Burgo en ik hadden elkaar ontmoet vijf weken na mijn terugkeer naar Sussex om mijn moeder te verzorgen. Deze ontmoeting werd voorafgegaan door een periode van bijna onafgebroken troosteloosheid. Ondanks bezoeken van een fysiotherapeut had mijn moeder geen merkbare vooruitgang geboekt. Ik had mijn kamer in Paradise Row onderverhuurd, zodat Sarah de hypotheek kon blijven betalen. Ik was hypergevoelig geworden voor de naargeestige sfeer van Cutham Hall. Wanneer ik het huis binnenging, maakte de lucht van mijn vaders sigaren, vermengd met de rubberachtige stank van het ondertapijt dat bezig was te vergaan, me onpasselijk.

'Woensdag is de lunch van de Conservatieve Partij,' had mijn vader tegen het eind van de vijfde week bij het ontbijt tegen me gezegd. 'Aangezien je moeder weigert zelfs maar te kijken naar de rolstoel die met veel kosten en moeite voor haar is geregeld, zul jij haar plaats moeten innemen.'

We waren zoals gewoonlijk alleen, dus ik wist dat hij mij bedoelde, hoewel hij niet opkeek van zijn gekookte ei. 's Ochtends kon ik niet snel denken. Er gingen allerlei irrelevante gedachten door mijn hoofd. De rolstoel was geleend, gratis, van het Rode Kruis en had hem niet meer gekost dan het telefoontje dat ik had gepleegd om hem te bestellen en het beetje benzine dat ik had verbruikt om hem met de auto op te halen.

'Je bedoelt toch zeker niet dat je wilt dat ik met je meega?'

'Er is niemand anders.''Nou, dank je wel voor zo'n eervolle invitatie, maar woensdag moet ik de hoezen van de keukenbank naar Worping brengen om ze te laten stomen. Daarna laat ik de Wolseley bij de garage achter voor een grote beurt, en terwijl ze daarmee bezig zijn, gaan Oliver en ik naar de bioscoop. Mevrouw Treadgold heeft beloofd langer te blijven om voor moeder te zorgen.'

'Dat kun je allemaal ook op een andere dag van de week doen. Je moeder was buitengewoon opgelucht toen ik zei dat ik jou zou meenemen.'

'Toe, alsjeblieft!' zei mijn moeder later toen ik haar een kop thee met de kleur van witte wijn inschonk en flinterdunne sneetjes toast met boter besmeerde. Ze had geprotesteerd dat ze te zwak was om dit zelf te doen. 'Alsjeblieft, ga met hem naar die lunch, doe het voor mij. Hij moet een vrouw aan zijn arm hebben. Als hij in zijn eentje is, voelt hij zich net zo naakt alsof hij geen broek aan heeft. Hij dreigt me te dwingen in de rolstoel mee te gaan. Alsof ik dat zou kunnen! Als je eens wist hoeveel pijn ik heb. Voortdurend. Er komt geen eind aan.'

'Honing of marmelade?'

'Marmelade. Soms denk ik dat ik al mijn pijnstillers maar tegelijk moet innemen om er in één keer vanaf te zijn. Als je vader me weer probeert te koeioneren ga ik overwegen dat te doen. Als hij die vreselijke lunch nog één keer noemt, doe ik het echt.'

Brough, met pet en met het goede grijze pak van de Co-op dat zijn chauffeursuniform was, reed ons naar het Carlton House Hotel in Worping, waar de lunch zou worden gehouden. Ik had aangeboden te rijden, zodat Brough niet twee uur lang hoefde rond te lummelen, met stenen naar meeuwen te gooien, maar mijn vader wilde pertinent dat wij als twee hoogwaardigheidsbekleders op de achterbank van de Austin Princess reisden, wellicht in de hoop afgunst en bewondering bij zijn politieke broeders te oogsten.

In een poging te keren in een ruimte voor de overdekte stoep van het hotel, verpletterde Brough een plastic bordje 'Verboden te Parkeren', en uit het daarmee gepaard gaande gekraak van metaal maakte ik op dat er iets met het achterspatbord was gebeurd.

Er kwam een man in pandjesjas en gestreepte broek de stoep af gehold. 'U kunt hier niet parkeren. Heeft u het bord niet gezien? Deze plek is gereserveerd voor de burgemeester en de hoge omes.'

'Ik bén een hoge ome, zoals u dat noemt,' zei mijn vader, en hij stapte uit de auto.

Op dat moment reed de auto van de burgemeester voor. Het was een groot en schitterend voertuig en alle verkeer kwam abrupt tot stilstand.

'Er was een tijd dat het plebs zijn plaats wist,' zei mijn vader hartgrondig. 'Dat komt nou door de welvaartsstaat.' Hij wandelde de stoep op en verdween in het hotel.

Ik zag dat er al een menigte met onverholen leedvermaak stond te kijken naar Broughs pogingen het achterwiel, dat tegen de stoeprand klem was komen te zitten, los te maken. 'Ik kan maar beter naar binnen gaan,' zei ik. 'Kijk of je een plekje op het parkeerterrein kunt vinden.'

Ik deed het portier van de auto nog net bijtijds open om een van de omstanders te horen zeggen: 'Wie was die opgeblazen idioot?'

'Dat was majoor Pickford-Norton,' zei zijn metgezel. 'Het soort man dat de Conservatieve Partij kan missen als kiespijn. Reactionair, vol eigendunk...'

'O la la,' zei een ander, die ik vaag herkende. Ik geloof dat hij ooit bij ons thuis was geweest voor een lunch van de jachtclub. Hij keek me gegeneerd aan. 'Heren, sta me toe u voor te stellen... dit is juffrouw Roberta Pickford-Norton.'

Er viel een ongemakkelijke stilte. Niets van dit alles was mijn schuld, maar toch voelde ik me blozen van schaamte.

'Juffrouw Pickford-Norton,' zei degene die mijn vader een opgeblazen idioot had genoemd, 'ik bied u mijn excuses aan voor mijn onparlementaire taal. Bent u bereid mij te laten proberen het goed te maken door u iets te drinken aan te bieden?'

Hij legde een hand onder mijn elleboog en ik werd mee omhoog gevoerd naar de foyer van het hotel. Hij bracht me naar de eetzaal, die al bijna gevuld was. Er kwamen verscheidene mannen en vrouwen op hem af die iets tegen hem begonnen te zeggen, terwijl anderen zwaaiden en zijn blik probeerden te trekken.

'Hallo Lottie, hoe gaat het ermee? Ja, ik weet het, maar je moet me een moment excuseren. Leuk je te zien, Herbert, spreken we elkaar straks? Hallo, mevrouw Cholmondeley. Nee, dat had ik nog niet gehoord. Echt? Laten we het daar na de lunch even over hebben.'

Hij versterkte zijn greep op mijn elleboog en loodste me naar een zijkamer die betrekkelijk leeg was.

'Een minuut.' Hij liep weg en kwam bijna onmiddellijk terug met twee glazen witte wijn. 'Ik hoop,' zei hij, 'dat je het leuk vindt om speeches te horen en je te pletter te vervelen en iets te drinken' - hij nam een slokje wijn en huiverde - 'waarin je verfkwasten schoon zou kunnen maken. Want je zit nu in het schip. En daarnaast werd je ook nog eens met mijn onvergeeflijke grofheid geconfronteerd. Ik zou het je niet kwalijk nemen als je briesend van woede weg zou willen lopen. Eerlijk gezegd' - hij keek even om zich heen - 'als ik geen buitengewoon egoïstische kerel was, zou ik je zelfs adviseren dat direct te doen. Het wordt echt stomvervelend. Maar ik hoop heimelijk datje blijft. Als je het over je hart kunt verkrijgen om een blunderende idioot - ik bedoel mezelf - te vergeven, zou ik heel dankbaar zijn, want ik kan in één oogopslag zien dat jij hier de enige bent met wie ik wil praten.' Hij griste een schaaltje pinda's van een tafeltje. 'Je ziet er hongerig uit. Ben je bereid onze wapenstilstand te vieren met een vriendschappelijk nootje?'

Hij had donkere ogen die aan de buitenkant schuin omhoogliepen. Ondanks zijn berouwvolle toon en de ernst van zijn blik kon ik zien dat hij dacht dat dit grappig was. Mijn ouders konden nooit ergens iets amusants in ontdekken en Oliver verkeerde meestal in de ban van scheppende kwelling. Mijn gevoel voor humor, dat lange tijd in onbruik was geweest, leefde op. Ik nam een paar pinda's om te laten zien dat ik geen wrok koesterde.

'Ik vergeef je,' zei ik. 'Ik ben zelf ook niet zo tactvol. Maar je hebt mijn ergste angst bevestigd. Ik wilde eigenlijk niet komen. Ik heb een hekel aan politiek en ik verafschuw politici. Vooral Conservatieve politici.'

'Ik ben het helemaal met je eens. Wat politici betreft in elk geval. Je kunt geen erger stelletje oplichters, egotrippers en gewetenloze lieden bedenken. Hoewel volgens mij Labour net zo erg is. Ze mogen dan oppervlakkig bekeken wat altruïstischer lijken, maar dat is meestal maar schijnheilig gepraat. Individueel zijn ze net zo inhalig en oneerlijk. Alle politici hebben moeten liegen en bedriegen en stroopsmeren om aan hun zetel te komen. Nog een pinda?' Ik schudde mijn hoofd. 'Ik houd echter,' ging hij verder, 'wel van politiek. Ik vind het een spannend idee om dingen ten goede te kunnen veranderen.'

'Dat lijkt me heel bevredigend, als het je is gelukt. Dingen te hebben verbeterd, bedoel ik. Maar wat politici doen lijkt zo vaak niet meer te zijn dan het manipuleren van statistieken.' Ik keek op mijn horloge. 'Ik ben hier alleen maar gekomen om mijn vader een plezier te doen. Misschien merkt hij het niet als ik er een uurtje tussenuit knijp. Dan kan ik tegen het eind weer binnenkomen, als het ergste voorbij is.'

'Dat lijkt me heel verstandig.' Hij trok zijn wenkbrauwen op. Ze waren donker, in een sterk contrast met zijn witblonde haar. Ik moest even denken aan de held uit Amazon in Lace, lord Willoughby Savage, wiens sardonische wenkbrauwen overuren maakten. De absurditeit van deze gedachte deed me onwillekeurig glimlachen. 'Dat is beter,' zei hij. 'Je beschikt kennelijk over een vergevensgezind karakter. Ik wou dat ik met je mee kon gaan. Het is jaren geleden dat ik iets van de Engelse kust heb gezien. We zouden over de boulevard kunnen wandelen en in de plassen tussen de rotsen naar garnalen en zeeanemonen gaan zoeken. En ik zou kunnen proberen indruk op je te maken door met steentjes over de golven te keilen. Zullen we anders thee gaan...'

'Latimer! Beste kerel!' Een man met een grote, kromme neus als de snavel van een papegaaiduiker legde een bezitterige hand op de schouder van mijn metgezel.

'Nou, nou, nou! Dit doet me echt veel genoegen. Ik heb je in geen, laat me denken, twee jaar gezien? Niet meer sinds die polomatch op Windsor. Speel je nog steeds?'

'Nee. Ik heb mijn arm gebroken en sindsdien durf ik niet meer op een paard. Juffrouw Pickford-Norton, mag ik u voorstellen? Reginald Pratt.'

Ik stak mijn hand uit.

'Hoe maakt u het?' Pratt drukte mijn hand terwijl hij me snel opnam voor hij me afschreef als iemand van geen belang. 'Weet je, Latimer, je moet je niet door zoiets onnozels als een gebroken arm van de wijs laten brengen. Kom volgend weekend eens langs, om een beetje te oefenen? Je hebt de slag zo weer te pakken.'

'Nee, dank je. Ik ben er trouwens nooit zo dol op geweest. Ik heb alleen maar gespeeld om mijn schoonvader plezier te doen. Vind jij het een leuke sport, Roberta?'

'Ik ben niet zo dol op...' begon ik.

'Hoe is het met de beeldschone lady Anna?' viel Reginald Pratt me in de rede. 'Waarom breng je haar niet mee, naar een paar bijeenkomsten in ons kiesdistrict? Wat jammer voor haar om in haar eentje thuis te moeten zitten terwijl jij alle leuke dingen doet.'

'Ze zit in Frankrijk. En ze vindt dit soort dingen vreselijk.'

Ik was die middag nog niet thuis of de telefoon ging.

'Roberta? Met Burgo Latimer. Heb je zin om vanavond met me te gaan eten?'

'Eten? Ik weet niet of...'

'Zeg alsjeblieft niet nee. Als ik niet snel een normaal gesprek kan voeren met een menselijk wezen, word ik gek. De burgers van Sussex komen me de neus uit. Ik begin me af te vragen of er iemand op deze aarde ook maar in de verste verte over de dingen denkt zoals ik. Dat is een eenzaam gevoel. Begrijp je wat ik bedoel?'

Ik herinnerde me dat ik zijn stem eerder ook al zo prettig had gevonden, die haastige manier van praten, alsof hij razendsnel nadacht.

'Kun je wel voor de Conservatieven in het parlement zitten als je zo over de dingen denkt?'

'Kun jij ook maar één baan bedenken waarbij je niet met mensen te maken krijgt die je niet aardig vindt?'

Ik dacht aan mijn eigen baan. Aan mijn baas, die door iedereen een viespeuk werd genoemd vanwege zijn liederlijke gedrag. Aan collega's die roddelden of buitengewoon snel op hun teentjes waren getrapt.

'Hoe weet je dat wij niets gemeen hebben? Ik geloof niet dat ik meer dan twintig woorden tegen je heb gezegd.'

'Dat komt doordat ik steeds aan het woord was. Ik wil een kans om dat goed te maken. Bovendien wist ik het al voor die twintig woorden. Zulke dingen weet je gewoon.'

Had hij gelijk? Het was waar dat ik teleurgesteld was geweest te ontdekken dat hij, uitgerekend hij, 'een gewetenloze politicus' was, door de eeuwen heen verguisd, alom gewantrouwd. Ik herinnerde me eveneens dat hij een vrouw had.

'Ik denk dat ik liever doodga dan dat ik nog weer een voet in het Carlton House Hotel zet.'

'Zie je nou wel! We denken inderdaad hetzelfde. Maar op de plek waar we naartoe gaan, zal het eten je op zijn minst bevallen.'

'Je schijnt te denken dat je invitatie onweerstaanbaar is.'

'Ik hoop tegen beter weten in.'

De waarheid was dat ik me niet alleen heel eenzaam voelde, maar ook dodelijk verveeld. Oliver was me heel dierbaar, maar ik had weinig gezelligheid aan hem omdat hij meestal sliep wanneer ik wakker was. Mijn ouders beperkten hun conversatie tot het uitwisselen van praktische informatie en klachten. Mevrouw Treadgold en ik hadden een aantal onderwerpen van gesprek: mijn moeders vooruitgang, of liever gezegd het ontbreken daarvan; mevrouw Treadgolds eigen gezondheid, die werd ondermijnd door iedere ziektekiem, allergie en chronische stoornis die in haar medische encyclopedie te vinden was; en de televisieprogramma's van de vorige avond, die we iedere dag trouw doornamen. De vrienden uit mijn kinderjaren hadden Sussex al jaren geleden verlaten en waren naar Londen of naar het buitenland gevlucht.

'Tja... ik weet het niet. Het lijkt me een beetje vreemd. We kennen elkaar nauwelijks...''Ik kom je om half acht ophalen.'