rits van zijn jas los.
‘Die jas kun je beter uittrekken,’ waarschuwde Esme hem. ‘Anders heb je er buiten niets meer aan.’
Gedwee trok Lukas zijn jas uit, die ze van hem aannam en aan een haakje naast de deur hing.
‘Dus u hebt mijn moeder gekend?’
‘Ze was een kennis van me. Echt een aardige vrouw.’
Zijn moeder was overleden toen hij zeven was, en hij had het altijd fascinerend gevonden om over haar te horen vertellen. De doos waar die herinneringen in opgeborgen waren, was zo ver weggestopt dat hij ze niet meer kon vinden.
‘Jouw vader en Mr. James waren vroeger vismaatjes,’ herinnerde Esme zich. ‘Dan maakten ze tochten, soms waren ze wel een paar dagen achter elkaar weg. Je moeder kwam hem dan met de auto halen als ze terug waren. Jij bleef altijd in de auto. Soms zag ik je zitten, achter het raampje.’
Lukas glimlachte. ‘Ik kan me die tijd nauwelijks herinneren.’
‘Ach, je was nog maar klein, heel stil en verlegen. Na de dood van je moeder, God hebbe haar ziel, kwam je vader niet meer zo vaak. Ik denk dat hij zijn handen vol had aan jou.’
Of hij had een andere hobby gevonden, dacht Lukas. Want het feit dat hij weduwnaar was geworden, of vader destijds, had het gedrag van die ouwe geen zier veranderd. Hij had altijd gewoon gedaan waar hij zin in had.
Achter Esme aan liep Lukas naar de kleine woonkamer, waar ze haar strijkplank voor de televisie had gezet. Er was een serie bezig waar ze even naar bleef kijken voor ze zich bukte en het toestel uitzette.
‘Vertel eens wat er gisteren is gebeurd,’ zei hij.
‘Zoals ik al tegen die juffrouw aan de telefoon zei, zag ik iets vanuit mijn slaapkamerraam.’ Esme pakte het hete strijkijzer en viel ermee aan op een blouse. Sissend steeg er een wolk stoom op toen het ijzer de pas gesteven stof raakte.
De geur van gestreken katoen riep bij Lukas onverwacht een herinnering op. Plotseling zag hij zijn moeder een van de kaki uniformen van zijn vader staan strijken terwijl de tranen haar over de wangen liepen. Een jaar of vier, vijf was hij toen geweest.
‘Wat is er, mama?’ had hij gevraagd.
‘Niets, lieverd. Ik ben gewoon moe, verder niet. Ga jij maar lekker buiten spelen. Ik moet nog snel even deze overhemden strijken, zodat ik het eten op tijd op tafel heb voor als je vader thuiskomt.’
Vreemd dat hij zich dat nu ineens herinnerde, dacht Lukas, terwijl hij plaatsnam in een stoel naast de strijkplank. ‘Wat zag u dan, Miss Esme?’
Even keek ze op; in haar ogen glom iets wat Lukas niet kon thuisbrengen. ‘Ik zag iemand op het dak van het huis van Mr. James.’
Verrast keek hij haar aan. ‘Boven op het dak? Met die storm en die sneeuw?’
‘Het sneeuwde niet meer. En de maan scheen. Ik kon hem heel goed zien.’
‘Weet u zeker dat het een man was?’
Behoedzaam manoeuvreerde ze de punt van het strijkijzer langs de boord. ‘Het enige wat ik zeker weet is dat hij niet veel goeds in de zin had. Wat zou iemand daar anders op dat tijdstip uitspoken?’
‘Hoe laat was het dan?’
‘Na middernacht. Tegen enen.’
‘Bent u altijd zo laat op?’
‘Ach, ik heb ’s nachts altijd zo’n last van mijn reuma. Soms helpt het als ik een stukje ga lopen.’
‘Dus u keek uit het raam en toen zag u iemand op het dak van het huis van de DeLaunes. Waarom heeft u toen het bureau niet gebeld?’
‘Ik wilde niet dat iemand om mij die gladde wegen op moest. Als die een ongeluk had gekregen en het niet had overleefd, dan zou ik dat op mijn geweten hebben.’
‘Ja, maar misschien dat we hem gisterenavond nog te pakken hadden kunnen krijgen. Waarschijnlijk was het gewoon iemand die een manier zocht om naar binnen te komen, met die kou, maar als het nog eens gebeurt, dan moet u meteen bellen, goed?’
Ze ging verder met strijken. Gefascineerd keek Lukas naar de krachtige slagen die ze maakte.
‘Hebt u wel eens eerder zoiets gezien? Iemand die verdacht om het huis sloop? Vreemde auto’s die er geparkeerd stonden?’
‘De laatste tijd niet, nee.’
‘Maar u hebt wel eens iets gezien?’
Het ijzer kwam in een nieuwe wolk stoom tot stilstand. ‘Lang geleden. Nog voor ze hem naar de gevangenis hadden gestuurd.’
‘Wie?’
‘Die jongen van Fears.’ Haar stem was een en al minachting.
‘U bedoelt Derrick Fears?’
Ze knikte laatdunkend. ‘Ik zag hem wel eens lopen op de stoep, dan keek hij zo naar het huis… Dan probeerde ik hem weg te jagen voor Mr. James hem te pakken zou krijgen, maar mooi dat hij niet ging. Hij stond me gewoon uit te dagen. Soms deed hij zijn handen om zijn mond en dan gilde hij alsof hij verschrikkelijke pijn had. Als je het mij vraagt is er flink wat mis met een jongen die zoiets doet, na wat die familie allemaal heeft meegemaakt. Die jongen heeft al heel lang geleden zijn ziel verloren.’
‘Hebt u toen ooit de politie gebeld?’
‘Wat kon de politie daar nu aan doen? Het is toch niet verboden om je op de stoep aan te stellen, of wel soms?’
‘Denkt u dat het Derrick Fears was, vannacht op het dak?’
‘Die zit nog opgesloten, dacht ik.’
‘Nee, hij is vrij.’
‘Vrij?’ Ze zei het alsof ze niet goed begreep wat dat betekende.
Lukas knikte. ‘Hij heeft zijn straf uitgezeten, en ze hebben hem vrijgelaten.’
Ze zette het strijkijzer met zo’n klap op de plank dat de krakkemikkige poten het dreigden te begeven. ‘Dat is toch te gek voor woorden? Hij snijdt iemand open in een gevecht en hoeft niet eens zo lang te zitten als mijn zoon Robert, toen die een stomme oude auto gestolen had. Dat lijkt mij niet in de haak.’
‘Mij ook niet, maar ik ben niet hierheen gekomen om over de tekortkomingen van ons juridische systeem te praten,’ zei Lukas. ‘Ik probeer erachter te komen wie er vannacht op dat dak zat.’ Hij liep naar het raam en keek naar buiten.
Het pad liep vanuit het huisje recht naar het grote huis van de DeLaunes, maar dat werd door bomen aan het zicht onttrokken. Hoe goed had ze dat dak kunnen zien in het donker, ook al scheen de maan?
Toen Lukas de achterkant van het huis bestudeerde, trok een kleine beweging in een van de bovenramen zijn aandacht. Hij bleef nog een tijdje kijken, maar toen er na lang wachten niets gebeurde, vroeg hij zich af of hij niet gewoon de reflectie van een vogel of een glimp van de zon in het raam gezien had.
Over zijn schouder keek hij naar Esme, die de strijkplank stond in te klappen. ‘Er woont nu niemand?’
‘Alleen Mr. James is nog over. En die komt niet meer thuis, die arme man.’
‘En hoe zit het met zijn dochter, Sarah?’
‘Die woont in New Orleans. Mr. James en zij kunnen niet zo goed met elkaar opschieten, maar sinds hij ziek is, komt ze wel wat vaker langs.’ Ondanks de warmte in huis haalde Esme een truitje van een haakje en sloeg dat om haar schouders.
‘Miss Esme, was u thuis op de dag dat Rachel DeLaune werd vermoord?’
Haar knokige hand trok het truitje bij haar hals dicht. ‘Waarom vraag je dat? Dat heeft toch niets te maken met dat er iemand op dat dak is geweest? Of wel? Trouwens, daar denk ik liever niet elke avond aan.’
‘Maar u denkt er toch wel eens aan? Iedereen hier denkt eraan. Omdat niemand ooit gestraft is voor die moord.’
‘Je vader heeft alles op alles gezet om erachter te komen wie het had gedaan. Zelfs toen hij stierf, was hij er nog mee bezig.’
‘Maar hij heeft hem nooit gevonden.’
Doordringend keek Esme hem aan. ‘En nu denk jij zeker dat je hem wel kunt vinden. Je denkt dat jij iets kunt wat je vader niet kon, hè?’
Dat ze hem zo snel doorhad, verbaasde Lukas, en het bracht hem een beetje van zijn stuk. ‘Ik wil gewoon mijn plicht vervullen voor deze stad.’
‘Hm-m.’
Hij negeerde haar ongelovige reactie. ‘Zeg eens, op de avond dat haar lichaam werd gevonden,’ begon hij, ‘waar was u toen?’
‘Ik was gewoon hier. Gewoon thuis.’
‘Hoe hoorde u het?’
Toen ze geen antwoord gaf, zei Lukas zachtjes: ‘Luister eens, ik weet dat dit moeilijk voor u is. U heeft jaren voor die familie gewerkt. U heeft die meisjes helpen grootbrengen. Het is verschrikkelijk wat daar is gebeurd, en sindsdien hangt er een donkere wolk over deze stad. Ik heb alle politieverslagen gelezen, ontelbaar vaak. Maar nu wil ik het graag van u zelf horen.’
Ze perste haar lippen op elkaar. ‘Het zal je niet verder helpen. Misschien doet het wel meer kwaad dan goed, al die ellende weer oprakelen. Heb je daar wel eens bij stilgestaan?’
‘Ik vind dat Rachel DeLaune recht heeft op de waarheid. Het kan me niet schelen hoelang het geleden is. U was hier die avond, Miss Esme. U bent misschien de enige die me kan helpen de puzzelstukjes op hun plek te krijgen. Zou u dat willen doen?’
Het was even stil. ‘Ik vind nog steeds dat er niet veel goeds van kan komen als je alles oprakelt. Soms is het beter het verleden te laten rusten. Maar ik neem aan dat je net zo lang blijft aandringen tot ik het vertel.’
Lukas glimlachte. ‘Ik sta bekend om mijn koppigheid.’
‘Ja, dat zie ik wel aan je ogen. Dat had je vader ook.’ Ze zuchtte vermoeid. ‘Ik zal je vertellen wat ik me kan herinneren, maar daarna wil ik het er niet meer over hebben.’
Lukas knikte.
Esme staarde uit het raam. ‘Ik wilde net naar bed gaan toen Miss Anna me riep. Ze zei dat er iets ergs gebeurd was met Sarah.’
‘Met Sarah?’
‘Ja, dat zei ze. Een van de buren had het meisje langs de weg zien lopen, onder het bloed. Ze wisten niet of ze pijn had of niet want ze kregen haar niet aan het praten. Ze zei geen woord, tegen niemand. Dus het enige wat ze konden bedenken, was haar naar huis brengen. Na een hele tijd kreeg Mr. James haar zover dat ze vertelde dat er iets ergs was gebeurd bij de oude boerderij van Duncan. Hij pakte zijn geweer en ging erheen. Miss Anna belde de dokter en toen belde ze mij.’
‘Woonde uw kleinzoon toen nog thuis? Waar was hij al die tijd?’
Een fractie van een seconde was het stil voor ze haar kin in de lucht stak en hooghartig antwoordde: ‘Die jongen lag hier in zijn bed, precies zoals het hoort. Ik zag niet in waarom ik hem wakker zou maken. Hij kon toch niets doen.’
‘Wat gebeurde er toen u bij het huis kwam?’
‘Miss Anna had Sarah in bad gestopt en stond het bloed uit haar haren te wassen.’
‘Waarom deed ze dat? Begreep ze niet dat ze daarmee misschien bewijsmateriaal vernietigde van een mogelijke misdaad tegen haar dochter?’
‘Daar dacht ze helemaal niet aan. Ze wilde gewoon zo snel mogelijk haar kleine meisje schoon hebben.’
‘Wat dacht ze dat er met Sarah was gebeurd?’
Esme tuitte haar lippen. ‘Ik was niet in de positie om vragen te stellen. Ik probeerde gewoon zo goed mogelijk te helpen.’
‘Wat deed u?’
‘Ik pakte alle vieze kleren bij elkaar en bracht ze naar beneden. Toen hoorde ik Mr. James terugkomen. Hij had Rachel bij de boerderij gevonden en haar helemaal naar huis gedragen. Zelfs als hij de kortste weg had genomen, door de boomgaard en het veld, dan had hij haar toch meer dan een kilometer moeten dragen.’
Het bloed op de ene dochter was verdwenen door de afvoer en het lichaam van de andere dochter was van de plaats delict weggehaald. In deze zaak was er niet met het bewijsmateriaal geknoeid… het was met voeten getreden.
‘Rechter DeLaune kent de wet toch beter dan ieder ander. Waarom zou hij het lichaam van zijn dochter hebben meegenomen van de plaats delict?’
‘De dokter was al onderweg naar huis voor Sarah. Logisch dat Mr. James dan zo snel mogelijk met Rachel naar huis wilde, toch? Maar hij was te laat. Toen ik zag wat ze met dat arme kind hadden gedaan, wist ik meteen dat ze dood was. Dat had niemand kunnen overleven. Mr. James wist het ook. Hij heeft haar in zijn werkkamer op de divan gelegd. Zei tegen mij dat ik sheriff Clay moest bellen en zeggen dat hij snel moest komen. Zodra hij aankwam, trok hij zich met Mr. James terug in de studeerkamer, waar ze heel lang bleven. Toen ze eindelijk naar buiten kwamen, hoorde ik hem zeggen dat hij Derrick Fears zou gaan arresteren.’
‘Maar Fears had een waterdicht alibi voor die avond,’ zei Lukas.
Esme keek hem zijdelings aan. ‘Denk je dat een moeder niet zou liegen om haar zoon uit de penarie te houden?’
‘Denkt u dat ze dat heeft gedaan?’
‘Dat dacht je vader in elk geval wel.’
‘Misschien was dat zijn probleem,’ zei Lukas. ‘Hij zat al met een verruïneerde plaats delict en een getuige die zich niet kon herinneren hoe ze onder het bloed was komen te zitten. Doordat hij zich vastbeet in Derrick Fears, vergat hij naar andere verdachten te zoeken.’
Even keek Esme hem aan. ‘Dat had jij zeker anders gedaan.’
Hij glimlachte. ‘Laat ik het zo zeggen: ik ben mijn vader niet.’
‘Misschien niet.’ Frunnikend aan een knoop van haar vestje staarde ze naar de achterkant van het huis van de DeLaunes. ‘Maar ik blijf erbij dat je zijn ogen hebt.’