Ik rende naar beneden, in alle staten van opwinding, popelend om iemand te vertellen wat ik zojuist had gezien. Maar toen ik in de hal stond, veranderde ik van gedachten. Ik besloot tegen niemand iets over Violet te zeggen. Nadat ze me een paar seconden had aangestaard, had ze haar ogen weer gesloten. Ze waren dicht gebleven ondanks mijn bidden en smeken. Stel dat iedereen hoop kreeg en dat het nooit weer gebeurde? Het was beter om af te wachten en iemand van haar gezin die ontdekking te laten doen. Maar er had zoveel betekenis in die blik gelegen! Ik was er bijna zeker van dat er een bewuste, denkende geest achter die ogen had gescholen.

Wat moest ik nu doen? Constance zou ongelukkig zijn als ik Curraghcourt verliet. Haar broer zou ongelukkig zijn als ik bleef. Ik bekommerde me meer om haar geluk, maar zijn gevoelens legden vermoedelijk meer gewicht in de schaal. Wat het besluit ook werd, ik moest eerst het eten voor iedereen klaarmaken, zelfs als dat van mij een sandwich op het dichtstbijzijnde station zou worden.

Katty en Pegeen waren aan de tafel bezig; de eerste poetste uitvoerig zilver in een tempo van één theelepel per vijf minuten, en de laatste schilde aardappels. Met gebarsten stem zongen ze een sentimenteel lied, iets over dat Ierland een stukje van de hemel was. Maria en Osgar lagen languit aan hun voeten. Osgar had zijn vrijheid weten te verkrijgen door non-stop te janken als hij aan de ketting werd gelegd. Hij toonde geen enkele dankbaarheid voor zijn vrijheid en zijn verbeterde dieet en kroop weg elke keer dat Flavia of ik hem probeerde te aaien. Hij leefde uitsluitend voor Maria, die hij overal slaafs volgde.

Constance stond bij de gootsteen iets in een bak te wassen. Ik liep erheen om te kijken.

'Hallo Bobbie.' Ze wierp me over haar schouder een glimlach toe.

'Dit is het overhemd van Eugene. Ik moet er heel voorzichtig mee zijn. Het kant begint uit elkaar te vallen nu hij het twee jaar lang elke dag heeft gedragen. Ik denk dat ik er weer wat aan moet doen. Er zijn plekken waar het een en al verstelwerk is.'

Ik begon gekookte worteltjes door een zeef te duwen om soep te maken. 'Wat heeft Eugene nu aan?'

'Hij zit in zijn kamer opgesloten, in zijn ochtendjas.'

'Als hij dit uit kan trekken om het te laten wassen, zonder dat hij in een kakkerlak of in een zoutpilaar verandert, begrijp ik niet waarom dat overhemd niet kan worden weggegooid net als elk ander kledingstuk dat aan het eind van zijn bruikbare leven is gekomen.'

'Ach, maar weet je,' zei ze op gedempte toon zodat Katty en Pegeen het niet konden horen, 'het heeft een symbolische betekenis.'

'Symbolisch voor wat, precies?'

'Voor eh... dat weet ik niet.' Constance hield op met boenen en kloppen en dacht na, zonder te merken dat er een klodder schuim aan haar wenkbrauw kleefde. Ze veegde het haar uit haar ogen, waardoor het schuim naar de andere wenkbrauw werd verplaatst. 'Een gebroken hart, denk ik.'

'Als iemand anders twee jaar lang over een gebroken hart liep te zuchten, zou je diegene wel erg overdreven vinden.'

'Nee hoor, echt niet.'

'Jawel.'

'Nou ja, maar Eugenes verdriet was echt exceptioneel.'

'Dat denk ik niet. Iedereen heeft wel verdriet en narigheid. Denk eens aan Maud met haar reuma. Denk aan wat de kinderen hebben meegemaakt door Violet. Je broer,' voegde ik er een beetje koud aan toe. 'Iedere dag zijn er mensen die verdriet, ziekte, bankroet, pech en ongelukkige liefdes beleven. Wanneer ze proberen met hun narigheid in het reine te komen, is het aantrekken van schone kleren het minste dat ze kunnen doen. Bovendien geloof ik niet dat Eugene echt verdriet heeft. Nu ik er zo bij stilsta, denk ik eigenlijk dat hij waarschijnlijk de gelukkigste persoon op Curraghcourt is.'

Constance keek ongelovig en zuchtte toen. 'Misschien heb je wel gelijk.'

'Ik weet het wel zeker. Maar daar gaat het niet om. Eugene had je al tijden geleden moeten vertellen dat die Larkie dinges niet meer dan een vals kreng was en dat ze het niet waard is om ook maar één traan om te laten.'

'Ik denk dat ik het daarmee eens moet zijn.' Constance keek naar het overhemd - een doorweekte massa in de bak. 'Maar hij is in elk geval niet als andere mannen. Je zult moeten toegeven dat het opmerkelijk is dat hij, na bijna twee jaar, nog steeds niet naar andere vrouwen kijkt.'

'Hij kijkt anders wel naar jóu.'

'Naar mij?' Zelfs in het schemerige licht kon ik zien dat Constance dezelfde kleur had gekregen als de soep die ik maakte. 'O nee, Bobbie, dat zie je helemaal verkeerd. Hij beschouwt mij als een zuster.'

'Mannen beschouwen vrouwen nóóit als hun zusters. Tenzij ze dat ook echt zijn, natuurlijk. Constance, lieve Constance.' Ik hield op met zeven, sloeg mijn armen over elkaar en keek haar aan. 'Volgens mij moet jij je eigen gevoelens eens wat beter onderzoeken.'

'Wat? Je bedoelt... O nee! Je denkt dat ik verliefd ben op Eugene?' Constance lachte terwijl ze smoezelig grijs water uit het overhemd kneep. 'Vanwege onze gezamenlijke belangstelling voor poëzie brengen we veel tijd in elkaars gezelschap door... Het is echt alleen maar vriendschap, Bobbie.'

Ik zei niets, maar bleef haar glimlachend aankijken.

'Het is wel een ongewoon soort vriendschap,' gaf Constance toe. 'Maar iedere relatie is uniek, nietwaar?'

Op dat moment kwam Flurry de keuken binnen met zijn zaag nog in de hand.

Ik keek op mijn horloge. 'Het spijt me, Flurry. Ik had vier uur gezegd, en ik zie dat het al bijna half vijf is. Constance, wil jij die soep voor me afmaken terwijl ik nog wat ga zagen? Je hoeft hem alleen maar twintig minuten zachtjes door te laten koken en er dan drie of vier lepels room doorheen te roeren. Laat hem daarna niet meer koken. En wil je er ook een paar laurierblaadjes in doen?'

'Laurierblaadjes?' Constance keek niet-begrijpend. 'Staan die in de kast?'

'Het is die boom met glimmende blaadjes, naast de achterdeur.'

Flurry en ik werkten drie kwartier stevig door. Ik merkte dat zagen gemakkelijker ging nu ik eraan gewend was. Maar er lag nog steeds een grote stapel bielzen waar we doorheen moesten. Flurry was bezig metalen platen aan elkaar te schroeven. Ik zag geen enkele overeenkomst met iets wat bij een trein hoorde, maar hij was heel kalm en zelfverzekerd.

'Ziezo, dat is het voor vandaag.' Ik hing de zaag op aan de daarvoor bestemde spijker. 'Ik moet nu verder met koken.'

'Wat eten we?' vroeg Flurry, met zijn potlood tussen de tanden geklemd; hij stopte even met het neerkrabbelen van berekeningen.

'Gebraden varkensribstuk met pruimen en aardappelpuree.'

Flurry trok een vies gezicht. 'Bah! Bah! Bah!' Hij stampte in het zaagsel, vol weerzin.

'Je zult dat vlees best lekker vinden.'

'Ik eet nooit varkensvlees.'

'Je eet het iedere dag. Worstjes zijn van varkensvlees gemaakt.'

'Echt waar?' Hij keek verbaasd.

'Ja. Wat dacht jij dan?'

'Ik dacht dat ze van zichzelf zo waren.'

'Worstjes zijn gemaakt van de darmen van het varken, en ze worden natuurlijk eerst schoongemaakt en daarna met brood en restjes vlees gevuld. Tegenwoordig gebruiken sommige slagers synthetisch materiaal omdat de mensen het niet zo'n smakelijk idee vinden darmen te eten.'

'Nee.' Flurry keek bedenkelijk maar zei niets.

Op weg naar de achterdeur trof ik Timsy, die doelbewust naar de appel-schuur liep.

'We hebben weer weinig melk.' Ik greep hem bij zijn vettige kraag toen hij probeerde weg te komen. 'Heb jij Siobhan vanmorgen gemolken?'

'Ze begint op te drogen.' Hij probeerde zich los te rukken, maar ik hield hem stevig vast.

'Juffrouw Constance vertelde me vanmorgen dat Siobhan nog minstens vier maanden melk hoort te geven.'

'Tja.' Timsy keek sluw. 'God zegene haar, maar wat juffrouw Constance over koeien weet, zou je op de knop van een shillelagh kunnen schrijven.'

Ik durfde niet te vragen wat een shillelagh was.

'Heb je haar gemolken?' hield ik aan.

Timsy's ogen waren gericht op iets achter mijn schouder en hij rukte zijn hoofd opeens opzij, alsof hij een tic had. Ik keek nog net op tijd achter me om een broekspijp met laars te zien verdwijnen in de struiken die weelderig rond de poort groeiden.

'Wie was dat?' vroeg ik.

'Helemaal niemand. Natuurlijk heb ik dat beest om zes uur gemolken, net als altijd.'

'Ik geloof je niet. En er was daar wel iemand.'

'Dat zal mijn neef zijn geweest die me komt vertellen over mijn tante die op sterven ligt van de tering. God hebbe haar ziel. Ze heeft zes kinderen begraven...' Ik deed een stap in de richting van de struiken en nu was het Timsy's beurt om mij bij de mouw te grijpen en zo hard te trekken dat ik dacht dat mijn blouse zou scheuren.

'Laat me los.' Er volgde een korte worsteling. Toen ik me had losgerukt en de struiken had bereikt, was de eigenaar van het been verdwenen.

'Goed, Timsy.' Ik ging weer in de aanval. 'Wat is hier gaande? Wie zijn die mannen die hier op de raarste momenten rondsluipen? Ik heb er vandaag ook weer twee gezien. Ze zagen er niet uit alsof ze iets goeds van plan waren.'

'Vanmorgen, zegt u? Dat waren dan weer andere neven die me over mijn tante kwamen troosten, wetend dat ik nog zuiniger op haar was dan een broedse kip op haar eieren...'

'Ik geloof niets van die tante van jou. En ik geloof ook niet dat dit je neven zijn.'

Timsy probeerde er gekwetst uit te zien, maar ik kreeg sterk de indruk dat hij me uitlachte. 'Goed, nou ja, juffrouw Bobbie, ik wilde u niet laten blozen, maar deze mannen die u hebt gezien, die hebben allemaal geruchten gehoord over uw schoonheid, en nu komen ze zelf kijken of dat waar is of niet.'

Hij kon zijn lachen bijna niet houden.

'Schaam jij je niet om zulke leugens te vertellen?'

'Nou, en wie heeft er anders tegen Michael McOstrich beweerd dat ze nooit vrij heeft?' Timsy liet even een glimp van zijn aangeboren sluwheid zien. 'Ik heb dit van een van mijn neven gehoord, en...'

'Nou,' onderbrak ik hem ruw, 'zorg er in elk geval voor dat je Siobhan vanavond melkt. We hebben echt bijna niets meer.'

Timsy tikte tegen zijn pet, maar zijn beleefdheid leek weinig oprecht.

In de keuken stond Pegeen de aardappels fijn te stampen en Constance was bezig chips en pinda's in schaaltjes te leggen voor bij de borrel. Olijven waren in Kilmuree een onbekend verschijnsel. Discreet viste ik de ligusterblaadjes uit de soep. Ik maakte de saus met de wijn waarin de pruimen hadden gesudderd, kookte deze met bessengelei en room tot hij dik werd. Ik zette worteltjes en diepvriesdoperwten op; de verse doperwten waren zoals gewoonlijk niet geleverd. Ik had voor het dessert een citroenmousse gemaakt die door Flavia enthousiast was versierd met toefjes slagroom en chocoladehagelslag, wat er heel vrolijk uitzag.

Turlough McGurn had de vorige week uit geheimzinnige bron een vracht citroenen binnengekregen die hij spotgoedkoop verkocht mits je een hele kist nam. Mijn repertoire van mogelijkheden begon inmiddels uitgeput te raken. We hadden al citroensoufflé, citroengelei-pudding, citroenmeringuetaart, citroensyllabub en citroentaart gehad.

Het eten was zo ongeveer klaar. Ik besefte dat dit misschien mijn kans was om het tuinboek terug te leggen. De opening die was achtergebleven door de twee vrij grote boeken die ik had geleend, zou worden ontdekt, en eerder vroeg dan laat. Ik holde naar mijn kamer en pakte de Golden Treasury van mijn nachtkastje - met enige spijt, want ik had er menig neerslachtig moment mee weten te verdrijven.

Om het boek onopgemerkt terug te kunnen zetten moest ik eerst op verkenning uit. Ik hurkte onder het raam van de bibliotheek in een massa onkruid (de brandnetels prikten akelig in mijn enkels) en bracht toen langzaam mijn hoofd omhoog om over de vensterbank heen te kijken. Meneer Macchuin zat niet achter zijn bureau. Ik stond voorzichtig op en zag dat de kamer verlaten was. Ik snelde weer naar binnen en liep naar de zitkamer, waar ik bij de deur naar de bibliotheek bleef staan. Het verbod tegen het zich begeven op deze gewijde grond werd zo algemeen nageleefd, dat ik toch enige aarzeling voelde. Ik was anders geweest in de tijd dat ik wist dat de grootvizier veilig en wel in Dublin zat. Er vloog een merel kwetterend langs het raam, zodat ik schrok.

Ik deed de deur open. De neiging om op mijn tenen te gaan lopen was bijna onbedwingbaar. Maar ik was meteen blij dat ik dat niet had gedaan, want ik had nog geen drie stappen op de vloer gezet of een stem zei: 'Kan ik u misschien helpen, juffrouw Norton?'

Meneer Macchuin stond op de bibliotheektrap rechts van het raam, op een van de enige twee plaatsen die buiten mijn gezichtsveld waren geweest. Hij was zowel in ethisch als in strategisch opzicht in het voordeel.

'O.' Ik had erop gerekend hem weer terug te zien in de beschuttende aanwezigheid van Constance en de kinderen, bij het diner. De herinnering aan ons laatste gesprek bezorgde me een erg ongemakkelijk gevoel. 'Nee, dank u. Ik kwam dit even terugbrengen. Ik had het in de zitkamer gevonden.'

Ik had onmiddellijk spijt van deze laffe leugen. Hij kwam de trap af en liep naar me toe, stak zijn hand uit naar het boek.

'Heeft u dit in de zitkamer gevonden?' Zijn wenkbrauwen gingen verbaasd omhoog.

'Ja.' Ik kreeg het opeens warm. 'Ik had anders wel geklopt, maar ik dacht dat er niemand binnen was.'

'Was u dat, daarbuiten, die zojuist naar binnen keek? Ik zag een schaduw over de vloer vallen.'

'Dat was ik niet.'

'Juist ja.' Ik dacht even dat ik het begin van een glimlach zag voor hij weer fronste en het boek opensloeg. 'The Golden Treasury of Vegetable Gardening. Ik vraag me af wie dat kan hebben geleend. Voor zover mij bekend kan niemand hier in huis een boterbloem van een narcis onderscheiden. Maar misschien zijn ze geïnspireerd geraakt door uw lovenswaardige activiteiten in de moestuin?'

'Misschien.' Ik probeerde net zo koel te klinken als hij.

'In dat geval zou het jammer zijn diegene te ontmoedigen, hè?' Hij stak het boek naar me uit. 'Ik stel voor dat u het weer in de zitkamer legt, opdat de crypto-warmoezenier het kan inzien wanneer de behoefte daartoe zich bij hem of haar voordoet.'

Toen glimlachte hij zowaar. Ik begreep werkelijk niets van deze razendsnelle verandering in houding. Maar ik was er nog niet aan toe voetstoots een wapenstilstand te sluiten.

'Heel goed.' Ik schonk hem een blik waarvan ik dacht dat hij afgemeten was en ik wilde me omdraaien om weg te gaan.

'Juffrouw Norton, ik vraag me af of u zo goed zou willen zijn heel even naar mij te luisteren.' Ik keek hem onderzoekend aan. Hij glimlachte niet meer. Hij stond met zijn rug naar de haard. 'Bent u bereid mijn excuses te aanvaarden voor de harde woorden van vanmiddag? Ik was al geschokt door een bericht dat ik vanmorgen met de post had gekregen. En toen ik ook nog eens werd geconfronteerd met wat me op dat moment ongewenste en gevaarlijke bemoei... inmenging leek, verloor ik mijn zelfbeheersing. Ik heb sindsdien tijd gehad om na te denken en ik ben tot de conclusie gekomen dat het... onjuist was dat ik zo'n toon tegen u aansloeg.'

Excuses kosten niets en zijn wellicht niet oprecht, maar ik besefte dat deze koppige en bazige man veel innerlijke strijd moest hebben geleverd om zo ver te komen. Ik besloot iets minder ijzig te zijn.

Hij schraapte zijn keel. 'U zult het ongetwijfeld goed hebben bedoeld' - hij moest hebben gezien dat ik verstrakte, want hij ging snel verder - 'en ik erken de mogelijkheid dat uw beleid wellicht het juiste is.' Hij liep bij me vandaan naar zijn bureau en pakte een glazen presse- papier, die hij van de ene hand in de andere wierp. 'Ik heb nagedacht over wat u zei over liever dood te zijn dan een leven met zoveel... gemis te moeten leiden. Hoewel Ierland worstelt om zich qua ideologie met de rest van Europa op één lijn te stellen, beschikken wij nog steeds over een diep religieuze cultuur en zo'n standpunt is, als u zich kunt voorstellen, onorthodox. Ik mag dan geen praktiserend rooms-katholiek zijn, maar ik vermoed dat we allemaal worden beïnvloed door de ideeën die ons vanaf onze geboorte omringen. Onze instinctieve reacties zijn het product van alles wat ons is bijgebracht, hoezeer we ook mogen proberen dit met rationele overwegingen terzijde te schuiven.' Hij bleef de presse-papier van de ene in de andere hand werpen alsof hij zijn woorden wilde wegen. 'Toen ik me afvroeg of ik zo zou willen leven als Violet de afgelopen vier jaar heeft geleefd, besefte ik dat het eerlijke antwoord was dat ik liever dood zou gaan.'

Ik was zo verbaasd over deze ruiterlijke erkenning, dat ik bijna het nieuws eruit flapte dat Violet haar ogen had opengedaan. Maar ik bedacht me meteen.

'Ja,' ging hij verder, zonder me aan te kijken, 'en toen ik dat had erkend, moest ik me ook afvragen wat ik had kunnen doen om een leven dat erger was dan de dood, te verlichten.' Hij had een goede schoolmeester kunnen zijn, dacht ik, met al zijn mooie zinnen. 'Ik had betere verzorging voor haar moeten regelen. Katty en Pegeen, hoewel uiterst loyaal, zijn geen geschikte metgezellen. Ik had meer moeten doen. Daar gelden geen excuses voor.' Hij kneep zijn ogen even dicht, alsof zelfs het denken aan de verzachtende omstandigheden - gebrek aan middelen, veronderstelde ik, en de typisch mannelijke weerzin om pijnlijke situaties onder ogen te zien - hem dwarszaten. Hij schudde opeens zijn hoofd en legde de presse-papier neer. Hij leunde tegen het bureau, met beide handen om de rand geklemd. 'Alles wat u voor Violet kunt doen, juffrouw Norton, zal ik op prijs stellen. Ik aanvaard de volle verantwoordelijkheid voor de afloop. Ik wil graag dat u me laat weten welke extra kosten eraan verbonden zijn.' Hij glimlachte weer, nogal triest. 'Ik veronderstel dat de nachtcrème van Elizabeth Arden niet aan de bomen groeit.'

'Nee.' Ik glimlachte terug en vergat alle vijandelijkheden even. 'Maar de nachtcrème van Pond's is ook goed. Wat we echter wel hard nodig hebben is een automatische wasmachine.'

'Een automatische... Maar hebben we dan geen wasmachine?'

'Jawel, maar die is erg oud en onhandig. Katty en Pegeen zijn er uren aan kwijt. Violets lakens moeten elke dag worden verschoond. Soms zelfs vaker. Er zijn tegenwoordig goede wasautomaten op de markt die in een veel kortere tijd met één druk op de knop in dezelfde trommel kunnen inweken, wassen, spoelen en centrifugeren.'

'In dezelfde trommel?' herhaalde hij. Hij had duidelijk geen idee waar ik het over had. 'Hoeveel kost zo'n stuk technisch vernuft?'

'Ongeveer honderd pond.'

Zijn mond vertrok even. Hij ging snel met zijn hand over zijn gezicht om die trek te verbergen. Hij bedacht waarschijnlijk hoeveel diners en flessen wijn hij voor zo'n bedrag kon kopen. Maar ik moet hem nageven dat hij onmiddellijk naar de andere kant van zijn bureau liep om zijn chequeboekje uit een la te halen en zijn handtekening op een cheque te plaatsen.

'Ik zal hem blanco laten.' Hij gaf me de cheque en glimlachte weer, bijna grijnzend. Ik vond dat hij onze wapenstilstand een beetje overdreef. Hij bracht me hoffelijk naar de deur en deed die toen achter me dicht. Pas toen ik door de hal liep en mezelf in de spiegel zag, ontdekte ik dat er een lange sliert kleefkruid in mijn haar hing en een andere aan de mouw van mijn blouse.

Meneer Macchuin was niet aanwezig bij de ceremoniële borrel voor het eten. Ik vermoedde dat dit was omdat hij van Eugenes voordracht verschoond wenste te blijven. Op deze avond deed hij zichzelf daarmee tekort. Terwijl wij op het terras genoten van een heerlijk briesje dat het water in de grachten deed rimpelen, droeg Eugene gedichten voor van drie jongemannen die waren terechtgesteld voor hun aandeel in de Paasopstand van 1916. Sissy, gehuld in een groenlakens pak, compleet met pijlenkoker en een hoed met een geknakte veer, zat in kleermakerszit op een rieten stoel en zwaaide aan het eind van elk gedicht met haar vuisten en mompelde iets in het Gaelic wat op verwensingen leek. Constance was ongewoon teruggetrokken en keek niet met haar gebruikelijke bewonderende blik naar Eugenes gezicht, maar staarde naar haar knieën. Maud dronk drie glazen sherry, rookte de ene sigaret na de andere en las in de Vogue, die weer in de zitkamer was verschenen.

Voor mij was het een aanvulling op mijn opvoeding. Ik vond het verbijsterend dat ik zevenentwintig jaar lang vlak bij Ierland, aan de overkant van de zee, had gewoond zonder enig idee te hebben van de aard van het bittere en bloedige conflict dat tussen ons woedde. Toen Eugene de prachtige, inspirerende verzen voorlas van Joseph Plunkett, die pas negenentwintig was geweest toen hij voor een Brits vuurpeloton was geëindigd - Constance had gelijk, Eugene had inderdaad een prachtige stem - drong de waanzin van de oorlog en het moedwillige afslachten van intelligente, idealistische, bevlogen jongemannen scherp tot me door.

Ik schaamde me over mijn getob met wasmachines en soep. Ik had te veel koud, praktisch Engels bloed in mijn aderen. Wanneer mijn voorouders, in elk geval van mijn vaders kant, in elke eeuw na het vertrek van de Vikingen de Ieren niet hadden onderdrukt, hadden ze wel in bijna ieder ander land waar ze iets mee te maken hadden gehad de bevolking onderdrukt. We waren een bazig volk, dol op rituelen. Geef ons rode jassen en een fanfare, en we hebben alleen maar een vijandig klimaat, afschuwelijk eten en een aanval van dysenterie nodig om volmaakt gelukkig te zijn. Waar was onze vaderlandsliefde, onze spontaniteit, onze levensvreugde? Ik staarde in de verte, waar de bergen boven de verwaarloosde tuin verrezen en ik vroeg me af waarom ik me deze vragen niet eerder had gesteld.

Maar al te gauw moest ik weer naar binnen om me, verblind door het felle zonlicht een weg te tasten naar het binnenste der aarde om groenten in dekschalen te doen en borden in de oven te zetten om ze te verwarmen. We waren nog maar net in de eetkamer gaan zitten toen Pegeen op haar onnavolgbare wijze de deur opensmeet, zodat die tegen de muur knalde en er een regen aan gruis van het pleisterwerk neerdaalde. 'Dames en heren en Sissy McGinty, hier is Michael McOstrich,' krijste ze. 'Krijgt hij een plaats aan de tafel of moet ik hem in de hal zetten?'

Uiteraard voelde Constance zich verplicht Michael voor het eten uit te nodigen. Zijn koperkleurige ogen zwierven door de kamer tot ze mij vonden, waarna ze op me gericht bleven alsof hij een hongerige hond was en mijn gezicht een bod met schaapskoteletten.

'Grote hemel!' Maud wierp Michael een blik vol kille minachting toe. 'Ben je er nou alweer? Ik vraag me af waarom je niet hier komt wonen.'

'Het is net als met de gombeen man,' mopperde Sissy. 'Je raakt hem niet meer kwijt.'

Als meneer Macchuin, toen hij even later de eetkamer binnenkwam, verbaasd was Michael daar opnieuw aan te treffen, wist hij dit op bewonderenswaardige wijze te verbergen. Hij informeerde vriendelijk naar de koeien en de gerst, waarbij hij kennelijk was vergeten dat hij de vorige dag nog precies dezelfde vragen had gesteld. Michael antwoordde uitvoerig, zonder zich om deze overduidelijke onoprechtheid te bekommeren.

'Wat is een gombeen man?' vroeg ik een uur later aan Liddy, toen we het restje opmaakten van de citroenmousse die, al zeg ik het zelf, erg lekker was.

'Ik heb geen flauw idee. Ik wou dat ze eens ophielden met al dat gekibbel.'

Het kruisvuur van gesprekken was, als zo vaak, tegen de tijd dat de hoofdgang op tafel stond een verhitte ruzie geworden. Deze keer ging de strijd over de vraag of lady Lavery, vrouw van de beroemde schilder sir John Lavery, de maitresse van Michael Collins was geweest. Michael McOstrich was van mening dat Collins een verrader van Ierland was geweest door hoe dan ook met de Engelsen te willen onderhandelen. Op dit punt probeerde Sissy Michael overhoop te steken met haar vork en moest door Eugene in bedwang worden gehouden, maar aangezien Michael naar mij zat te kijken had hij het gevaar niet in de gaten. In een goedbedoelde poging vrede te stichten bood Eugene aan een gedicht voor te dragen dat hij een paar jaar geleden had geschreven en dat 'Beal na mBlath' heette, wat hij speciaal voor mij vertaalde als 'Pas van de Bloemen', de plek waar Michael Collins was gedood - niet door de Britten, hoorde ik tot mijn opluchting, maar door zijn eigen landgenoten. Zelfs Constance was te geagiteerd om enthousiasme op te brengen voor dit idee en Eugene bleef de rest van de maaltijd beledigd zwijgen. Meneer Macchuin, die met ineengestrengelde vingers met zijn duimen over zijn kaaklijn veegde, leek aan iets anders te denken.

'Wat vind je, zal ik mijn haar bleken?' vroeg Liddy me.

'Zou ik niet doen. Het heeft nu een erg mooie kleur.'

'Denk je dat het waar is dat blonde vrouwen meer pret hebben dan brunettes?'

'Absoluut niet. Als je blond haar hebt, denken de mensen vaak dat je wel dom zult zijn.'

'Van mij hoeven de mannen niet te denken dat ik slim ben. Ik wil dat ze van begeerte slap in hun knieën worden.'

'Dat lijkt me heel onhandig. En stomvervelend.'

'O Bobbie, troela! Natuurlijk is het vervelend wanneer mannen als...' Ze draaide haar ogen in de richting van de arme Michael. 'Maar stel dat het nou iemand is voor wie je alles ter wereld op zou willen geven? Iemand wiens aanraking je in lichterlaaie zet?'

'Ik denk dat jij misschien een beetje te veel verwacht. Misschien is het korte tijd wel zo, maar dat is nooit blijvend. Een hoop eerste opwinding spruit voort uit je eigen fantasie. Je raakt aan iemand gewend en dan neemt de opwinding af. En daarna, als je geluk hebt, begin je echt van diegene te houden. In plaats van onbedwingbare begeerte heb je veel meer aan dingen als respect en samen belangstelling hebben voor dezelfde dingen en..

'Moet je haar horen!' Ik had niet gemerkt dat Sissy naar ons gesprek zat te luisteren. 'Als je niet beter wist zou je denken dat je een non hoorde praten! Terwijl we allemaal weten hoe ze zit te lonken naar iedere man die bij haar in de buurt komt.' Het trof heel ongelukkig dat de anderen net woedend tot zwijgen waren gekomen, ieder van hen te kwaad om nog iets uit te kunnen brengen, zodat Sissy's opmerkingen duidelijk hoorbaar waren.

'Zo is het wel genoeg, Sissy,' zei Constance.

'O ja?' zei Sissy woest. 'En wie ben jij dan wel om mij te vertellen wat ik wel en niet mag zeggen? Dat jij in een groot huis bent geboren en de namen van je grootouders en hun ouders weet, betekent nog niet dat jij ook maar een steek beter bent dan ik!' Sissy sprak snel en kwaad. Ze had voor het eten een paar sherry's gehad en heel wat glazen wijn gedronken tijdens het diner.

Constance keek heel onthutst. 'Natuurlijk niet, Sissy. Er is niemand die dat vindt. Maar je moet niet zo onvriendelijk tegen Bobbie doen, want ze heeft jou helemaal niets misdaan.'

'Toch wel! Volgens mij probeert ze alle mannen hier het hoofd op hol te brengen!' Sissy wees met een groezelige vinger naar het hoofd van de tafel waar de heer des huizes zat. Dit gebaar trok zijn aandacht. Hij fronste zijn wenkbrauwen. 'Misschien wil ze een nog grotere vis dan Michael McOstrich.' Ze haalde nu zwaar adem en boog zich naar voren om iedereen beurtelings woest aan te kijken, zodat de jachthoorn die ze om haar nek had hangen, in het restant van haar citroenmousse bungelde.

'Sissy McGinty,' zei Michael berispend, 'volgens mij ben je dronken.'

'Dronken, grof, ongeletterd...' zei Maud.

'Ik maak er bezwaar tegen dat je deze jongedame beledigt.' Michael praatte tegen Sissy.

'We weten allemaal wat jij in gedachten hebt voor de jongedame,' snauwde Sissy. Ze legde een minachtende nadruk op het laatste woord. 'En je mag haar van me hebben, hoor. Maar als ze op mijn terrein probeert te stropen, dan zal ze er van lusten!'

'Ik begrijp niet waarom je zo lelijk doet tegen Bobbie,' zei Flurry. 'Ze is hier de enige vrouw die kan zagen.'

'Ik wou dat jullie eens ophielden met schreeuwen,' riep Flavia van onder de tafel, waar ze zich met haar boek had teruggetrokken. 'Zo kan ik me niet concentreren.'

'Waarom praten we niet over iets anders?' zei Constance. 'Eugene, vertel ons eens over Maeve...'

'Als jij niet uitkijkt, Constance Macchuin,' blafte Sissy, 'pikt die heks hém ook nog van je af. Niet dat ik hem nou zo'n geweldige partij vind, maar het is algemeen bekend dat jij stapelgek op hem bent...'

'Sissy,' zei meneer Macchuin rustig, 'je zit je verschrikkelijk aan te stellen.'

'Ja, maar ik vind het wel heel onderhoudend,' zei Maud.

'Wel allemachtig! Kies jij partij voor een Engelse, tegen mij?' Sissy sprong op van haar plaats, haar knappe gezicht zag vuurrood. Osgar en Maria begonnen rond de tafel te rennen waarbij ze elkaar aanspoorden tot woest geblaf. 'Het is nu wel duidelijk wat hier aan de hand is! Ik ben alleen maar goed genoeg om de hond uit te laten...'

Ze werd onderbroken door de schrille klanken van Pegeen toen die de deur opengooide. 'Dames en heren en Sissy McGinty. Hier is een zekere meneer Ranzig voor u. Hij zegt dat hij een vriend is van juffrouw Bobbie.'

'Ze moest haar diensten maar eens in rekening gaan brengen,' zei Maud.

Sissy wees met de wijsvinger en pink van haar rechterhand in mijn richting, wat ik als een soort verwensing beschouwde. 'Moge de duivel je in je keel steken!'

'Goedenavond.' Kit Random zag er, vergeleken bij de rest van ons, uitzonderlijk schoon en netjes uit, hoewel hij informeel was gekleed in een spijkerbroek en een overhemd met open hals. Met een blik van vriendelijke belangstelling overzag hij de gezichten rond de eettafel. 'Het spijt me dat ik zomaar tijdens het eten kom binnenvallen. Ik had buiten willen wachten, maar deze jongedame' - hij glimlachte naar de zwijmelende Pegeen - 'stond erop me aan te kondigen. Hallo Bobbie. Hoe gaat het ermee?'