Toen ik aan het eind van een lange dag mijn verrichtingen overzag, was ik niet geheel ontevreden. Er waren mislukkingen geweest en zelfs bijna-rampen, maar ook successen. Toen ik naar boven ging voor mijn inspectie van de slaapkamers, trof ik Katty en Pegeen op de overloop aan waar ze leunend op bezems in het Gaelic stonden te kletsen. Ik was er vrij zeker van dat ze het over mij hadden en dat het niet complimenteus was. Maar ik prees het opmaken van de bedden en het verplaatsen van stofpluizen, vliegen en roet van de ene plek naar de andere meer dan ze verdienden.

'Ik heb altijd gehoord dat de vrouwen van Galway uitstekende huishoudsters zijn.' Ik ben van mening dat een leugentje om bestwil op zijn tijd is toegestaan.

'Uitstekend?' zei Pegeen. 'Nou, er bestaan gewoon geen betere op de wereld!'

Ik gaf haar een stofdoek die ik aan het eind van een lange stok had vastgeknoopt. 'Wil je alsjeblieft die spinraggen weghalen?' Ik wees naar de raggen die, zwart door het vuil van eeuwen, als de strookjes van een petticoat boven ons hoofd hingen.

'Die spinnen kunnen een huis sneller vol met webbetjes hangen dan dat je níor bhlas sé an biadh nach mblasfaidh an bas kunt zeggen,' merkte Katty pruilend op, en ze sloeg haar armen over elkaar en keek grimmig.

Ik deed alsof ik dat pruilen niet zag. 'Wat betekent dat?'

Ze kneep haar lippen even opeen. 'Het betekent: "Hij heeft geen voedsel geproefd die niet ook de dood zal proeven".'

Dit was onweerlegbaar. Pegeen wapperde wat met de stok boven haar hoofd en klaagde over hoofdpijn, maar ze deed in ieder geval wat ik vroeg. Toen ik Katty vroeg de tapijten te stofzuigen, stuitte ik op weerstand.

'De duivel zit in die apparaten,' verklaarde ze en ze stapte weg van de antieke stofzuiger die ik in een kast had ontdekt. Hij zag eruit alsof hij van een tentoonstelling in het Natuurkundig Museum kwam, maar toen ik de stekker in het stopcontact stak, brulde hij als een voetbalteam en zoog enkele centimeters van de versleten rode loper op.

'Dat elektriek maakt een herrie in mijn hoofd als een fodheen mara. Wij gebruiken altijd borstels,' sliste Pegeen. Ze hield een bezem omhoog waarop een handjevol afgebroken borstelharen resteerde, als de stoppels op de kin van een oude man.

'Onzin!' zei ik. 'Als die elektriciteit naar je hoofd zou gaan, was je dood geweest.'

'Twee weken geleden hebben we Mary O'Donovan begraven,' zei Pegeen met de triomf van iemand met een doorslaggevend argument. 'Ze gebruikte net zo'n stofzuiger toen ze op de grond viel, wit als een laken, zonder nog één woord te zeggen.'

Katty's gezicht werd somber. 'Mary O'Donovan heeft me jaren geleden haar beste jurk beloofd, en nu had haar zuster hem zondag aan, zo trots als een pauw, met d'r brede kont erin. Het is een kont die de mannen van Kilmuree maar al te goed kennen, da's een ding dat zeker is.' Ze sloegen allebei dubbel van het lachen bij deze smet op de reputatie van Mary O'Donovans zuster.

'Wat is hier zo grappig?' Constance verscheen met twee dienbladen die wankel op elkaar waren gestapeld. 'Ik ben wel toe aan iets leuks. Maud heeft niet zo'n best humeur. En wat Violet betreft...' Ze zuchtte en maakte haar zin niet af.

'Dan hoop ik maar dat we niet storen?' Ik moest mijn stem verheffen om boven het misbaar van Katty en Pegeen uit te komen.

'Maud zit in bad en Violet, de arme lieverd, heeft nergens last van.'

Ik deed een paar halen met de stofzuiger over de overloop heen en weer. De loper ging omhoog bij deze geweldige zuigkracht en viel toen weer neer, wonderbaarlijk schoon.

Ik vond dat ik een adequate demonstratie van de onschuldige aard van het ding had gegeven. 'Kom eens hier, Pegeen.'

Pegeen schoof zijwaarts dichterbij. 'God behoede ons, de transpiratie ligt als dauw op mijn lijf.'

Ik nam een dienblad van Constance over. 'We gaan naar beneden om aan de lunch te beginnen. Ik denk dat ze beter kunnen opschieten als er geen publiek bij is,' zei ik zodra we buiten gehoorsafstand waren. 'Het is net een absurd toneelstuk. Het slaat allemaal nergens op. Dat is

zeker een spelletje van hen, hè? Ik moet zeggen dat ik het wel grappig vind.'

'Echt waar?' Constance bleef in de bocht van de trap staan en keek me verbaasd aan.

'Ja. Het is zo heel anders dan wat ik gewend ben. Ik heb thuis voor mijn moeder gezorgd. Daar valt niet veel te lachen. En het ophouden van de schone schijn is vreselijk belangrijk.'

'Dat stadium zijn we beslist allang voorbij. Wie zorgt er nu voor je moeder?'

'Dat weet ik niet precies. Ik besef opeens dat ik misschien eens naar huis moet bellen. Ik ben nogal plotseling vertrokken.'

'Ga je gang.' We hadden inmiddels de hal bereikt. 'De telefoon is hier.' Constance deed de deur van de draagstoel open. 'Dit was Mauds idee, en ik moet zeggen dat het een van haar betere ideeën was. Je hebt hier een betrekkelijke privacy. Ik ga naar de keuken. Neem gerust de tijd.'

Ik stapte in het hokje van de draagstoel en deed de deur dicht. Ik was verbaasd, er was verrassend veel ruimte, vermoedelijk in verband met hoepelrokken.

'Oliver? Met mij.'

'O, hallo Bobbie. Waar zit je?'

'Discretie alsjeblieft. Weet je nog?'

'Ja. Sorry. Ik dacht niet goed na. Ik ben net op.'

'Hoe gaat het met alles? Zijn de journalisten er nog?'

'Die zijn dezelfde dag vertrokken als jij. Iedereen weet dat je weg bent. Ik weet niet hoe.'

'Misschien heeft iemand me op het station gezien. Het doet er niet toe. Niemand weet dat ik hier ben.'

'Er stond vandaag ook niets over je in de krant. Je bent gewoon uitgestorven. Net als de dodo.' Hij lachte.

'Hoe is het met moeder. Heeft vader al een verpleegster gevonden?'

'Ja. Ze heet Ruby en ze kan erg lekker koken. Gisteravond hadden we chocolademerengues met marshmallows en jam.'

'Wacht eens even. Zei je Ruby?'

'Ja. Niet veel bijzonders om te zien, maar een heel moederlijk schepsel. Vader kan het verbazingwekkend goed met haar vinden. En zoals ik al zei, ze kookt geweldig en...'

'Oliver! Besef je wel dat vader zijn' - ik liet mijn stem automatisch dalen -'maîtresse in huis heeft gehaald om voor moeder te zorgen?' 'O, maak je over moeder maar geen zorgen. Ruby en zij vinden dezelfde boeken mooi en ze zitten samen te snoepen.'

'Wat doet vader nu?'

'Hij zit in de bibliotheek, zoals gewoonlijk. Maar je hebt geen idee wat voor goede bui hij heeft. Gisteren heeft hij me vijf pond gegeven om na het eten eens naar de pub te gaan. Hij zei dat ik geen haast hoefde te hebben om thuis te komen.'

'Dus je voelt je niet eenzaam?'

'Nou, eh... nee. Ruby heeft nog een nichtje. Ze is al twee keer langs geweest om haar tante gedag te zeggen. Ze heet Sherilee. Ze lijkt sprekend op Marilyn Monroe, alleen met kleinere tieten en een strakker kontje.'

'Oliver!'

'Wat? Wat is er?'

'Zo praat je niet over vrouwen.'

'Ik herhaal alleen maar hoe Sherilee zichzelf beschrijft.'

'Juist ja. Nou, ik ben blij dat je je een beetje weet te amuseren.'

'O ja. Maak je over mij maar geen zorgen.'

'Ik bel gauw nog eens. Verwaarloos je boek niet. Doe moeder mijn hartelijke groeten en zorg goed voor haar, en wees vriendelijk voor mevrouw Treadgold. En als iemand naar me vraagt.

'Wat? O, daar gaat de bel. Dat zal Sherilee zijn. Grrr! Dag!'

Ik zat in de draagstoel na te denken over het nieuws dat mijn vader zijn liefje in huis had gehaald om mijn moeder te verzorgen. Kennelijk waren ménages a trois de grote mode.

'Wel verdomme!' zei ik. 'Verdomme, verdomme, verdómme!'

Ik schrok op doordat er een gezicht, halfverscholen achter een enorme zonnebril, door het raampje naar binnen keek. Ik deed de deur open. Het gezicht werd omringd door bruin krullend haar dat hier en daar onhandig blond was gebleekt. De mond, die vuurrood was geschilderd, stond pruilend.

'Als jij de telefoon de hele tijd in beslag wilt nemen, zullen we iets af moeten spreken.'

Ze was onnatuurlijk mager. Haar armen en benen, die zichtbaar waren in een dunne oranje jurk van de een of andere glimmende synthetische stof, waren weinig meer dan botten met vel. Haar tanden leken ongewoon groot voor haar gezicht, en haar kin, onder een laag witte vloeibare make-up, vertoonde pukkeltjes.

Ik stapte uit de stoel. 'Hallo. Ik ben Bobbie.'

De starre blik vanachter de bril ging van mijn gezicht naar mijn trui. 'Is die van Next?'

'Nee. Hij komt uit Peru, ik heb hem gekocht in een winkel die Inca heet.'

'In Londen?'

'Ja. Aan het eind van Sloane Street.'

'Hij is geweldig.' Haar brillenglazen gingen naar mijn oorbellen. 'Die zijn fantastisch! Waar heb je ze gevonden?'

'In een winkeltje op Beauchamp Place. Ik weet de naam niet meer. Ze zijn niet echt...'

'Waar is Beauchamp Place?'

'Een eindje verderop in de straat dan Harrods...'

'Harrods! Ik ben nog nooit in Londen geweest en pas twee keer in Dublin!'

'Ach, nou ja. Londen is een geweldige stad, maar net als bij iedere andere stad is alleen het centrum mooi. Er zijn ook zeer armoedige wijken.'

'Dat zou me niets kunnen schelen. Alles is beter dan deze uithoek waar iedereen erbij loopt als een vluchteling en waar de interessantste conversatie die tussen schapen is.'

'Maar het is hier erg mooi! Bergen en bossen en meren. En dit schitterende huis!'

'Maar we zijn zo arm!' Het meisje zuchtte en prutste wat aan een plastic armbandje om haar pols die nauwelijks dikker was dan een rabarberstengel. 'Het is hier zo saai! Ik verveel me dood!'

Ik kreeg medelijden met haar. Het masker van wit, de donkere bril en de lippenstift verborgen het gezicht van een kind.

'Ik denk dat ik weet hoe je je voelt.'

Ze zette de zonnebril af en richtte een paar uitzonderlijke ogen, die ze van Maud had geërfd, op mij. 'Hoe kun je dat nou weten? Jij hebt nooit in een turfmoeras hoeven wonen.'

'Voor ik in Londen ging wonen...'

'Heb je daar echt gewóónd? Hoe oud was je toen?'

'Achttien. Ik ben in Londen naar de universiteit geweest. Maar voor die tijd zat ik óf thuis, in een heel somber huis, óf op kostschool in een woud van paarse rododendrons. Ons uniform was paars met grijs, net als onze handen en ons gezicht en onze knieën, omdat het altijd zo koud was.'

'Het leven is rot als je kind bent. Niet dat ik dat nog ben, natuurlijk,' voegde ze eraan toe.

'Je ziet er in mijn ogen heel volwassen uit.' Ik begon al heel behendig te worden in het vleien.

'Ik ben achttien.'

Ik geloofde haar niet. 'Ik vermoed dat jij de oudere zus van Flurry en Flavia bent.'

'Ja. Ik ben Liddy.' Ze huiverde en prutste toen weer aan haar armband. Haar elleboog was een scherpe punt van knokig bot.

'Ik ben de nieuwe huishoudster.'

'Dat dacht ik al. Maar je ziet er niet uit als een huishoudster.'

'Hoe zien huishoudsters er dan uit?'

'Mevrouw Heaney had een baard. De haren waren zo lang dat ze krulden. En er zaten vaak haren in het eten. Walgelijk.' Ze huiverde weer.

'Het is hier koud, hè? Ik denk dat dat door het vocht komt. Heb je al ontbeten?'

'Ik ontbijt nooit. Ik wil model worden.'

'O ja? Ik denk dat je dan nog steeds de interessantste conversatie tussen schapen zult vinden.'

Liddy glimlachte. 'Ja, maar het is het enige dat ik weet te bedenken om hier weg te komen.'

'Ik zou zat andere dingen weten.'

'Zoals wat?' Ze keek me gretig aan.

'Daar zullen we het later over hebben. Ik moet Constance nu met de lunch gaan helpen.'

Liddy liep achter me aan naar de keuken. 'Het zal wel weer stoofschotel zijn. Ik haat stoofschotels! Tante Connie kan echt niet koken. Maar dat is alleen maar goed, want dan kom ik niet in de verleiding om veel te eten.'

'Goeiemorgen Liddy.' Constance stond te worstelen met het touw van een groot krantenpakket. 'Die slagersjongen is vast een gefrustreerde padvinder. Hij moet de knopenkampioen van Ierland zijn.' Liddy raapte een mes van de grond en gaf dat zwijgend aan haar. 'O, dank je wel, lieverd. Dat is beter.' Ze pakte het vlees uit. 'Die rotkerel! Waarom stuurt hij me altijd zoveel vet en zenen?'

'Ik denk, omdat hij weet dat jij je nooit zult beklagen.' Liddy liet zich in Timsy's stoel vallen en strekte haar handen en voeten uit om ze te warmen. 'Waar is iedereen gebleven? Meestal krijg ik het vuur niet eens te zien.'

Constance glimlachte naar mij. 'Bobbie heeft hen tot actie geprikkeld.'

'Hopelijk pikken ze dat.' Ik bekeek de inhoud van de kranten. 'Denk je dat dat vlees echt vers is?'

Constance boog zich om te snuiven. 'Het ruikt een beetje sterk. Maar dat gaat wel over als het gebraden is. Ik zou er wat kerriepoeder bij kunnen doen.'

Liddy kreunde.

Ik duwde met de punt van een mes in het vlees. 'Als je alle randjes eraf snijdt, is er niet veel meer over.'

'Moet ik die draadjes er ook uitsnijden? Meestal doe ik alles tegelijk erin, samen met de aardappels. Gelukkig is er genoeg kool om de boel te compenseren.'

Ik besloot het risico te nemen bemoeizuchtig te lijken. 'Zal ik anders voor de lunch zorgen?'

Constance greep me bij de arm. 'Zou je dat echt willen doen? O, wat zou ik je daar dankbaar voor zijn!'

'Maar daar ben ik toch zeker voor!'

'Jippie!' zei Liddy. 'Ik bedoel,' zei ze lijzig, 'goddank!'

De lunch was, verrassend genoeg, een succes. Maar het koken was wel een vuurdoop geweest. In de koelkast vond ik een pak worstjes, een pond boter, vijf eieren, een plastic citroen, een doos met driehoekige stukjes smeerkaas, een zak sinaasappels die slap waren geworden, en een halve fles Liebfraumilch. De provisiekast stond vol blikken. Ik pakte een blik tomaten, een blik spinazie, een blik bouillon en een fles paddenstoelensaus om daar de soep mee te maken.

Het fornuis was een gietijzeren, met roet overdekt gevaarte met twee grote, ronde platen bovenop. Om het eten echt heet te krijgen moest je een van de platen er met een haak vanaf halen. Het vuur schoot door een gat omhoog en bracht de inhoud van een pan binnen enkele seconden heftig aan de kook. Er scheen voor het koken geen gulden middenweg te bestaan.

'Je moet me echt leren hoe ik deze geweldige soep kan maken,' had Constance gezegd, terwijl ze over de eettafel heen keek, waar ik aan het einde zat. 'Dit is echt verrukkelijk, hè Maud?'

Maud was naar beneden gekomen toen de gong ging. Ze zag er uitgeput uit, alsof ze niet goed had geslapen. Ik zag dat haar handen misvormd waren en dat ze de lepel met moeite vasthield. Zodra ze haar soep op had, stak ze een sigaret op.

'Zulk enthousiasme is nou ook weer niet nodig.' Ze richtte haar grote, amethistkleurige ogen op mij. 'Maar ik heb in dit huis vaak slechter gegeten.'

'Ik vind het heerlijk.' Flavia, die naast me zat, keek op van haar boek, dat op haar knieën lag en nu vol soepvlekken zat. 'Ik vreesde de stoofpot.'

Maud keek over de tafel naar Flavia. 'Ik hoop dat je het ook eens over iets anders kunt hebben. Het is uitermate onbeleefd om aan tafel te lezen. Het hoort bij de goede manieren om een intelligent en onderhoudend gesprek te kunnen voeren.'

Er viel onmiddellijk een stilte. Ik zocht koortsachtig naar een onderwerp van gesprek en stond op het punt een opmerking over het schitterende pleisterwerk te maken. Maar ik herinnerde me bijtijds dat Mauds generatie commentaar op iemands huis en bezittingen als onwellevend beschouwde. Misschien moest ik iets over de huidige situatie in Iran zeggen? Maar ik wist eigenlijk niets over Ayatollah Khomeini, behalve dat hij me een uitermate onaangenaam persoon leek. Dit standpunt, hoewel waarschijnlijk gedeeld door iedereen die geen moslim was, kon niet echt als intelligente conversatie worden aangemerkt. Vervolgens vroeg ik me af of het wel pas gaf als ik iets zei voordat het woord tot me werd gericht. Ik had weer eens moeite met de lastige situatie waarin ik mij bevond. De beperkingen van een vreemde te zijn, werden gecompliceerd doordat ik betaald personeel was terwijl Constance me behandelde als een welkome gast. Ik voelde me als een tropische vis die aan de oppervlakte zwemt met een half oog op de lucht gericht en een half oog op het onderwaterleven.

'Ik vraag me af hoe het met de voorbereidingen voor het bezoek van de paus...' begon Constance, maar ze werd onderbroken door de binnenkomst van de bleke, langharige man die ik vluchtig bij het ontbijt had gezien.

Ditmaal liep hij de kamer in, knikte beminnelijk in de richting van Maud en Constance en liep om de tafel heen naar waar ik zat. Hij verspreidde een muffe geur, vermengd met die van verschaald zweet.

'Hoe maakt u het? Ik ben Eugene Devlin.'

'Ik ben Bobbie Norton.'

Meneer Devlin drukte zijn kleine, rode mond op de rug van mijn hand.'Enchanté.'

Hij was een lange man die gezet begon te worden. Hij droeg een groene pandjesjas en een geborduurd vest, die hem beide veel te krap waren. Zijn benen, daarentegen, gehuld in kousen en zijden kniebroek, waren slank, op het magere af. Zijn gezicht was groot en bleek en zijn ogen puilden uit. Zijn haar was naar achteren samengebonden met een zwarte strik.

'Welke verrukkelijke omstandigheid voert u naar de nevels en de bergen van het oude koninkrijk Connaught?'

'Moet je nou echt praten als een slechte vertaling van een Frans toneelstuk?' vroeg Maud.

'Ik zag de advertentie in een krant,' verklaarde ik.

Meneer Devlin drukte twee vingers tegen de rug van zijn neus en keek gekweld. 'De kranten vormen niet het kleinste deel van het afschuwelijke vertoon aan middelmatigheid dat de moderne wereld heeft overspoeld. Televisies, auto's, vliegtuigen die de lucht vervuilen. In dit geval echter' - hij boog naar me - 'hebben wij daar profijt van gehad.'

'Onze televisie krijgt niet veel kans de lucht te verontreinigen, zei Liddy somber. 'De ontvangst is zo hopeloos dat het de moeite van het kijken niet waard is. Het komt door die rotbergen.'

'Niet van die lelijke woorden, liefje. Dat is niet intelligent,' zei Constance, en ze liep naar het buffet om een kom soep voor Eugene op te scheppen.

'Wie wil er in godsnaam nu intelligent zijn?' antwoordde haar nichtje-

Eugene keek Liddy berispend aan. 'Die bergen, die jij op zo'n onelegante wijze verwenst, mijn kind, houden de boze wereld op afstand. Dat doet me denken aan een gedicht dat ik heb geschreven na het lezen van een verslag van de slag bij de Boyne.' Hij haalde diep adem en begon te declameren.

'Hemelwaarts krulde de rook van de slag

Verduisterde de vlakte, het licht van de dag.

En overal grimmige bergen steil

Vervloekten Engelands trots terwijl...'

Er volgde nog meer in deze stijl. Ik bedwong een glimlach toen ik me mijn gesprekken met Kit herinnerde. Ik dacht aan Burgo, en aan hoe hij van de excentrieke trekjes van Curraghcourt zou hebben genoten. Toen wenste ik dat ik niet aan hem had gedacht, want al het verdriet kwam onmiddellijk weer opdraven als een goedafgerichte hond. Ik probeerde mezelf af te leiden door heimelijk ieders reactie op Eugenes vertoning waar te nemen.

Liddy bleef van haar soep eten terwijl ze met haar vingers op de tafel trommelde en deed alsof ze doof was. Flavia richtte haar ogen op haar boek terwijl Flurry het zwaartepunt van zijn bestek zocht door alles beurtelings op zijn vinger te balanceren. Maud zei: 'Bah!' en bleef haar sigaret met gesloten ogen roken, alsof ze de aanblik wilde buitensluiten van Eugene, die in de houding van een sommelier stond, met zijn servet over een arm, de andere hand uitgestoken alsof hij een onzichtbaar dienblad droeg. Constance stond vlak achter hem met het bord soep. Ik wachtte, met de lepel in de aanslag en probeerde mijn mond vol brood leeg te eten, maar het was zo oudbakken dat het geknars onmiddellijk Eugenes uitpuilende ogen op mijn gezicht liet richten.

'Je moet echt wat eten, Eugene,' zei Constance toen zijn geheugen hem in de steek liet. Ze zette de soep voor hem neer, pakte een stuk brood uit de mand, brak dit in hapklare brokjes en smeerde er boter voor hem op. 'Je hebt je ontbijt overgeslagen. Het is niet goed om te vasten wanneer je zoveel intellectuele energie levert.'

Maud, die haar ogen nog steeds dicht had, lachte vreugdeloos.

'Ik moet bekennen dat ik die omissie niet had opgemerkt.' Eugene ging naast Constance zitten en glimlachte dankbaar. 'Als je hoofd in de wolken vertoeft, zijn de noodzakelijke behoeften van het lichaam als het zoemen van een mug.'

Eugenes groezelige kanten jabot bungelde gevaarlijk dicht boven zijn soep. Zijn jas was op de ellebogen jammerlijk doorgesleten. Toen Flavia opkeek, vroeg ik haar op gedempte toon wat ze aan het lezen was.

'The Incredible Journeyl antwoordde ze.

Ik herinnerde me met ontzetting het verhaal van twee honden en een kat die tijdens hun omzwervingen allerlei gruwelijks moeten doorstaan. Ik was woedend geweest op de schrijver toen ze de trouwe bulterriër had laten doodgaan in het zicht van de thuishaven en het geluk. Ik vroeg me af of ik Flavia iets moest vertellen over het ophanden zijnde verdriet. Maar misschien moest ik me er niet mee bemoeien. Het was toch zeker de taak van haar moeder om haar dochter te beschermen? Waar was Violet trouwens? Zou ze echt op een zolder opgesloten zitten, als een soort Ierse versie van Grace Poole, om haar woeste, waanzinnige impulsen te beheersen?

De deur ging open. Het was echter niet Violet die binnenkwam, maar Sissy.

'Ik ben weer eens te laat.' Haar bovenlip glinsterde van het zweet, haar haar hing in slierten om haar hoofd, haar roodfluwelen jurk was bezaaid met klissen en graszaden. Haar borsten zwoegden boven het strakke lijfje.

'Kennelijk heeft je moeder je niet geleerd op tijd te komen.' Mauds ogen waren open en leken zich te verheugen op de strijd. 'Ze had het zeker te druk met waarzeggen. Of met het stelen van baby's uit kinderwagens.'

Sissy lachte, zodat haar apengezicht rimpelde. 'Waarom zou ze, als ze tien jaar lang iedere zomer een baby kreeg tot mijn vader er met de vrouw van de fietsenmaker vandoor ging? Ze had eerder zin een paar van ons in de kinderwagens van anderen te leggen.'

Maud keek kwaad omdat haar steek onder water geen doel raakte. 'Hoe komt het dat je er zo uitziet? Heb je soms met een marskramer in het hooi liggen rollenbollen?'

'O Maudie, je weet toch dat ik je schoonzoon veel te aardig vind om naar een andere man te kijken? Maar ik zag een mooie vlinder. Ik ben dwars door alles heen erachteraan gegaan tot ik moe was van het hollen en mijn hart bekant uit mijn borst sprong.' Sissy had een vieze hand op dat bijna naakte deel van haar anatomie gelegd.

'Ik vind het afgrijselijk om Maudie te worden genoemd.'

'Maar ik bedoel het echt heel vriendelijk,' verklaarde Sissy beminnelijk en ze plofte in de lege stoel naast Flurry, die ze begon te aaien en te kussen.

'Niet doen!' protesteerde Flurry, terwijl hij zijn haar gladstreek en met zijn servet zijn bril schoonmaakte.

Constance stond erop mij te helpen met het afruimen van de soepborden en het serveren van de hoofdgang, een verbasterde versie van salade nicoise, met aardappels, tonijn, hardgekookte eieren, boontjes uit blik en mayonaise. En voor Flurry uiteraard worstjes. De mayonaise had een vreemde kleur. Ik had deze gemaakt met het restje uit een fles van iets wat er als olijfolie uitzag, het enige wat ik in de provisiekast kon vinden. Ik hoopte dat het slechts toeval was toen Timsy een paar dagen later klaagde dat hij nergens het smeersel kon vinden waarmee hij zijn laarzen waterdicht maakte.

'Deze salade is echt heel lekker,' zei Liddy. Ik zag tot mijn vreugde dat ze gretig at.

'Dat bewijst maar weer, meisje, hoe slecht je smaakvermogen is behandeld.' Maud leek zichzelf uit te zonderen van de verplichting een intelligent en onderhoudend gesprek te voeren. 'Maar het is inderdaad een verbetering vergeleken bij het doorgekookte afval dat je tante op tafel weet te zetten. Hoewel de mayonaise een wonderlijk smaakje heeft.' Ze was net zo'n ballista, waarmee de Romeinen in snelle volgorde pijlen konden afvuren.

Ik keek verontschuldigend naar Constance, maar haar ogen, die meestal vaag en afwezig stonden, waren op Eugene gericht.

'Hoe is het vanmorgen met het schrijven gegaan?' vroeg ze hem.

'Ik worstelde met een stanza, maar ik ben er vrij aardig uitgekomen.'

'Eugene is bezig een ballade te schrijven over Deirdres klaagzang om de zonen van Usnach,' legde Constance me uit.

'Wat interessant,' zei ik.

Eugene boog in mijn richting, waardoor zijn jabot in de mayonaise viel. Ik wist niet zeker of ik terug moest buigen. Uiteindelijk volstond ik met een knikje.

'Niet voor ons.' Flurry zwaaide met een half worstje op de punt van zijn vork, maar keek verschrikt toen hij de blik van zijn tante opving.

'Heb je al veel gepubliceerd?' vroeg ik aan Eugene.

'Hij vreest de corrumperende werking van de commercie,' antwoordde Constance voor hem. 'Maar volgens mij is dat jammer.' Ze glimlachte naar hem om elke suggestie van kritiek teniet te doen. 'Het zou de mensen zoveel goed doen als ze zijn werk konden lezen. En hij zou altijd kunnen weigeren het geld aan te nemen.' Natuurlijk zou hij dat kunnen weigeren, dacht ik bij mezelf, als hij totaal gestoord was. 'Poëzie inspireert de hogere, nobeler instincten,' ging Constance verder. 'Het verzacht de harten van de mensen en spoort hen aan tot broederschap.'

'Lieve help, ja,' zei Maud. 'Ik zie al voor me hoe de IRA Eugenes rijmpjes over de trouweloze maan en gebroken bloemknoppen leest om vervolgens in tranen uit te barsten en alle explosieven weg te gooien.'

Dit sarcasme ging wel heel ver. Ik keek angstig naar Eugene, maar hij keek met een vinger tegen zijn lippen naar de schaal met rottend fruit in het midden van de tafel, misschien broedend op een metafoor.

'Wat zijn de belangrijkste thema's van de ballade?' vroeg ik hem. Ik durfde mijn onwetendheid niet te tonen door te vragen wie Deirdre was.

Hij zwaaide met grote, witte handen vol inktvlekken. 'Ontgoocheling. Het besef dat liefde slechts de blinde verheerlijking van een andere persoon is. De teleurstelling die onvermijdelijk volgt.'

Er steeg een wolk fruitvliegjes uit de smurrie in de fruitschaal op terwijl het licht van de inspiratie in Eugenes uitpuilende ogen verscheen.

'Zou jij zo lief willen zijn ons er voor het avondeten iets van te laten horen?' vroeg Constance op zo'n vriendelijke toon dat ik onmiddellijk spijt had van mijn cynisme.

Eugene keek me goedkeurend aan.

'Dat lijkt me heel fijn,' mompelde ik.

'Of je liegt, óf je bent niet goed bij je hoofd,' zei Maud.