Ik was me er onmiddellijk van bewust dat meneer Macchuin op een heel ongelegen moment binnenkwam. Hij had me direct opgemerkt en zich toen afgewend, maar niet voordat ik verbazing in zijn ogen zag, omdat zijn plaats aan het hoofd van de tafel door een volstrekt onbekende vrouw was ingenomen. De dingen zouden er vast niet beter op worden als hij hoorde dat ik zijn nieuwe huishoudster was. Ik schoof mijn stoel naar achteren en stond op. Ik voelde me vreselijk opgelaten.

'Finn! Lieverd!' Constance kwam de eetkamer weer binnen. 'Wat geweldig!' Ze omhelsde hem zo goed en zo kwaad als dat ging met in elke hand een fles wijn. 'Waarom heb je ons dit niet laten weten?'

'Ik heb geprobeerd op te bellen zodra ik zeker wist dat ik weg kon, maar de lijn was aldoor bezet.'

Hij was helemaal niet zoals ik had verwacht. Ik had me voorgesteld. .. ja, wat eigenlijk? Een bon vivant, met zijn kelder, zijn voorliefde voor de grote stad. Misschien ook wel een losbol, met een maitresse en een vrouw in hetzelfde huis. Ik had in gedachten een dikke buik gezien, verhitte wangen, misschien zelfs de rode neus van een mateloze levensgenieter. Deze man was lang, mager en bleek, met kortgeknipt zwart haar dat grijs begon te worden. Ik schatte zijn leeftijd op een jaar of vijfendertig, misschien veertig. Hij droeg een donker pak met een effen blauwe das. In tegenstelling tot de rest van ons leek hij netjes, fatsoenlijk, conventioneel, bijna ascetisch.

'Sorry. Dat was ik,' zei Liddy, die naar haar vader toe liep om hem te kussen. 'Ik wilde iets voor Bobbie bestellen.'

Hij sloeg zijn vrije arm om haar heen. 'Hoe was het eind van het trimester? Je hebt zeker niet de prijs voor Latijnse poëzie gekregen, hè?'

'Je weet best dat we geen Latijn krijgen op die stomme meiden- school van ons, pap.'

'En dat vind jij echt jammer. Je ziet er geweldig goed uit.' Hij draaide haar rond om het strakke gele jurkje te bekijken dat van voren diep en op de rug nog dieper was uitgesneden. 'Is dat niet een beetje te koud?'

Liddy giechelde. 'Ik zit vlak bij de haard, dus het gaat best.'

Meneer Macchuin keek even naar de schouw. Als hij de afwezigheid van de stapel oude kranten, de schoenen en de kapotte blaasbalg al had opgemerkt, evenals het blinkende koperen haardscherm, de vuurtang en de pook, die eerst zwartberoet waren geweest, dan liet hij dit niet merken. 'Steken we tegenwoordig in juli de haard aan?'

'Dat is om de boel hier een beetje droog te stoken. Vind je mijn jurk echt mooi, pap? Ik heb hem speciaal voor Bobbies verjaardag aangedaan.'

'Is hij je nieuwste vriendje?'

'Lieverd, je bent hopeloos, ik heb je alles over Bobbie verteld toen je de laatste keer opbelde.'

Maar de aandacht van meneer Macchuin werd getrokken door de flessen die Constance tegen haar borst drukte. Hij hield zijn hoofd scheef om het etiket te lezen. Ik dacht dat hij even verstrakte, maar het kan ook de lichtval zijn geweest. 'Chevalier-Montrachet negentienachtenzestig. Hm. Je hebt wel ingebroken, Con.'

Constance keek ongemakkelijk. 'Ik heb de sleutel in je kamer gevonden. Ik zou er anders niet zijn aangekomen, maar het is Bobbies verjaardag en ze heeft erg hard gewerkt en ik ben haar reuze dankbaar. We hebben heerlijke dingen te eten gekregen. Ze kan geweldig koken en het huis is een stuk schoner. We zijn begonnen de oude moestuin weer in gebruik te nemen, de meisjes drinken niet meer zoveel, we hebben nieuwe kippen besteld. Alles is anders en een stuk beter. Echt, ze heeft gewerkt als een slavin, van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat, en je zult het huis niet herkennen...'

Ik kon zien dat deze opsomming van mijn prestaties niet het effect hadden dat Constance beoogde. Mannen zijn gewoontedieren. Ze hebben een hekel aan veranderingen. En ze hebben vooral een hekel aan veranderingen die plaats hebben gevonden in hun afwezigheid, zonder overleg met hen. De donkere wenkbrauwen van meneer Macchuin fronsten zich boven de brug van zijn lange, smalle neus.

Op dat moment werd zijn aandacht getrokken door de lege champagnefles. Hij liep naar de tafel om hem te identificeren. Hij zette grote ogen op en hield verschrikt zijn adem in.

'Mag ik me even voorstellen?' zei ik, terwijl ik met uitgestoken hand naar hem toe liep. 'Ik ben Bobbie Norton.'

Hij schudde vluchtig mijn hand. Zijn ogen, die grijs en diepliggend waren, net als die van Constance, maar harder, keken me even aan met een blik die niet echt onvriendelijk was maar wel koel. Hij had een breed gezicht met een hoekige kaak. Als je hem zag, kon je je voorstellen dat Constance een knappe vrouw zou zijn als ze een paar kilo zou afvallen. 'Hoe maakt u het?' zei hij. 'Wat vriendelijk van u om mijn huishouden zo onzelfzuchtig weer op poten te zetten.'

'Helemaal niet,' zei ik. 'Het is heel vriendelijk van u om mij een salaris te betalen.'

Hij bleef me aankijken. Heel even vreesde ik dat hij me had herkend, maar hij zei alleen maar: 'U bent kennelijk een wijnkenner.'

'O, maar Bobbie heeft de wijn niet gepakt, dat is...' begon Constance, maar wat ze had willen zeggen ging verloren toen Sissy de kamer binnenholde.

Ik was erg nieuwsgierig om de modus operandi van dit ongelijksoortige stel te kunnen zien.

'Mavourneen!' Sissy's zwarte ogen straalden van blijdschap en ze zag er heel aanbiddellijk uit. Ze bleef even op haar tenen staan voor ze naar hem toe huppelde met gestrekte nek en hem op de mond kuste. 'Ik heb deze lange tijd vanbinnen gebrand als het vuur van de hel, om jou weer te zien. Vanmorgen stond in de dauw geschreven dat je zou komen.'

Hij kuste haar en hield haar toen op een armlengte afstand, waarbij hij hoog boven haar verrees. 'Binnenkort zullen we misschien allemaal in de dauw moeten schrijven als Liddy voor zo'n hoge telefoonrekening blijft zorgen. Hoe gaat het met jou, Sissy?'

'Smachtend!' Sissy draaide met haar ogen op een manier die een vermoeide man zou hebben afgeschrikt.

Macchuin trok zijn wenkbrauwen op terwijl hij haar van top tot teen bekeek, en hij zei: 'Ik geloof dat Marie Antoinette bekendstond om haar lichtontvlambare natuur.'

'En wie mag dat dan wel wezen?' Sissy's gezicht werd donker en ze liet op een angstaanjagende manier haar tanden zien. 'De een of andere sloerie die jij in Dublin hebt gehad? Laat die Mary Antonetty maar eens hier komen, zeg haar dat van mij, dan kan ik haar ogen uit haar hoofd krabben en haar lever door havermeel halen om hem in varkensvet te bakken en dan knoop ik haar aan haar haren aan een boom...' Ze zweeg, hijgend van opwinding.

'Jij stom, onnozel schepsel!' zei Maud. 'Marie Antoinette is tweehonderd jaar geleden onthoofd.'

'On diabhal!' riep Sissy uit. 'Dat zal haar leren om haar rokken op te tillen voor iedereen die boven haar staat.'

'Ik denk vaak dat het een vergissing is geweest te proberen het plebs te onderwijzen,' zei Maud tegen niemand in het bijzonder.

'Hallo Maud, je ziet er goed uit.' Macchuin liep rond de tafel en kuste haar op de wang die ze hem toestak.

'Ik zie er vreselijk uit. Jij, daarentegen, in tegenstelling tot het verdiende loon van leugenaars, lijkt in blakende gezondheid te verkeren.'

Ik zag tot mijn verbazing dat ze erg op haar schoonzoon gesteld was. Of liever gezegd dat ze gevoelig was voor zijn charmes. Haar ogen straalden alsof er een knopje was omgedraaid.

'Hallo Flurry.' Meneer Macchuin liep naar zijn zoon die bij het raam had gestaan, terwijl hij zijn vader bekeek met een uitdrukkingsloos gezicht.

'Hallo pap. Heb je eraan gedacht?'

'Waaraan?'

'Het boek over bruggen.'

'Ja.'

'Staat je koffer in de hal? Ik ga hem wel even halen.'

'Wacht eens.' Meneer Macchuin hield Flurry tegen door hem bij de arm te grijpen. 'Hoe gaat het met je?'

'Mijn ogen zijn beter. Bobbie heeft zalf voor me gekocht. Ik heb vorige week buikpijn gehad.' Hij spartelde tegen de greep van zijn vader, maar die hield hem stevig vast.

'Dit is een vraag waar je niet zo'n specifiek antwoord op hoeft te geven, tenzij je een regelrechte ramp is overkomen. Je zou "goed, dank je" kunnen zeggen, of "uitstekend, dank je". Daarna vraag je hoe het met mij gaat.'

'Hoe gaat het met jou, pap?'

'Een stuk beter nu ik jou zie, mijn beste Flurry.'

Flurry grijnsde breed. 'Echt waar?'

'Echt waar.'

'Mag ik hem nu gaan zoeken?'

'Goed. Maar haal mijn spullen niet door elkaar...' Flurry was echter al weg.

'Hallo Eugene.' De heer des huizes liep naar zijn gast. 'Hoe staat het met de muze?' De twee mannen schudden elkaar de hand.

'Wat schuw, van tijd tot tijd, maar het is nu eenmaal haar aard om ongrijpbaar te zijn. Ik onderschrijf het standpunt van Yeats, dat het in de poëzie toeval is dat weet te boeien en te inspireren. Het schrijven geschiedt op improviserende wijze. De intentie kan nooit meer dan slechts bewonderenswaardig zijn.'

'Je bedoelt dat je alles al doende moet bedenken?'

'Eh... ja. Ik denk dat je het zo zou kunnen stellen.' De ogen van Eugene begonnen uit hun kassen te puilen nu hij gehoor bespeurde. 'Zal ik je dit demonstreren door een van mijn nieuwste gedichten aan je voor te dragen?'

'Nee, dank je.' Meneer Macchuin glimlachte. 'Je weet hoe onnozel ik op dat gebied ben. Het zou paarlen voor de zwijnen zijn.'

Eugene ontkende dit beleefd, maar drong niet aan. Ik werd bijna jaloers toen ik zag hoe behendig hij ontkwam aan iets wat voor mij bijna een dagelijkse plicht was: het luisteren naar een onbegrijpelijk product van Eugenes spontane fantasie. Dit was een staaltje diplomatie waar ik alle achting voor had. Het was ook onverwacht. Constance, met haar veelvuldige verwijzingen naar het karakter van haar broer, had me de indruk gegeven van een opvliegend persoon, ten prooi aan zijn hartstochten.

'Maak die maar niet open, Con,' zei hij vriendelijk, toen hij zijn zuster aanstalten zag maken om de Chevalier-Montrachet met een kurkentrekker te lijf te gaan. 'Die is vast niet op temperatuur. Wat eten we?'

'Vispastei met diepvriesgarnalen!' riep Constance opgetogen uit.

Wat hij er ook van mocht denken, hij hield zijn commentaar voor zich. 'Ik ga zelf wel even iets opzoeken.'

Terwijl hij in de kelder was, ging ik bij het buffet aan de slag om de vispastei, doperwten en wortelpuree te serveren, enigszins gegeneerd over deze armzalige demonstratie van mijn hooggeroemde kookkunst. Ik schoof aan het andere eind van de tafel op een stoel naast Flurry en spoorde hem aan de vier doperwten die ik hem had gegeven op te eten, terwijl de anderen het over Dublin hadden en over geheimzinnige dingen die als keelgeschraap klonken. Ik hoorde woorden als Oireachtas, Dail, Seanad en Taoiseach, die me toen nog niets zeiden.

Na het eten zette ik koffie en liep met het blad naar de lege zitkamer. Ik hoorde gelach uit de eetkamer komen. Ik besloot hen met rust te laten en vroeg naar bed te gaan. Toen ik door de hal naar de trap liep, schrok ik toen ik mezelf in de spiegel zag. Ik was vergeten dat ik nog steeds Sissy's kroon van wilde planten op mijn hoofd had.

'Je moet je maar niet te veel van Finns woedeaanvallen aantrekken,' zei Constance.

'Papa wist niet dat het jouw tijdschrift was, anders had hij er vast niets van gezegd,' zei Flavia, die tussen ons in op de voorbank van de Land Rover zat, terwijl we terugreden van een naburige boerderij waar we de nieuwe kippen hadden opgehaald.

'Laten we het er maar niet meer over hebben,' zei ik beleefd. 'Ik denk er al niet meer aan.'

Maar dat was een leugen. Ik was nog steeds geschokt. We hadden aan de ontbijttafel gezeten toen meneer Macchuin beneden was gekomen, gekleed in een gemakkelijke oude trui en een corduroy broek. Ik was bezig koffie in te schenken terwijl Constance voor Eugene boter en marmelade op een stuk toast smeerde. Liddy zat vol aandacht Vogue te lezen en hoorde haar vader niet binnenkomen. Glimlachend keek hij over haar schouder. Toen verdween zijn glimlach.

'Liddy, nee! Na alles wat we over dat onderwerp hebben gezegd!'

Liddy keek onmiddellijk schuldbewust en probeerde het tijdschrift dicht te doen, maar Finn legde zijn hand op de pagina.

'"Superdieet voor de zomer",' las hij hardop. '"Bij de lunch een rauwe biefstuk tartaar plus twee glazen sap van waterkers en vijf aspergepunten..." Liddy, dit is zowel absurd als gevaarlijk.' Hij bladerde verder. '"De stap-voor-stap gids naar volmaakte schoonheid." Waarom lees je in 's hemelsnaam zulke troep? Het onnozelste romannetje is nog beter dan dit. Kijk eens naar die vrouw!' Hij wees naar een foto van een jonge vrouw in een advertentie voor een nachthemd. 'Ze is zo mager dat het wel lijkt of ze stervende is aan een afschuwelijke ziekte. Dit is een smerige poging om vrouwen te laten denken dat hun uiterlijk het enige is dat van belang is.' Zijn woede steeg. 'Hoe dúrven jullie vrouwen gelijkheid te eisen wanneer jullie hoofd bij dit soort onzin zit? Ik wil deze troep niet in mijn huis hebben!'

Hij liep naar de haard en hield het tijdschrift boven de vlammen.

'Als je hem verbrandt, zal ik je dat nooit vergeven!' Liddy had grote ogen opgezet en trilde van woede. Ik zag hoeveel ze op elkaar leken. 'Het kan me niet schelen of jij dit troep vindt. Ik vind het leuk om dit te lezen. Bovendien is die Vogue niet van mij maar van Bobbie, en je kunt haar spullen echt niet verbranden. Ik ga bij haar in Londen logeren en ik lees wat ik zelf wil en als ik mezelf dood wil hongeren, dan is dat mijn zaak. Je kunt niet zomaar wekenlang wegblijven en thuiskomen wanneer het jou belieft en mij dan... dan opeens de wet voorschrijven...' Ze was nu helemaal buiten zichzelf. 'Je wilt niet dat ik mooi ben, want je bent bang... je bent bang...' Waar ze dacht dat haar vader bang voor was heb ik nooit ontdekt want ze barstte in tranen uit en rende huilend de kamer uit.

Meneer Macchuin draaide zich om en keek mij aan, met felle ogen en zijn lippen opgetrokken in een uitdrukking die me aan Osgar deed denken. 'Je kunt dit maar beter bij je houden.' Hij smeet het tijdschrift op de tafel. 'Misschien wil je zo goed zijn zulke troep op je kamer te bewaren. Ik wil niet dat mijn kinderen ermee worden besmet.'

Ik werd onmiddellijk witheet, hoewel ik mijn stem in bedwang wist te houden en op een koele, minachtende toon sprak waarvan ik wist dat hij er woest van zou worden, een techniek die ik me aangewend had wanneer ik met mijn vader te maken had. 'Het is alleen maar een onschuldig modetijdschrift, echt geen pornografie of een handleiding voor heroïnegebruikers.' Ik lachte minachtend. 'En er is weinig kans dat Liddy in Kilmuree waterkers of asperges zou kunnen bemachtigen.'

Deze techniek had meer succes dan ik had bedoeld. Ik dacht even dat hij zou ontploffen van woede, want zijn gezicht werd donker en hij balde zijn rechtervuist. 'Bemoei je er niet mee, juffrouw... hoe-je-ook- heten-mag. Anders kon je er nog wel eens spijt van krijgen.'

Hij liep de kamer uit voor ik tijd had gehad een provocerende opmerking te bedenken.

'Het komt doordat hij zo'n moeilijke tijd met Liddy heeft gehad,' verklaarde Constance terwijl ik tussen de gaten in de weg door laveerde. 'Een jaar geleden begon ze aan de lijn te doen en eindigde als een skelet. Anorexia nervosa, zei dokter Duffy. Ze is de laatste tijd een stuk beter. Maar Finn maakt zich nog altijd zorgen over haar. Het spijt me dat hij zo grof tegen je heeft gedaan. Hij kan heel opvliegend zijn, maar het is ook altijd meteen weer over.'

Ik voelde de onaangename combinatie van wrok en berouw. Hoe hij zich ook tegen zijn gezinsleden mocht gedragen, hij hoorde niet zo grof te doen tegen iemand die bij hem in dienst was. Maar ik kon me voorstellen hoe vreselijk het was te moeten zien hoe je geliefde dochter zich langzaam dood hongerde.

'Met Liddy lijkt het nu vrij goed te gaan,' zei ik. 'Ze nam vanmorgen twee porties kedgeree voor je broer beneden kwam.'

'O ja. Ik ben erg blij dat ze zo goed eet sinds jij er bent. Ik vrees dat mijn kookkunsten zelfs van de dikke vrouw op de kermis nog een slanke den zouden maken. Kijk uit!'

Ik trapte op de rem toen we na een bocht bijna drie mannen die op het pad liepen omverreden. Ze klauterden snel langs de berm omhoog en verdwenen over de top.

'Wie waren dat?' vroeg ik. 'Ze leken nogal haast te hebben om weg te komen.'

'Een van hen was Mickey Joyce. En ik denk dat de andere twee Padraig O'Connor en Cahir Roohan waren. Ze deden een beetje verschrikt toen ze ons zagen. Misschien zijn ze verlegen.'

Hun gezichten onder hun petten hadden niet direct verlegen geleken, maar Constance had er waarschijnlijk meer kijk op dan ik.

'Ik geloof niet dat Vogue veel schade kan aanrichten.' Ik keerde terug naar het eerste onderwerp. 'Anorexia heeft, dacht ik, diepere oorzaken dan de invloed van mode, is het niet? Mannen willen graag denken dat vrouwen gevaarlijk oppervlakkig en onbenullig zijn. Op die manier voelen zij zich minder bedreigd en ontoereikend. Bovendien voelen ze zich dan niet schuldig over de uren die ze besteden aan auto's, voetbal en borsten. Maar ik had het toch graag willen weten.'

'Hoeveel nog?' vroeg ik, terwijl ik weer een afgezaagd stuk biels op de stapel wierp. De schuur was vervuld van de harsachtige geur van zaagsel.

'Nog maar vijfhonderdzesenveertig,' zei Flurry met opgewekte kalmte.

'Grote hemel! Wanneer is dit ooit klaar?'

Flurry keek verbaasd. 'We hebben er het afgelopen jaar al twaalfhonderddrieënvijftig gedaan. We zijn op tweederde.'

'Hoe staat het met de rails?'

'Thady O'Kelly wacht op meer ijzer. Hij heeft het oude hek helemaal opgebruikt.'

Ik bewoog mijn pijnlijke vingers. 'Ik bewonder je om je vastberadenheid, Flurry, echt waar. Maar ik kan nu geen millimeter meer zagen. Laten we eens kijken hoe het met de nieuwe kippen is.'

Ik zag met voldoening dat de oude bruine kippen tussen de groene, lange grassprieten liepen te krabbelen. Timsy had onder mijn leiding het kippenhok schoongemaakt en ontsmet, en de bewoners ervan begonnen nu al meer veren te krijgen en zwaarder te worden. Het kon zijn dat dit kwam doordat Flavia nu belast was met het voeren en het geven van vers water. De nieuwe kippen zaten op een kluitje bijeen, onthutst over de tocht in de Land Rover en over hun nieuwe omgeving. Ze waren dik en donzig met zwart-witte veren en een vuurrode kam.

'Ik ga wel kijken hoe het met de eieren is,' zei Flurry. Even later stak hij zijn hoofd uit de legkasten en zei: 'Acht. Dat is vijfenvijftig procent meer dan gisteren.'

'Negen,' zei Flavia's stem, en er kwam een hand naar buiten met één ei erin.

Flurry zweeg en rekende.

'Goh!' zei ik. 'Op deze manier zullen we ze nog eens in Kilmuree op de markt kunnen verkopen.'

'Zou dat genoeg zijn om ijzer voor de rails te kopen?'

'Ik vrees van niet. Als we zelf geen eieren meer zouden eten en ze allemaal zouden verkopen, zouden we misschien genoeg geld voor de bouten hebben.'

'Wat moeten we dan doen?'

Ik voelde me geroerd door de veronderstelling dat we nu samen in de spoorwegbranche zaten, maar ik had geen oplossing voor het probleem. Bovendien moest ik ook geld zien te vinden voor andere dingen. Een wasautomaat stond boven aan de lijst. Katty en Pegeen deden iedere maandag de was in een oude, lekkende wasmachine met een losse centrifuge ernaast. Dit veroorzaakte veel geknoei, waardoor het sop van het washok door de gang naar de keuken stroomde. Daarna lagen Katty en Pegeen uitgeteld in hun stoel bij de haard en waren de rest van de dag tot niets meer in staat, ondanks mijn geleidelijke reductie van de rantsoenen uit de zwarte fles. Maar gedurende de rest van de week waren ze wakkerder en presteerden ze meer.

'We zullen het geld wel ergens vandaan weten te halen,' zei ik tegen Flurry.

In de keuken begon ik uien te snijden voor bij de lamsbout. Geen rozemarijn, uiteraard. Toen ik Turlough McGurn, de groenteman, om kruiden had gevraagd, had hij me meelevend op de hand geklopt. Na diverse ruzies, waarin ik danig tekeer was gegaan en hij vriendelijk had staan te grinniken, behandelde hij me alsof we oude kameraden waren.

'Wilt u die om het eten te versieren, juffrouw Norton? Want de Ierse magen zijn niet tegen dat soort fratsen bestand, dat zult u wel merken.'

Dit was de formule waarop hij altijd terugviel bij bijna alles waar ik om vroeg, behalve wanneer het om kool, aardappels of wortelen ging. Ik kon kruiden kweken in de moestuin. Maar het was natuurlijk onzinnig om anderhalve kilometer in de stromende regen te fietsen voor één takje tijm. Het antwoord kwam in me op terwijl ik het vlees in de oven schoof. Het plein aan de voorzijde was geplaveid met keien die op en neer golfden als een stormachtige zee. Tegen de muren waren aan drie zijden borders die met baksteen waren afgezet. Ze waren karig en onaantrekkelijk beplant met Hypericum en pollen mosterdkleurige gulden roede. Ik had al een paar keer bedacht dat die borders beter opgedoekt konden worden. Nu zag ik hoe mooi ze zich voor een kruidentuin zouden lenen.

In elke hoek stelde ik me een keurig gesnoeide taxushaag voor. Buxusbollen zouden er model aan geven en er het hele jaar rond goed uitzien. Ertussenin zou ik aan de schaduwrijke kant peterselie, munt, maggiplant en venkel zetten. En langs de zonnige muur rozemarijn, tijm, salie, dragon en dille... Ik werd zo enthousiast over dit plan dat ik me geroepen voelde meteen naar buiten te lopen om me alles ter plekke voor te stellen. Toen ik door de hal liep, hoorde ik een hevig gejank. Osgar lag weer aan zijn ketting bij de voordeur. Maar hoewel hij deze gevangenschap eerder had verdragen met de zwijgende passiviteit van de hopeloosheid, was hij, nu hij de vrijheid en in het bijzonder Maria had geproefd, niet langer genegen alles gedwee te accepteren. Hij rukte aan zijn ketting en gaf luidkeels uiting aan zijn gevoelens. Meneer Macchuin stond net buiten het bereik van Osgar en bekeek hem met gefronste wenkbrauwen.

'Ik zou wel eens willen weten wie er verdomme die hond van de ketting heeft gehaald!' zei hij woest.

Ik vond het vervelend om twee keer op één dag ruzie te maken met mijn werkgever. Maar ditmaal was ik ervan overtuigd dat ik het gelijk aan mijn kant had. Ik zette me schrap voor de strijd.

'Dat heb ik gedaan. Het is wreed om een hond aan de ketting te houden.'

'Hij wordt geacht als waakhond te fungeren, niet als cavaliere servente. Als Maria gedekt is, zitten we met een probleem.'

'Dat zou heel vervelend zijn,' zei ik koeltjes. 'Maar het verandert niets aan het feit dat het onverdedigbaar is om een grote hond als Osgar vast te leggen zonder hem enige lichaamsbeweging te gunnen. Als u niet wilt dat Maria puppy's krijgt, had u haar moeten laten steriliseren.'

Zijn gezicht werd weer donker. 'Hoe ik mijn honden behandel gaat u niets aan, juffrouw Norton. Maar afgezien daarvan laat Timsy hem een paar keer per dag uit.'

Ik raakte verhit, zowel om mezelf als om Osgar. 'Timsy heeft hem in geen maanden uitgelaten. Hij is bang voor hem.'

'Onzin!'

'Echt waar!'

'Hij is vals en agressief. Het is geen schoothond.'

'Dat komt doordat hij zo'n afschuwelijk leven heeft gehad. Kijkt u maar eens naar zijn achterpoten! Die spieren zijn helemaal verslapt. Afgezien van niet te zijn uitgelaten, heeft hij ook niets gehad op het gebied van vriendelijkheid, gezelschap, fatsoenlijk eten, warmte, allemaal dingen waar ieder levend wezen recht op heeft. Hij heeft werkelijk niets gehad, alleen maar van dat smerige vismeel. Denkt u echt dat dat goed is?'

De ruzie dreigde volledig uit de hand te lopen, maar op dat moment kwam Constance naar buiten gehold. 'Wat is hier aan de hand? Houden jullie eens op, allebei! Ik word doof van dat geblaf van Osgar en van jullie geschreeuw. Toe Bobbie, alsjeblieft, kom mee.

Ze sloeg haar arm om mijn middel. 'Ik zal je helpen met aardappels schillen. En daarna drinken we iets. Ik heb Finn een paar fatsoenlijke flessen boven laten brengen.'

We schrapten en schilden en hakten, en weldra stonden we over andere dingen te praten en te lachen, en leek het alsof de ruzie nooit had plaatsgevonden. Maar ik was me ervan bewust dat ik dit alles niet zomaar kon vergeten. En dat ik, elke keer dat ik Osgar aan de ketting zag liggen, kwaad zou worden en dat alles alleen maar nog erger zou worden.

Het was een prachtige avond met een wolkeloze lucht en een zwoele bries. De glaasjes werden op het terras gedronken. Ik hield toezicht op het naar buiten brengen van tafels en stoelen maar bleef zelf binnen, met als excuus dat ik het dessert nog moest maken: poires belle Hélène met peren uit blik en gesmolten repen hazelnootchocola vermengd met gecondenseerde melk voor de chocoladesaus. Het ijs maakte ik van melkpoeder omdat Siobhan weer minder melk had gegeven. Het werd een buitengewoon vies toetje.

In de eetkamer behandelde ik de lijfelijke aanwezigheid van meneer Macchuin als lucht, maar ik was verder spraakzamer dan anders, om niet de indruk te wekken dat ik pruilde. Ik had ook wat extra mijn best gedaan op mijn uiterlijk, om mijn moreel een oppepper te geven, voor het geval er kille blikken of bittere woorden mochten zijn. Dit bleek een vergissing te zijn. Onze wereld op Curraghcourt was zo beperkt dat de geringste verandering in gedrag of uiterlijk een punt van universele belangstelling werd.

'Je ziet er vanavond ongekend goed uit, Bobbie.' Eugene wierp een goedkeurende blik naar mijn kant van de tafel, zodra er een stilte in het gesprek viel. 'Ik wenste dat ik kon denken dat het voor mij was, maar helaas! Om de goede Byron te parafraseren: Toen de zon onderging, waar was zij? Hij was van moederszijde een Kelt, weet je.'

'Het spijt me dat ik niet naar je heb kunnen luisteren,' zei ik. 'Ik was in de keuken bezig.'

'En je zat een eeuwigheid in de badkamer,' zei Flurry. 'Ik wilde je mijn tekening van de schoorsteen laten zien.'

'Ik heb die jurk niet eerder gezien,' zei Liddy. 'Hij ziet er heel duur uit.'

'Het is maar een oud ding dat ik al jaren heb,' zei ik. 'Hoe gaat het met je vakantietaak?'

'Stomvervelend. Wat zit je haar anders. Heel leuk, hoor.'

'Meestal heb je dat goudbruine spul niet op je oogleden,' zei Flavia. 'Ga je naar een feestje?'

'Heeft niemand in deze familie ooit te horen gekregen dat het niet beleefd is om persoonlijke opmerkingen te maken?' zei Constance.

'Ze hoopt zeker dat Michael McOstrich nog langskomt.' Sissy droeg een soort Heidi-kostuum met een witte blouse, zwart veterhesje dat met edelweiss was geborduurd, en een rode dirndl-rok. Ze had op iedere wang een cirkel van rouge en haar haar was in twee slordige vlechten verdeeld, met overal slierten en pieken, alsof de lange winteravonden in een hut boven in de bergen, met alleen een mopperige oude bergboer om mee te praten, Heidi aan de drank hadden gebracht.

'Michael McOstrich?' hoorde ik meneer Macchuin zeggen. 'Wat heeft die hier te zoeken?'

'Michael McOstrich doet me altijd aan een vos denken,' zei Flavia. 'Er steken van die grappige plukken haar uit zijn oren en neus.'

'Nou, Bobbie en hij zijn heel erg verkikkerd op elkaar.' Sissy trok woest aan een pluk haar die voor haar ogen hing. 'Hij stuurt bloemen en liefdesbrieven. Dat zou hij voor mij echt niet doen.' Ze trok een hooghartig gezicht. 'Hij is een lompe, luidruchtige man. Hij is in staat je tot moes te slaan als je niet doet wat hij zegt. Ze mag hem van mij hebben, hoor.'

Ik was niet in staat om nog langer mijn mond te houden. 'De heer

McOstrich en ik kennen elkaar nauwelijks. Hij zal ongetwijfeld een fantastische man zijn, maar niet voor mij.'

'Natuurlijk geeft ze geen zier om die onnozele turftrapper,' zei Maud. 'Al dat fraais is niet voor hem bedoeld. Het is gericht op een heel ander iemand.' Alle ogen werden onmiddellijk vol aandacht op Maud gericht. Ze zweeg even om een sigaret op te steken, kennelijk verrukt dat ze opschudding had veroorzaakt. 'Ga me nou niet vertellen dat jullie die twee voor het eten niet tegen elkaar tekeer hebben horen gaan.'

'Wat een geweldige avondlucht!' riep Constance uit. 'Een werkelijk prachtig rode kleur, als van gekookte kreeft.'

Niemand wendde zelfs maar voor te kijken.

'Waar heb je het over, oma?' vroeg Liddy.

'Dat is wel duidelijk, als je de moeite neemt om uit je ogen te kijken, mijn kind.' Maud glimlachte. 'Bobbie wil je vader laten weten dat ze zich geen fluit aantrekt van wat hij van de dingen vindt. Ze is van plan alle wapens te gebruiken die haar ter beschikking staan om hem op zijn nummer te zetten. Ze rekent erop dat hij, net zoals alle andere mannen, een dwaas is wanneer het een knappe vrouw betreft.'

'Ik snap niet waarom jullie zoveel ophef maken.' Sissy fronste haar wenkbrauwen en haar neusvleugels trilden. 'Ik vind het maar een saaie jurk.'

'Het is een geweldige jurk,' stoof Liddy op. 'Niet iedere vrouw wil eruitzien alsof ze een rol in een toneelstuk over Zwitserse hoeren speelt!'

'Meisjes, meisjes!' protesteerde Eugene. 'Laat ons het brood samen breken in een sfeer van vriendschap. Lelijke woorden geven geen pas op de lippen van het zachtmoedige geslacht. "Als blozende knoppen, als de blaadjes van een roos, die hun lading honing prijsgeven..."'

'Waar heeft hij het nou weer over?' wilde Sissy weten.

'Als iedereen klaar is met zijn eigen stokpaardjes,' zei meneer Macchuin, 'kunnen we misschien eens een normaal gesprek voeren?'

De deur ging open en Pegeen kondigde met haar krijsende stem aan: 'Dames en heren en Sissy McGinty, hier is Michael McOstrich.'