'Dus er gebeurde niets in die tuin,' zei ik tegen Kit.'Dus je hebt hem kunnen weerstaan,' zei Kit. 'En wat nog opmerkelijker is, eigenlijk onvoorstelbaar zelfs: hij heeft jou weten te weerstaan.'
We zaten inmiddels weer in de auto en reden in noordoostelijke richting. De wind was aangewakkerd en rukte ongeduldig aan de uiteinden van de sjaal die ik als een tulband om mijn hoofd had gewonden. Ik had geen zin om in Connemara te arriveren met een uiterlijk als van de doornstruik op de maan. Voor ons uit bezoedelde een paarsgrijze wolk het mooie blauw van de lucht.
Ik was inmiddels aan Kits vleiende opmerkingen gewend geraakt en bleef ze negeren. 'Ik vermoed dat zelfs politici, oversekste psychopaten die ze volgens hun reputatie zouden zijn, een grens trekken bij het verkrachten van medegasten bij beschaafde etentjes.'
Ik was moe geworden van mijn eigen verhaal en probeerde het over iets anders te hebben. We reden inmiddels door een verlaten gebied met een aantal gehuchten van vaak maar één enkele straat met kleine, vervallen huisjes. Er waren kapotte ramen die met karton waren gerepareerd en delen van daken die met stukken zeil waren bedekt. Het zag er allemaal heel armoedig uit.
'Wat doen de mensen hier zoal?' vroeg ik. 'Ik bedoel, om aan de kost te komen?'
'O, het is voornamelijk boerenbevolking. Kleine pachters die niet voldoende verdienen om hun onvermijdelijk grote gezinnen te kunnen onderhouden. Galway is erg in opkomst en daar zijn veel goede banen te vinden, maar de mensen op het platteland aarzelen om hun oude manier van leven op te geven. Dat valt te begrijpen.'
'Ja. Maar de akkers zien er zo stenig uit. Er steken allerlei rotspunten uit. Dat moet toch wel heel moeilijk zijn om te ploegen?'
'Op sommige plaatsen is dat ook onmogelijk. De kalkstenen bestrating is beroemd om alle wilde bloemen die er groeien: gentianen, orchideeën, varens. Maar die kun je natuurlijk niet eten. De mensen teelden hun aardappels in wat "luie bedden" heet. Ze schraapten de grond in bergjes van een paar vierkante meter om de gewenste diepte te krijgen. In de goede jaren, als er geen vorst of hongersnood heerste, at de gemiddelde Ierse boer zo'n zes kilo aardappels per dag.'
'Dat meen je niet! Niemand zou zoveel aardappels op kunnen.'
'Echt waar. Veel gezinnen leefden op een dieet van uitsluitend aardappels en karnemelk. En poteen uiteraard. Dat is zelfgestookte whiskey.'
'Maar met zo'n eenzijdig dieet zouden ze toch ziek worden?'
'Integendeel, ze waren het gezondste volk van Europa. Gekookte aardappels en karnemelk leveren alle benodigde voedingsstoffen voor een volwassen werkende man. Voor de mensen langs de kust was er ook nog haring en zeewier.'
'Maar het moet toch vreselijk saai zijn om dag in, dag uit hetzelfde te eten!'
'Ja, maar verveling is de luxe van de welgestelden. Je moet wel bedenken dat sommige mensen op het platteland zo arm waren dat hun kleren amper meer dan lompen waren. Het is maar net wat je verwacht, hè? Ze voelen zich de koning te rijk als ze zich een paar varkens, een koe en wat kippen konden veroorloven. Overal om hen heen waren er voorbeelden van wat er gebeurde als je je huur niet kon betalen. Je werd op straat gezet en het dak werd van je huis gehaald. Zodat je gedwongen was in een zelfgebouwd krotje van golfplaat en ander afval te wonen. Dan was je te hongerig, te koud, te ellendig om je te vervelen. Wanneer de aardappelziekte je oogst verwoestte en je kinderen in je krot dood lagen te gaan van de honger of de tyfus en je lijk werd schoongepikt door vossen en kraaien.'
'En hielpen de landeigenaren hen niet?'
'Je moet begrijpen dat de meerderheid van de landeigenaren van Engelse of Schotse afkomst was. Ze hadden hun Ierse bezittingen bemachtigd door de landconfiscaties uit de zestiende en de zeventiende eeuw. Ierland bestond - of bestaat tot op zekere hoogte nog steeds - uit twee naties, verdeeld door niet alleen armoede en rijkdom, maar ook door godsdienst, politiek, taal en cultuur. De heersende klasse, de protestantse Engelse Ieren, beschouwde de rooms-katholieke boerenbevolking als onhandig, lui en oneerlijk. De oude Ieren haatten uiteraard de uitbuiters, hun bazen.'
'Waren ze allemaal - ik bedoel die bazen - wreed en inhalig?'
'Er waren ook wel gewetensvolle landeigenaren. Zij scholden de pacht kwijt en zetten gaarkeukens op. Maar veel grootgrondbezitters hadden belangrijker en uitgestrekter landgoederen in Engeland. Sommigen hadden nooit een voet in Ierland gezet. Ze bekommerden zich absoluut niet om de boeren die zwoegden en honger leden om de pacht te kunnen betalen waarvan de landeigenaren - in elk geval in vroeger tijden, voor 1880 - zich rond aten. Na de Hongersnood in 1847-1849 charterden sommige landeigenaren schepen om hun pachters naar Amerika te sturen om daar een nieuw leven te beginnen.'
'Ik neem aan dat dat beter was dan niets?'
'Het was goedkoper hen naar het buitenland te sturen dan voor hun kost in het armenhuis te moeten betalen. Maar de omstandigheden aan boord van die schepen waren zo slecht dat ze drijvende doodkisten werden genoemd. Minstens de helft van hen stierf tijdens de reis.'
Ik probeerde me voor te stellen hoe het moest zijn geweest om zo door honger, kou en ziekte te worden gekweld. Te moeten zien hoe je kinderen leden en machteloos te zijn om hen te helpen. Van huis en haard te worden weggerukt, afgrijselijke ontberingen te lijden en terecht te komen in een vreemd land te midden van vreemde mensen. Wetend dat het welgestelde deel van de wereld zich niets aantrok van je pijn en verdriet. Mijn eigen verdriet leek hiernaast heel onbeduidend. Ik nam me voor niet langer te klagen over mijn tegenspoed.
'En nu? Hoe zit het met de Britse aanwezigheid in Noord-Ierland? Moeten we blijven of weggaan?'
'Dat is een moeilijke. En ik heb nu wel lang genoeg gepraat.' Ondanks mijn verzekering dat ik meer wilde horen veranderde hij van onderwerp.
'Ik denk dat we in Williamsbridge maar even een kopje thee moeten gaan drinken.'
Het hotel heette, heel onterecht, het Bellavista. De ramen keken uit over de parkeerplaats naar de openbare wc's. Ze hadden geen sandwiches meer, maar er was een soort kruidkoek die barmbrack heette. Het was erg zwaar, maar ik deed mijn best om iets naar binnen te werken, wetend dat een paar calorieën veel voor je humeur kunnen doen.
'Ik vind het leuk je te zien eten,' zei Kit. 'Het is heel deprimerend te moeten zien hoe een vrouw de olie uit een olijf knijpt voor ze die naar binnen werkt. Mijn vorige vriendin at niets dan sla, gepocheerde vis en fruit wanneer ik haar mee uit eten nam, maar 's nachts om twee uur trof ik haar bij de open koelkast aan waar ze uit een beker chocoladeijs stond te schransen. Ik begrijp echt niets van zo'n eetpatroon.'
'Hoe heette ze?'
'Fenella.'
'Wat een leuke ouderwetse naam. Was je erg verliefd op haar?'
'Ik dacht eerst van wel. Toen ontdekte ik dat ik verliefd was op haar gezicht, niet op haar.'
'Hoe zag ze eruit?'
'Ze had een marmerwitte huid, een kromme neus en uitpuilende ogen. Ik weet dat dat niet echt aantrekkelijk klinkt, maar ze had een symmetrie in haar gezicht en een soort gebeeldhouwd uiterlijk dat ik fascinerend vond. Haar ogen waren lichtgroen, als de binnenkant van een komkommer. Ze was ook koud als een komkommer, en bijna net zo onbeweeglijk. Eerst verlangde ik ernaar in haar armen te liggen, als rusten in de bedding van een snelstromende beek. Maar na een tijdje kreeg ik het koud. Toen was de verliefdheid over.'
'Was ze erg gekwetst?'
'Hooguit geïrriteerd. Haar moeder heeft haar flink op haar kop gegeven omdat ze mij had laten lopen.'
'Haar moeder? Had die er iets mee te maken?'
'Het was een in nerts gehulde, met robijnen behangen rekenmachine die al mijn pluspunten met mijn minpunten vergeleek.'
'En die pluspunten waren? Als dat geen erg onbeleefde vraag is?'
'Een erfenis. Een aardig oud huis in Norfolk. Een entree bij andere aardige oude huizen van mensen die zij goedkeurde.'
'Ik had geen idee dat jij zo'n aantrekkelijke partij was.'
'Ik weet het briljant te verbergen, hè?'
'Zit niet naar complimentjes te vissen. En de minpunten? Die weet je goed verborgen te houden.'
'Het is een beetje laat om nu nog nederig te doen, juffrouw Bobbie. De minpunten zijn minimaal, vanuit het standpunt van Fenella's moeder bekeken. Een onvermogen het leven serieus te nemen, een schokkende inconsistentie op het gebied van de liefde, een gezicht als van een schooljongen en een sterke weerzin jegens calculerende, snobistische moeders.'
'Je zei dat Fenella je vorige vriendin was. Beschrijf je huidige vriendin eens, als je zo vriendelijk wilt zijn.'
'Die plaats is vacant.'
'Dus je bent op zoek naar iemand met een gezicht als van een heilige van El Greco, wier omhelzing even knus is als thermisch ondergoed en die vurig maar kortstondig liefheeft. Bij voorkeur een wees.'
'O nee. Ik zei dat ik inconsistent was in de liefde. Nu wil ik een vrouw van zo'n één meter vijfenzestig tot één meter zeventig, met grote, stralende ogen, die in tint variëren van maltwhisky tot zeewater en die een neiging heeft tot huilen wanneer ze denkt dat niemand kijkt. Ze heeft een fascinerende manier om verleidelijk één wenkbrauw op te trekken en je uitermate ondeugend aan te kijken terwijl ze zo zedig glimlacht als een postulante.'
'Als ik dit zo hoor lijkt ze me buitengewoon irritant. Ik zou niets met haar te maken willen hebben als ik jou was.'
'Maar jij bent mij niet. Ik wil net zoveel met haar te maken hebben als maar mogelijk is.'
'Maar we weten dat de fascinatie niet langdurig zal zijn.'
'Ik heb zo'n idee dat zij een uitzondering op de regel zal blijken te zijn.'
'Je bent duidelijk een doorgewinterde flirt.' Ik beet in het laatste stukje koek en glimlachte tijdens het kauwen om te laten zien dat ik hem niet serieus nam.
'Jij bent het meisje van mijn dromen,' antwoordde Kit met een ernstig gezicht.
'O, kijk eens! Het regent!' Ik richtte zijn aandacht op het raam waar het neergutsende water een gordijn vormde, zodat de openbare wc's aan het zicht werden onttrokken. 'Wat een zegen! Iedere man die daar tot nu toe naar binnen is geweest heeft met het in zijn broek stoppen van zijn hemd en het dichtritsen van zijn broek gewacht tot hij in het volle zicht van het hotel was. Is er in dit land soms een wet die het verbiedt je binnen te fatsoeneren?'
'Maar jij hebt er in elk geval een afleidingsmanoeuvre aan gehad. Je hoeft echt niet bang te zijn dat ik zal toeslaan, hoor. Ik ben me er terdege van bewust dat jij het nog steeds van meneer Latimer te pakken hebt. Maar in tegenstelling tot jou geloof ik niet dat je dit nooit te boven zult komen. Ik wed dat je denkt dat je leven van nu af aan uit een treurige reeks goede werken en het breien van afschuwelijke vesten voor je neefjes en nichtjes zal bestaan.'
'Ik hoop van niet. Ik vind het altijd vreselijk als de steken zo strak op de pennen zitten dat je ze er zo ongeveer met een koevoet van af moet halen.'
'Maak je maar geen zorgen. Psychische wonden genezen uiteindelijk, ook al blijft er misschien wat littekenweefsel over. Mensen die denken dat hun hart is gebroken zoeken meestal een excuus om zich niet weer met alle risico's in de draaimolen van menseijke relaties te hoeven storten. Oom Kit weet hoe zulke dingen gaan.'
Hij keek op toen de serveerster ons de rekening bracht.
'Ik sta erop.' Ik griste de rekening van de tafel.
'Kijk, zie je,' verklaarde Kit aan de serveerster, 'ik laat me onderhouden. Deze dame is fabelachtig rijk en neemt me overal mee naartoe, als een soort mopshond.'
Het meisje, dat ongeveer zeventien moet zijn geweest maar dat was opgemaakt om er als vijfenveertig uit te zien, keek eerst wat onthutst. Toen smolt ze onder zijn vriendelijke blik en begon te giechelen.
'Is dat dan haar auto?' vroeg ze, en ze wees door het raam naar de kleine rode Alfa. 'Ik zou er alles voor over hebben om eens een keer in zoiets te rijden. Mijn vriend is vishandelaar, en als wij uitgaan, stink ik nog dagenlang naar vis.'
'Als een zeemeermin,' zei Kit. 'Je vriendje boft maar.' Zijn blauwe ogen schitterden toen er een straal zonlicht door het beregende raam viel.
Ze giechelde weer terwijl ze het geld telde dat ik haar had gegeven. 'Ik had anders geen verkering met hem willen hebben, maar de andere jongens hebben alleen maar een fiets, en ik vind het niks om bij ze op de stang te zitten. Er blijft dan niets van je kleren over. Ik wil in Dublin gaan werken, maar mijn moe vindt dat niet goed.'
'Je zou daar geweldig succes hebben.'
Ze keek Kit weifelend aan. 'Denkt u?'
'Eén glimp van die ogen en ze huren limousines om met jou op stap te gaan.'
'Ach, schiet nou gauw op!' Ze trok met haar schouders en stak haar kin omhoog om te laten zien dat ze zich niet zo snel liet beetnemen, maar haar beschilderde gezichtje straalde. 'Dank u wel, juffrouw,' voegde ze eraan toe toen ik haar vijftig penny's fooi gaf. 'Dat is heel vriendelijk van u. Gezellige tocht verder.' Toen ze wegliep wierp ze Kit nog een laatste verpletterende blik over haar schouder toe.
'Je hebt zelf anders ook aardig succes,' zei ik, toen ik opstond en mijn regenjas aantrok.
'De Ieren verwachten altijd een beetje scherts. Praten is een nationaal tijdverdrijf. Het hoort gewoon bij de goede manieren.'
Toen ik in de spiegel boven de haard controleerde of er geen kruimels op mijn kleren waren beland, zag ik Kit iets tegen de serveerster mompelen wat haar deed blozen van plezier. Ze maakte bijna een reverence toen hij haar iets gaf wat op een briefje van vijf pond leek.
'Keel gesmeerd en humeur opgeklaard?' vroeg hij toen we weer in de auto stapten.
Tegenover de ingang van de parkeerplaats was een winkel waar tv's werden verkocht. Er stonden op het trottoir wat mensen te kijken naar de rij flakkerende schermen, een helderverlichte plek in een saaie, natgeregende straat. Toen we erlangs zoefden zag ik het gezicht van een man, opvallend in zwart-wit, en ik was er bijna zeker van dat het Burgo was. Ik deed mijn ogen dicht en bedwong de zure smaak die in mijn mond opsteeg, een combinatie van barmbrack en verdriet. Voor deze ene keer had Kit, die zijn aandacht bij het verkeer moest houden, niets gezien.
'En nu, mijn schone vriendin en medereizigster,' ging hij verder, 'nu we aan het laatste stuk van onze reis beginnen, wil ik dat je me vertelt wat er na dat etentje gebeurde, na jullie bezoek aan het Chinese paviljoen. Ik wil echt de rest ook horen.'
'Ik kan me niet voorstellen waarom jij dat allemaal wilt weten.'
'Dat heb ik toch gezegd. Ik heb een passie voor verhalen. En liefdesverhalen zijn altijd het leukst. Ik ben bovendien erg geïnteresseerd in alles wat met jou te maken heeft. Is dat een antwoord op je vraag?'
Ik dacht van wel. Dus terwijl we verder reden door de regen, die eerder met badkuipen dan met emmers uit de lucht viel, en terwijl de weg smal en kronkelig werd en het landschap aan weerszijden in hoge, sombere bergen met wolken rond de top veranderde, ging ik verder met mijn verhaal.