Hoofdstuk 9

 

 

 

In een mooie tatoeage kon Sarah zichzelf helemaal verliezen. Ze was altijd dol geweest op tekenen en schilderen, maar niets was zo bevredigend als werken op levend doek. Het zwarte werk legde de fundering en de kleuren brachten het beeld tot leven.

‘Niet krabben, niet eraan pulken of trekken,’ waarschuwde ze haar klant, terwijl ze een verband aanbracht op de pas gezette tatoeage. ‘Laat het gaas er minimaal vier uur op zitten. Je mag het schoonmaken met water en zeep, maar gebruik geen washandje, dat is te ruw.’

‘Moet ik er vaseline op doen om het vochtig te houden?’ vroeg de klant. Het was haar eerste tatoeage en ze was een beetje zenuwachtig.

‘Geen vaseline. Je kunt er wat medicinale zalf opsmeren de eerste dagen. Daarna een goede vochtinbrengende crème. Het is heel belangrijk om het goed vochtig te houden. Maar dat hoef je niet allemaal meteen te onthouden. Ik heb alles op papier staan, dat zal ik je zo meegeven.’

Sarah liep met haar klant mee naar de deur voor ze haar werkruimte begon op te ruimen. Toen ze de voordeur weer open hoorde gaan, stak ze haar hoofd om de afscheiding en zag Sean binnenkomen. Meteen was ze van slag, net als de dag ervoor na zijn telefoontje. Maanden hadden ze geen contact gehad en nu drong hij plotseling weer haar leven binnen.

Maar dat was Sean. Hij was zo arrogant dat hij dacht dat hij kon komen en gaan wanneer hij wilde, zonder al te lang stil te staan bij de emotionele schade die hij eventueel aanrichtte. In zekere zin leek hij daarin op haar, dacht Sarah. Zij had haar leven voor het grootste deel geleefd met haar harnas stevig om zich heen. Dat was de enige manier waarop ze kon overleven nadat ze haar jeugd had doorgebracht in de schaduw van een aanbeden grote zus.

Zelfs nu nog kon ze zich precies het moment herinneren waarop het tot haar was doorgedrongen dat Rachel en zij verre van gelijkwaardig waren in haar vaders ogen. Het ging niet zozeer om de dure cadeaus die hij haar zus gaf of de tijd die hij met haar doorbracht. Het was de manier waarop hij naar haar keek. Zijn stem, die zachter werd als hij iets tegen haar zei. En wat Sarah ook zei of deed, zo’n teken van genegenheid had ze hem nooit kunnen ontlokken.

Dus had ze haar verdedigingsmechanisme in werking gesteld: ze had haar emoties uitgeschakeld en haar hele jeugd zichzelf en iedereen in haar buurt wijsgemaakt dat ze niemand nodig had. Ze was een einzelgänger, een mislukking, een meisje dat nergens thuishoorde behalve in de schaduw van haar eigen verbeelding.

En toen was Sean op haar pad gekomen. Sean, die haar had weten te verleiden om hem toe te laten. Die dichter bij de echte Sarah was gekomen dan enig ander. En toch was er nog steeds een deel van haarzelf dat ze niet liet zien. Een deel dat ze ook voor zichzelf verborgen hield.

Misschien was het dan ook onvermijdelijk dat hij zijn heil bij een ander had gezocht, een vrouw zonder Sarahs emotionele bagage. Ze had geprobeerd filosofisch en praktisch te zijn over de breuk, maar na al die maanden voelde ze zich nog steeds gekwetst en in de war, als het kleine meisje dat zich ooit met geweld een weg had proberen te banen naar haar vaders hart.

Nadat ze de kappersstoel had schoongeveegd, boende ze het werkblad tot het blonk. De gebruikte handschoenen, naalden en inkt gingen elk in hun eigen afvalbak, en alles wat gesteriliseerd moest worden ging in de autoclaaf.

Toen alles opgeruimd was, liep ze naar de voorkant van de studio, waar Sean in een nummer van Tattoo zat te bladeren. Hij hoorde haar aankomen en bladerde terug naar een foto van haar.

De foto was van achteren genomen, zodat de getatoeëerde vleugels op haar blote schouders goed uitkwamen. Op haar gezicht, dat alleen en profil te zien was, lag een peinzende, mysterieuze en vanuit bepaalde hoeken bijna sinistere uitdrukking. Als een gevallen engel, had de fotograaf als aanwijzing meegegeven.

‘Dus nu ben je beroemd,’ zei Sean.

‘Niet echt.’ Behalve Sarah stonden er nog een stuk of tien vrouwelijke tatoeëerders in het blad, van wie de meesten veel bekender waren in het wereldje dan zij. Maar het kostte tijd om een reputatie op te bouwen, en ze was niet alleen dol op haar werk maar ook geduldig. Haar tijd kwam nog wel.

Waar ze geen geduld voor had, waren Seans spelletjes.

‘Wat doe je hier? Ik neem aan dat je geen tatoeage wilt laten zetten.’

‘Hoe aanlokkelijk dat ook klinkt: nee.’ Hij gooide het tijdschrift op tafel en stond op. ‘Ik hoopte dat je een paar minuutjes voor me had. Het gaat over gisteren. Ik snap nog steeds niet alles wat we gezien hebben op de plaats delict.’

‘Wat heb ik daarmee te maken? Alles wat ik weet over die tatoeages heb ik al verteld.’

‘Het zijn niet alleen de tatoeages waarbij ik je hulp nodig heb,’ zei hij. ‘Die kamer stond bol van de symboliek.’

Sarah haalde haar schouders op. ‘Wat ik je daarover kan vertellen, kun je zelf ook op internet vinden.’

‘Luister dan gewoon even. Laat mij erover praten. Soms helpt dat al genoeg.’

‘Waarom ik?’ Eigenlijk had ze willen vragen: waarom niet je vrouw?

Sean glimlachte. ‘Omdat we daar goed in zijn, Sarah. Ik praat, jij luistert.’

Zijn blik was zo doordringend dat ze zichzelf voelde afglijden in een gevaarlijke willoosheid, en even leek het erop dat elke zenuw in haar lichaam op hol geslagen was.

Het was gewoon niet gezond, het effect dat hij nog steeds op haar had. Het was niet goed dat een man als Sean Kelton – een man die zoveel ellende kon veroorzaken – zo knap en charismatisch was.

Ze had wel meer van dat soort mannen gekend. Humeurig, intens, zorgeloos. Misschien sloeg die beschrijving ook wel op haar, maar zij was altijd meer een gevaar voor zichzelf geweest dan voor een ander. Sean niet. Sean verdween niet uit je leven voor hij je hart geketend had.

‘Ik weet niet of dit zo’n goed idee is,’ zei ze.

Er flitste iets in zijn ogen, en ze begreep hoe hard hij zijn best had gedaan om zijn ongeduld te onderdrukken. ‘Alles wat mij kan helpen bij het vinden van die eikel die verantwoordelijk is voor de dood van die vrouw, is een goed idee. Iets anders doet er niet toe.’

‘Oké. Iets anders doet er niet toe. Want jij leeft alleen om moordenaars te vangen, toch, Sean?’

‘Ja, dat klopt. Is daar iets mis mee?’

‘Nee, dat is een loffelijk streven. Wat ik alleen niet begrijp, is waarom je mij daar steeds bij wilt betrekken. Waarom doe je niet gewoon je werk en laat je mij met rust? Ik kan je niet helpen.’

‘Sarah.’ Hij pakte haar arm toen ze zich wilde omdraaien. ‘Je moet het niet persoonlijk opvatten. Dit gaat niet om ons.’

Ze trok haar arm los. ‘Houd jezelf niet voor de gek. Alles tussen ons is persoonlijk.’

Hij slaakte een diepe zucht. ‘Ik weet dat we nog niet alles afgerond hebben, maar ik wil je vragen dat even te laten rusten. Die vent loopt daar ergens rond en voor hetzelfde geld heeft hij al een volgend slachtoffer op het oog. Jij kent die symbolen. Jij kent die tatoeages. Jij kent zelfs de rorschach-inktvlekken, dus bij wie moet ik anders aankloppen?’ Hij boog zich voorover, haar nog steeds doordringend aankijkend. ‘Jij kunt me helpen hem op het spoor te komen. Misschien ben je wel de enige die dat kan.’

Zelfs na twee jaar met die man samengewoond te hebben, vond ze zijn intensiteit nog steeds overrompelend. Ze was vergeten hoe ongemakkelijk je je kon gaan voelen onder zijn blik en ze probeerde het gevoel van onvermijdelijkheid dat zijn aanwezigheid altijd opriep, van zich af te schudden.

‘Kom op,’ drong hij aan. ‘Laten we een eindje verderop een kop koffie gaan drinken. Meer vraag ik niet.’

Ze staarde even naar het scherm aan de wand, blies toen haar adem langzaam uit. ‘Goed dan. Maar niet te lang; ik krijg om vijf uur weer een klant.’

‘Tijd zat,’ zei hij glimlachend. ‘Pak je jas. Het is wel wat warmer geworden, maar de wind komt van de rivier en is nog fris genoeg.’

 

De studio van Sarah en haar partner zat op Decatur, niet ver van de French Market, maar ze lieten Café Du Monde links liggen om een kleiner, rustiger café op te zoeken een paar straten verder. Al lopende knoopte ze haar jas dicht. De lucht was blauw en wolkeloos, en het bleke zonlicht in haar haren deed haar verlangen naar de zomer.

Er waren niet veel voetgangers op straat. De sneeuwstorm had de meeste mensen van buiten de stad thuis gehouden. Waarschijnlijk zouden in het weekend, als het zulk weer bleef, de toeristen terugkomen. Misschien niet met hordes tegelijk maar genoeg om het leven wat interessanter te maken.

Ze liepen naast elkaar, handen in hun zakken, en het viel Sarah op hoe Sean zijn best deed haar niet aan te raken, zelfs als ze af en toe opzij moesten voor een tegemoetkomende voetganger. Ze wist wel waarom. Hij was nu een getrouwd man, en in het openbaar gezellig doen met een ex zou niet bepaald bevorderlijk zijn voor zijn huwelijk of zijn carrière.

Hoewel ze wist dat ze zich niet zou moeten storen aan zijn afstandelijkheid of zijn terughoudendheid – ze hield zich voor dat het begrijpelijk was en maar beter ook – voelde ze een steek toen ze het café in liepen. Uit zijn ongeruste blik op de aanwezigen begreep ze dat hij zich ervan wilde vergewissen dat hij er niemand kende. Op dat moment voelde ze de zware last van de spijt in haar hart. Spijt… en een behoorlijke hoeveelheid woede.

Twee jaar had ze haar tijd verspild aan een man die bij haar was weggegaan zonder ook maar één keer om te kijken. Daar hoefde ze zich ook geen illusies over te maken. De enige reden waarom ze hier samen zaten, was dat hij iets van haar moest. Iets nodig had waarvan hij dacht dat niemand anders het hem kon geven.

Vanaf het moment dat hij haar had verlaten, had een deel van Sarah het niet willen geloven, was een deel van haar blijven hopen dat hij, ondanks zijn snelle huwelijk – of misschien wel daardoor – op een dag wakker zou worden en zich zou realiseren dat zij voor elkaar geschapen waren.

Die hoop was nu vervlogen. Toen ze tegenover hem ging zitten, voelde ze haar ontkenning naadloos overgaan in woede – zowel om haar eigen stommiteit als om wat Sean haar had aangedaan.

‘Gaat het wel?’

Ze wierp hem een boze blik toe die hem even van zijn stuk leek te brengen. ‘Waarom zou het niet gaan?’

‘Ik weet niet. Je lijkt zo –’

‘Wat?’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Moe, denk ik.’

‘Met andere woorden: wat zie je er beroerd uit. Toch?’

‘Dat zei ik niet.’ Hij liet zijn ogen over haar gezicht gaan, zoekend naar iets wat hij niet leek te vinden.

Het deed Sarah deugd dat ze hem, met haar weigering om de rol aan te nemen waarin hij haar had willen stoppen, op het verkeerde been had gezet.

‘Je hebt vannacht niet veel slaap gehad en dat komt door mij.’

‘Trek het je niet aan. Ik ben gewend geraakt aan weinig slaap. Trouwens, ik weet zeker dat jij ook de hele nacht opgebleven bent.’

‘Je kent me. Ik loop op cafeïne en adrenaline. Dat is een van de overeenkomsten tussen ons.’

En dat was een van de redenen dat hun verhouding bij tijden zo explosief was geweest. Ze waren allebei te gespannen. Geen van beiden waren ze het type om te ontspannen met een glaasje wijn voor de tv, want mensen als zij moesten voor ontspanning een te hoge prijs betalen. Daar moest je je masker voor durven afzetten.

De serveerster kwam en Sean bestelde koffie en Sarah thee. Toen het kopje voor haar werd neergezet, concentreerde ze zich op het theezakje, zodat ze niet naar Sean hoefde te kijken.

‘Ik wil je iets vragen,’ zei ze ten slotte.

‘Wat dan?’

Ze keek op, in de veronderstelling dat hij haar aankeek, maar hij staarde uit het raam, zijn gedachten totaal ergens anders.

Hij weet nauwelijks dat ik hier ben, dacht Sarah. Ze had willekeurig wie kunnen zijn.

‘Wat vindt Catherine van je tatoeage?’

Daarmee had ze zijn aandacht. Zijn uitdrukking werd afwachtend en argwanend; als een soldaat voor een potentieel mijnenveld wist hij dat hij voorzichtig te werk moest gaan. ‘Ze vindt het niet geweldig.’

‘Weet ze waar het voor staat?’

‘Ze weet dat het een symbool voor oneindigheid is, boven mijn hart. Dus ja, ik neem aan dat ze wel begrijpt waar het voor staat. Maar of je bedoelt of ze weet wat het voor ons betekende… waarom ik hem heb… Nee, daar hebben we het nooit over gehad. Dat is iets tussen jou en mij.’ Zijn blik brandde in Sarahs ogen tot ze ze moest neerslaan.

‘Nou ja, ik neem aan dat wat het ooit betekende er nu niet veel meer toe doet. Toch?’

‘Jawel,’ mompelde hij.

Sarah wendde haar gezicht af. Het was allemaal leuk en aardig dat ze zichzelf had wijsgemaakt dat ze eindelijk over hun scheiding heen was, dat ze kon toegeven dat het beter was zo, maar als Sean naar haar ging zitten kijken alsof ze de enige vrouw op aarde was, als hij haar deed denken aan de goeie ouwe tijd – en het wás een goede tijd geweest – dan was het moeilijk om verder te gaan.

Er kwam een man binnen en Sarah kreeg kippenvel van de koude wind die hij meenam. Ze overwoog haar jas aan te trekken. Niet zozeer tegen de kou, maar als extra buffer tussen haar en Sean.

‘Ik weet niet waarom ik het vroeg,’ mompelde ze. ‘Daar zijn we hier niet voor, toch? Jij wilt dat ik je help de moordenaar te vinden. Moet ik me gevleid voelen, dat jij denkt dat ik op de een of andere manier de ziel van een moordenaar kan doorgronden?’

Hij glimlachte. ‘Ach, we hebben allemaal zo onze talenten.’

Humor in de strijd tegen de spanning. Helaas had hij haar humeur verkeerd ingeschat, want zo maakte hij haar alleen maar kwader. ‘En we weten allemaal waar jóúw talenten liggen, hè Sean?’

‘O ja?’ Hij klonk geamuseerd.

‘Jij bent een meester in het uit de weg gaan van confrontaties. Een briefje achterlaten toen je bij me wegging. Danny naar me toe sturen met het nieuws dat je getrouwd was. Volgens mij is de term waarnaar ik zoek “emotionele lafbek”.’

Zijn glimlach veranderde in een cynische blik. ‘Dat is nogal een aantijging uit de mond van de koningin der ontkenning.’

‘Ach, hou toch op.’

Haar reactie werd aangedikt door zijn boze stilte. ‘Voel je je al beter?’ vroeg hij na een tijdje.

‘Nee,’ zei ze. ‘Nog lang niet.’

Hij leunde achterover en keek haar aan. ‘Ga dan gerust nog even door. Dan hebben we het maar gehad.’

‘Meer is het voor jou niet, hè? Een lastige onderbreking. Een ongemak. Iets wat we even moeten afhandelen, zodat we over kunnen gaan tot de orde van de dag. Jouw orde, wel te verstaan. Ik snap niet dat dat me nooit eerder is opgevallen.’

‘Wat?’

‘Hoe gemakkelijk jij omschakelt. De blikken, de glimlachjes, zelfs die kleine openbaring over je tatoeage. “Het doet er wel toe”,’ herhaalde ze spottend. ‘Het is allemaal zo berekenend. Maar af en toe komt de echte Sean even om de hoek kijken. Zoals nu.’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik volg je niet meer. Maar als je wilt dat ik toegeef dat ik de zaken beroerd heb aangepakt toen we uit elkaar gingen, oké dan. Dat heb ik inderdaad allerbelabberdst aangepakt. Dat ik Danny naar jou heb toegestuurd met het nieuws van mijn huwelijk… Dat was echt stom en daar heb ik ook aldoor spijt van gehad. Maar geloof het of niet, destijds dacht ik dat het voor jou makkelijker zou zijn om het van hem te horen.’

‘O, natuurlijk was het makkelijker – voor jou.’ Ze sloeg haar armen over elkaar en legde ze op het tafelblad.

‘Ik dacht dat het ook makkelijker voor jou zou zijn. Voor het geval het je ontgaan is: jij en ik vinden het zelfs al moeilijk om in dezelfde ruimte te zijn.’

‘Daar hoeven we ons in elk geval geen zorgen meer over te maken. Dat wil zeggen, als jij me met rust zou laten.’

‘Ik heb je toch niet gedwongen om mee te gaan hierheen?’

De zelfvoldane toon maakte haar zo boos dat ze hem wel kon slaan. ‘Dat was een inschattingsfoutje dat ik zo hersteld heb.’ Ze pakte haar jas.

‘Sarah, wacht.’ Hij legde zijn hand op de hare, zijn vingers warm en sterk en geruststellend. Een onverwacht aardig gebaar, dat Sarah diep raakte. Ze wilde zijn hand vastgrijpen, zijn vingers tegen haar lippen drukken, zo lang mogelijk zijn warmte voelen. De intensiteit van haar verlangen was beschamend en afstotelijk, en ze rukte haar hand los.

‘Het spijt me,’ zei hij. ‘Ga alsjeblieft niet weg.’

Ze haalde diep adem.

‘Moet je horen, ik begrijp dat ik gezien de omstandigheden veel van je vraag. Ik heb er helemaal geen recht op dat je me helpt.’ Hij staarde in zijn koffie, fronsend, alsof hij niet helemaal begreep hoe het zover was gekomen. ‘Maar zoals ik al zei, het gaat nu niet om ons, het gaat erom dat we die man te pakken krijgen voor hij nog iemand vermoordt.’

‘Waarom ben je ervan overtuigd dat hij dat zal doen? Je hebt nog maar één lijk gevonden.’

‘Noem het instinct. Noem het wat mij betreft paranoia, maar ik heb zo’n slecht voorgevoel bij deze zaak. Wat hij met die vrouw heeft gedaan was geen woede of hartstocht. Het was dwangmatig.’

‘En jij denkt dat ik je op de een of andere manier kan helpen om erachter te komen wat hem drijft? Ik ben kunstenaar, ik maak tatoeages, Sean. Ik ben geen helderziende.’

‘Maar je weet ook iets van occultisme. Ik herinner me dat er altijd boeken daarover door het huis slingerden. Van sommige van die boeken kreeg ik het Spaans benauwd.’

Verbaasd keek ze op. ‘Echt waar? Daar heb je nooit wat van gezegd.’

‘Wat had ik dan moeten zeggen?’ Zijn vingers trommelden een ongeduldig ritme op het tafelblad. ‘Hij houdt zich daar ook mee bezig, alleen heeft hij het op de een of andere manier naar zijn hand gezet. Ik kan het niet uitleggen, maar ik weet dat deze knul echt volkomen gestoord is. En ik weet dat hij nog niet klaar is.’

Zijn woorden vulden Sarah met het soort angst dat normaal alleen in haar nachtmerries voorkwam. Plotseling herinnerde ze zich weer hoe ze zich had gevoeld toen ze de avond ervoor op haar bevroren veranda had gestaan, kijkend naar de sneeuw. Toen had ze het vage gevoel gehad dat haar droom op de een of andere manier Ashe Cain had ontketend. En dat hij weer naar haar op zoek was.

Ze keek naar Sean, haar maag een knoop van opwinding. ‘Wat moet ik doen?’

‘Vertel me wat je gisteren hebt gezien, wat je voelde. Je eerste indruk, je intuïtie. Alles wat je je kunt herinneren.’

‘Ik dacht dat ik alleen maar hoefde te luisteren.’

‘Nee. Ik wil dat je me helpt in het hoofd van die engerd te kruipen.’

En dat was nou net de plek waar ze niet heen moest gaan, dacht Sarah. Ze wist niet eens hoe ze de demonen in haar eigen hoofd moest bestrijden. Als ze ergens niet op zat te wachten, dan was het wel een band met een andere moordenaar.

Maar toch, hoe ze haar best ook deed de beelden te blokkeren en haar verdediging te versterken, haar hoofd zat al vol plaatjes van de vorige avond. Het huis, het trapje, de veranda, de koperen huisnummers die in de sponning getimmerd waren. Het was net of ze er weer stond, weer door de lege vertrekken liep.

‘Ik herinner me wel iets,’ zei ze aarzelend.

‘Wat?’

‘Misschien heeft het niets te betekenen. Het kan ook toeval zijn.’

‘Toch wil ik het horen.’

‘Je moet het zien in het licht van alle andere dingen die we gisteren gezien hebben. De context niet vergeten. Op zichzelf zegt het niet zoveel.’

Hij knikte. ‘Laat horen.’

‘Toen we het huis binnen gingen, zag ik dat het nummer begon met een één en een acht. Achttien is drie keer zes. Zeshonderd zesenzestig. Daarmee wordt in het boek Openbaringen het beest aangeduid.’

Ze verwachtte half dat Sean haar opmerking meteen van tafel zou vegen en dat zou ze niet erg gevonden hebben ook. Ze vond het helemaal niet prettig om over dit soort dingen te praten. Het maakte haar doodsbang.

‘Ik denk niet dat iets aan die plek op toeval berust. Hij lijkt geobsedeerd door symbolisme en verborgen betekenissen. Het kan best dat hij van tevoren locaties heeft bekeken, misschien zelfs in het telefoonboek heeft gezocht naar adressen met het juiste nummer. Het enige wat hij hoefde te doen, was zoeken tot hij een leegstaand huis had gevonden. Hij hoeft niet per se bekend te zijn in de buurt, gewoon, iemand die weet hoe hij moet vinden wat hij zoekt.’

Sean keek naar Sarah en knikte. ‘Goed. Wat nog meer?’

De serveerster had glazen ijswater bij hun thee en koffie gezet, en Sarah trok gedachteloos met haar vinger een streep door de condens. ‘Ik dacht dat ik zwavel rook toen ik het huis binnen kwam.’

‘Zwavel? Dat is nogal een opvallende geur. Ik heb het niet geroken, en niemand heeft er iets over gezegd.’

Sarah haalde haar schouders op. ‘Misschien verbeeldde ik het me maar. Ik had erover gedroomd toen je me wakker belde.’

‘Droomde je over zwavel? Jezus, Sarah.’ Hij keek bezorgd. ‘Je hebt dus nog steeds die nachtmerries?’

‘Ja, áls ik slaap.’

‘Ga je nog naar die psycholoog?’

Ze sloeg haar ogen neer. ‘Daar wil ik nu niet over praten. En trouwens, ik moet terug naar de studio.’

‘Wacht nog even. Je hebt nog even de tijd en volgens mij gaat dit de goede kant op. Zonder jou was ik nooit achter de betekenis van dat huisnummer gekomen.’ Hij zweeg even. ‘Wat kun je nog meer vertellen over de symbolen die hij boven achtergelaten had? Udjat noemde je die, toch?’

‘Ja, maar dat kun je dus allemaal op internet vinden. Meer dan ik weet zelfs. Maar wat ik me wel herinner, is dat meestal het rechteroog afgebeeld wordt, dat staat voor de zon. Het linkeroog – het spiegelbeeld – staat voor de maan. De moordenaar had ze allebei gebruikt.’

‘Enig idee waarom?’

Het duurde even voor ze antwoord gaf, omdat haar aandacht werd getrokken door wat ze zonder erbij na te denken op het glas had geschreven.

Ik ben jou.

‘Sarah?’

Met het puntje van haar vinger veegde ze de boodschap van de moordenaar uit, zich afvragend of Sean de hanenpoten had gelezen. ‘Sorry, ik zat even te denken. Als ik moest gokken, zou ik zeggen dat de moordenaar een of ander conflict met zichzelf heeft.’

‘Dat is meestal zo met de echt zware gevallen,’ beaamde hij. ‘Vandaar ook dat hij op de hoogte is van die rorschach-vlekken. Misschien dat hij ooit in behandeling is geweest. Als we kunnen achterhalen wat deze ene inktvlek voor hem betekent, dan komen we een heel eind.’

‘Ik denk niet dat je daar ooit achter kunt komen,’ zei Sarah. ‘Maar dat hij zijn slachtoffer wil tatoeëren zegt misschien wel iets. Hoe bekend ben je met Leviticus?’

Hij lachte schaapachtig. ‘Nou, ik weet dat het iets uit de Bijbel is.’

‘Er is een regel die gaat ongeveer zo: gij zult niet snijden in uw vlees of uw huid met tekens bedekken. Sommige mensen zien in die passage het bewijs dat tatoeages en piercings des duivels zijn. Dat krijg ik vaak te horen van ware gelovigen, die naar de studio komen om mijn ziel te redden.’ Hoewel New Orleans bekendstond als decadent, was het in wezen een zeer spirituele stad.

‘En jij denkt dat hij het daarom heeft gedaan… dat hij zijn slachtoffer markeert voor de duivel?’

‘Ik weet het niet. Het zou kunnen.’

‘Maar ze had al tatoeages,’ zei Sean.

‘Die waren oud en vervaagd. Ze verzorgde ze niet. Misschien zag hij daarin een teken van berouw.’

Sean streek met zijn duim over zijn onderlip. ‘Dus moest hij haar weer markeren. Eerst met die inktvlek op haar rug en toen met dat pentagram in haar hand.’

‘Het was geen pentagram,’ zei Sarah. ‘Dat wilde ik je gisteren nog zeggen. Het was een driehoek, ingesloten in een cirkel.’

‘Wat is het verschil?’

Ze twijfelde, wist niet hoe diep ze hierop in zou gaan. ‘Magische driehoeken worden gebruikt om een vloek over iemand uit te spreken of demonen op te roepen. De driehoek is de deur waardoor de demon gaat en de cirkel is bedoeld om te voorkomen dat degene die de demon oproept, zelf bezeten raakt.’

Sean floot tussen zijn tanden. ‘Dus hij tatoeëert haar, vermoordt haar en zet een driehoek in haar handpalm om een geest op te roepen. Alsof het niks is.’

‘Er viel me nog iets op aan die driehoek,’ zei Sarah. ‘Het was slordig gedaan. De lijnen waren krasserig en ongelijk, wat betekent dat de naald er niet diep genoeg in is gegaan. Dat is typerend voor een amateur. Heel anders dan die goede tatoeage op haar rug.’

Daar dacht Sean even over na. ‘De adrenaline stroomde zeker nog door zijn lijf na de moord. Waarschijnlijk trilden zijn handen.’

‘Nee, ik denk niet dat het daaraan lag. Het zijn totaal verschillende stijlen. En denk aan alle andere dingen waar we het over hebben gehad. De symboliek van de verschillende udjats, het linker- en rechteroog. De inktvlek met twee verschillende maar identieke afbeeldingen.’

‘Een tweeling?’

‘Niet zomaar een tweeling. Een spiegelbeeld. Twee kanten van dezelfde persoon.’

‘Een eeneiige tweeling, dus.’

‘Misschien.’

Sean leunde achterover. ‘Daar heb ik nog niet aan gedacht, maar verdorie, Sarah, misschien heb je daar iets.’

In zijn ogen zag ze de opwinding groeien en de lucht om hem heen leek te knetteren van de energie. Zo was hij altijd als een zaak begon te lopen zoals hij het wilde.

‘Je verklaart me dus niet voor gek?’ Haar toon was luchtig, maar het was niet helemaal een grapje.

‘Wil je echt dat ik daar antwoord op geef?’

‘Natuurlijk. Waarom niet?’

Een tijdlang staarde hij in zijn koffiekopje, en toen hij eindelijk opkeek, sloeg Sarahs hart een paar slagen over. Er was iets veranderd. Er was iets in zijn ogen dat er zo-even niet was geweest. Iets waar ze zich lam van schrok.

‘Wil je echt weten wat ik denk?’ Hij leunde voorover op tafel. ‘Ik vraag me af hoe het me ooit gelukt is een zaak op te lossen zonder jou. Ik heb je gemist, Sarah.’

Ze schoot achteruit alsof hij haar met fysiek geweld had aangevallen. ‘Waarom kom je daar nu mee?’

Zijn ogen schoten vuur. ‘Omdat ik dat nu zo voel. En wat je ook denkt, het was niet berekenend. Ik zei het omdat het zo is en omdat er iets anders is wat je moet weten. Nee, laat ik het anders zeggen. Er is nog iets wat ik je graag wil vertellen.’ Hij hield haar blik gevangen tot zij haar ogen weer neersloeg. ‘Dat ik bij je ben weggegaan is het stomste wat ik ooit heb gedaan.’

Nu was ze zo boos dat ze nauwelijks kon ademhalen. Hij had het recht niet zoiets tegen haar te zeggen. Het feit dat hij dacht dat dat wel kon zonder dat het consequenties zou hebben, maakte haar woest. ‘Hoe haal je het in je hoofd.’

Hij wreef met zijn hand over zijn gezicht. ‘Ik weet hoe dat klinkt. En ik weet dat ik niet kan uitleggen waarom ik heb gedaan wat ik heb gedaan zonder dat het ontzettend stom klinkt.’

‘Nou, ga je gang. Dat heeft je er nooit eerder van weerhouden iets te zeggen.’

Zijn hand viel met een klap op tafel. ‘Je zult het me ook niet gemakkelijker maken, hè?’

‘Waarom zou ik?’

‘God, wat ben je toch een –’

‘Trut?’

‘Nee, geen trut. Dat niet. Maar je bent niet makkelijk om mee te leven. Dat moet je wel begrijpen. De slapeloosheid. De angst ’s nachts. Die stomme pillen van je. Je laat het verleden aan je vreten en al die angst trekt een zware wissel op de mensen om je heen. Alsof ik geen ellende genoeg van mezelf heb. De dingen die ik gezien heb na Katrina…’ Hij maakte zijn zin niet af. Zijn ogen waren rood en zijn blik was naar binnen gekeerd. ‘Dag in dag uit. Dat gaat je ook niet in de koude kleren zitten en ik had een beetje rust nodig. Ik had iemand nodig over wie ik me niet vierentwintig uur per dag zorgen hoefde te maken.’

‘Je wilde een veilig iemand,’ zei ze.

‘Ja, misschien.’

‘En dat was Catherine.’

Hij keek om zich heen zonder iets te zeggen. ‘Verdorie, ik wil een sigaret.’

‘Je rookt al heel lang niet meer.’

‘Zo’n oude gewoonte laat zich niet zomaar wegsturen,’ mompelde hij. ‘Soms verlang je er op de gekste momenten naar.’

Sarah hoorde geen woord van wat hij zei. Haar hoofd zat vol boos en verward gefladder, als een vogel die in een te kleine kooi gevangenzit. ‘Vertel eens iets over haar.’

Aarzelend keek hij haar aan. ‘Ik weet niet of dat zo’n goed idee is.’

‘Waarom niet? Je zei zelf al, laten we het nu maar uitspreken allemaal, dan hebben we dat maar gehad.’

Hij wachtte even, alsof hij een valstrik vermoedde. Toen ze verder niets zei, haalde hij zijn schouders op. ‘Goed dan. We zijn samen opgegroeid. De hele middelbare school gingen we met elkaar. Na ons eindexamen hebben we het zelfs over trouwen gehad.’

Shit.

Misschien wilde ze het toch liever niet horen, want met elk woord dat hij zei werd het mes een slag dieper in haar hart gedraaid.

‘Wat kwam ertussen?’

‘Andere studies, andere steden, andere ambities.’ Weer haalde hij zijn schouders op. ‘We groeiden uit elkaar tot we uiteindelijk helemaal geen contact meer hadden. Ik had haar jaren niet gezien. En toen zat ze daar opeens, in een restaurant, een paar tafeltjes verderop. We raakten aan de praat, haalden herinneringen op aan die goeie ouwe tijd, en dat deed me denken aan hoe makkelijk het leven ooit was geweest.’

‘Met haar.’

‘Dat verband legde ik ook, denk ik.’

‘Dus blies je de oude liefde nieuw leven in,’ zei Sarah scherp. ‘En die eerste ontmoeting, was dat voor- of nadat je bij mij was weggegaan?’

Hij zweeg.

‘O.’ Ze keek naar haar handen. ‘Heb je met haar geslapen voor je wegging?’

‘Nee. Maar eerlijk gezegd was dat wel de reden waarom ik wegging. Ik wist dat het eraan zat te komen en ik wilde je niet bedriegen. Ik wilde geen affaire beginnen achter je rug om.’

‘Verdomme, wat ben je toch een held. Dus verhuisde je en vier maanden later was je getrouwd.’

‘En dat was de op één na grootste vergissing van mijn leven.’

Zijn woorden vielen als kleine bommen tussen hen in. Zijn ogen lieten haar niet los en Sarah wist dat hij wachtte tot ze iets zou zeggen, maar ze was met stomheid geslagen.

‘Nou?’ drong hij aan.

‘Je bent pas een paar maanden getrouwd. Hoe kan het dat je je nu al zo voelt?’

‘Dat voelde ik al na de eerste week.’

‘Meteen spijt?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Ik had gehoopt dat je wat volwassener was, op jouw leeftijd. Je weet wel, dat je je huwelijk een eerlijke kans zou geven en zo.’

‘Dat is niet de reactie die ik van jou had verwacht,’ zei hij fronsend.

‘Wat verwachtte je verdomme dan!’

Snel keek hij om zich heen. ‘Niet zo hard, Sarah.’

Dat negeerde ze. ‘Dacht je dat jij en ik gewoon weer door konden gaan waar we gebleven waren? Dat gebeurt dus niet. Ik ben verdergegaan.’

‘Met iemand anders?’

‘Dat gaat je niets aan.’

‘Nou, dát is nog eens volwassen.’ Hij wilde nog wat zeggen maar zijn telefoon begon te rinkelen. Hij haalde hem uit zijn zak en keek op het schermpje. ‘Verdorie.’

‘Neem maar op.’ Sarah pakte haar jas. ‘Wij zijn toch uitgepraat.’

‘Ik loop mee terug naar je studio. Wacht je even?’

‘Op jou, Sean?’ Ze lachte verbitterd. ‘Ik dacht het niet.’