Hoofdstuk 19
Sofia huilde al lang niet meer. Ze lag op haar bed en wachtte met het geduld van iemand die zich bij haar lot heeft neergelegd. De tijd kroop, maar ze wist dat het uiteindelijk middernacht zou worden. Ze staarde door het raam naar de planten die heen en weer wiegden in de wind; ze hadden een vreemd hypnotisch effect, dat haar pijn stilde.
Eindelijk was het tijd om te gaan. Ze stond op, haalde de zaklamp op uit de keukenla en ontvluchtte het huis. Ze bewoog zich geruisloos als een poema door de duisternis naar de ombu-boom. Met het hart in haar keel spoedde ze zich door het park alsof haar leven ervan afhing. Ze was sterk in haar vastberadenheid, maar zwak in het gezicht van haar onvermijdelijke lot. Ze had het gevoel alsof ze een rol in een schooltoneelstuk speelde, en hoewel het drama haar aantrok, kon ze zich niet met de realiteit verzoenen.
Het pad naar de boom leek langer dan anders. Ze versnelde haar pas. Toen ze de ombu naderde zag ze het gele lichtje van Santi’s zaklamp, dat als een reuzenglimworm meedanste terwijl hij ongeduldig heen en weer liep.
‘Santi!’ riep ze hijgend, terwijl ze zich in zijn armen wierp. ‘Santi, ze weten het, ze zijn erachter gekomen, ze sturen me weg!’ stamelde ze, bang dat ze niet genoeg tijd zou hebben om hem alles te vertellen voordat ze ontdekt zouden worden.
‘Wat? Wie weet ervan? Hoe?’ vroeg hij verward. Uit haar briefje had hij afgeleid dat er iets ernstigs aan de hand was, maar dit had hij niet verwacht. ‘Rustig maar, niemand vindt ons hier. Het komt allemaal goed.’ Hoewel hij zich door de krachten van het Lot verslagen voelde, probeerde hij flink te blijven.
‘Nee, helemaal niet. Ze sturen me naar Zwitserland – ze sturen me weg. Ik haat ze!’
‘Hoe zijn ze erachter gekomen?’
Inpulsief als ze was, had Sofia er bijna uitgeflapt dat ze zwanger was. Ze slikte het echter net op tijd in. Haar ouders hadden gezegd dat ze het aan niemand mocht vertellen. Daar waren ze heel duidelijk over geweest. Ze was bang dat als ze het Santi zou vertellen, hij zich misschien niet zou kunnen beheersen. Hij zou waarschijnlijk als een cowboy met getrokken pistool het huis in stormen om zijn rechten als de vader van het kind op te eisen. Wie weet wat haar ouders dan zouden doen. Volgens de wet moest ze hen nog steeds gehoorzamen. Ze konden haar wegsturen en ervoor zorgen dat ze nooit zou kunnen terugkeren. Zolang ze in Argentinië was, was ze aan haar ouders overgeleverd. Nee, ze kon het hem nu niet vertellen, besloot ze. Ze kon hem vanuit Genève schrijven, wanneer ze te ver weg waren om er nog iets aan te doen. Ze moest zich verzetten tegen haar verlangen om het verdriet met hem te delen en legde zich erbij neer dat ze de waarheid, althans voorlopig, alleen zou moeten dragen.
‘Ze weten het,’ bekende ze, ‘en ze zijn woedend. Ze sturen me weg om over mijn verliefdheid heen te komen.’ Ze snikte wanhopig en zocht zijn ogen om zijn liefde bevestigd te zien, maar het enige wat ze in het donker kon onderscheiden waren twee donkere gaten.
‘Laat mij met ze praten, Chofi. Ze kunnen je niet wegsturen. Dat laat ik niet toe!’ siste hij, vastbesloten om de krachten die hen probeerden te scheiden te overwinnen.
‘O, ik wou dat het kon, maar ze zullen niet naar je luisteren. Ze zijn net zo kwaad op jou als op mij. Je kunt je niet voorstellen wat mijn moeder allemaal tegen me heeft gezegd. Dit is haar kans om van me af te komen.’
‘Ik laat ze je niet van me afnemen. Wat moet ik zonder jou? Ik kan niet zonder je, Sofia,’ fluisterde hij wanhopig.
‘O, Santi, accepteer het nu maar. We kunnen niet anders.’
‘Dit is belachelijk!’ foeterde hij. ‘Ze hebben geen bewijs. Hoe kunnen ze zo zeker van hun zaak zijn? Wie heeft ons gezien?’
‘Dat weet ik niet, dat hebben ze niet gezegd,’ zei ze, beschaamd dat de leugen haar zo gemakkelijk afging.
‘Ik ga met je mee,’ zei hij, en hij klaarde een beetje op. ‘Ik vertrek gelijk met jou. Laten we ver hiervandaan een nieuw leven beginnen. Wees eerlijk, dat was er uiteindelijk toch van gekomen. We hebben geen toekomst hier.’
‘Zou je Santa Catalina voor mij verlaten?’ vroeg ze, in de war door de hevigheid van zijn liefde.
‘Ja, dat zou ik doen. Ik ben eerder weggegaan. Maar deze keer kom ik niet terug,’ zei hij ernstig.
‘Dat kun je niet,’ verzuchtte ze hoofdschuddend. ‘Je houdt net zoveel van Argentinië als ik. Je zou niet kunnen vertrekken om vervolgens nooit meer terug te keren. Bovendien zouden je ouders het niet overleven.’
‘We zijn allebei fout, Chofi. Ik wil niet dat jij alleen de schuld krijgt. In godsnaam, voor een verhouding zijn twee mensen nodig. Ik wil samen met jou worden weggestuurd.’
‘Maar je ouders dan?’ zei ze, met haar gedachten bij Chiquita die kapot zou zijn van verdriet.
‘Ik doe wat ik wil. Ik heb de toestemming van mijn ouders niet nodig om het land te verlaten.’
‘Ik wel,’ zei Sofia mismoedig.
‘Oké. Doe wat je ouders van plan zijn. Ik kom je later opzoeken,’ stelde hij voor. Hij kneep zo hard in haar bovenarmen dat ze ineenkromp.
‘Santi, zou je echt alles voor mij op het spel zetten?’
‘Ik zou alles voor je doen, Chofi.’
‘Maar je toekomst ligt hier. Als je met mij meegaat, hoe kun je dan ooit nog terugkeren? Als je de strijd aangaat met je familie, moet je bereid zijn ze voor altijd te verlaten.’
‘Dan verlaat ik ze toch voor altijd. Ik hou van je. Begrijp je dat dan niet, jíj bent mijn toekomst. Je bent niet zomaar iemand voor me, Chofi. Je bent mijn leven.’ Zodra hij de woorden had uitgesproken, besefte hij dat ze inderdaad de kracht was die hem dreef. Er was een situatie als deze voor nodig om hem te doen inzien hoe diep zijn liefde ging en hoezeer hij haar nodig had. Zonder haar zou alles wat hij koesterde op Santa Catalina uiteenvallen, als een lichaam waaraan de zuurstof werd ontnomen. Zij was de levenskracht die alles bezielde. Daar was hij nu net zo zeker van als van het feit dat hij haar niet zou verliezen.
‘Oké. Als je het serieus meent, dan maken we een plan,’ zei ze. Haar hart begon weer op te leven. ‘Zodra ik in Zwitserland ben, schrijf ik je waar ik ben. Dan kun je komen.’ Ze glimlachten beiden om de eenvoud van hun plan.
‘Oké, maar ze zullen je brieven misschien proberen te onderscheppen. We moeten op alles voorbereid zijn. Als ik Maria in vertrouwen neem, kun je naar haar schrijven,’ stelde Santi voor.
‘Nee,’ zei Sofia onmiddellijk. Toen, iets vriendelijker: ‘Nee. We kunnen niemand buiten onszelf vertrouwen. Ik laat iemand anders wel het adres schrijven. Als het moet doe ik hem zelfs in een ander land op de bus. Maak je geen zorgen, ik zal je heel vaak schrijven. Ze kunnen mijn brieven niet voor eeuwig blijven onderscheppen, wel?’
‘Ik hou van je,’ mompelde hij. Hoewel ze zijn ogen niet kon zien, voelde ze zijn emoties alsof het fosforescerende vibraties waren die haar als hete tentakels omsloten en naar hem toe trokken.
‘En ik hou van jou,’ snikte ze, waarna ze zich tegen hem aan liet vallen en hem kuste. Ze klampten zich aan elkaar vast, bang dat het Lot hen zou scheiden en ze elkaar nooit meer zouden vinden zodra ze elkaar loslieten. Lange tijd huilden ze in stilte. Alleen het geluid van de krekels vulde de leegte die hen overspoelde.
‘Laten we een wens doen,’ zei hij ten slotte. Hij duwde haar opzij en zocht in zijn broekzak.
‘Wat?’
‘Ik wens dat we op een dag hier naast elkaar kunnen staan, misschien als we veel ouder zijn, om de rest van ons leven als een geaccepteerd paar samen te kunnen leven.’
‘Je gelooft niet in wensen.’ Ze lachte bitter.
‘Het is mijn laatste strohalm, Sofia. Ik zal alles proberen.’
‘Voor de rest van ons leven dan. Laten we onze namen erin kerven,’ fluisterde ze. ‘Alleen de S van Santi en de S van Sofia.’
Ze stonden op en grepen samen het mes. Santi’s grote, ruwe handen omklemden de hare. Ze merkte dat hij beefde. Toen ze klaar waren, schenen ze met de zaklamp op hun initialen en deden hun wens.
‘Vergeet me niet,’ zei hij op hese toon in haar nek. Ze snoof de vertrouwde geur van zijn huid op en sloot haar ogen, om het kostbare moment zo lang mogelijk vast te houden.
‘O, Santi, wacht op me. Het zal niet lang duren, blijf op me wachten. Ik zal je schrijven, dat beloof ik. Laat me niet in de steek,’ jammerde ze, terwijl ze haar ogen in de duisternis opensperde om ieder detail van zijn lieve gezicht in zich op te nemen, om het later weer te kunnen oproepen wanneer ze duizenden kilometers uit elkaar zouden zijn.
‘Chofi, er zijn zoveel dingen die ik al veel eerder had moeten zeggen. Laten we ervandoor gaan en trouwen.’ Hij lachte verlegen. ‘Dit is niet het meest ideale moment, maar als ik het nu niet vraag zal ik er de rest van mijn leven spijt van hebben. Wil je met me trouwen?’
Ze glimlachte naar hem zoals een moeder naar haar kind glimlacht om het zijn zin te geven. ‘Ja. Ik zal met je trouwen, Santi,’ zei ze droevig, en ze kuste zijn geagiteerde gezicht. Het was de vraag of zoiets mogelijk was nu er zoveel tussen hen in stond.
‘Vergeet niet te schrijven,’ zei hij.
‘Nee, ik beloof het.’
‘Bueno, liefste, totdat we elkaar weer zullen zien. En dat zal gebeuren, dus laten we niet verdrietig zijn.’
Nadat ze elkaar voor een laatste keer hadden omhelsd, slopen ze terug naar huis, met in hun hart het geloof dat ze uiteindelijk herenigd zouden worden.