Zie je die schapen daar?' Ik tuurde door de striemende regen naar de bundeltjes grijze en witte wol die naast de rotsen ineengedoken zaten. 'Ze hebben schitterend gekrulde hoorns.'

'Weet je nog wat er in de Bijbel staat over de goeden van de kwaden scheiden? Je zult nooit een goede herderin kunnen worden als je geen schapen van bokken kunt scheiden.'

'Wil je zeggen dat hier wilde geiten rondlopen? Wat romantisch! Alsof we in het oude Griekenland zijn. Afgezien van het weer dan.'

'Dat zijn de Maumturk Mountains.' Kit wees naar links. 'En daarachter, in de verte, een groep die de Twelve Bens heet.'

Overal om ons heen waren donkere bergen waar het water in beekjes van af stroomde. Aan de voet van die bergen liep het terrein naar de weg omlaag in golvende groene hellingen vol stenen en plukken gras.

'Dat is wollegras,' zei Kit. 'Het betekent dat de grond drassig is. Duizenden jaren geleden overleefde de historische mens hier door het bos te kappen en af te branden. Uiteindelijk werd er een laag houtskool gevormd waardoor het land niet meer kon draineren, en zo ontstond het moeras. Toen al het bos was gekapt, konden de mensen die hier woonden alleen maar aan hout komen door oude bomen vanonder de turflaag op te graven. Dat is dat zwarte eikenhout. Een nuttige les voor deze tijd.'

'Ik heb wel meubels van zwart eikenhout gezien, maar ik had geen idee hoe dat was gevormd.'

'Het is nog vijftien kilometer naar Kilmuree,' zei Kit. "Vertel me nog even hoe gezellig het daarna is geworden en dan zal ik doen alsof het verhaal min of meer is afgerond. Een soort lang en gelukkig leven tot in de vergetelheid. Dat is alles wat we van een verhaal verwachten.'

'Een happy end is inderdaad het mooiste besluit van een verhaal. We hoeven echt niet meer te weten hoe Jane Eyre en haar Rochester Thornfield Hall in de stijl van William Burges hebben verbouwd. Of dat lady Catherine de Bourgh vond dat Elizabeth Bennet een slechte smaak had op het gebied van begonia's.'

Nadat Burgo en ik geliefden waren geworden, na die tien, misschien vijftien minuten van intens fysiek genot, lagen we in elkaars armen te wachten tot het bonzen van ons hart minder werd en ons verstand weer begon te werken.

Toen zei ik: 'Dickie kan elk ogenblik terugkomen.'

'Ik heb hem gevraagd Simon voor me te bellen en tegen hem te zeggen dat ik over een halfuur de auto nodig heb. Maar hij zal daar inmiddels wel voor hebben gezorgd.' Er volgde een korte stilte waarin ik probeerde mijn ademhaling in bedwang te krijgen en mijn blik scherp. Burgo zei: 'Ik moest maar eens gaan.'

7a.'

'Ik zal me altijd blijven herinneren hoe jij er nu uitziet.' Hij kuste me. 'Mijn hele leven.'

We trokken onze kleren snel aan, zonder iets te zeggen. Ik was nu vreselijk bang dat iemand ons in ontklede staat zou betrappen, hoewel het me slechts enkele minuten geleden niets had kunnen schelen als de voltallige teams van de Ladyfield Lawn Tennis Club en de Tideswell Tigers zich in het Chinese paviljoen hadden verdrongen om ons aan te moedigen.

'Tot ziens, Roberta.' Burgo pakte mijn hand en kuste die.

'Tot ziens.'

Ik zag hem de deur uit lopen en het tuintje oversteken. Ik probeerde mezelf en de divan wat te fatsoeneren. Hij moet onderweg Dickie zijn tegengekomen. Ik deed mijn best enthousiast te zijn over de nieuwe lap zijde voor de divan, om Dickie een plezier te doen, maar ik geloof niet dat ik veel zinnigs uitkraamde. Ik probeerde te bedenken wat er was gebeurd, hoe het was gebeurd, en wat de consequenties zouden zijn. Ik kon een stemming van geluk niet bedwingen. Ik wilde breed grijnzen van plezier. Toen ik terugliep door de tuin moest ik me inhouden om niet te huppelen.

Dickie had beleefd voorgewend niets op te merken, maar hij had me naar de koele, verlaten salon gebracht en gevraagd of ik misschien even wat wilde rusten na alle activiteiten van die middag. Door het raam zag ik de achterkant van Burgo's hoofd boven de groep die zich op het ge- zon rond hem verdrong. Toen ik volhield dat ik naar Cutham terug moest, dwong Dickie me een paar koppen sterke zwarte koffie te drinken voor hij me naar mijn auto bracht. Aangeschoten zeventigjarigen propten hun tennisspullen in hun auto en reden onvast weg, met twee wielen door Dickies Penstemon-border. Ik was verbaasd dat de wereld gewoon door draaide, in alle onbenulligheid.

Ik was op een supersnelle wolk door het landschap gezweefd, had op de een of andere manier de avondmaaltijd overleefd, de afwas gedaan, en was zo snel mogelijk naar boven gegaan om alleen te kunnen zijn. Uiteraard had ik na al die koppen sterke koffie urenlang wakker gelegen, terwijl ik de opwinding tijdens het liggen in Burgo's armen opnieuw beleefde, en waarbij alle protestgeluiden over gezond verstand en voorzichtigheid werden overstemd door het kolken van mijn bloed.

De volgende dag spande het weer met een hevige kater samen om de glans van mijn vreugde dof te maken. Een onophoudelijke motregen wierp een treurig stemmend grauw licht in alle kamers. De wanden en vloeren leken vocht te zweten. Wat was er nou eigenlijk om blij over te zijn? Ik had te veel gedronken en ik had in Dickies tuin de liefde bedreven met zijn zwager, een man die ik nauwelijks kende en wellicht nooit meer zou zien. Misschien beschouwde Burgo het als de normaalste zaak van de wereld af en toe met een kiesgerechtigde uit de provincie naar bed te gaan, wanneer hij zich eens buiten de hoofdstad waagde. Waarschijnlijk vormden deze vluchtige intimiteiten de extraatjes in het leven van een politicus, een compensatie voor het vriendelijk doen tegen oude dames en zeurpieten in commissies. Het kon nauwelijks van belang zijn dat ik altijd Labour stemde.

Misschien zou hij zijn secretaresse opdracht geven de gebruikelijke douceur van een dure bos bloemen te sturen, en dan zou zij weten dat hij weer eens succes had gehad. Ze zou óf onverschillig staan tegenover deze opdracht, óf ze zou het afkeuren, maar ze zou mij zeker minachten. Misschien zou Burgo, de eerstvolgende keer dat ze alleen waren, opscheppen over zijn verovering tegenover Dickie, die, omdat hij een tolerant mens was, zou glimlachen en zijn hoofd zou schudden en in t gedachten zijn mening over mij zou herzien, in mijn nadeel. Tegen de tijd dat Jazzy me laat in de middag vanaf het eiland Wight belde, was mijn stemming van euforie gezakt naar een van bitter verwijt, voornamelijk jegens mezelf.'Bobbie? Ik popelde om met je te praten! Jij bent de enige die ik het kan vertellen...' Jazzy's stem trilde. Ik stelde me haar gezicht voor, verkrampt van verdriet. 'Je raadt het nooit... Het is echt geweldig.' Het beeld in mijn gedachten veranderde, met moeite. Het was maanden geleden dat ze ook maar enigszins blij was geweest. 'Hij is bij haar weg!'

Ik hoefde niet te vragen welke hij en zij ze bedoelde. Ik had Lydia, de vrouw van Teddy Bayliss, ooit op een feestje gezien. Ze had harde ogen en een scherpe, puntige kin.

'Wanneer? Hoe? Wat is er gebeurd?'

'Hij zegt dat hij zich door niemand de wet wil laten voorschrijven. Zij zei dat hij meer tijd thuis, bij de kinderen en haar, moest doorbrengen. Hij zegt dat de kinderen niets anders doen dan ruziemaken en natte handdoeken op de vloer van de badkamer gooien. En ze draaien popmuziek en hebben onbeschofte vriendjes. Zij kan slecht koken en geeft hem altijd afhaalmaaltijden. En ze weigert zijn overhemden te strijken. En ze heeft de pest aan zijn moeder.'

'Jazzy... Ik wil het natuurlijk niet voor haar opnemen, maar er moet toch zeker meer zijn dan dat? Ik bedoel, zo gaat dat toch in ieder gezin? Het lijkt me niet genoeg om zomaar een punt achter je huwelijk te zetten.'

'Ik dacht dat jij de enige zou zijn die dit zou begrijpen.' Jazzy klonk gepikeerd. 'Ik weet dat je fel tegen verhoudingen met getrouwde mannen bent, maar ik dacht dat jij had gezegd dat je altijd achter me zou staan, wat er ook gebeurde.'

'O ja! Natuurlijk! Maar Jazz, je moet er wel zeker van zijn dat Teddy en jij samen gelukkig zullen worden.'

'Dat wórden we ook echt! Teddy zegt dat niemand in zijn hele leven hem zo goed heeft begrepen als ik.'

'Dat is mooi. Maar hoe gaat hij dit verder aanpakken? Met zijn gezin, bedoel ik.'

'Wat dat betreft heb ik toch echt wel met haar te doen. Ik vind het , een heel naar idee dat ze op dit moment haar gang gaat, nietsvermoedend van het zwaard van Damocles dat boven haar hoofd hangt. En de kinderen... Als ik aan hen denk...' Het enthousiasme was uit Jazzys stem verdwenen.

'Hoe bedoel je, "nietsvermoedend"?'

'Teddy besloot dat het het beste was een confrontatie te vermijden, zodat er geen dingen zouden worden gezegd die niet meer terug konden worden genomen. Gewoon, om haar gezichtsverlies te besparen. Hij doet zijn best om het voor haar zo gemakkelijk mogelijk te maken, en daar ben ik het voor honderd procent mee eens. Ik zou niet van hem

kunnen houden als hij niet zo'n góéd mens was geweest. Hij heeft krankzinnig veel consideratie met haar gevoelens.'

'O, krankzinnig,' zei ik, met een sarcasme waar ik meteen spijt van had. 'Het is natuurlijk een vreselijke situatie voor iedereen.'

'Vreselijk. Dus heeft hij een briefje voor haar achtergelaten. Ze is de hele week met de kinderen naar haar moeder geweest. Dat heeft die ruzie veroorzaakt over dat hij nooit eens wat met zijn gezin doet. Maar zijn schoonmoeder is een vreselijke tang en ze doet heel vals tegen Teddy. Lydia komt morgen terug.'

Ik stelde me voor hoe ze thuiskwam, moe, uitgeput na een lange reis met jengelende kinderen, denkend aan wat ze hun die avond te eten zou geven, verlangend naar een warm bad en een glas wijn voor zichzelf nadat ze een vracht vuile kleren in de wasmachine had geduwd. Ze zou bij het tafeltje in de hal blijven staan om Teddy's brief van de stapel die zich in de loop van die week had gevormd te pakken. Ze zou hem openmaken, in de verwachting dat het een berichtje van de cv-monteur was over wanneer hij de ketel kwam schoonmaken, om vervolgens tot de ontdekking te komen dat ze nu een alleenstaande moeder was geworden die zelf overal voor moest opdraaien.

'Het is zo zalig om met hem alleen te zijn,' verzuchtte Jasmine. 'In het besef dat we ons in bed niet hoeven te haasten om in een paar armzalige uurtjes het onderste uit de kan te halen. Ik heb het gevoel dat ik zuivere zuurstof in kan ademen. Ik houd van de wereld en alles erin: het eiland, het dorp, de spaghetti bolognese die we bij de lunch hadden. Het is geen erg goed hotel maar Teddy zegt dat we zuinig aan moeten doen nu hij twee vrouwen moet onderhouden, en dat vind ik natuurlijk geen punt. Ik ben zelfs verliefd op die gifgroene kussens op ons bed, alleen maar omdat we eindelijk samen zijn en uitvoerig van elkaar kunnen genieten.'

'Het is heerlijk te horen dat je zo gelukkig bent. Hoe lang verwacht je daar te zullen blijven?'

'O, dat is allemaal nog niet zeker. Teddy heeft de hele week vrij genomen. Ik wil nooit meer naar Londen. Ik wou dat we een zigeunerwagen konden huren om ons overal naartoe te brengen waar het paard wil.'

'Mm, dat klinkt heel leuk. Maar een van jullie beiden moet dan wel iets van paarden weten. Over voeren, aanspannen, borstelen...'

'O Bobbie, dat is nou weer typisch iets voor jou om aan zulke saaie, praktische dingen te denken.'

'Sorry. Maar wat gaat er nu verder gebeuren? Wanneer ze hun trouw- album tot confetti heeft verknipt en zijn golfclubs in het vuur heeft gegooid? Wat gaat ze dan doen?'

'Teddy gaat haar morgen opbellen om te horen hoe ze erop heeft gereageerd, Ik ben blij dat hij zo zorgzaam is. Dat is een van de dingen waarom ik zo van hem houd.'

Met moeite wist ik een smalende opmerking in te slikken over de buitengewone bezorgdheid die Teddy aan de dag legde bij het in de steek laten van vrouw en kinderen voor een meisje dat half zo oud was als hij. 'Ik hoop dat alles goed gaat,' zei ik, en probeerde oprecht te klinken. 'En dat hij je verdient.'

'Ik ga in elk geval mijn best doen om te zorgen dat ik hém verdien. Ik ben jou ook heel dankbaar, je bent een geweldige vriendin voor me geweest door me door alle narigheid heen te helpen.' Ik voelde me onmiddellijk heel schuldig. 'Is thuis alles nog steeds zo akelig? Hoe gaat het met je moeder?'

'Alles is nog hetzelfde. Maar ik heb wel heel aardige mensen hier in de buurt ontmoet en nu vind ik het niet meer zo erg om hier te zijn.'

'Een aardige, knappe, huwbare man met een royaal banksaldo?'

'Nee.'

'Ach lieverd. Eéns komt het ervan. Ik moet nu snel ophangen om te zien hoe het met Teddy is. Ik wil dat onze eerste avond samen echt subliem is. Ik heb hem in de bar achtergelaten. De arme lieverd heeft zich de laatste tijd zoveel zorgen gemaakt, dat hij soms niet van ophouden weet.' Dit was de eerste keer dat Jazzy openlijk op Teddy's overduidelijke drankprobleem doelde. 'Ik bel je binnenkort weer. Probeer gelukkig te zijn, lieve Bobbie.'

'Jij ook.'

'O, ik zal in het paradijs zijn, wees maar niet bang.'

Toen ik die avond in bed lag en probeerde te lezen bij een gloeilamp die zo zwak was dat zelfs de motjes en nachtvlinders het armzalige schijnsel ervan negeerden en in plaats daarvan over de pagina's van mijn boek kropen, dacht ik aan Teddy. Ik herinnerde me zijn zelfvoldane varkensoogjes en de manier waarop hij naar mijn boezem staarde wanneer Jazzy niet keek, en ik verbaasde me over het wonderbaarlijke verschijnsel dat liefde heet. En daarna dacht ik natuurlijk aan Burgo, wiens beeld de hele dag in mijn achterhoofd had gezeten terwijl ik kookte, schoonmaakte, bibliotheekboeken haalde en de was streek. Zijn gezicht was op elk van de tweeënveertig servetten verschenen, had in de soep gezwommen, had me aangekeken vanaf de omslag van mijn moeders zwijmelromannetjes. Ik had Burgo's spiegelbeeld van iedere stoffige centimeter van de eetkamertafel gepoetst.

Elke keer dat de bel van de voordeur ging, verwachtte ik de bestelauto van de bloemist met een schandalig grote bos fraaie bloemen uit de kas, om mij te bedanken voor mijn bereidheid tegemoet te komen aan zijn seksuele behoeften. Ik had al besloten die bloemen onmiddellijk aan mevrouw Treadgold door te geven. Toen er weer een dag voorbijging zonder een boeket om te versmaden of zelfs maar het kleinste bedankbriefje om in snippers te scheuren, begon ik kwaad te worden.

Op de derde dag na de tenniswedstrijd deed ik de voordeur open toen er langdurig en gebiedend werd gebeld. Er stond een vreemde man op de stoep, zonder bloemen, maar met een kleine zwartleren tas. Hij was mager en slungelig met zwart haar vol brillantine dat strak naar achteren was gekamd vanaf een recht voorhoofd en scherpe, aristocratische gelaatstrekken.

'Juffrouw Norton?' Hij gaf me een kaartje met Frederick Newmarch, gevolgd door een reeks letters waaronder ik ook het woord chirurg herkende. 'Burgo Latimer heeft me gevraagd langs te komen. Het gaat om uw moeder.' Ik deed mijn mond open, maar voor ik kon bedenken wat ik moest zeggen, stond hij al in de hal. Hij keek me vragend aan, met iets van ongeduld in zijn fonkelende grijze ogen. 'Gaat u mij maar voor, juffrouw Norton. Het spijt me dat ik u moet haasten, maar ik moet om twaalf uur in Londen opereren.'

'Ja, natuurlijk.' Ik liep snel door de gang die naar de kleine zitkamer leidde, met het gevoel alsof Frederick Newmarch in mijn hielen zou bijten. 'Het kan zijn dat mijn moeder niet erg coöperatief is...'

'Hoe oud is uw moeder?'

'Eenenvijftig. Maar ze ziet er veel...'

'Hoe lang is ze al niet in orde?'

'O, ik denk ongeveer drie maanden. Ze heeft in april haar heup gebroken en...'

'Hoe is haar eetlust?'

'Eigenlijk heel slecht, hoewel ze niet is afgevallen. Eerder nog iets aangekomen. Maar ze snoept veel.'

'Ontlasting?'

'Wat last van constipatie.'

'Klaagt ze over pijn?'

'Ze zegt dat ze soms last van haar armen en benen heeft.'

'Maar niet specifiek van de heup?'Ik bleef voor de deur van de kleine zitkamer staan. 'Nu niet, nee. Het lijkt meer een algeheel gevoel van onbehagen.'

'Is dit haar kamer? U hoeft niet mee naar binnen te gaan. Ik stel mezelf wel voor.'

Ik twijfelde aan de ontvangst die hem ten deel zou vallen, maar Frederick Newmarch was kennelijk een man van staal en ik had weinig behoefte met hem van mening te verschillen. 'U moet er maar niet op letten als ze wat onvriendelijk doet. Ik denk dat ze depressief.

'Wacht u maar in de hal. Ik ben binnen een kwartier terug.'

Ik ging op de stoel naast de telefoon zitten en verbaasde me over een ander soort wereld waarin men enorme gunsten aan halfgoden vroeg en die vermoedelijk op gelijke wijze beantwoordde. Burgo was me niet vergeten. Ik was me bewust van een ongekend gevoel van opgetogenheid. Toen ik de gedecideerde voetstappen van dokter Newmarch over de tegelvloer hoorde naderen, sprong ik in de houding.

'Hoe heeft ze...' begon ik.

'Ik heb haar helemaal nagekeken. Ik zal vanmiddag een verpleegster sturen om wat bloed af te nemen teneinde mijn diagnose te kunnen bevestigen. Maar het lijkt me vrij duidelijk. Haar hartslag is traag en ze heeft ernstige myxoedeem. Ik heb zo'n idee dat ze dit probleem al enige tijd heeft. Het ziekenhuis had dit op moeten pakken.'

'Heeft het dan niets met haar heup te maken?'

'Die lijkt me vrij goed te zijn genezen, hoewel ik zonder röntgenfoto niets met zekerheid kan zeggen.' Hij keek op zijn horloge. 'Ik moet nu snel gaan.'

'Wat moet ik doen om...'

'Ze zullen haar meteen medicijnen voorschrijven en dan zult u een snelle verbetering zien.'

'Echt waar? O, dit is bijzonder vriendelijk van u. Ik kan u niet zeggen hoe dankbaar...'

'U heeft mijn nummer. Belt u mijn assistente als u zich zorgen maakt over iets.'

Hij keek woest naar de voordeur, liep snel verder. Ik wierp de deur open voor hij hem intrapte en riep tegen zijn verdwijnende rug: 'Dank u wel voor uw komst

Hij sprong in zijn auto en spoot weg. Ik deed de deur van de kleine zitkamer open, in de stellige verwachting een boek naar mijn hoofd te zullen krijgen. Mijn moeder lag achterover in haar kussens en staarde uit het raam. Haar gezicht had een grauwe kleur en haar huid was droog en schraal, ondanks de crèmes waar ik haar 's ochtends, 's middags en 's avonds mee insmeerde. Langzaam draaide ze haar hoofd opzij en keek me aan.

'Ik wou dat je mijn haar eens waste, Roberta.'

'O, natuurlijk. Met alle genoegen.' Ik had wekenlang geprobeerd haar over te halen mij dat te laten doen, maar ze had steeds gezegd dat ze daar te moe voor was. 'Wat vond je van dokter Newmarch?'

'Het is heel vermoeiend als er zo met je gesold wordt.' Haar lichtgroene ogen stonden verwijtend. Het kan verbeelding zijn geweest, maar ze leken al helderder - dat is de macht van een goede dokter die vertrouwen weet in te boezemen. 'Het is echter een opluchting om eens een heer te hebben om te consulteren. De werkende klasse heeft altijd zo'n botte benadering. Die weet niet hoe je je voelt.'

'Hij schijnt te denken dat hij weet wat je mankeert.'

'Hij leek me heel intelligent.'

'Geen idee. Hij heeft niet veel woorden aan mij verdaan. Hij is uitermate bazig.'

'Bazig, vind je? Ik vind hem eerder een overtuigende... heer.'

Toen ik me bukte om haar beddengoed recht te trekken, werd mijn aandacht getrokken door het omslag van het boek dat op haar nachtkastje lag, en ik werd onmiddellijk getroffen door de gelijkenis tussen de mannelijke held en dokter Frederick Newmarch.

De volgende middag stond ik suiker en water te koken voor een karamelsaus toen Oliver een verfomfaaid hoofd om de hoek van de keukendeur stak.

'Telefoon voor je.'

'Welverdorie! Ik kan hier niet bij weg. Vraag maar of ze terugbellen... Nee, wacht, misschien is het Jazzy. Ik kan maar beter meteen met haar praten.'

'Het is een vent.'

Ik aarzelde. Het was waarschijnlijk dokter Newmarch, die me opbelde om naar de uitslag van het bloedonderzoek te vragen en dan was het wel heel ondankbaar om hem te vragen terug te bellen. 'Wil je dit even heel goed in de gaten houden en van het vuur halen als het bruin wordt?'

Oliver sjokte geeuwend de keuken door. Zelfs terwijl ik hem de pollepel gaf, constateerde ik dat zijn ochtendjas wel een wasbeurt kon gebruiken.

'Hallo?'

'Roberta.'

Het kwam niet in me op te doen alsof ik Burgo's stem niet herkende. Mijn hele lichaam begon te tintelen. 'O, hallo! Zeg, hij is echt geweldig! Wat ontzettend goed dat je er nog aan had gedacht.'

'Wie?'

'Dokter Newmarch. Hij is gisteren bij mijn moeder wezen kijken en hij heeft iemand gestuurd om bloed af te nemen voor onderzoek. Ze hebben me vandaag de uitslag doorgebeld. Meestal moet je een week wachten, en dan ontdekken dat ze alles kwijt zijn. Ik verbaas me over de macht van het Woord. Ze heeft hypothyreoïdie. Er schijnt een spulletje te zijn dat thyroxine heet en dat haar beter kan maken. Ik moet vanavond wat pillen bij de apotheek ophalen.'

'Mooi. Het is een vreemde man, maar hij is bovengemiddeld in zijn vak.'

'Ik vind hem geweldig. En het was bijzonder aardig van jou om hem hierheen te sturen.'

'Het is aangenaam om de ontvanger van zoveel dank te zijn. Maar dat is niet de reden dat ik bel. Sinds ik je de laatste keer heb gezien moest ik een tournee door het noorden maken en toespraken houden en bingo spelen met onze bejaarde medeburgers. Ik ben gisteravond teruggekomen in Londen. Ik wil je zien.'

'Nou, eh...' Ik probeerde me vast te klampen aan mijn voornemen een punt achter deze verhouding te zetten nog voordat hij goed en wel was begonnen. Maar zodra ik zijn stem hoorde was dat voornemen begonnen te slinken. 'Ik weet het niet. Het zou heel leuk zijn om je weer te zien, maar...'

'Kom op, dan. Ik sta in de telefooncel aan het eind van de weg. Ik zal een geschikte struik bij het hek aan het eind van jullie oprit zoeken en proberen mezelf onzichtbaar te maken.'

Mijn bloed begon even wild te bruisen als de karamel. 'Ben je in Cutham Down?'

'Heb ik dat niet gezegd?'

'Ja, maar...'

'Schiet op, dan.'

Er klonk een zoemend geluid. Hij had opgehangen. Ik rukte mijn schort af, haalde voor de spiegel in de hal mijn vingers door mijn haar en glipte de voordeur uit. Ik holde door het bos, wat sneller ging dan over de bochtige oprit, en hield mijn pas in toen ik het hek naderde. Ik wilde niet hijgend arriveren. Ik keek om me heen, maar zag niemand. Even vroeg ik me af of het misschien een flauwe grap was geweest. Toen greep een hand me bij de arm en trok me een laurierbosje in.

'Je laat me schr...' De rest van wat ik te zeggen had ging verloren toen hij me lang en hard kuste.

'Dat is beter,' zei hij, toen hij me ten slotte losliet. 'Ik heb daar zo naar verlangd. En niet alleen naar dat, natuurlijk.' Hij keek me aan. 'Je gezicht is net zoals ik het me herinnerde. Kom hier.' Hij drukte me stevig tegen zich aan en begon me weer te kussen, deze keer tederder. 'O lieve help! Ik was al bang dat het niet genoeg zou zijn. Koude douche dringend gevraagd.' Prompt begon de regen, die al een uur lang had gedreigd, bij bakken uit de hemel te vallen. Hij kletterde op de bladeren en maakte een geur van aarde en rottende planten los. 'Maar ik heb tegen mezelf gezegd dat het altijd beter was dan niets.' Hij kuste me op mijn kruin terwijl de druppels over mijn gezicht stroomden en hij probeerde me onder zijn jas te laten schuilen. 'En dat is het ook. We hebben tien minuten voor ik terug moet naar Londen. De bespreking van vanmiddag ging niet door, dus heb ik de kans gegrepen en ben in een trein gesprongen. Simon staat discreet verderop langs de weg geparkeerd. Hij rijdt me naar de stad terug, zodat ik om acht uur in het parlement kan zijn.'

'Je wilt toch zeker niet zeggen dat je helemaal hierheen bent gekomen, alleen maar om... om...?'

'Alleen maar om jou te kussen? Ja. Zelfs mijn vurigheid wordt getemperd bij de gedachte de liefde te moeten bedrijven in dit verhipte bos. Bovendien heb ik er de tijd niet voor. Zeg eens, liefste... ben je mijn liefste?' Hij keek me doordringend aan.

Ik was op dat moment niet tot liegen in staat. 'Ja. Voor goede of voor slechte tijden. En het zullen wel slechte tijden worden.'

'Zeg dat niet!' Hij drukte me stijf tegen zich aan. 'Ik wil niet dat jou kwaad wordt gedaan. Vertrouw me.'

En dat deed ik.

'Ik moet erkennen dat die man talent heeft,' zei Kit. 'Ik moet hem dat nageven, ondanks mijn natuurlijke antipathie. Hij wist dat jij liever een romantisch gebaar had dan een ansichtkaart en een doos chocola.'

'Je hoeft me echt niet te vertellen dat ik een onnozele hals was,' zei ik. 'Ik weet het.'

'Dat bedoelde ik niet. Het punt is dat jij al verliefd op hem was. Hij hoefde alleen maar je verzet te breken. Dus daar zat je. Aan het begin van een vurige liefdesaffaire. De teerling was geworpen.'

'Ja. Tot die tijd was het alleen maar spel.'

'Voelde je je ook schuldig?'

'Ik moet tot mijn schande bekennen dat ik me de eerste tijd - wel een paar weken lang - helemaal niet schuldig voelde. Anna leek nauwelijks een werkelijk persoon in Burgo's leven. Hij noemde haar naam bijna nooit. Ze leek helemaal niets met mij te maken te hebben. Ik veronderstelde dat ze een soort regeling hadden. Dat wil zeggen, als ik al aan haar dacht. Aanvankelijk was ik zo overweldigd door gevoelens van... nou ja, laten we het maar verliefdheid noemen, dat niets anders van belang leek. Ik moet in die tijd onmogelijk vaag en onaanspreekbaar zijn geweest. Ik zweefde in de dagen die volgden, ik kookte, maakte schoon, liep met dienbladen eten als in een droom, wachtend tot hij zou bellen, terwijl ik fantaseerde over hoe het zou zijn om hem weer te zien. Iedere minuut van iedere dag dacht ik aan hem. Toen ik weer binnenkwam trof ik een geruïneerde steelpan en een keuken vol rook aan. Oliver had de kraan van het bad open laten staan. Hij was zo druk bezig geweest de badkamervloer te dweilen met alles wat hij maar in handen kon krijgen, inclusief alle schone handdoeken in de linnenkast en ook een aantal van de vermaledijde servetten die ik net had gestreken, dat hij de karamel was vergeten. Ik voelde geen sprankje ergernis. Amerika en Rusland hadden elkaar de oorlog kunnen verklaren, Afrika en India hadden van honger kunnen omkomen, Sussex had door een vloedgolf kunnen worden overspoeld, ik had me er niets van aangetrokken. Ik kon alleen maar aan Burgo denken. Weet je, ik was nooit eerder verliefd geweest.'

'En toen je er eenmaal de smaak van te pakken had, steeg het je rechtstreeks naar het hoofd, als een straffe borrel.'

'Ik zal wel heel gefrustreerd overkomen.'

'Ik vind je heel lief.'

Ik tuurde door het beregende raampje naar de bomen die over de weg hingen. De lagere hellingen van de bergen waren hier met groen bekleed en zagen er veel vriendelijker uit. 'We zullen wel dicht bij Kilmuree zijn.'

'Nog zes kilometer. Ik hoop dat je een paraplu bij je hebt.'

'Niet aan gedacht. Ik had zo'n haast om het huis uit te komen zonder dat de pers me zou zien, dat ik waarschijnlijk allemaal verkeerde spullen heb meegenomen.'

'Hoe ben je daar weggekomen?'

'Met behulp van een vriendin. Ze kwam me wonderlijk genoeg interviewen voor een krant.'

'Dat klinkt intrigerend. Je hebt nog net de tijd om me dat te vertellen.’