Hoofdstuk 15

 

 

 

Op vrijdagmiddag ging Lukas Clay vroeg naar huis zodat hij thuis zou zijn als de vloerplaten die hij besteld had, geleverd zouden worden. In afwachting van de vrachtwagen begon hij alvast de houten lambrisering uit de kamer te slopen. Tegen de tijd dat hij daarmee klaar was, was het donker.

Moe maar nog steeds rusteloos ging hij met een flesje donker bier op de veranda aan de voorkant zitten. In de koele wind luisterde hij naar de vrachttreinen in de verte en keek hij naar het maanlicht dat door de takken van de bomen op het water van de vijver speelde.

Hoe tevreden hij ook was met het buitenleven, hij kon zich er soms nog over verbazen hoe makkelijk hij zich ernaar gevoegd had. Toen hij na de middelbare school uit Union County was weggegaan, had hij er geen moment aan gedacht om terug te keren, tot zijn vader overleed. En zelfs toen ging hij alleen terug met het idee even snel zijn vaders zaken af te handelen en het huis waarin hij was opgegroeid, te verkopen. Hij had gehoopt op een vlotte transactie zodat hij snel weer terug kon naar waar hij mee bezig was: bedenken wat hij met de rest van zijn leven wilde doen. Maar met de huidige economische toestand in South Arkansas kon een huis maanden of zelfs jaren te koop staan, en terwijl Lucas ongeduldig op een koper wachtte, werd hem een baan aangeboden als politiechef in Adamant.

Dat aanbod werd hem gedaan, naar men zei, op basis van zijn indrukwekkende staat van dienst en zijn ervaringen in een middelgroot politiekorps, maar Lukas vermoedde dat zijn achternaam de doorslag had gegeven.

Wat de aanleiding ook was geweest, het aanbod intrigeerde hem. De mogelijkheden hadden niet bepaald voor het oprapen gelegen sinds zijn ontslag uit het leger, dus al na een dag stond zijn besluit vast; hij nam het aanbod aan en zocht een huisje in de stad, in de buurt van het bureau.

In de maanden die daarop volgden had hij een paar percelen van zijn vaders land verkocht, wat hem een aardig startkapitaal had opgeleverd. Maar de oude boerderij leverde geen cent op, en Lukas begon op zijn vrije dagen naar het platteland te gaan om het huis een beetje op te knappen.

Aanvankelijk concentreerde hij zich op kleine, reparaties aan de gevels van het huis, maar toen hij merkte hoe leuk hij het vond om met zijn handen te werken, stortte hij zich ook op de leidingen, de bedrading en het dak. Voor hij het wist, zat hij midden in een regelrechte verbouwing.

Het verbaasde hem dat het hem zo goed deed om het oude huis nieuw leven in te blazen. Tenslotte had hij er niet bepaald goede herinneringen aan, daar had zijn vader wel voor gezorgd. Maar het was een goed huis op een leuk stuk land, dat ver genoeg van de weg lag om een beetje met rust gelaten te worden in het weekend. Privacy genoeg.

En het werk beviel hem goed. Lukas had een vreemd soort nirvana gevonden op een plek die hem vroeger de hel had toegeschenen. Hij genoot van de genadeloze zon op zijn schouders, van de pijn die zich na een lange dag hard werken in zijn spieren nestelde. Hij vond het heerlijk om ’s avonds zijn bed in te duiken, zo moe dat de hele wereld hem gestolen kon worden, en vast te slapen tot de zon hem de volgende morgen wekte.

Na een tijdje op de veranda te hebben gezeten, ging hij naar binnen, nam een douche en ging naar bed. Hij had geen idee hoelang hij had geslapen toen de mobiele telefoon op zijn nachtkastje rinkelde. Niemand van het bureau viel hem hier ooit lastig, tenzij het echt om een noodgeval ging, dus nam hij meteen op.

‘Ja?’

‘Sheriff Clay?’

‘Nee, u spreekt met Lukas Clay,’ zei hij met een lichte nadruk op zijn voornaam.

‘Sorry, mijn fout. Je vader was sheriff, zeker?’

Lukas ging op zijn rug liggen. ‘Met wie spreek ik?’

‘Met iemand die je al een tijdje zoekt, Luk-ass,’ benadrukte de mannenstem spottend. ‘Ik heb tenminste gehoord dat je navraag hebt gedaan in de stad.’

Lukas kwam overeind. ‘Fears?’

‘Wil je nog met me praten?’

‘Ja, maar dat doe ik liever op het bureau in plaats van over de telefoon.’

‘Dat is nogal een probleem want, weet je, dan moeten we onze agenda’s weer naast elkaar leggen en dan moeten mijn mensen weer contact opnemen met jouw mensen… zo’n gedoe allemaal. Laten we het nu meteen maar doen, dan zijn we ervanaf.’

‘Waar ben je nu?’

‘Kijk maar uit het raam.’

Lukas liep naar het raam en schoof het gordijn opzij. Er stond een oude blauw met witte pick-uptruck op de oprit, en hij zag iemand achter het stuur zitten. Het verbaasde en verontrustte hem een beetje dat hij de motor niet had gehoord. Dan had hij kennelijk echt vast liggen slapen. Sommige nachten had hij dat.

‘Ben jij dat, Luk-ass?’ Er kwam een arm uit het raampje van de pick-up.

‘Ja.’

‘Ben je alleen? Ik hoop dat ik niet stoor.’ Fears lachte.

‘Ik kom eraan.’

‘Neem meteen een biertje mee. Ik ben uitgedroogd op weg hierheen.’

Snel kleedde Lukas zich aan en stak zijn .38 in de band van zijn spijkerbroek. Hij schoot een jasje aan en ging de voordeur uit.

Derrick Fears was uit de auto gekomen en stond tegen de motorkap geleund met zijn armen over elkaar geslagen en zijn benen bij de enkels gekruist. Toen Lukas over het erf naar hem toe kwam, spreidde hij grijnzend zijn armen. ‘Jij wilde praten? Nou, hier ben ik.’

In het maanlicht kon Lukas zijn gezicht duidelijk zien. Het was smal en vol rimpels, het gezicht van een man die snel oud geworden is, en niet op een charmante manier. Maar onder de spijkerbroek en het gewatteerde jachtjack maakte zijn lichaam nog een tanige en gespierde indruk.

‘Hé, waar is mijn biertje?’

‘Sorry, het bier is op,’ zei Lukas schouderophalend.

Fears’ haar was zo kort geknipt dat zijn schedel glom in het maanlicht. Hij hield zijn hoofd gebogen; de manier waarop hij door zijn wimpers omhoog gluurde had iets argwanends en tegelijk leek het alsof hij iets in zijn schild voerde. ‘Je hebt nog geen antwoord gegeven op mijn vraag. Ben je alleen?’

Lukas nam hem taxerend op. ‘Hoe wist je dat ik hier was?’

‘O, daar heb ik zo mijn bronnen voor.’

Op het eerste gezicht leek hij nuchter, maar zijn ogen schoten tien keer zo snel als normaal heen en weer en Lukas meende een vreemde trilling in zijn stem te horen. Hij vroeg zich af wat Fears had genomen. Amfetamine was populair op het platteland omdat het goedkoop was en relatief makkelijk te verkrijgen. Het kon onvoorspelbaar, vaak agressief gedrag tot gevolg hebben, en Lukas was blij dat hij zijn pistool bij zich had. Het huis lag kilometers van de snelweg vandaan.

‘Wie heeft je verteld dat ik hier was?’ drong hij aan.

‘O, een grietje dat ik ken zei dat je hier vaak zit.’ Fears keek om zich heen. ‘Het ziet er chic uit. Een stuk beter dan de vorige keer dat ik hier was.’

‘Wanneer was dat?’

‘Heel lang geleden. Toen je vader nog leefde. Hij heeft me hier wel eens rondgeleid.’ Fears knikte over Lukas’ schouder. ‘Daar achter, in het bos, staat een oude stormkelder. Eerst stond er ook een huis, maar dat is afgebrand. Ben je daar wel eens geweest?’

‘De laatste tijd niet, nee.’

‘Misschien moet je maar eens bij die kelder gaan kijken. Je weet maar nooit wat je daar tegenkomt. Behalve ratten en spinnen dan.’ Hij grinnikte.

‘Misschien doe ik dat wel eens,’ zei Lukas.

‘Ja, doe dat.’ Glazig staarde Fears in de verte. ‘Die kelder gebruikte je vader om er verdachten te verhoren. En met verhoren bedoel ik: iemand helemaal verrot slaan.’ Met zijn hoofd scheef wachtte hij op een reactie van Lukas. ‘Wat denk je, zullen we er meteen een kijkje gaan nemen? Met zijn tweetjes? Ik heb een zaklantaarn in de wagen liggen. Gaan we leuk herinneringen ophalen.’

‘Een ander keertje misschien.’ De verwilderde blik in Derricks ogen stond Lukas niet aan. Die blik had hij eerder gezien. ‘Waar was jij afgelopen dinsdag?’

‘Thuis,’ zei Fears.

‘Dat weet je zo? Daar hoef je niet eens over na te denken?’

‘Het was de dag na de storm dus ik hoefde niet te werken. Ik heb uitgeslapen.’

‘De hele dag?’

‘Ach, je weet hoe dat gaat: zo’n knappe vent als ik heeft zijn schoonheidsslaapje nodig. Als je me niet gelooft, vraag je het maar aan mijn moeder. Daar woon ik weer sinds ik terug ben.’

‘Dat heb ik al gevraagd,’ zei Lukas. ‘Je moeder was dinsdag in het ziekenhuis. Ze draaide een dubbele dienst, dat wil zeggen dat ze van vroeg in de ochtend tot laat in de avond aan het werk was. Het lijkt mij dat ze je deze keer geen alibi kan verschaffen.’

Fears veegde met zijn duim en wijsvinger langs zijn mondhoeken. ‘En waar heb ik in godsnaam een alibi voor nodig?’

‘Er is die dag ingebroken in het huis van de DeLaunes. Toen ik erheen ging om poolshoogte te nemen, zag ik iets bewegen in het raam voordat ik met een lamp op mijn kop werd geslagen. Die reflectie leek sprekend op jou, Derrick.’

Fears lachte. ‘Meen je dat nou?’

‘Dat meen ik. Waarom vertel je me niet wat je daar deed?’

De grijns verdween van zijn gezicht. ‘Je hebt de verkeerde voor, sheriff.’

Lukas verbeterde hem niet. ‘Dat denk ik niet. Ik zag je vrij duidelijk in dat raam.’

‘Waarom zit ik dan nog niet met mijn kont in de bak?’

‘Ik wil eerst jouw kant van het verhaal horen.’

‘Goh, wat aardig van je. Dat zou je vader niet gedaan hebben, dat is een ding dat zeker is.’ Fears sloeg zijn armen weer over elkaar en leunde tegen de truck. ‘Laten we aannemen – theoretisch gezien, dus – dat je mij daar inderdaad hebt gezien. Misschien was ik daar dan wel om dezelfde reden als jij.’

Lukas keek hem doordringend aan. ‘Namelijk?’

‘Jij bent aan het informeren naar de moord op die meid, dus ik vraag me af of je misschien op zoek bent naar haar moordenaar. Misschien zijn jij en ik wel op hetzelfde uit.’

‘Dat verklaart nog niet waarom jij bij de DeLaunes zou inbreken.’

‘Ik heb niet gezegd dat ik daar was. Het was theoretisch, weet je nog?’

Lukas kneep zijn ogen tot spleetjes. ‘Weet jij iets van de moord op Rachel DeLaune?’

‘Ik weet dat ik het niet heb gedaan, dus de kans is vrij groot dat degene die het wel heeft gedaan, hier nog rondloopt. En die klootzak heeft mij er mooi voor laten opdraaien.’ Fears nam een andere houding aan en keek weer naar het bosje achter het huis. ‘Iedereen vindt je vader zo’n geweldige politieman, maar die zaak heeft hij echt verknald. Hij heeft niet eens naar iemand anders gekeken, alleen naar mij. Het was o zo makkelijk om de leip de schuld in de schoenen te schuiven. Hij moest en zou een bekentenis loskrijgen, dus hij nam me mee naar die kelder en heeft een bekentenis uit me proberen te slaan. Twee dagen heeft hij me daar in mijn eigen bloed en stront laten liggen, en toen ik nog niet wilde toegeven, begon hij weer van voren af aan. Volgens mij heb ik recht op enige vorm van schadeloosstelling.’

‘Ben je daarom naar het huis van de DeLaunes gegaan? Wat hoopte je daar te vinden? Bewijsmateriaal? Denk je niet dat dat huis van onder tot boven doorzocht is na de moord?’

‘Waarom zou die ouwe van jou de moeite nemen om een huiszoekingsbevel te krijgen als hij toch al in zijn kop heeft dat ik het heb gedaan? Dat hij de aanklacht niet rond kreeg, wil niet zeggen dat hij ooit heeft omgekeken naar een van de andere verdachten.’

‘Welke andere verdachten?’

‘Er waren zoveel mensen die iets met die meid hadden. Ze was helemaal niet zoals ze zich voordeed.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Ze was een behoorlijke slet. Ze wist alleen goed hoe ze die slechtheid moest verbergen. Dus in plaats van te zoeken naar iemand die haar dood wilde, moet je misschien zoeken naar iemand die er baat bij had als ze doodging.’

‘En jij denkt te weten wie dat was?’

Zijn glimlach was weer argwanend. ‘Ik heb zo mijn ideeën. Mijn moeder werkte vroeger voor dokter Washington toen hij zijn praktijk nog op Pear Street had. Zij zei dat Rachel een keer langskwam met klachten over duizeligheid. Die dag nog was ze op school flauwgevallen. De dokter dacht dat het misschien een laag bloedsuikergehalte was, maar toen hij een paar testjes gedaan had, bleek dat ze zwanger was.’

Lukas probeerde zijn verbazing te verbergen. ‘Was ze zwanger toen ze werd vermoord?’

‘Als ze het niet weg had laten halen wel, ja.’

‘Daar stond niets over in het autopsierapport.’

‘Dat zou rechter DeLaune toch niet gewild hebben, dat dat bekend werd over zijn lieve dochter? De rechter en jouw vader, dat was twee handen op één buik in die tijd. Zó.’ Hij haakte zijn vingers in elkaar. ‘Met zijn tweeën hadden zij het hier voor het zeggen. Als zij niet wilden dat er iets in het verslag werd opgenomen, dan werd het niet opgenomen.’

‘Waarom zei je moeder daar niets over toen je werd gearresteerd?’

‘Dat deed ze wel. Maar niemand luisterde ernaar.’

‘Weet zij wie de vader was?’

‘Nee, maar daar heb ik ook wel een paar ideeën over. Ik zei al: je moet je afvragen wie er baat bij had dat ze doodging. Dat moet iemand geweest zijn voor wie er veel op het spel stond, toch? Een beurs, bijvoorbeeld. Of een vrouw.’

‘Is dit allemaal speculatie of weet je ook echt wat?’ vroeg Lukas.

Fears haalde zijn schouders op. ‘In de bak heb ik tijd genoeg gehad om na te denken, zal ik maar zeggen. En wat steeds weer bij mij bovenkwam, was hoe rechter DeLaune naar haar keek als hij dacht dat niemand het zag.’

‘Denk je dat hij zijn eigen dochter heeft vermoord?’

‘Het zou niet de eerste keer zijn, toch? Misschien liep het uit de hand. Wie weet. Hij heeft haar toch gevonden? Ik ben geen agent, zoals jij, maar zelfs ik begrijp dat hij een goed excuus had waarom zijn vingerafdrukken en DNA overal op de plaats delict werden aangetroffen.’

Volgens Esme had rechter DeLaune Rachels lichaam helemaal naar huis gedragen terwijl Anna DeLaune het bloed uit Sarahs haren waste. Waarom hadden ze zoveel moeite gedaan om het bewijs te verwijderen dat naar Rachels moordenaar had kunnen leiden?

‘Toen jouw pa me naar die kelder bracht, was ik pas zeventien,’ zei Fears. ‘Destijds was ik te bang om terug te vechten, maar ik ben geen kind meer. Als je opgesloten zit met zo’n zootje schorem, dan leer je vanzelf iets over overleven. Als je echt de moordenaar van dat meissie wilt vinden, dan wens ik je succes. Maar als je net als je vader achter mij aan gaat, dan ben ik de volgende keer dat wij elkaar treffen niet zo vriendelijk meer.’

Lukas voelde zijn pistool in zijn rug prikken. ‘Is dat een dreigement?’

‘Een dreigement?’ Fears deed het portier open en stapte in de cabine. ‘Nadat ik dat hele eind hierheen ben gereden om je een dienst te bewijzen? Nee man, dat was geen dreigement, dat was gewoon een vriendschappelijk adviesje.’