Neem iets te drinken.' Burgo schonk me een glas wijn in. 'Fleur is bezig Stargazers hoeven te poetsen en Dickie vroeg twintig minuten respijt om zijn waterslangen aan te sluiten.'
Ik ging zitten. Het was schemerig geworden in de tuin en ik hoorde een zoemend geluid in mijn oren. Ik pakte het glas en nam een slok om op te kikkeren. Hij zei iets, maar ik kon het niet verstaan. Ik probeerde me te vermannen en trok mijn gezicht in een uitdrukking waarvan ik hoopte dat die intelligent leek, of in elk geval normaal.
Burgo's ogen hadden dezelfde vorm als die van Fleur. Maar de kleur was donkerder en scherper. Hij droeg een donkerblauw overhemd waarvan de mouwen tot de ellebogen waren opgerold, een denim broek die ooit kakikleurig was geweest en nu door de zon was verbleekt, en een paar versleten marineblauwe espadrilles. Het effect van zijn aanwezigheid liet er bij mij geen enkele twijfel over bestaan dat ik mezelf voor de gek had gehouden toen ik dacht dat ik hem slechts als Fleurs broer zag. Hij zei iets over Engeland in de zomer. Ik probeerde me te concentreren.
'Dit is volmaakt.' Burgo kneep zijn ogen een eindje dicht en keek over het grote gazon naar waar slingerende beukenhagen de blik naar een beeld van Flora trokken en vandaar naar waar het beukenbos begon. 'Ik heb hier zo naar verlangd.'
Hij leunde achterover in zijn stoel om een huiszwaluw te volgen in zijn vlucht boven het gazon, op zoek naar insecten. De tweede bloei van de blauweregen, die nu bijna voorbij was, geurde boven ons hoofd en er zoemden voortdurend bijen in de zachtpaarse bloemen.
'O ja?'
'Ik kan nu even ophouden met denken,' zei Burgo. Hij veegde het haar van zijn voorhoofd. 'Ik kan weer ademhalen. Kan mezelf weer toestaan iets te voelen.' Hij wendde zijn hoofd abrupt af en keek me aan.
Ik sloeg mijn blik onmiddellijk neer. Ik wenste dat ik adem kon halen. Ik dronk mijn halve glas wijn in een paar slokken leeg en staarde woest naar het grijze teakhout van de tafel, vol zilveren plekjes waar wespen hadden geprobeerd erop te kauwen.
'Ben je je tong verloren?' vroeg hij.
'Eventjes maar. Hoe was de Provence?'
'Heet. Droog. Verzengend.' Hij keek naar de perken met buxus, wilde salie en lavendel, die rond het terras lagen. 'Ik hoor liever het geluid van merels dan dat van cicades.'
'Hoe waren Moskou en Kiev?'
'Mooi maar somber. Het bevestigde al mijn vooronderstellingen over het communisme.'
Terwijl hij praatte bestudeerde ik een pol viooltjes die aan mijn voeten in een opening tussen de stenen bloeide. Ik leerde de tekening op hun bloemblaadjes heel goed kennen. Opeens had hij het over mijn moeder.
'O, het is heel vriendelijk dat je daarnaar vraagt. Het gaat eigenlijk niet beter met haar. Eerder slechter. Fysiek is ze min of meer hetzelfde, maar ze begint een verwarde indruk te maken.'
'Hoe bedoel je?'
'Ze zegt af en toe van die vreemde dingen. Gisteren weigerde ze haar aardappels op te eten omdat ze zei dat die tegen haar knipoogden, en daarom lustte ze ze niet meer. En wanneer ze praat, gromt ze soms als een hond. Ze had altijd een lichte, prettige stem, maar tegenwoordig klinkt ze als een matroos uit Marseille. Qua timbre, bedoel ik. Ze spreekt natuurlijk wel Engels.'
'Misschien heeft ze te lang op bed gelegen en komt er niet genoeg bloed in haar hoofd.'
'Misschien. Ik vraag het me af.' Wat een opluchting zou het zijn als * de verklaring zo eenvoudig was. 'Sorry. Het is natuurlijk een vervelend onderwerp: de zieke familieleden van een ander.'
Hij maakte een afwerend gebaar met zijn hand. 'Is er de laatste tijd nog een dokter bij haar geweest?'
'Ik heb uit wanhoop onze huisarts een keer gevraagd te komen, maar ze deed haar ogen dicht en weigerde met hem te praten. Hij is heel boos weggegaan.'
'Als die man niet in staat is met een matig lastige patiënt om te gaan, zou ik hem passeren en er een specialist bij halen.'
'Vind je dat ik dat moet doen? Maar ik weet niet hoe. Ik dacht dat je altijd om een verwijzing moest vragen.'
'Soms moet je weleens kort door de bocht gaan. Laat dit maar aan mij over. Ik heb morgen de hele dag vergaderingen, maar ik bedenk wel iets. Maak je maar geen zorgen.'
Het was alsof de wolken uiteen waren gegaan en er een god op een troon was neergedaald. Maar de angst voor een teleurstelling maakte dat ik tegen mezelf zei dat hij alles zou zijn vergeten zelfs nog voordat ik van Ladyfield was vertrokken om naar Cutham Hall terug te gaan.
Hardop zei ik: 'Dat zou bijzonder vriendelijk van je zijn.'
'Daar zijn we dan!' Dickie verscheen om de hoek van het huis. 'Hallo Bobbie.' Hij strompelde om de tafel heen en gaf me een kus op de wang. 'De vijver begint aardig vol te lopen en mevrouw Harris zet alles klaar voor het eten. Spannend, hè? Fleur interesseert zich uiteraard geen fluit voor ons tuintje, en we weten allemaal dat Burgo zijn gedachten alleen maar richt op het oplossen van de problemen in de wereld. Maar jij deelt toch zeker mijn plezier in ons eigen kleine Utopia, hè?'
'Jazeker! Ik popel om de vijver met water erin te zien.' Ik kuste Dickie met oprechte genegenheid. Hij was misschien wel de aardigste man die ik kende. En ik was blij dat er een derde persoon was ter verlichting van de spanning die Burgo en mij voortdurend te machtig dreigde te worden. 'En ik ben dol op picknicks.'
'Het zal geen echte picknick zijn,' zei Burgo. 'Ik zag Beddows en Billy met een tafel en stoelen sjouwen. We zullen niet op kleden hoeven te zitten die naar honden stinken, en we zullen geen rommelig gevulde eieren hoeven te eten en lauwe thee hoeven te drinken.'
'Op mijn leeftijd,' zei Dickie, 'heb ik liever wat meer comfort. En het been vindt het niet prettig om op de harde grond te zitten. Ik ben het ermee eens dat er iets primitiefs aan een echte picknick zou moeten zijn. Maar mevrouw Harris heeft zo haar maatstaven en ze vindt het vreselijk als ze zich daar niet aan mag houden.'
'Ik ben een keer naar een deftig feest geweest dat door de gastvrouw een diner sur l'herbe werd genoemd,' vertelde Burgo. 'We werden door lakeien in uniform naar een eiland in het voorouderlijke meer geroeid. We aten kreeft en zwaan van antiek porselein en zilver en we kregen muziek te horen van een blaastrio van hobo, serpent en kromhoorn. Bij de terugtocht had de lakei die de zorg over de picknickmanden had, te diep in de restjes van de flessen gekeken hij deed zo onhandig dat de boot om sloeg. De mannelijke gasten moesten toen naar de bodem van het meer duiken om het onschatbare Sèvres porselein en de schalen, die door Paul Storr waren gesmeed, te redden. Mijn smokingjasje is toen gekrompen tot de maat van een babyhemdje.'
Dickie en ik schoten in de lach en ik voelde me onmiddellijk gerustgesteld. Mijn laatste beetje spanning verdween toen we ons naar het Chinese paviljoen begaven.
We liepen door de smalle opening in de haag naar het tuintje. Mevrouw Harris was bezig de tafel te dekken op het grasveld ervoor. De vijver bevatte nu een paar centimeter water dat de blauwe tint van de lucht had aangenomen. De rozenperken waren vervangen door keien van kalksteen en er stonden al jonge varenplantjes in de spleten ertussen.
'Ik wou dat Bobbie hier bij ons kon komen wonen,' zei Fleur tegen Burgo toen we een soufflé van lavas aten, gevolgd door tarbot en daarna camembert met vijgen. 'We vinden het heerlijk om haar hier te hebben, maar ze wil per se weer naar huis, ook al zijn haar ouders buitengewoon krenterig en egoïstisch.'
'Fleur!' protesteerde Dickie. 'Het is heel erg onbeleefd om kritiek te hebben op Bobbies ouders.'
'Zo erg zijn ze nou ook weer niet,' zei ik. 'Als ik die indruk heb gewekt, heb ik misschien een beetje overdreven om medelijden op te wekken. De waarheid is dat ze nooit met elkaar hadden moeten trouwen. Ze passen absoluut niet bij elkaar.'
'Ik weet niet veel huwelijken te bedenken waarin de mensen zich beter in plaats van slechter voelen,' zei Fleur.
'Mijn huwelijk maakt dat ik me een stuk gelukkiger voel,' zei Dickie meteen. 'Het is het allerbeste dat me in mijn leven is overkomen.'
Fleur bloosde hevig. Haar ogen stonden teder. 'Dat is vriendelijker dan ik verdien.'
Ik was blij met dit bewijs van Fleurs genegenheid voor Dickie. Hoewel ik het heerlijk vond bij hen te zijn, voelde ik me vaak opgelaten door Fleurs houding jegens hem. Vooral als ik haar met Billy samen zag.
'Het huwelijk is een middel om een bepaald doel te bereiken,' zei Burgo. 'Waarom mensen zich fiscaal met elkaar verbinden en dan ook nog eens verwachten van elkaars dolmakende tegenstrijdigheden te kunnen genieten, is me een volslagen raadsel.'
'Daar heb je hem weer. Altijd even cynisch,' protesteerde Dickie. 'Het gaat er juist om dat je iemand om diens kleine hebbelijkheden en onhebbelijkheden leert waarderen. Daar draait het om in de liefde. De rest, het willen kussen en alles wat daarbij komt, is allemaal heel aangenaam maar heeft met echte liefde niets te maken.'
Fleur wierp haar hoofd achterover en propte een hele vijg in haar mond. Er liep een straaltje sap over haar kin. Met haar donkere krullende haar en schuin oplopende ogen leek ze wel een bacchante.
'Ik ben het daar niet mee eens,' zei Burgo snel, en hij gebaarde met zijn hand als om dit te beklemtonen. 'Het is helemaal niet cynisch. Ik zeg niet dat er niet zoiets als liefde bestaat. Natuurlijk bestaat dat, en daarbij hoort ook dat je de rare gewoontes van een ander betoverend vindt. Misschien kan zoiets zich ook in een huwelijk voordoen. Maar het huwelijk is voor andere doeleinden en je moet er niet te veel van verwachten. Dan is het hetzelfde als teleurgesteld zijn omdat een vliegtuig geen tijdmachine is. Een vliegtuig is een uitermate efficiënt middel om je snel over de aardbol te kunnen verplaatsen. Maar het is onredelijk ervan te verwachten dat je ermee naar de veertiende eeuw terug kunt vliegen.'
'Ik begrijp niet hoe je al die dingen in aparte vakjes kunt stoppen,' wierp Dickie tegen. 'Het huwelijk kan toch zeker niet alleen maar een contract zijn om de belastinginspecteur pootje te lichten? Je koestert altijd toch bepaalde sterke gevoelens ten aanzien van je wederhelft - hoewel niet noodzakelijkerwijs allemaal positief, dat moet ik erkennen. Eskimo's, Maori's, Choctaws, ze hebben allemaal een soort ceremonie. Het is de menselijke natuur van mannen en vrouwen om samen iets te hebben waarmee ze de wereld op afstand houden. Het is van alle tijden. Je had Darby en Joan, Daphnis en Chloë.' Hij keek omhoog naar de donkerder wordende lucht om nog meer voorbeelden te vinden. 'En Adam en Eva natuurlijk.'
'Die hadden anders weinig keus.' Burgo glimlachte. 'Voor zover ik me herinner waren zij de enige mensen die er waren.'
Dickie lachte goedmoedig. 'Je weet best wat ik bedoel. Ik ben niet goed in het argumenteren. Wat vind jij, Bobby?'
'Als enige ongehuwde persoon hier aanwezig kan ik natuurlijk niet uit ervaring spreken. Ik denk alleen dat mijn ideeën ten aanzien van een huwelijk een stuk veeleisender zijn dan terug te willen gaan naar de veertiende eeuw. Maar als die hoop niet mocht worden vervuld, denk ik dat ik zou proberen mezelf ervan te overtuigen dat ik een goed huwelijk had.'
'Als je zoiets deed, zou je het risico lopen je tevreden te stellen met iets wat hopeloos onder de maat was,' zei Burgo. 'Maar misschien heb je gelijk. Misschien moet je jezelf een beetje voor de gek kunnen houden om gelukkig te zijn.'
'Allemachtig, krijg nou wat!' zei Fleur. 'Dit is wel voor het eerst dat jij het met iemand eens bent. Je zegt altijd dat eensgezindheid tot saaie gesprekken leidt.'
'Bij deze gelegenheid behoud ik mij het recht voor mezelf tegen te spreken. Moet je dat nou echt doen?'
Fleur wierp restjes van onze borden naar Lancelot, haar rode setter, die opsprong om ze te vangen en daarbij tegen de tafel botste en de messen en vorken deed rinkelen. Ze hield onmiddellijk op.
'Ik houd van overeenstemming,' zei Dickie. 'Dat is leuk en ontspannend. Ik haat gekibbel.'
'Het niet met iemand eens zijn is niet hetzelfde als kibbelen.' Burgo boog zich over de tafel heen om me een glas rode wijn voor bij de camembert in te schenken. 'Discussie - of gekibbel, zo je wilt - is de juiste manier om tot de waarheid te komen.'
'Ik weet niet of ik die waarheid nou wel zo belangrijk vind.' Dickie sneed een stuk camembert voor zichzelf af. 'Ik heb liever dat iedere dag aangenaam en gezellig is. Wat vind jij, Bobbie?'
Ik had het gevoel - waarschijnlijk dankzij de warmte en de wijn en de heerlijke sfeer in de tuin - dat ik een soort plateau van geluk had bereikt, en ik had het idee dat als ik precies zo bleef als ik was en geen bewuste mentale inspanning in welke richting dan ook leverde, ik in staat zou zijn dit nog wat langer te behouden.
'Ik wil... Ik wil alles. Waarheid, schoonheid, comfort, gezelligheid - ik wil niet tussen dingen moeten kiezen.'
'Daar ben ik het mee eens.' Burgo pakte een vijg, deelde die in vieren en legde de rode inhoud bloot, vol pitjes. 'Het is een te mooie avond om serieus te doen over iets.'
Fleur schoot in de lach, al wilde ze niet zeggen waarom.
'Ik begrijp het,' zei Kit. 'Dit was de Hof van Eden. Rijpheid en overdaad. Schoonheid en bedrog. Fleur en Billy, die lekker van de vruchten van de boom der kennis aten zonder dat dit tot vergelding leidde. En langzaam, gestaag, vastberaden, gleed de slang naar jou toe.'
'Dat klinkt alsof ik er zelf niets aan kon doen. Maar dat is helaas niet waar.'
'Nou ja. We zullen zien. Ga verder.' 'Ik denk dat ik maar eens naar bed ga,' zei Dickie, en hij stond op. 'Bobbie, je vergeeft het me wel als ik Burgo de honneurs laat waarnemen? Ik was al om zes uur op om de aardbeien water te geven. Beddows vergeet dat altijd.'
Er fladderden nachtvlinders rond de kaarsen. Mijn hoofd tolde door de combinatie van wijn en de geur van bloemen en gras, nog versterkt door de avond.
'Ik ga nu naar huis,' zei ik toen Dickie zich bukte om me te kussen. 'Dank je wel voor de fantastische avond.'
'Je kunt echt nog niet weggaan,' zei Fleur tegen mij. 'Het is veel te gezellig. Je bederft alles als je nu weggaat.'
'Nee,' zei ik. 'Ik moet nu echt gaan.'
'Ik loop wel even met je mee naar het huis terug.' Burgo stond op en begon de koffiekopjes en de cognacglazen op een dienblad te zetten.
Fleur legde een hand op zijn mouw. 'Maar je hebt de binnenkant van het Chinese paviljoen nog niet eens gezien. Hij moet het echt zien, hè Bobby?' Ze pakte een kandelaar en liep over het gras naar het tuinhuis. 'Kijk eens naar de bellen die aan het dak hangen.' Fleur tikte tegen één, waarna er een helder, beverig geluid klonk. 'Bobbie heeft getekend hoe ze eruit moesten zien en Dickie heeft ze door de smid laten maken. Maar kom eens binnen. Dat is echt het mooiste, ook al is het nog niet klaar.' Ze probeerde de deur open te doen. 'Help eens, wil je? Hij klemt nog steeds een beetje.'
Burgo duwde eens flink en kreeg hem open.
'Kijk!' Fleur hield de kandelaar omhoog. 'Daar heb je de Chinese divan. Bobbie heeft hem ontworpen. Vind je die kleine, omhooggekrulde hemel niet leuk? Net een hysterisch hemelbed. Het is nog niet af. Er moeten ook nog zijden gordijnen en kussens bij, geborduurd met draken. Bobbie kent iemand in Londen die ze zal maken. Het kost een fortuin, maar Dickie vindt het geweldig om dit te doen...'
'P'don dat 'k stoor.' Billy's hoofd en schouders verschenen om de hoek van de deur. 'Goeienavond tezamen.' Hij knikte naar mij. 'Sorry da'k u stoor, mevrouw Sudborough, maar Stargazer heeft weer last van zijn been, en daarom vroeg ik me af of hij weer een kompres met zemelen moet hebben.'
'Ik kom meteen.' Fleur stond al bij de deur. 'Tot ziens, Bobby.' Ze kuste me vluchtig. 'Burgo laat je wel uit. Ik bel nog.'
We waren alleen.
'Het was erg gezellig,' zei ik. 'Die lantaarn is een succes, hè?' Ik wees
naar de lamp van hout en glas in de vorm van een ananas. 'Leuk, hè?'
'Jazeker.' Burgo had geen belangstelling voor de lantaarn.
'Vind je niet dat Fleur er goed uitziet?' 'Ja.'
'Ik ben je heel dankbaar dat je me bij hen hebt geïntroduceerd. Ik vrolijk hier een stuk van op.'
'Mooi zo.' Ik dacht dat ik een vermoeden van een glimlach zag.
'Het is vast geweldig geweest in de Provence. Ik ben er in geen eeuwigheid meer geweest. Ik heb een keer een maand in een villa in de buurt van St. Rémy gezeten. We waren daar als studenten en hadden amper genoeg geld om te eten.'
'O ja?'
'We aten iedere dag vissoep in een klein café. Ik herinner me nog steeds de smaak van de rouille, je weet wel, die scherpe, peperachtige saus die ze erbij geven.'
'Ik weet wat rouille is.'
'Natuurlijk.' Ik voelde me een complete dwaas. Er viel een stilte waarvan ik me gedwongen voelde die te verbreken, ook al zette ik mezelf dan nog meer voor schut. 'Je vrouw zal wel blij zijn geweest je een tijdje voor zichzelf te hebben.'
'We hadden de hele tijd gasten.'
'O. O, wat jammer.'
'Hoe dat zo?'
'Nou ja... Omdat... Ik bedoel, jullie zullen elkaar wel hebben gemist en... en je kent dat gezegde over afwezigheid wel, was het niet van La Rochefoucauld?' Ik lachte geforceerd. 'Dat is het meestal.'
'Wat heeft hij gezegd?'
'O, iets over dat afwezigheid kleine hartstochten doet uitdoven en grote verhevigt, net als de wind die een kaars uitblaast, maar een brand aanwakkert.' Weer stilte. 'Dus in jullie geval is afwezigheid kennelijk een goed ding...'Wat stond ik hier in 's hemelsnaam over zijn huwelijk te kakelen? Het was buitengewoon impertinent.
'Een goed ding voor ons, dat we niet bij elkaar wonen?'
'Ja... Nee. Ik weet het niet.'
Ik keek hem aan in opperste verwarring. Hij deed niets om me te helpen. Als hij ook maar de minste poging tot flirten had gedaan, had ik heel duidelijk kunnen maken dat er geen enkele mogelijkheid voor iets tussen ons beiden was. Maar hij bleef volmaakt koel en beheerst terwijl ik stamelde en stotterde als een schoolmeisje.
Na een korte stilte zei Burgo, op een plechtige toon die wellicht ergernis, of mogelijk leedvermaak, maskeerde: 'Het is heel aardig van je om zo bezorgd te zijn.'
'Het is al laat. Ik moest maar eens naar huis gaan.'
'Ik loop wel even met je mee naar je auto.'
'Doe geen moeite, dat hoeft echt niet. Dat is zo vervelend voor je. Ik red me wel. Goeienavond.'
Binnen de kortste keren was ik de deur uit en holde door het gat in de haag over het pad dat naar de achterkant van het huis leidde. Misleid door de wisselende bundels maanlicht struikelde ik in bloemperken, verzwikte mijn enkels en schramde me aan doornen en takken. Toen ik ten slotte het gedeelte bereikte dat door lampen aan weerszijden van de tuindeur werd verlicht, vroeg ik me af wat me in 's hemelsnaam bezielde om me te gedragen als een kind dat bang was door haar eigen fantasie. Ik liep om het huis heen naar de Wolseley terwijl ik me onbeschrijflijk dwaas voelde, en toen ik naar Cutham Hall terugreed had ik vreselijk de pest aan mezelf.
Het stille huis verwelkomde me met een kille omhelzing in geuren van boenwas en vocht. Bij het schemerige licht van het peertje in de hal zag ik dat er naast de telefoon een boodschap lag in het handschrift van Oliver.
Jasmine heeft gebeld. Ze zegt dat je haar moet bellen zodra je thuis bent, hoe laat het ook is, want ze zal geen oog dicht kunnen doen voor ze met jou heeft gepraat. Is ze net zo knap als ze gek is?