Wat heeft dit allemaal te betekenen?' vroeg pastoor Deglan toen hij de zitkamer binnenkwam. We hadden ons verzameld om een glaasje voor het eten te drinken. We hadden hem twee weken lang niet gezien omdat hij zijn jaarlijkse vakantie in Dublin had doorgebracht, waar hij inviel voor een bevriende priester die een tehuis voor drugsverslaafden en prostituees leidde. Voor deze keer was Kit er niet bij. Hij had zichzelf tot taak gesteld alle manuscripten te lezen voor hij terugging, en daarom had hij die allemaal op zijn bed in de Fitzgeorge Arms uitgespreid, zodat hij niet naar bed kon voor hij ze had doorgenomen.
'Overal in Kilmuree wordt beweerd dat Violet wandelend in de bergen is gesignaleerd. Er gaan geruchten dat ze op een pooka rijdt. Maar dat is natuurlijk allemaal onzin. Ik kan hun maar niet aan het verstand brengen dat het geloof in kaboutertjes gewoon kinderachtig bijgeloof is.'
'Hoor wie het zegt.' Maud zette haar glas usquebaugh met een klap neer toen ze een stok zag om de priester mee te slaan. 'Het rooms- katholicisme is ontworpen om de onwetende massa's onder de duim te houden door hun de stuipen op het lijf te jagen met sprookjes over hooivorken en het vagevuur. Vraagt u die arme stumpers niet elke zondag te geloven dat er een wonder gebeurt met een doos goedkope wafels en een fles inferieure wijn van Dooley's?'
'Wat is een pooka?' vroeg ik, omwille van het hart en de bloedvaten van pastoor Deglan.
'Dat is een sprookjespaard dat met je weggaloppeert,' verklaarde Constance, terwijl ze een draad rode wol trok door het kwalijkriekende Perzische tapijt dat we bezig waren te repareren. Het was negen- tiende-eeuws en van goede kwaliteit, maar in slechte staat door het vele gebruik en de voortdurende vochtigheid. We konden het voor de voeten van de toeristen bruikbaar maken door de grootste gaten te stoppen en er een laag vilt onder te leggen om nattigheid te absorberen. De vloeren waren nu donker en uitgeslagen door de regen die de afgelopen maand de gazons had gegeseld en tegen de hoge schuiframen had gekletterd.
'Violet kan haar ogen opendoen,' ging Constance verder, 'en we zijn er bijna zeker van dat ze iets kan zien. We weten alleen niet hoeveel.'
'Gods barmhartigheid is oneindig.' Pastoor Deglan sloeg een kruis en zelfs zijn treurige oog scheen tot iets als vreugde bewogen te zijn.
'Je zou je kunnen afvragen, tenzij je tot het punt van idiotie bent gehersenspoeld, of het wel barmhartig van Hem was om haar om te beginnen een beroerte te laten krijgen,' zei Maud.
'Het is een waar gezegde dat jullie protestanten misplaatste wezens zijn.' Pastoor Deglan raapte de handschoen op. 'Jullie horen nergens thuis. De Ieren mogen jullie niet en de Engelsen verachten jullie. Jullie hebben een kille, apathische godsdienst. Jullie kijken met jullie bekakte gezichten neer op alles wat heilig is en jullie kunnen je hart niet aan God de Almachtige Vader schenken omdat jullie ziel wordt vermoord door trots. Jullie bezitten geen deemoedigheid, nederigheid of gehoorzaamheid en daarom zullen jullie tot in de eeuwigheid in de hel worden geworpen. Ik heb diep medelijden met jullie.'
'Mijn familie woont al sinds driehonderd jaar in Ierland.' Maud genoot zichtbaar van deze woordenwisseling. 'Ik denk dat ik daarom net zo Iers ben als de eerste de beste turftrapper. Maar u denkt waarschijnlijk dat de enige echte Ier iemand is die rooms en republikeins is en Gaelic spreekt.'
'Jawel. En dat is ook zo. Om te beginnen heeft St. Patrick het rooms- katholicisme hier in de vijfde eeuw ingevoerd en al het andere is slechts gebazel. Voorts is geen enkele waarachtige Ier bereid onder het juk van tirannieke bezetters te zuchten - neemt u me niet kwalijk, juffrouw Norton, dat ik geen blad voor de mond neem - en we zullen tot onze laatste snik blijven vechten om ons van de Oude Vijand te ontdoen.' Hij stak zijn gebalde vuist in de lucht.
Maud rolde met haar ogen. 'Stelletje onnozele halzen!'
'Zijn het soms schuldgevoelens over kleine wandaden die u zo onredelijk maken?'
'Ik heb me nimmer in mijn leven schuldig gevoeld,' zei Maud minachtend. 'Schuldgevoelens zijn uitermate vulgair.'
'Ik vind het erg leuk om Gaelic te horen,' zei Constance verzoenend, 'maar het is zo'n moeilijke taal om te leren.'
Pastoor Deglan dronk zijn glas sherry leeg en keek vol verwachting naar de karaf. 'Dat was in mijn tijd geen enkel probleem. We leerden Gaelic en hoorden geen woord Engels.'
'Ik heb Finn horen zeggen dat het overwicht van het Gaelic op scholen een van de belangrijkste oorzaken van de achterlijkheid van Ierland is,' zei Maud. 'De helft van de lessen van de kinderen wordt besteed aan het leren van een archaïsch brabbeltaaltje ten koste van wiskunde en Engels en aardrijkskunde, terwijl de wereldgeschiedenis al helemaal niet aan bod komt. We zijn zonder dat al kortzichtig genoeg.'
'Ik denk dat de censuur net zoveel schuld daaraan heeft,' zei Constance, terwijl ze een rode draad haalde door een rand die blauw had moeten zijn. 'Eugene heeft daar een heel sterke mening over, nietwaar Eugene?'
Eugene knikte energiek, met uitpuilende ogen. Hij had een droge keel van het urenlang voorlezen aan Violet en hij wilde zijn stem wat rust geven.
'De laatste keer dat ik in Dublin was,' ging Constance verder, 'heb ik Hay Fever van Noel Coward gezien. Dat kon je toch echt niet pornografisch noemen. Maar tot tien jaar geleden mochten zijn stukken niet in Ierland worden gespeeld. Ik bedoel, hoe kan iemand bij zijn volle verstand het woord "navel" nou een vies woord vinden?'
'Constance, je bent het slachtoffer van de kranten en - hmm - slechte invloeden' - pastoor Deglan keek woest naar Maud - 'met al je kritiek op hoe het er in de wereld aan toe gaat. Wat heeft het eigenlijk voor zin om over lichaamsdelen te willen praten, vraag ik je?'
'Vertelt u eens wat over uw schooljaren, pastoor Deglan.' Ik vond de oude man op zijn best wanneer hij herinneringen ophaalde. Hij was altijd bereid uit te weiden over de moeilijkheden in zijn jeugd, en zijn natuurlijke praatzucht maakte hem gemakkelijk om aan te horen. 'Het is een wonder dat u hoe dan ook nog iets heeft kunnen leren,' zei ik toen hij zweeg om zijn glas leeg te drinken. Ik was oprecht onder de indruk van zijn verslag over een opmerkelijke toewijding aan het leren, ondanks armoede, bittere kou, vlooien, gebrek aan boeken en soms zelfs aan iets om op te zitten, allemaal ontberingen die vergezeld waren gegaan van een onophoudelijke, knagende honger.
'Het verklaart in elk geval waarom de gemiddelde Ierse boer zo'n ongeletterde pummel is,' zei Maud.
Ik zag een naakte gestalte radslagen maken langs het raam en verder tollen over het pad tussen de miroirs d'eaux. Gelukkig zat pastoor Deglan in het vuur te staren en over zijn vlezige neus te wrijven terwijl hij naar herinneringen zocht in de asresten die als klodders schuim rond dwarrelden, iedere keer dat de wind in de schoorsteen blies. Eugene slenterde quasi-nonchalant naar het raam en bleef daar tegen de vensterbank staan leunen terwijl hij peinzend de tuin in keek.
'Toch waren we net zo gezond als de deftige lui die elke dag biefstuk en gelatinepudding aten. Hah!' Pastoor Deglan gaf een klap op zijn knie en verslond nog een flinke handvol nootjes.
'Het valt dan ook niet te verbazen dat een ontoereikend dieet en armoedige woonomstandigheden geen afbreuk hebben gedaan aan de voorliefde van de boerenbevolking voor geweld en dronkenschap,' zei Maud. 'En ik denk dat ik nu wel genoeg heb gehad van alle Ierse kommer en kwel. Is er nog nieuws?'
'Hoe is jouw jeugd geweest?' vroeg ik aan Constance toen we na het eten de afwas deden. De priester was afgevoerd met een taxi en Maud was naar bed gegaan. Eugene zat bij de haard in de zitkamer te dommelen. 'Ik begrijp dat die van pastoor Deglan heel moeilijk is geweest'.
Sissy, die bessen en kruiden stond te malen, keek scherp op. Ze beantwoordde mijn poging tot een vriendelijke glimlach niet en keek weer met een strenge blik naar haar brouwsel.
'Finn en ik zijn grootgebracht door onze ouders. De republikeinen hebben ooit geprobeerd Curraghcourt af te branden. Hoewel mijn grootvader zich tot het rooms-katholicisme had bekeerd en Gaelic had geleerd, was hij in de ogen van de IRA nog steeds verdacht omdat hij senator was. Ik was dol op mijn grootvader. Finn doet me soms aan hem denken. Zijn portret hangt in de bibliotheek, boven de haard.'
Ik herinnerde me het portret. Een man met een militante snor.
'Mijn vader is in 1939 vertrokken om mee te vechten in de oorlog, kort na de geboorte van Finn. Ik ben daarom erg trots op hem. Maar je hebt geen idee hoe impopulair hem dat hier heeft gemaakt. Hoewel Ierland officieel neutraal was, was minstens de helft van het land pro- Duits. Wij schijnen niet tot neutraliteit in staat te zijn. Maar het werd als uiterst onpatriottisch beschouwd om mee te vechten met de Engelsen. Ik vrees dat Ierland schandelijk onwetend was over de jodenvervolgingen. Je moet begrijpen dat de meerderheid van de mensen op het land nog steeds water met emmers uit de put moest halen.'
'Je hoeft echt geen excuses aan te voeren. Er zijn meer dan genoeg dingen waarvoor ik me namens de Engelsen moet verontschuldigen.'
Op dat punt in het gesprek werden we afgeleid door Sissy, die zo woest in haar vijzel stampte dat er klodders bessen en kruiden over de keukentafel vlogen. Toen we klaar waren met de afwas nodigde Constance Sissy uit met ons naar de zitkamer te gaan. Ze legde haar stamper neer, sloeg haar armen over elkaar en staarde ons aan met onverholen vijandigheid. Dus liepen we weg, terwijl we ons om onduidelijke redenen schuldig voelden.
'O lieve help,' zei Constance, toen we samen op de bank zaten, met het versleten tapijt over onze knieën en we onze naald en draad weer opnamen. 'Sissy doet tegenwoordig zo moeilijk. Ze lijkt me erg ongelukkig. Ik wou dat ik wist... Het is echt niet aardig van Finn. Waar had ik het ook alweer over? O ja, over papa.'
'Is je vader in de oorlog gesneuveld?'
'Hij was er bijna ongedeerd doorheen gekomen. Maar in 1945, slechts enkele weken voor het einde, raakte hij gewond door granaatscherven. Na enkele maanden ziekenhuis werd hij naar huis gestuurd. Oma vertelde me later dat hij niet meer dezelfde man was. Hij was erg in zichzelf gekeerd geraakt. Stil en depressief.'
'Hij zal wel vreselijke dingen hebben meegemaakt.''Hij was zo geïsoleerd, dat was een deel van de problemen. Niemand hier had enig begrip voor wat hij had doorgemaakt. Mijn moeder kwam tot de ontdekking dat ze was getrouwd met iemand die liever in zijn eentje in de bergen ging wandelen dan naar feestjes te gaan. Ze hebben geprobeerd de boel te lijmen. Ik ben in 1947 geboren. Ik heb vage herinneringen aan een man met een gezicht vol littekens, die voortdurend zijn keel schraapte en uit het raam keek. Hij legde altijd een stramme hand op mijn hoofd als hij me zag, maar hij had een afschuw van lawaai, dus werden Finn en ik bij hem uit de buurt gehouden. Daarna, toen ik vijf was, is er iets vreselijks gebeurd. Ik weet nog dat mijn moeder en mijn grootmoeder en alle bedienden huilden en dat de Garda naar het huis kwam. Finn werd van school naar huis gehaald. Ze vertelden ons dat papa werd vermist en dat er naar hem werd gezocht. Een paar dagen later werd zijn lichaam op een draagbaar naar huis gebracht. Hij was in het meer verdronken. Finn en ik knielden op de overloop en gluurden door het traphek. We zagen hoe ze de jas terugsloegen die over zijn lichaam lag, om hem aan mijn grootvader te tonen. Papa's gezicht was donker blauwgrijs, als natte leisteen...' Constance kreeg tranen in haar ogen. 'Het is heel dwaas van me om nog steeds verdrietig te zijn na zoveel jaren.'
'Dat is helemaal niet dwaas.' Ik kreeg een prop in mijn keel. 'Ik had geen idee. Als ik dit had geweten, had ik er niet naar gevraagd.'
Constance schudde haar hoofd. 'Het is zevenentwintig jaar geleden. Maar ik zie dat gezicht nog vaak in mijn dromen. Tja, mama had na die tijd een hekel aan Curraghcourt en ze vertrok naar Dublin. Af en toe kwam ze terug om ons te zien, maar oma en mama hadden nooit goed met elkaar overweg gekund. Mama stierf toen ik acht was. Ze hebben haar naast mijn vader begraven. Toen oma stervende was, vertelde ze me dat papa een briefje voor haar had achtergelaten toen hij naar het meer liep, maar dat ze dat had vernietigd. Zelfmoord is natuurlijk een doodzonde. Ik kan begrijpen dat ze zo heeft gehandeld. Maar ik had dat briefje graag gehad.'
Constance was het hele tapijt vergeten en hing tegen de armleuning van de sofa, met de naald in haar hand, haar gedachten ver weg. Op het kleed bij de haard zuchtte Maria en ze legde haar kop op Osgars grote, harige flank. Hij likte over zijn snuit, waar spikkels turfas op zaten en strekte een achterpoot. Buiten blies de wind met vlagen warme zomerregen tegen de ramen. Daarachter stonden de bergen in een kring, hun hellingen schoongespoeld door het water, om ons te beschutten tegen het geweld van de Atlantische Oceaan. Buiten was alles wild en woest, binnen was het warm en veilig. Tussen ons en de dichtstbijzijnde bioscoop, kroeg, winkelgalerij en benzinepomp lag een uitgestrekt, onbewoond gebied van zwarte meren, sombere moerassen, zwiepende bomen, woeste rivieren en trillend wollegras. Er scholen wilde geiten onder druipende rotsen terwijl vossen op konijnen joegen en vogels zich aan takken vastklampten of nestelden tussen moeraslelie en dopheide.
'Ik vind het moeilijk voor te stellen dat je hier lang ongelukkig kunt zijn,' zei ik. 'Er gaat een soort helend vermogen uit van alle rust en vredigheid.'-'Dat zou je denken, hè?' zei Constance. 'En toch zijn er in iedere generatie Macchuin vrouwen geweest die naar het vertier van Dublin verlangden. Waarschijnlijk hebben de mannen genoeg afleiding gehad met jagen en vissen. Als kind heb ik me hier nooit verveeld. Ik vond het heerlijk om op mijn pony te rijden en te helpen met het lammeren en met de oogst. Iedereen was lief voor me. Maar ik droom nog steeds dat ik mijn ouders naar me toe zie lopen, dat ze niet dood blijken te zijn en dat ze terugkomen van een heel lange reis en dat ik huilend van vreugde naar hen toe ren.' Constance legde haar naald neer en veegde over haar ogen alsof ze moe was. 'Ik vraag me af of Finn wel eens aan hen denkt. Of hij ook van hen droomt. Weet je wel dat we helemaal nooit over hen praten?'
'Misschien zijn jullie bang om elkaar verdrietig te maken?'
'Misschien is het wel de geest van oma die hier aan het werk is. Ze had een hekel aan alles wat inging tegen de huiselijke gezelligheid die zij met zoveel moeite probeerde te scheppen. Na de burgeroorlog was ze volgens mij altijd een beetje bang. Als opa laat thuiskwam, weet ik nog, liep ze door de kamer te ijsberen tot ze zijn stem in de hal hoorde. Dan ging ze razendsnel in die stoel zitten' - Constance wees naar de fauteuil waar de duttende Eugene in zat - 'en pakte haar naaiwerk en glimlachte alsof ze geen enkele zorg op deze wereld had als hij binnenkwam.'
Ik liet mijn ogen door de zitkamer gaan, die ooit op een hoogtepunt van de beschaving was ingericht, naar het mooie, oude meubilair, naar de portretten van dode Macchuins - vooral de Cosway en de Kneller waren erg goed - naar het fraaie plafond, naar de gele damasten muren, en ik voelde me geroerd door iets wat op liefde leek. Curraghcourt was mijn thuis op een manier zoals Cutham dat nooit was geweest. Ik had hier werk te doen. Ik kon nuttig zijn. Ik kon me dit niet voorstellen als achtergrond voor een angstige, heen en weer lopende gestalte in een turbulente wereld waarin het aanhangen van een bepaalde vorm van godsdienst voldoende was om een kogel door je hart te kunnen krijgen. De melancholische schoonheid van Ierland was tot in mijn botten doorgedrongen, net als het vocht.
'Constance, ben je daar?' Pastoor Deglan stond in de deuropening, zijn vettige krullen verward om zijn hoofd, zijn gezicht in opperste staat van opwinding. 'Heb je het al gehoord? Ik ben onderweg Thady O'Kelly tegengekomen. Hij zegt dat het uitvoerig op de radio is geweest. Dus ben ik meteen teruggekomen. Ik dacht dat Finn misschien aan de telefoon was geweest met nieuws uit Dublin.'
'Wat is er dan aan de hand? Wat is er gebeurd?' Constance keek niet- begrijpend.
'Onze jongens hebben zichzelf overtroffen, dat is alles. Nog geen vijftig kilometer uit de kust hebben ze graaf Mountbatten in de lucht laten vliegen!'