We hadden de openstelling van Curraghcourt wijd en zijd aangekondigd in kranten, tijdschriften en Heritage-publicaties. Het toeristenseizoen ging officieel vanaf april van start. Gedurende de drie weken ervoor hadden harde wind en kletterende regenbuien de muren gegeseld. Naast elk drijfnat schaap lag een doorweekt lammetje. Het gezang van de vogels werd door de regen overstemd. Gagel en wollegras bogen hun kopjes voor het geweld. Alleen de gaspeldoorn begon dapper te bloeien.

In de moestuin was nergens iets van de sla, ui, wortel, tuinboon en erwt te bekennen die ik vier weken eerder had gezaaid. De aardappels lagen in een drab die net zo vloeibaar was als gesmolten chocolade. De aspergekoppen die ik in Dublin had besteld waren uit de grond gespoeld. Op handen en knieën had ik ze in een kletterende regenbui herplant. Dit resulteerde in een zware verkoudheid die de hele familie aanstak.

De dag van de opening brak aan. Na een koortsige nacht van hoesten sleepte ik me 's ochtends met hoofdpijn naar het raam, en zag een stralende zonsopgang. Ik deed het raam open. Op het dak lagen plassen water, glad en spiegelend met slechts af en toe een briesje dat het oppervlak deed rimpelen. De regen was voorbij. De uitzonderlijke schoonheid van de bossen en de bergen maakte nu misschien zelfs nog meer indruk op me dan de eerste keer dat ik ze had gezien, want ze waren me heel dierbaar geworden. Mijn koorts zakte, mijn hoofdpijn begon te verdwijnen.

Ik baande me een weg door de zee van katten die allemaal naar mijn slaapkamer waren verhuisd vanwege het meedogenloze weer. Het nieuwe baldakijn boven mijn bed zakte door onder het gewicht van de dieren. Alexander, Paudeen en Dervla, de tamste van de groep, staken hun reusachtige poten in extase uit toen ik hen achter de bronskleurige oren en in de gestreepte vacht kroelde. De voortplanting was tot staan gebracht en voor sommige poesjes was een goed tehuis gevonden, maar vijftien katten was nog steeds te veel voor een vrij kleine kamer.

Osgar vormde nu het grootste obstakel om ze beneden te laten wonen. Hij zwierf tegenwoordig over het terrein, waarbij hij, door het optrekken van zijn lip en een laag gegrom ratten, eekhoorns, schapen en zelfs de Kaketoe wist te terroriseren. Het was een onbevredigende situatie die ik voor mijn vertrek moest zien op te lossen.

Om kwart voor twee, het uur van ons debuut, waren de honden opgesloten in het laarzenhok, waren de bordjes tearoom en wc geplaatst en waren de gedeelten die niet waren opengesteld met touwen afgezet. We stonden allemaal in de startblokken, klaar op onze posten. Ik bekeek alles nog een laatste keer, in een poging het huis met de kritische ogen van een vreemde te bekijken. Het leek misschien wat armoedig en vervallen, maar het werd onmiskenbaar met liefde bewoond. Het geurde naar boenwas en bloemen, voornamelijk narcissen met flink wat mahonia en skimmia. Mijn hart zwol van trots toen ik met mijn mouw wat turfas van de tafel in de hal veegde.

Ik nam plaats in de nis van het poorthuis, waar in feodale tijden bedienden lange dagen hadden doorgebracht om de weg in de gaten te houden die over de verre heuvel omlaag kronkelde, in afwachting van Engelse soldaten die het kasteel kwamen belegeren of plaatselijke kleine landeigenaren die kwamen dansen en dineren. Ik had een wiebelig tafeltje voor me met een boekje garderobekaartjes en een kom met wisselgeld. Constance was gestationeerd bij de voordeur, aan de andere kant van de binnenplaats, klaar om de eerste bezoekers een rondleiding te geven. Hier was wat gekibbel aan voorafgegaan. Constance dacht dat ik beter de rondleidingen kon doen omdat ik meer wist over het meubilair, de schilderijen en de stoffering. Maar ik was ervan overtuigd dat de gasten het interessanter zouden vinden te worden rondgeleid door een echte dochter des huizes in plaats van met details over fineer, verguldsel en porselein te worden verveeld.

Pegeen en Katty stonden, met schone schorten, in de graanschuur annex tearoom klaar achter de grote heetwaterketel die we tweedehands van Turlough McGurn hadden gekocht. De kinderen waren naar school, woedend dat ze alle opwinding zouden missen. Maud en Violet zaten boven in hun kamers, met een elektrische waterkoker, de televisie aan en de jaloezieën omlaag. Maud was beducht voor het gestamp van proletarische voeten, maar Violet was erg teleurgesteld omdat ze uit het zicht werd gehouden. Timsy was bezig de Kaketoe in te spannen. We hoopten dat bezoekers het leuk zouden vinden met een authentiek Ierse paard-en-wagen naar de moestuin te worden gereden. Het was Timsy verboden iets te drinken, op straffe van ontslag op staande voet. Uiteraard beseften we allemaal dat dit een loos dreigement was.

De vorige dag nog had Eugene plotseling inspiratie gekregen. Weken eerder hadden we op een van de zolders een verzameling achttiende negentiende-eeuwse silhouetten gevonden, borsthoog, voluit en van groepen met een gelithografeerde achtergrond. Ze waren door Constances grootmoeder naar de zolder verbannen toen zulke dingen uit de mode waren geraakt. Ze waren allemaal van goede kwaliteit en drie ervan waren gesigneerd door Augustin Edouart, de beroemde 'schaarkunstenaar'. Samen vormden ze een opvallende groep in een hoek van de zitkamer waar de schimmel op het gele damast erg had toegeslagen.

Eugene had aangeboden met schildersezel, papier, pen en zwarte inkt te gaan zitten om snel een hoofd-en-schouders silhouet te maken van iedereen die bereid was vijf pond te betalen om voor hem te mogen poseren. Hij had op de kinderen geoefend en we waren onder de indruk geweest van het resultaat. Hij was in staat in ongeveer een kwartier een goede gelijkenis te produceren. De ervaring moest uitwijzen of dit een winstgevende bezigheid kon zijn, maar het was op zichzelf een welkom teken dat Eugene bereid was zichzelf als meewerkend lid van het menselijk ras te beschouwen.

Ik sleep mijn potlood, voor het geval er dringende punten waren die aandacht behoefden, legde mijn boekje met kaartjes keurig haaks naast mijn notitieblok en richtte mijn ogen opnieuw op de (bijna) blauwe horizon. Na een vol uur, waarin ik mijn boodschappenlijst voor de komende week had opgesteld, een overzicht had gemaakt van de reparaties die binnen moesten gebeuren, en een snijbloemenborder voor de moestuin had ontworpen, liep ik naar binnen.

'Ik denk dat onze verwachtingen te hooggespannen zijn geweest.' Constance lag languit in een stoel in de hal, met de Castle Rackrent in haar hand. 'Misschien zijn er zo vroeg in het jaar geen toeristen, hier in het westen.'

'Of valt er verder niet genoeg te beleven in de omgeving,' zei ik somber. 'Waarschijnlijk hebben ze geen zin zo ver te reizen voor één kasteel.'

'We hebben Clerenshill en Glassenough binnen honderd kilometer afstand. Die zijn allebei met Pasen open. Ik vraag me af wat die stomme feestvierders dan willen,' voegde ze er verbitterd en teleurgesteld aan toe. 'Een kermis en leeuwen, zeker.'

'O Constance, ik kan het niet verdragen dat dit een mislukking wordt! We hebben zo hard gewerkt!'

'Het is pas de eerste dag. Kom op, Bobbie. Het is niets voor jou om zo sip te doen.'

Het was waar dat ik meestal heel optimistisch was. Maar het was mijn idee geweest om Curraghcourt open te stellen. We hadden iets van tweehonderdvijftig pond besteed aan verf, gespecialiseerde schoonmaakmiddelen, dingen voor de tearoom en, het duurst van alles, twee borden om de mensen naar het kasteel te lokken: één voor het centrum van Kilmuree, en de andere om de weg die naar het terrein leidde aan te geven. Het totaal aan manuren dat erin was gestoken was ontelbaar.

Constance rekte haar armen uit boven haar hoofd. 'Misschien geven de mensen van de Heritage toch nog wat geld, ongeacht of er mensen naar ons komen kijken.'

Ik schudde mijn hoofd. 'Dat doen ze vast niet. Deze organisaties worden geleid door fanatieke accountants. Als ze ons geld geven, waarom dan niet aan elk groot huis met een lekkend dak en optrekkend vocht? En daar moeten er in Ierland duizenden van zijn. We moeten hun bewijzen dat we aantrekkingskracht uitoefenen op toeristen. Maar zoals je zegt, het is pas de eerste dag. Misschien is het nog niet bekend geworden. Waar is Eugene?'

'Die is even gaan liggen in de bibliotheek. Hij zegt dat hij vannacht niet heeft kunnen slapen van de opwinding. Ik heb beloofd hem te roepen als er iemand komt.'

'Wat een vreselijke anticlimax. Laten we bij de anderen kijken.'

Timsy lag uitgestrekt op de bank van het wagentje, met gesloten ogen en een whiskeystank om zich heen, terwijl de Kaketoe hem langzaam over de binnenplaats rondreed, op zoek naar het beetje gras dat tussen de stenen groeide. In de tearoom zaten Pegeen en Katty gebogen over een pot thee en een spelletje boter-kaas-en-eieren. Hun schorten zagen er niet meer schoon uit. Katty zette snel iets weg zodra ze ons zag. Ik twijfelde er niet aan dat dit de zwarte fles was. Het ontbrak me aan de puf om te protesteren.

'Nu moeten jullie eens goed luisteren.' Constance trok haar schouders naar achteren en zette een bazige stem op. 'Wat voor indruk zal dit maken? Er kan elk moment iemand komen. We moeten er klaar voor zijn.'

Pegeen grijnsde naar haar op, met waterige ogen. Ze was alweer een tand kwijt.

Een halfuur later lieten Constance en ik de honden uit en voegden ons bij Pegeen en Katty aan hun tafel, die er inmiddels uitzag alsof een gezin van tien een week lang elke dag hun handen en gezicht aan het tafelkleed had afgeveegd. Om wat op te vrolijken namen we een glas poteen en een paar chocoladekoekjes. Constance had het spul uiteraard vaker geproefd, maar ik moest mijn neus dichthouden om het naar binnen te krijgen. Ik moet erkennen dat daarna alles er veel vrolijker uitzag. Ik leerde de anderen galgje te spelen, en om de een of andere reden was dit simpele spelletje een geweldig succes. Pegeen en Katty, die inmiddels de hik hadden en af en toe van hun stoel vielen, kraaiden van opwinding wanneer ze iemand ophingen of zelf werden opgehangen. Ze knipoogden en grinnikten en gaven me porren met hun elleboog, en ik kreeg voor het eerst het gevoel dat ze me hadden vergeven dat ik een Engelse was, dus was het niet helemaal een verloren middag. Om vier uur liep ik terug naar het huis om de dienbladen van de lunch uit Mauds kamer op te halen. Ik had mijn voet op de onderste trede van de trap gezet toen ik een claxon hoorde. Ik rende naar het poorthuis.

'Hallo, poortwachter! Wat is dit voor slordige vertoning!'

'Kit!'

Hij kwam uit de schaduw van de poort te voorschijn. 'Hallo, lieve Bobbie.' Hij trok me naar zich toe en kuste me stevig. 'Je ziet er geweldig uit. Maar wel een beetje smoezelig. Is dat chocola, op je kin?'

Ik wreef met mijn onderarm over mijn gezicht en probeerde tot mezelf te komen. De effecten van de poteen waren langdurig. Na een dag van gedwongen nietsdoen gedurende uren die als dagen voelden, leek Kit stralend, dynamisch en gezond, als een reclame voor vitamines. Zijn elegant golvende haar was aan de voorkant bijna wit en hij was zo bruin dat zijn tanden helwit blonken.

'Het is de eerste dag dat we open zijn. Wist je dat nog? Als dat zo is, ben je een vriend zoals er maar één op de miljoen te vinden is. Er is geen kip te bekennen geweest. Op z'n zachtst gezegd heel ontmoedigend.'

'Natuurlijk wist ik dat nog. Dat afschuwelijke Hollands roze staat nog steeds op mijn netvlies gebrand. Elke keer dat ik mijn ogen dichtdoe moet ik aan Curraghcourt denken en aan die verflucht. En aan jou. Niet noodzakelijkerwijs in die volgorde.'

'Het is geweldig om je te zien. Hoe kom je zo bruin?'

'Ik ben gisteren teruggekomen van drie weken Gstaad. Heerlijk weer, uitstekende sneeuw.'

'Een bestaan als literair agent heeft kennelijk andere pluspunten dan alleen maar culturele.' Zodra ik dit had gezegd besefte ik dat het enigszins afgunstig had geklonken, dus voegde ik eraan toe: 'Je moet het niet erg vinden als we allemaal een beetje humeurig zijn. We hebben ons geweldig uitgesloofd om alles klaar te krijgen, en ik had echt gedacht dat we de eerste dag wat bezoekers zouden krijgen.' Ik zuchtte. 'Alweer zo'n wrede levensles.'

'Wat zou je zeggen als ik je vertelde dat er op ditzelfde moment een buslading begerige cultuurfanaten over de top van de heuvel komt?' vroeg Kit. 'En nóg eentje, niet ver erachter?'

Ik staarde hem verbijsterd aan. 'Probeer je me voor de gek te houden? Want als dat zo is, vind ik het een uitermate flauwe grap.'

'Kijk dan!' Kit trok me door de poort en wees naar de heuvel. In de verte kwam een knalrode bus omlaag gereden. 'Een paar grapjassen in Kilmuree dachten dat het leuk zou zijn om jullie borden de andere kant uit te laten wijzen. De wegen van West-Connemara zijn nu verstopt met mopperende dagjesmensen, die hopeloos verdwaald zijn. Ik ben toevallig op weg hierheen twee bussen tegengekomen. Ik heb ze op het rechte pad geholpen en ik heb de borden teruggezet. Daarna heb ik vol gas gegeven om hier op tijd te kunnen zijn om jullie te waarschuwen.'

'Kit! Je bent een éngel!' Ik omhelsde hem. 'O, wat ben jij toch een geweldige man! Ik heb er gewoon geen woorden voor.

'Het zijn niet zozeer de woorden waar ik in geïnteresseerd ben.' Kit sloeg zijn armen om mijn middel, maar ik zat te veel met mijn hoofd bij andere zaken om te reageren.

'O nee! Pegeen en Katty! En Timsy!'