Hoofdstuk 46
Eenmaal terug op Santa Catalina sprongen ze meteen in het zwembad. In het westen hing de laaghangende namiddagzon als een nasmeulend kooltje aan de heldere hemel. Muggen dansten rondom de bomen en boven het gras en de geuren van Antonio’s rozen en kamperfoelie kwamen hen tot in het water tegemoet. Terwijl ze met hun armen op de rand leunden en over de vlakte staarden, spraken ze over de dingen die er gedurende de jaren dat ze van elkaar gescheiden waren geweest, waren veranderd.
‘Weet je, ik mis José,’ zei Sofia. ‘Pablo is ook lief, maar op de een of andere manier had ik meer met José op.’
‘Hij was een oude, wijze uil.’
‘Wie is Javier eigenlijk? Een knappe jongen, trouwens.’
‘Hij is de zoon van Soledad en Antonio. Heeft ze je dat niet verteld?’ antwoordde hij verbaasd.
‘Soledads zoon? Weet je het zeker?’
‘Natuurlijk. Wat gek dat ze je dat niet heeft verteld. Waarschijnlijk denkt ze dat je het allang weet.’
‘Wat vreselijk. Ik heb sinds ik hier ben alleen maar over mezelf gepraat.’
‘Hij is een soort held.’
‘Echt waar? Hoezo?’
Santi vertelde haar dat Javier zijn vader jaren geleden had geholpen met de beplanting langs het zwembad, terwijl de hele familie zat te zonnen en te praten op het rondom het bad aangelegde terras. Clara en Felix zaten rustig samen met hun andere neefjes en nichtjes in het gras te spelen. Niemand zag dat Felix op een bepaald moment naar de rand van het bad kroop om met zijn handje in het water te voelen. Toen Javier toevallig in het water keek, zag hij een roerloze grijze vlek op de bodem. Hij bedacht zich geen moment. Toen hij het water in dook, ontdekte hij dat het de kleine Felix was. Hij trok het naar lucht happende, proestende kind uit het water. Hij had zijn leven gered. Als Javier er niet was geweest, zou Felix zijn verdronken. Als beloning voor het redden van zijn kleinkind gaf Paco hem een nieuw zadel met een zilveren ster waarin zijn initialen waren gegraveerd. Niemand was vergeten wat Javier had gedaan. Paco had sindsdien altijd een zwak plekje voor Javier.
Toen ze uitgezwommen waren, ging Sofia meteen naar huis en rechtstreeks naar de keuken, waar Soledad het eten stond klaar te maken.
‘Soledad, je hebt me nooit verteld dat je een zoon had,’ zei ze enthousiast, in een poging haar eerdere gebrek aan belangstelling goed te maken. ‘En hij is nog knap ook.’
‘Net als Antonio,’ lachte Soledad.
‘Hij lijkt anders ook op jou,’ zei Sofia. ‘Ik schaam me een beetje, want ik heb hem al een paar dagen op de campo gezien en ik heb nooit naar hem gevraagd.’
‘Ik dacht dat je het wel wist.’
‘Nu wel. Santi heeft me verteld hoe hij Felix’ leven heeft gered. Je zult wel erg trots op hem zijn.’
‘Zeker. Wij allebei. Javier poetst zijn zadel elke dag. Het is zijn dierbaarste bezit. Señor Paco is een zeer ruimhartig mens,’ zei ze met eerbied.
‘Javier heeft zijn ruimhartigheid anders dubbel en dwars verdiend,’ zei Sofia.
Sofia liep terug naar haar kamer. Terwijl ze het bad liet vollopen en zich uitkleedde, dacht ze aan Santi en vroeg ze zich af wat de toekomst zou brengen. Ze dacht ook aan David en hoe hij haar te hulp was gekomen toen ze zich kwetsbaar en verloren had gevoeld. Hij was zo goed voor haar geweest. Ze was opgelucht toen Soledad op de deur klopte. Ze wilde liever niet denken aan al die vragen die in haar hoofd opkwamen als ze alleen was.
Soledad kwam haastig binnen. Tot Sofia’s verbazing zag haar ronde gezicht er bleek en betraand uit. Bezorgd wrong ze haar handen. Onmiddellijk leidde Sofia haar naar het bed, waar ze naast haar ging zitten en een troostende arm om haar brede schouders legde.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ze, terwijl het grote lichaam van de vrouw naast haar schokte van het snikken. Soledad probeerde iets te zeggen maar bij elke poging begaf haar stem het en barstte ze weer in tranen uit.
Ten slotte gaf ze na veel aandringen toe dat ze een geheim had en dat ze had gezworen het nooit aan iemand te vertellen. ‘Maar jij bent mijn Sofia,’ snikte ze. ‘Voor jou kan ik niets geheimhouden.’
Sofia was niet geïnteresseerd in haar geheim. In het verleden had ze vaak genoeg geheimen van Soledad te horen gekregen die niets te betekenen hadden. Maar ze vond het vreselijk dat haar oude vriendin zo van streek was, dus puur uit medeleven hoorde ze haar verhaal aan.
‘Het gaat om Javier,’ begon Soledad zwakjes.
‘Het gaat toch goed met hem?’ vroeg Sofia, die bang was dat hij misschien ziek was.
‘Dat is het niet, señora Sofia. We houden van hem, Antonio en ik. We hebben hem een thuis gegeven, we hebben hem zien opgroeien tot een volwassen man. We zijn trots op hem.’
‘Maar waarom huil je dan? Hij is een goede zoon. Je zou blij moeten zijn.’
‘O, dat weet ik, señora Sofia. Je begrijpt het niet.’ Ze zweeg even, waarna ze diep ademhaalde. ‘Señor Paco heeft ons op het hart gedrukt er met niemand over te spreken. We hebben ons daaraan gehouden. We dragen dit geheim al vierentwintig jaar met ons mee. We dachten dat je eerder zou terugkomen. We hielden ons voor dat we alleen maar een soort voogd voor hem waren. Jij bent altijd zijn moeder geweest.’
‘Waar heb je het over, Soledad?’ fluisterde Sofia.
‘Geef mij alsjeblieft niet de schuld. Ik heb alleen maar gedaan wat señor Paco van me vroeg. Hij heeft jouw baby in Zwitserland opgehaald. Hij zei dat hij hem een goed thuis wilde geven. En dat je zou terugkomen en spijt zou hebben van wat je had gedaan. Hij wilde niet dat zijn kleinzoon door vreemden zou worden grootgebracht.’
‘Javier is mijn zoon?’ zei Sofia langzaam. Het leek alsof haar lichaam niet meer bij haar hoorde en of haar woorden door iemand anders werden uitgesproken.
‘Javier is je zoon,’ herhaalde Soledad, en ze begon te loeien als een gewond dier.
Sofia stond op en liep naar het raam, dat uitkeek over de schemerige pampa.
‘Javier is Santiguito?’ vroeg ze. Ze kon het niet geloven. In het raam zag ze zijn kleine handjes en voetjes, zijn kleine neusje dat ze veel te weinig had gekust. In haar mond proefde ze het zout van haar tranen. Ze zag in het raam haar spiegelbeeld dat verwrongen was van pijn, totdat haar ogen zo vertroebeld waren dat ze helemaal niets meer kon zien.
‘Alleen señor Paco en ik – en natuurlijk Antonio – weten ervan. Hij wilde niet dat señora Anna het zou weten. Maar het is je recht om het te weten. Jij bent zijn moeder. Als je het aan Javier wilt zeggen, kan ik je niet tegenhouden. Misschien moet hij maar weten wie zijn echte ouders zijn. Dat hij een Solanas is.’