Hoofdstuk 16
Sarah was net een paar minuten thuis van haar werk op zaterdag, toen Sean voor de deur stond. Het had geregend toen ze wegging bij de studio en haar haren waren nog nat omdat ze een eind had moeten lopen naar haar auto. Thuis had ze nauwelijks tijd gehad om haar natte schoenen uit te schoppen en een ander T-shirt aan te trekken voordat de bel ging.
‘Wat doe je hier?’ vroeg ze, de deuropening blokkerend. Haar hele lichaamshouding maakte duidelijk dat ze niet van plan was hem binnen te vragen. ‘Ik heb gisterenavond nog gezegd dat ik niet wilde dat je hierheen kwam.’
‘Ik dacht dat je alleen gisterenavond bedoelde,’ zei hij schouderophalend. ‘Je weet wel. Kom maar niet hierheen, in de zin van: nu meteen.’
Hij droeg een donkere trui met ronde hals, een wit T-shirt eronder en een spijkerbroek, wat erop wees dat hij ofwel de hele dag vrij had gehad of dat zijn dienst om vijf uur was afgelopen. Naar zijn werk droeg hij altijd een pak en een das. Tegen Sarah had hij wel eens gezegd dat hij dat deed om mensen te intimideren, maar volgens Sarah speelde zijn ego ook een rol. Een pak stond hem goed, en dat wist hij zelf ook.
‘Nee, ik bedoelde in de zin van: nooit,’ zei ze.
‘Nooit is wel heel lang.’
‘Ja, precies.’
Hij nam haar even op, zijn gezicht verscholen in de schaduw. Ze zag zijn ogen maar kon zijn blik niet peilen.
‘Je ziet er een beetje moe uit, meid.’
Ze lachte verbitterd. ‘Is dat het enige wat je nog tegen me weet te zeggen tegenwoordig?’
‘Je hebt zeker niet geslapen?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Ik had last van het windorgel van de buren, zo’n tingelding.’
Mooi dat er geen belletjes in haar boom hingen, had ze vanmorgen geconstateerd. Het was gewoon het windorgel in de tuin van haar buren geweest in combinatie met een stil huis waarin ze zich van alles had verbeeld.
Met haar armen over elkaar geslagen leunde ze tegen de deurpost. ‘Hoe wist je trouwens dat ik thuis was?’ Normaal gesproken werkte ze op zaterdagavond tot tien uur door.
‘Ik ben langsgegaan bij de studio. Ze zeiden dat je vroeg was weggegaan en ik wilde weten of je veilig was thuisgekomen.’
‘Hoezo?’
‘Deze buurt is niet meer zo veilig als hij ooit was.’
Sarah zweeg een hele tijd. ‘Waarom doe je dit nog steeds?’ vroeg ze toen.
‘Wat?’ Hij was de onschuld zelve. ‘Ingesleten gewoontes raak je niet zomaar kwijt.’
‘Wat wil je van me, Sean?’ Het was niet haar bedoeling geweest zoveel pijn en woede in die vraag te leggen. Ze voelde, meer dan ze zag dat hij in elkaar kromp.
‘Jezus, Sarah. Waarom zou ik iets van je willen? Kunnen we niet gewoon even praten?’
Het schemerde inmiddels zo dat hij nauwelijks meer was dan een silhouet op haar veranda, maar Sarahs geheugen had er geen enkele moeite mee om zijn gelaatstrekken in te vullen: de doordringende ogen, de wat zorgelijke mond.
‘Ik wil gewoon weten wat het voor zin heeft allemaal,’ zei ze een beetje vermoeid. ‘Elke keer dat we met elkaar praten, gaat het over hetzelfde.’
‘Dat weet ik wel. En toch sta ik hier weer.’
Ze sloeg haar ogen op naar de hemel, waaruit nog steeds een lichte motregen viel. Het bleef lang stil.
Toen blies Sean in zijn handen. ‘Het is koud, Sarah.’
‘Er wacht thuis toch een warme vrouw op je? Of is Catherine er niet?’
Even leek hij niet goed te weten wat hij zeggen moest, toen haalde hij zijn schouders op. ‘Ik weet niet waar ze vanavond is.’
‘Ben je daarom naar mij toe gekomen?’
‘Ik ben hier omdat ik jou wil zien. Jij vindt het misschien ouwe koeien uit de sloot halen, maar toch wil ik met je praten.’
Ze aarzelde nog een seconde, toen deed ze een stap opzij om hem binnen te laten.
Direct liep hij door naar de woonkamer, waar alles door zijn aanwezigheid veel kleiner leek. ‘Er is hier niets veranderd.’
‘Nou, dat is niet waar. Jouw spullen zijn weg.’
‘Da’s waar.’
Doodstil bleef Sarah staan, en ze deed alsof ze niet voelde hoe haar hart tekeerging. Maar als ze hem zo zag staan in haar kamer, met haren waar de regen in blonk en ogen waar onzekerheid in blonk, kon ze de lawine aan herinneringen niet tegenhouden en de echo van de emoties die allang afgestorven zouden moeten zijn niet negeren. Zijn ogen ontmoetten de hare en haar huid brandde.
De ergernis over haar reactie reageerde ze af op Sean. ‘Wat had jij dan gedacht? Dat ik al mijn spullen weg zou doen omdat ze me aan jou doen denken? Ik vind mijn huis prima zo,’ zei ze verdedigend.
‘Ik ook. Ik heb het altijd een leuk huis gevonden.’
‘Maar niet leuk genoeg om er te blijven.’
Zijn stilte sprak boekdelen. ‘Zo simpel is het niet, dat weet je. Ik heb je nooit willen kwetsen.’
‘Het probleem is alleen dat je niet heel erg je best hebt gedaan om het te voorkomen.’
Zijn glimlach was gespannen. ‘Ik vind het echt jammer dat je zo bitter bent geworden.’
‘Gewórden? Zo ben ik gebóren. Hoe komt het, denk je, dat ik zo gek geworden ben?’
‘Zo moet je niet praten. Ik vind het niet leuk als je grapjes maakt over je geestelijke toestand.’
Verbaasd keek ze hem aan. ‘Meen je dat nou? Sinds wanneer is dat?’
Hij sloeg zijn ogen neer. ‘Gewoon, dat vind ik niet prettig.’ Zijn blik werd getrokken door de kleine koffer die ze vanmorgen voor ze naar haar werk ging in de woonkamer had gezet. ‘Ga je ergens heen?’
‘Ik heb een paar dagen vrij. Ik ga naar Arkansas, naar mijn vader.’
‘Ik dacht dat je een hekel had aan je vader?’
‘Nee, mijn vader heeft een hekel aan mij, dat is iets heel anders.’
‘Waarom ga je dan? Waarom laat je die ouwe niet in zijn eigen sop gaarkoken?’
‘Omdat Michael lijkt te denken dat ik met mijn verleden in het reine moet zien te komen.’
Er flakkerde iets in zijn ogen toen hij heel rustig zei: ‘Michael?’
‘Mijn therapeut.’ De ketel op het fornuis begon te fluiten en Sarah schoot snel langs hem heen de keuken in. ‘Sorry.’
Toen ze terugkwam, stond hij in de alkoof die ze als werkkamer gebruikte en bestudeerde een van haar schetsen op de tekentafel. ‘Wat is dit?’ vroeg hij, opkijkend.
Ze kwam bij hem staan. ‘Dat is die inktvlek. Die heb ik uit mijn hoofd na proberen te tekenen.’
‘Waarom?’
‘Dat weet ik niet precies,’ zei Sarah fronsend. ‘Het blijft me maar achtervolgen. Ik dacht, als ik er lang genoeg naar kijk, dan kom ik er misschien achter wat het betekent.’
‘Je zei zelf dat we er waarschijnlijk nooit achter komen wat het betekent.’
‘Niet wat het voor de moordenaar betekent nee, dat niet. Ik bedoel wat het voor mij betekent.’
Uit zijn zak haalde Sean een paar foto’s die hij boven op de tekening gooide. ‘Misschien dat dit helpt.’
Sarah pakte de foto’s en hield ze in het licht. Eerst dacht ze dat het foto’s waren van dezelfde tatoeage. ‘Wacht eens even,’ zei ze toen. ‘Deze zijn anders.’
‘Ze zijn van twee verschillende slachtoffers.’ Sean wees. ‘Deze is genomen op de eerste plaats delict.’
Sarah zocht een vergrootglas. ‘Het lijkt nog steeds op twee gezichten,’ zei ze. ‘Maar op deze foto is het rechter gezicht donkerder en op die andere het linker.’
‘Jij ziet gezichten, Danny ziet borsten en ik zie niks,’ zei Sean. ‘God mag weten wat de moordenaar ziet.’
‘Misschien moet je die foto’s aan Michael laten zien,’ zei Sarah.
‘Jij noemt je therapeut bij zijn voornaam.’
‘En wat dan nog? Ik denk gewoon nooit aan hem als dokter Garrett.’
‘Ik vind het een beetje klef. Niet erg professioneel.’
Het was duidelijk dat hij zich ergerde, wat Sarah wel weer grappig vond. ‘Hij is toevallig wel een uitstekende therapeut, en ik weet dat hij de rorschachkaarten in zijn praktijk heeft gebruikt. Hij heeft een baan als docent dus hij heeft geen vaste praktijktijden. Als je hem wilt spreken, dan zul je moeten bellen voor een afspraak.’
‘Zou je dat niet vervelend vinden, als ik naar hem toe ga?’
Het klonk als een onschuldige vraag, maar Sarah wist wel beter. ‘Waarom niet? Jij hebt reden om je daar ongemakkelijk te voelen.’
‘Hoezo? O, ik snap het. Mijn naam is wel eens gevallen tijdens jouw sessies, zeker.’
‘Een of twee keer.’
‘En wat heb je hem verteld? Dat ik een koelbloedige egoïst ben?’
‘Onder andere.’
Sean draaide zich om om haar aan te kijken, en plotseling stonden ze zo dicht bij elkaar dat Sarah zijn geur kon ruiken, zijn adem kon voelen. Zijn ogen brandden in de hare. ‘Wat heb je hem verteld over óns? Weet hij… alles?’
Haar blik volgde de hoek van zijn sterke kaak, de sensuele lijn van zijn mond. De nabijheid van zijn lichaam overviel haar.
Met de achterkant van zijn hand streek hij over haar wang en ze huiverde. ‘Je hebt hem toch niet onze geheimpjes verteld, hè Sarah? Dat is iets tussen jou en mij.’
Ze duwde zijn hand weg en zag nog net de woede in zijn ogen voor hij zich omdraaide. ‘Hou die foto’s maar. Misschien heb je er iets aan.’
‘Is dat niet tegen de regels?’
‘O? Ga je me aangeven?’
Misschien moest ze dat maar doen, dacht Sarah. Misschien was dat de enige manier om een einde te maken aan deze dans. Om zich een houding te geven keek ze weer naar de foto’s. Haar ademhaling was nog te oppervlakkig, haar wang gloeide op de plek waar hij haar had aangeraakt. ‘Weet je al wie het zijn?’
‘De slachtoffers?’ Meteen was hij een en al zakelijkheid. Zijn stem was vlak, zijn ogen kil vastberaden. ‘Nog niet. De eerste niet, tenminste. De tweede heet Holly Jessup.’
Sarah voelde alles binnen in zich verstillen.
Holly Jessup.
Sean zag haar gezicht en fronste. ‘Wat? Je gaat me toch niet vertellen dat je haar kent?’
‘Nee, dat niet…’ Sarah liep de woonkamer weer in, met Sean op haar hielen. ‘Ik ken die naam,’ zei ze. ‘Ik las het gisteren in de krant. Er stond dat ze werd vermist. Ze kwam uit Shreveport, toch?’
‘Ja, dat klopt. Haar ontvoerder heeft haar nog een paar dagen in leven gehouden voor hij haar vermoordde. Toen heeft hij haar lichaam in een leegstaande woning gedumpt. Daar hebben we geen bloed of symbolen aangetroffen, zoals op de eerste plaats delict. Maar de moordenaar had wel weer een boodschap achtergelaten op de spiegel in de badkamer.’
‘Dezelfde?’
‘Ja. Ik ben jou. Kennelijk had je gelijk en heeft hij iets met spiegels.’
‘Of met spiegelbeelden.’ Sean keek haar zo doordringend aan dat de rillingen Sarah over de rug liepen. ‘Wat kijk je nou?’
‘Ik bedacht me net iets.’
‘Wat?’ Toen hij geen antwoord gaf, drong ze aan, zachter: ‘Wat is er, Sean?’
‘Ik wil niet al te melodramatisch overkomen, maar waar was jij vorige week zaterdagavond?’
Zwijgend keek ze hem aan.
‘De buren van Holly Jessup hebben gezegd dat ze een onbekende auto in de buurt hebben gezien op de dag van haar verdwijning. Een oude groene personenauto. De eerste plaats delict en de plek waar het tweede lijk gedumpt is, zijn allebei hier in de buurt. Als je zaterdagavond uit bent geweest, heb jij misschien die auto hier in de buurt gezien.’
Meteen dacht ze aan de auto die ze de vorige avond langs de stoep geparkeerd had zien staan. Het was al donker geweest toen ze thuiskwam en ze had snel naar binnen gewild. Kon dat de groene auto zijn waar de buren van Holly Jessup het over hadden gehad?
‘Ik heb tot tien uur gewerkt en toen ben ik meteen naar huis gekomen,’ zei ze.
‘Ben je later niet uit geweest?’
‘Nee.’
Zijn stem was vlak, afstandelijk. ‘Dat is niets voor jou, op een zaterdagavond.’
‘Jouw insinuaties bevallen me niet, Sean. Waar gaat dit over?’
‘Dat zei ik. Ik had gehoopt dat je misschien een donkergroene auto in de buurt had gezien.’
‘Ik zat thuis, vorige week zaterdag,’ zei Sarah, ineens boos. ‘Waar was jíj?’
Sean keek op. ‘Pardon?’
‘Er werd steeds gebeld en weer opgehangen. Toen ik het nummer terugbelde, bleek het Catherine te zijn. Ze zei niets, maar ik vermoed dat ze op zoek was naar jou. Dus, Sean: waar was jij?’
Een fractie van een seconde schemerde er irritatie in zijn ogen. Toen glimlachte hij mysterieus. ‘Ik heb altijd al geweten dat je een geweldige detective zou zijn.’