De begrafenis van mijn vader vond een week later plaats. Ruby, die het telegram had verstuurd, had me een akelige reis naar huis willen besparen en had daarom gejokt over de ernst van zijn toestand. Ik was haar dankbaar voor deze zorgzaamheid. Toen ik in Londen aankwam, had ik Cutham Hall gebeld en was Brough met de Austin Princess naar Blackheath gestuurd om mij van het station te halen. We waren rechtstreeks naar het ziekenhuis gereden. Ik herkende nauwelijks de vadsige man die ooit mijn kleine, energieke vader was geweest. Er was nog net tijd om zijn hand vast te houden en hem te kussen voor hij stierf. Hij was buiten bewustzijn, dus hij wist waarschijnlijk niet eens dat ik er was.
'Mijn medeleven, liefje. Maar het was fijn dat je aan het eind bij hem was.'
Ruby's mollige, bepoederde wangen waren paarsgestreept waar de tranen haar make-up hadden weggespoeld, en vertoonden gesprongen adertjes. Ik zag er al niet veel beter uit. Tijdens die laatste omhelzing met Finn, op de parkeerplaats, was een deel van de inhoud van mijn tas eruit gerold en had ik de lange reis naar huis gemaakt zonder hulp van een kam of make-up, met mijn haar in de war en mijn gezicht bespikkeld met restjes mascara. Onder de tl-verlichting van het ziekenhuis moeten we net een stel clowns hebben geleken.
'Wat jij nodig hebt, liefje, is naar huis komen om uit te rusten. Ik zal iets lekkers voor je te eten maken, en dan zul je je weer wat beter voelen. Die arme lieve Gifford! Ik ben erg blij dat we er allebei bij waren toen hij heenging. Je moeder had graag mee willen gaan, dat weet ik, maar ze is niet sterk genoeg voor al deze opwinding, en Oliver, die goeie jongen, heeft een hekel aan ziekenhuizen. Dat kan ik begrijpen. Je kunt nou eenmaal niet tegen je natuur in gaan, hè? Huil nu maar eens lekker uit, Roberta, goed zo. Hij was je lieve papa, hè? En nu is hij gestorven en dat is heel droevig. Stil nou maar. Tante Ruby zal je naar huis brengen.'
De volgende dagen en nachten leken geen vorm te hebben, geen doel dat ik kon begrijpen.
De begrafenisondernemer liet me foto's van kisten zien, vergezeld van kleine staaltjes glanzend gelakt hout in diverse tinten bruin, met namen als de Balmoral, de Regal en de Prestige, alle voor duizelingwekkende prijzen, behalve de Fundamental, waarvoor ik te laf was om die te kiezen. Ik zocht belachelijk dure koperen handvatten uit en sloeg plichtsgetrouw de geplastificeerde pagina's om van een catalogus met lelijke bloemstukken, terwijl mijn gedachten volstrekt ergens anders waren dan bij de eigenschappen van de 'anjerhulde' van vijf pond, vergeleken bij de 'lelies solo' van vijftien pond.
We liepen achter de kist aan naar de kerk en zongen de gezangen die ik met behulp van de dominee had uitgekozen.
Na afloop gaven we een lunch voor de bezoekers. Ruby had mijn hulp afgeslagen, zeggend dat ze kon zien dat ik afgedraaid was en beter wat kon rusten. De mensen werden heel spraakzaam op Zuid-Afrikaanse sherry en broodjes met ei en waterkers, worstjes op een stokje, chocoladecake en geglazuurde vruchtencake, waarbij ze af en toe een ernstig gezicht trokken wanneer ze zich herinnerden dat dit een droevige bijeenkomst was.
Ik sleepte me door de dagen die volgden. Ik doolde door huis en tuin, probeerde te lezen, keek televisie zonder enig idee wat voor programma het was, tot mijn moeder vroeg of ik me niet eens een beetje kon beheersen. Mijn sombere gezicht en rusteloze gefriemel maakten haar zenuwachtig. Mevrouw Treadgold deed het huishouden en mijn moeder en Ruby maakten het zich gezellig door hun geliefde romannetjes te lezen, naar de radio te luisteren en grote hoeveelheden zoetigheid te eten. Ze leken redelijk tevreden. Oliver tapte bier in de bar van de Red Lion, vertelde schuine moppen, poetste glazen, greep Sherilee bij haar weelderige vormen wanneer ze binnen zijn bereik kwam, en vulde in de bar iedere ochtend de pindabakjes met een verse laag nootjes bij.
Ik kon niet wennen aan mijn eigen land. Het was allemaal zo netjes, zo georganiseerd, zo vol. Alles leek klein en onbenulig.
Een paar dagen na de begrafenis kreeg ik een brief van Constance. Ik maakte hem gretig open en overzag de regels op zoek naar zijn naam. Daar had je hem. Finn is afgelopen weekend thuis geweest. Dat is twee weekends achter elkaar! Hij zag er erg moe uit, de arme jongen, maar hij heeft dapper geprobeerd de generator te repareren - die had het weer eens begeven. Uiteindelijk heb ik Thady O'Kelly er natuurlijk bij moeten halen. .. Dat was de enige keer dat zijn naam werd genoemd. Ik keek de brief nog eens door, even teleurgesteld als iemand die uitgehongerd is en slechts een paar oude broodkruimels krijgt, en las hem toen goed, terwijl ik mezelf berispte omdat ik onnozel en zwak deed.
Liddy bleek een brief van Danny gekregen te hebben, wat haar in vervoering had gebracht. De bezoekers kwamen in groten getale en alles bij elkaar was het een geweldig succes. In de regionale pers had een stukje gestaan over Eugenes silhouetten. Verder kan ik je vertellen, meldde Constance, dat ik de GROTE STAP heb gezet en heb gezondigd! Ik moet bekennen dat ik zenuwachtig was. Dat waren we allebei, maar Eugene was erg lief en zorgzaam. Bobbie, ik ben zo gelukkig. Ik weet dat ik hem niet verdien. Ik ga pastoor Deglan uiteraard niet opbiechten wat we hebben gedaan. Dat betekent dat ik niet langer ter communie kan gaan, maar dat kan me niets schelen! Zoiets geweldigs kan nooit slecht zijn!
Flurry had een paar meter van zijn spoorlijn gelegd, met hulp van Sam O'Kelly, die een treinenfanaat bleek te zijn. Flavia was begonnen de jonge poesjes naar beneden te brengen, één voor één. Maria was helemaal dol op Wee Willie Winkie, en ze likte zijn kop tot het katje bijna verdronk in al het speeksel. Osgar had zich goed gedragen en alleen maar gegromd als de katjes te dicht bij zijn geliefde handschoen kwamen. Violet deed de hartelijke groeten. Mevrouw O'Kelly was op het kasteel komen werken en bleek betrouwbaar en gewillig te zijn, hoewel ( ze nu helaas weer gehakt en aardappels moesten eten. Wat misten ze mijn kookkunsten! Ze misten me allemaal eigenlijk meer dan ze kon zeggen en iedereen hoopte dat ik gauw terugkwam. Je komt toch zeker wel, ook al is het maar voor even? Je moeder zal je nu natuurlijk nodig hebben. Maar het is zonder jou niet hetzelfde, lieve, lieve Bobbie.
Ik las de brief nog eens door, ondanks de hevige pijn in mijn borst. Toen legde ik hem in een la. Het ontbrak me aan de wilskracht meteen terug te schrijven. Ik was verbijsterd over mijn apathie, niet in staat plannen te maken, na te denken over hoe mijn toekomst eruit moest zien. Ik stond in de hal door het beregende raam naar buiten te kijken, naar het water dat over de oprit stroomde, en ik vroeg me af of ik ooit nog naar regen zou kunnen kijken zonder aan moerassen en bergen te moeten denken, toen de telefoon ging.'Bobbie? Met Fleur.' 'Fleur! Wat een verrassing!' Ik zag aan mijn geestesoog diverse beelden in snelle opeenvolging voorbijtrekken: Fleurs leuke gezicht en haar donkere, warrige haar; Dickie die vriendelijk lachte; de schoonheid van Ladyfield; en uiteraard Burgo - niet noodzakelijkerwijs in die volgorde.
'Dickie zag het bericht in The Times, dat je vader was overleden, dus vermoedden we dat je thuis zou zijn. Mijn oprechte medeleven.'
'Dank je. Hoe gaat het ermee? Hoe is het met Dickie?'
'Met ons beiden gaat het goed. Dickie had het er onlangs nog over hoezeer we jouw adviezen voor de tuin misten. Maar waar heb je al die tijd gezeten? Of is dat nog steeds een geheim?'
'Ik zat in Ierland.'
'Lieve hemel! Daar ben ik nooit op gekomen! Ik dacht dat je ergens op een spannende plaats zou zitten. Rome of New York. Hoe kwam je er in 's hemelsnaam toe om naar Ierland te gaan?'
'Ik zag een advertentie voor een huishoudster.'
'Het wordt steeds wonderbaarlijker. Beviel het je daar?'
'Ik vond het heerlijk.'
'O, mooi. Dus dan ben je nu weer... helemaal gelukkig?'
Hoe moest ik daar antwoord op geven? 'Nou ja... weet je, nu mijn vader is overleden...'
'O ja, natuurlijk. Het spijt me. Ik ben zo ongeveer de meest tactloze persoon die er bestaat. Arme Bobbie! Hoor eens, heb je zin om morgen op de thee te komen?'
Ik aarzelde. Het vooruitzicht sociaal te moeten doen, lokte me totaal niet. Maar dit was zwak. Ik moest me nu toch echt eens tot iets zetten. 'Dat lijkt me erg gezellig.'
'Schitterend. Ik had je het liefst te eten willen vragen, maar Dickie heeft dan wat golfvrienden en die zijn stomvervelend. O Bobbie, ik heb toch zo'n mooi veulen! Net een prins, als je hem ziet stappen, en de manier waarop hij zijn hoofd houdt. Je zult hem echt bééldig vinden.'
Toen ik de meisjesachtige opwinding in Fleurs stem hoorde, herinnerde ik me weer waarom ik haar zo graag had gemogen. En misschien was Dickies opgewekte gezicht precies wat ik nodig had.
'Goed. Graag.'
De volgende dag draaide ik om precies vier uur de oprit van Lady- field in. Fleur kwam naar buiten gehold, gevolgd door haar honden.
'Wat heerlijk om je weer te zien!
'Bobbie!' Dickie kwam naar buiten gestrompeld met een stralendgezicht. 'Wat zie je er goed uit.' Ik kon me niet voorstellen dat dat waar was. 'Maar wel een beetje mager. Kom gauw wat van de verrukkelijke cake van mevrouw Harris eten.'
'Doe niet zo ingewikkeld, Dickie,' zei Fleur ongeduldig. 'Bobbie ziet er prima uit. We gaan even bij het veulen kijken en dan zien we jou straks in de zitkamer.'
'En na afloop laat ik Bobbie de tuin zien. De meeste dingen staan nog in knop, maar er zijn wel schitterende tulpen.' Toen keek hij ernstig. 'Maar eerst wil ik je nog mijn medeleven betuigen met het overlijden van je vader. Een akelige klap, zoiets. Komt altijd hard aan, hè?'
'Ja. Maar het was gelukkig wel vredig.'
'Mooi. Blij dat te horen. Nou, gaan jullie maar gauw bij dat paard kijken en glij niet uit in de modder.'
'Is hij niet beeldschoon?' vroeg Fleur. We leunden over de deur van de stal en zagen hoe de merrie en het veulen aan elkaar stonden te snuffelen. Het waren elegante, ranke dieren, heel anders dan de Kaketoe, met zijn ronde lijf en dikke benen.
'Prachtig!' prees ik, tot Fleur vond dat ik ze genoeg lof had toegezwaaid.
Daarna bewonderde ik de honden en probeerde niet aan Osgar en Maria te denken, tot Fleur zei: 'Kom binnen, dan gaan we theedrinken.'
Bij de thee praatten we wat over Ierland. Ik deed mijn best niet gereserveerd te doen, maar er waren zoveel dingen die ik niet kon uitspreken zonder mezelf te verraden. Ik beschreef het landschap, Constance, de kinderen, de dieren - omwille van Fleur - en de indruk die ik van het leven in Ierland had, natuurlijk een beperkte indruk, aangezien ik al die tien maanden in een klein deel ervan had doorgebracht. Ik denk dat ik opgewekt genoeg klonk, maar het was een opluchting terug te keren naar Fleurs honden, Dickies golf, zijn voorzitterschap van de plaatselijke kunstvereniging, het feest dat ze in juni wilden geven en waarop ik beslist moest komen.
Dickie stond op en pakte zijn stok. 'Kom Bobbie, de zon breekt door. Laten we even de tuin gaan bekijken.'
De tuin was echt volmaakt, met smaragdgroene en onkruidvrije gazons, gemulchte borders en gesnoeide rozen. Tussen de verfijnde roze, witte en paarse tulpen bloeiden lila muurbloemen die nu al door bijen omzwermd waren, en lage viooltjes en margrietjes en Lathyrus vernus. Er hipten vogels rond, fluitend over voorjaar en ouderschap. Ik bewonderde alles, tot de mestvaalt aan toe.
'Kom het Chinese paviljoen ook nog even bekijken,' drong Fleur aan. 'Dickie heeft bergen geld uitgegeven om het precies zo te maken als jij had gezegd.'
Ik aarzelde slechts een seconde. 'Ja. Dat moet ik zien.'
Toen we bij de smalle opening in de haag kwamen, zei Fleur: 'Dickie, ik heb het koud. Wil jij even naar binnen hollen om mijn jas te halen?'
'Wat jammer nou, lieverd. Ik had nog zo gevraagd of je niets warms aan moest doen. Ik wil graag Bobbies gezicht zien als ze de vijver ziet.'
'Oké, kom dan maar even mee. Als je hem daarna maar wel gaat halen,' zei Fleur. 'Want ik begin het echt koud te krijgen.'
Dit maakte Dickie bezorgd. Hij keek nauwelijks naar mijn verrukte gezicht voordat hij wegstrompelde. Ik was bijna vergeten hoe mooi het Chinese paviljoen was, met het rode bruggetje dat over de vijver lag.
'Wat is het schitterend geworden!' Ik bewonderde de glanzende, geaderde bladeren van de waterlelie die op het rimpelloze water dreven. Het was nog te vroeg voor bloemen. 'En kijk eens naar die kersenbloesem!' Ik staarde naar de tere, lichtroze bloemen. 'Dit tuintje heeft een geweldige atmosfeer: dromerig, tijdloos. En dan die buxus die in de vorm van een wolk is gesnoeid! Wat heeft Dickie dit knap gedaan!'
'Hij heeft binnen ook een paar dingen veranderd.'
Fleur deed de deur open. Ik stapte naar binnen, het koele donker in. Het bed was verhuisd naar de muur ertegenover en er stond een nieuwe sofa met elegante, opgerolde zijleuningen - en er zat iemand op. Fleur liep haastig weg en deed de deur achter zich dicht.
'Hallo Roberta.' Burgo stapte naar voren zodat het licht op zijn gezicht viel. 'Wees niet boos op Fleur. Je weet dat ze altijd doet wat ik zeg.' Hij glimlachte. Ik was die glimlach vergeten. En ik was ook vergeten hoe donker zijn ogen waren. Ik bedwong de neiging me om te draaien en weg te hollen. 'Mijn deelneming met het overlijden van je vader,' zei hij.
'Ja. Dank je. Hoe gaat het met jou?' Hoewel ik geschokt was hem hier aan te treffen, was ik vastbesloten kalm te blijven.
'Ik móést je zien.' Burgo deed een stap dichterbij. 'Ik wilde je zeggen hoezeer het me spijt dat het tussen ons zo is gelopen. Het is heel anders gegaan dat ik had bedoeld. Ik heb geprobeerd je te vinden.' Terwijl Burgo praatte, kwam hij steeds dichterbij. 'Ik heb zelfs verdomd hard mijn best gedaan je te vinden. Maar je was volledig van de aardbodem verdwenen. Ik heb iedereen gebeld die misschien kon weten waar je was. Het was afschuwelijk helemaal niets te weten.'
'Ik had je toch een brief gestuurd?'
'Twee regels. Die waren niet echt geruststellend. Je zei dat je weg zou gaan. Hoe moest ik weten wat dat betekende? Ik heb me van alles in mijn hoofd gehaald.'
'Het spijt me.'
'Doe niet zo koel.' Hij pakte mijn hand. 'Ik heb zelfs overwogen die journalisten een oproep in de krant te laten zetten om je te smeken bij me terug te komen.'
Ik probeerde mijn hand terug te trekken, maar hij hield vast. 'Dat zou wel heel doldriest zijn geweest.'
'Fleur zegt dat je naar Ierland bent geweest. Waarom? Had je daar vrienden?' Hij zweeg even. 'Een andere man?'
'Ik kende er niemand. Daarom juist. Ik wilde een nieuw begin maken.'
'Maar dat is niet mogelijk, hè? We kunnen het geen van beiden vergeten.'
'Toch was ik het vergeten - tot vandaag. Niet jou natuurlijk, ik zal jou nooit kunnen vergeten. Maar ik was vergeten waarom ik het de moeite waard vond al het andere te negeren wat ik ooit aan ervaring en intelligentie had opgedaan, omwille van... de liefde.'
Hij greep mijn hand nog steviger vast. 'Goed. Je wilt me straffen. Dat aanvaard ik, maar heb in 's hemelsnaam een beetje medelijden met me.'
'Hoe kan ik jou ervan overtuigen dat ik mezelf ten volle verantwoordelijk acht? Ik wil niet dat je je schuldig voelt jegens mij. Ik wil dat je helemaal niets voor me voelt.'
'Ik geloof je niet, ik...'
Ik trok mijn hand terug. 'Vaarwel, Burgo. Het spijt me dat je zoveel moeite voor niets hebt gedaan.'
Ik liep naar de deur. Die ging gemakkelijk open. Dickie had het vochtprobleem kennelijk opgelost. Ik liep de tuin uit, naar de oprit waar mijn auto stond geparkeerd.
Dickie kwam de voordeur uit gesneld, zo vlug als zijn manke been hem toestond. Ik stapte in de auto en draaide het raampje omlaag.
'Het spijt me,' hijgde hij. 'Ik had geen idee. Fleur heeft me nu pas verteld dat Burgo er is. Ga alsjeblieft niet zo weg.'
'Het geeft niet, Dickie. Het geeft echt niet. Wees niet boos op Fleur.' Ik stak mijn hoofd uit het raam om hem op de wang te kussen. 'Ik zal hier niet meer komen, maar blijf je alsjeblieft herinneren hoezeer ik op jullie gesteld ben.'Ik liet de koppeling opkomen en reed weg. In mijn achteruitkijkspiegeltje zag ik Dickie op de oprit staan en mij met een verbijsterde blik nakijken. Vlak bij de ingangshekken stond Burgo's - of liever gezegd Simons - auto tussen de bomen geparkeerd, zodanig dat hij verborgen was voor iemand die naar binnen reed. Ik was boos op mezelf omdat ik zo geagiteerd was. Mijn hart bonsde hevig. Maar één ding was zeker. Hoewel Burgo's uiterlijke aantrekkingskracht geen greintje minder was dan eerst, was ik geen ogenblik in de verleiding gekomen erop in te gaan. Arme Burgo! Wat moest hij geduldig hebben zitten wachten, in de hoop op een gelukzalige hereniging op de Chinese divan! De rit naar Cutham terug was lang genoeg om eens serieus na te denken.
Ruby was in de keuken bezig een citroenmerenguetaart uit de oven te halen.
'Niet slecht, al zeg ik het zelf.' Ze keek voldaan naar de knapperige welvingen, met het laagje goud erop. Brough, die aan de tafel een dikke sandwich zat te eten, bekeek de taart goedkeurend. Zijn nek puilde over zijn kraag, zijn uniform spande bij de naden.
'Dat ziet er heerlijk uit,' zei ik. Ik wachtte tot Brough zijn sandwich op had en vertrokken was. 'Goed, Ruby.' Ik hield haar tegen toen ze weer naar het fornuis wilde lopen. 'Zeg eens eerlijk. Ben je hier gelukkig?'
Ruby keek verbaasd. 'Maar Roberta! Alsof ik iets anders zou kunnen zijn. Natuurlijk missen we je lieve papa allemaal vreselijk, maar ik ben erg op je moeder gesteld en dit is zo'n mooi oud huis. En Oliver, ach, dat is zo'n lieve jongen. Ik was bang lieverd, dat je me als een indringer zou beschouwen, maar je bent alleen maar heel lief voor me geweest. Als jullie allemaal zo lief voor me zijn, hoe zou ik dan niet gelukkig kunnen zijn?'
'Ik denk dat het eerder andersom is, maar daar gaat het nu niet om. Het punt is dat ik naar Londen terug wil. Om daar weer te wonen en te werken. Maar dat kan ik alleen doen als jij wilt blijven om voor mijn moeder te zorgen.'
'Ach mijn kind, ik zou niets liever willen. Het is erg lief van je dat je me zo'n kostbare taak toevertrouwt. Ik weet hoe erg ze je zal missen, maar net als alle andere moeders denkt ze meer aan het geluk van haar kinderen dan aan dat van haarzelf.'
Ik kuste Ruby hartelijk. 'Je moet het me laten weten als er iets is wat je nodig hebt.'
Ik liep weg om wat telefoontjes te plegen.