Hoofdstuk 18
Eind februari werd Sofia wakker met een misselijk gevoel. Misschien had ze de vorige dag iets gegeten dat bedorven was. Aan het eind van de middag voelde ze zich weer beter en dacht ze er niet meer aan, totdat ze de volgende ochtend doodziek wakker werd.
‘Ik weet niet wat ik heb, Maria,’ klaagde ze tegen Maria, terwijl ze de bloem en boter voor Panchito’s verjaardagscake in een schaal kneedde. ‘Ik voel me nu weer goed, maar vanochtend was ik zo ziek als een hond.’
‘Het lijkt op ochtendmisselijkheid,’ grapte Maria met een knipoog naar haar nichtje. Ze merkte niet dat Sofia plotseling doodsbleek was geworden.
‘Een onbevlekte ontvangenis dan toch zeker,’ antwoordde Sofia met een onzekere glimlach. ‘Ik denk niet dat ik daar respectabel genoeg voor ben.’
‘Wat heb je dan gisteravond gegeten?’
‘En de avond daarvoor?’ zei ze. Ze probeerde te lachen, maar ze had liever willen huilen bij de gedachte dat ze misschien zwanger was. Hun geheime verhouding duurde nu al achtenhalve week en Santi had altijd voor anticonceptie gezorgd. Sofia wist dat, omdat ze behoorlijk handig was geworden in het bij hem omdoen van het condoom. Ze zette de gedachte uit haar hoofd in de overtuiging dat ze overdreven reageerde. ‘Het komt waarschijnlijk door de rijstebrij van Soledad,’ zei ze, toen ze weer bij zinnen was.
‘Krijg jij rijstebrij?’ riep Maria jaloers uit, terwijl ze de cakevormpjes invette. ‘Encarnación!’ gilde ze. De oude dienstmeid slofte de keuken in met een mand vol wasgoed.
‘Sí, señorita Maria?’
‘Hoe lang moet de cake in de oven staan?’
‘Ik dacht dat señorita Sofia onderhand wel een professionele cakebakster zou zijn. Begin met twintig minuten en dan even kijken of hij gaar is. Zo niet, laat hem dan nog tien minuten bakken. Nee, nee, Panchito!’ riep ze, toen het kleine kind de keuken in huppelde. ‘Kom met me mee – hier, pak mijn hand – dan gaan we kijken of er een draak op het terras is.’ En ze nam hem mee de zon in.
‘Wat bedoelt ze met draken?’ vroeg Sofia.
‘Hagedissen. Panchito denkt dat het draken zijn.’
‘Nou, dat zijn het ook. Kleine draken.’
Maria zag haar nichtje de schaal uitlikken. Het viel haar op hoe stralend Sofia eruitzag. Met een elastiekje had ze haar haren boven op haar hoofd bij elkaar gebonden en enkele losgeraakte plukjes plakten tegen haar gezicht en nek van het zweet. Zelfs in een groezelige schort zag ze er nog aantrekkelijk uit.
‘Waar kijk je naar, gorda?’ zei Sofia met een liefdevolle glimlach naar haar nichtje.
Maria lachte terug. ‘Je bent de laatste tijd erg gelukkig, geloof ik,’ zei ze.
‘Ja. Ik ben gelukkig hier met jou in de keuken.’
‘En je kunt veel beter met Anna overweg.’
‘Ze is de kwaadste niet, die ouwe wandelende tak.’
‘Sofia, ze is beeldschoon!’
‘Ze is te mager,’ antwoordde ze droog, terwijl ze Maria de schaal aangaf.
‘Ik wou dat ik te mager was,’ klaagde Maria, die plotseling bedacht dat ze de schaal toch maar liever niet verder uitlikte. Sofia zette de schaal in de spoelbak, zodat Encarnación hem later kon afwassen.
‘Maria, je bent volmaakt. Wie wil er nu mager zijn? Je bent juist vrouwelijk, stralend, gezond, rond en mooi. Je bent een vrouw, meisje!’ Ze lachten allebei.
‘Je meent het niet, Sofia.’
‘Jawel, ik meen het. Je weet dat ik altijd eerlijk tegen je ben. Je bent mooi zoals je bent.’
Dankbaar glimlachte Maria. ‘Je bent me erg dierbaar, Sofia,’ zei ze oprecht.
‘Jij bent mijn beste vriendin, Maria. Je bent me ook erg dierbaar.’ Zowel geamuseerd als ontroerd door hun plotselinge vertoon van tederheid omhelsden de meisjes elkaar.
‘Zullen we de cake er maar in schuiven?’ zei Sofia toen ze haar nichtje losliet. Ze pakte de vorm die bijna overliep van het dikke, bruine beslag en rook er hongerig aan. ‘Mmmmm, ruikt heerlijk!’
‘Dios! Zet hem er gauw in. Straks is hij niet op tijd klaar.’
Chiquita had al Panchito’s vriendjes van de naastgelegen ranches uitgenodigd voor zijn verjaardagspartijtje. De namiddagzon zette het terras in een warmroze gloed, terwijl de kinderen rondrenden met chocoladegezichtjes en plakhandjes, gevolgd door de honden die, als ze even niet opletten, de cake uit hun handen gapten.
Fernando, Rafael, Agustin, Sebastian, Angel en Niquito kwamen even langs om een stuk cake en koekjes te bietsen alvorens ze naar het park gingen om een balletje te trappen. Santi bleef wat langer hangen. Hij keek naar Sofia, die in de schaduw van een acaciaboom met haar moeder en tantes zat te praten. Hij hield van de dramatische manier waarop ze haar handen bewoog wanneer ze sprak, van de manier waarop ze vanonder haar dikke, bruine wimpers opkeek alsof ze iets wereldschokkends te melden had, terwijl ze alleen maar het moment afwachtte dat ze de meeste reacties zou ontlokken. Hij kon zien dat ze wist dat ze bekeken werd, omdat haar mondhoeken zich krulden in een zelfbewuste glimlach. Ten slotte zocht ze zijn blik. Hij knipoogde tweemaal zonder van gelaatsuitdrukking te veranderen. Sofia beantwoordde zijn boodschap en grijnsde vervolgens zo opvallend naar hem dat hij haar een waarschuwende blik moest toewerpen. Toen liet ze alleen nog maar haar ogen liefdevol over zijn gezicht en lippen glijden. Hij wendde zich af, bang dat iemand het zou zien en hij hoopte maar dat zij hetzelfde zou doen. Maar toen hij haar weer aankeek, had ze haar blik nog steeds op hem gericht en keek ze hem met een schuin hoofd en een verlangende glimlach aan. Maria was druk bezig om de kinderen boterhammetjes en snoepjes te geven, de cake aan te snijden en de omgegooide bekertjes sinaasappelsap op te rapen en de honden weg te jagen, die met hun neus te dicht bij het eten kwamen. Ze had het veel te druk om de tedere blikken tussen haar broer en nichtje op te merken.
Later die avond zaten Santi en Sofia op een bank onder de veranda van zijn huis. In het donker hielden ze heimelijk elkaars hand vast. Als hij tweemaal in haar hand kneep betekende dat dat hij haar wilde zeggen dat hij van haar hield. Net als tweemaal knipogen. Vervolgens kneep zij ook in zijn hand totdat het een spel werd om te zien wie de ander het meest kon knijpen. Zijn hele familie was al naar bed. Het was stil in huis en de lucht was koeler dan overdag. De herfst kwam eraan, die met zijn frisse maar melancholieke wind de broeierige nachten verdreef.
‘Ik ruik de herfst,’ zei Sofia, die zich dicht tegen Santi aan nestelde.
‘Jammer dat de zomer voorbij is.’
‘O nee. Mij kan het niet schelen. Ik hou ook van de donkere avonden bij de open haard.’
Hij trok haar nog dichter tegen zich aan en drukte een tedere kus op haar voorhoofd. ‘Stel je eens voor wat voor ondeugende dingen we zouden kunnen doen bij mama’s open haard,’ fluisterde hij.
‘Zie je nu wel. De winter is zo erg nog niet.’
‘Niet met jou. Niets is erg met jou, Chofi.’
‘Ik kan niet wachten om een winter met jou mee te maken, en een lente en nog een zomer. Ik wil samen met jou oud worden,’ zei ze dromerig.
‘Ik ook met jou,’ zei hij.
‘Zelfs als ik net zo loca word als grootvader?’
‘Nou…’ aarzelde hij, voor de grap zijn hoofd schuddend.
‘Ik heb nogal wat Iers bloed in me,’ waarschuwde ze.
‘Dat weet ik. Daar maak ik me ook zorgen over.’
‘Je houdt toch van me omdat ik anders ben dan de anderen. Dat heb je zelf gezegd!’ Ze lachte en snuffelde onder zijn kin. Zachtjes duwde hij haar gezicht omhoog en streek over haar wang.
‘Wie zou er nu niet van je houden?’ Hij zuchtte en boog zijn hoofd zodat zijn mond de hare raakte. Ze sloot haar ogen en genoot van het warme, vertrouwde gevoel van zijn lippen en zijn kruidige geur wanneer hij haar kuste.
‘Laten we naar de ombu-boom gaan,’ stelde ze voor, en hij glimlachte veelbetekenend naar haar.
‘En dan te bedenken dat je een paar maanden geleden nog een onschuldig kind was,’ zei hij peinzend, waarna hij een kus op het puntje van haar neus drukte.
‘En jij was toen een stiekeme verleider,’ antwoordde ze.
‘Waarom is altijd alles mijn schuld, Chofi?’ grapte hij.
‘Omdat jij een man bent en het is nu eenmaal galant om de schuld voor mijn wangedrag te dragen. Je moet mijn eer beschermen.’
‘Je eer nog wel. Wat ervan over is, zul je bedoelen!’ zei hij meesmuilend.
‘Ik heb nog heel wat eer over,’ protesteerde ze met een brede glimlach.
‘Hoe heb ik zo slordig kunnen zijn? Laten we snel naar de ombu-boom gaan om het laatste restje voorgoed kwijt te raken,’ zei hij, en nadat hij haar bij de hand had gepakt, verdwenen ze in de duisternis.
De volgende ochtend werd Sofia met hetzelfde vervelende misselijke gevoel wakker als de twee voorafgaande ochtenden. Ze rende naar de badkamer om met haar hoofd boven het toilet het hele diner van Encarnación uit te braken. Nadat ze haar tanden had gepoetst, haastte ze zich naar de kamer van haar moeder. ‘Ik ben ziek, mama. Ik heb overgegeven!’ zei ze, terwijl ze zich met gevoel voor drama op het grote, witte bed van haar moeder liet vallen.
Anna legde een hand op het voorhoofd van haar dochter en schudde haar hoofd. ‘Ik denk niet dat je koorts hebt, maar ik zal toch dokter Higgins even bellen. Het is vast een virus.’ Ze liep op een drafje naar de telefoon.
Sofia lag op het bed en werd bevangen door een plotselinge angst. Stel je voor dat ze zwanger was? Het kon niet waar zijn, dacht ze, opnieuw de gedachte wegwuivend. Ze hadden niet één keer zonder condoom de liefde bedreven. Bovendien was het wetenschappelijk aangetoond dat condooms negenennegentig procent veilig waren. Nee, ze kon gewoon niet zwanger zijn. Maar toch voelde ze de angst in haar hart en ze huiverde bij de gedachte dat zij tot die ongelukkige één procent behoorde.
Dokter Ignacio Higgins was al jaren de huisarts van de familie Solanas en had alles, variërend van Rafaels blindedarmontsteking tot Panchito’s waterpokken, meegemaakt. Hij glimlachte geruststellend naar Sofia en nadat hij eerst met haar over haar vakantie had gepraat, begon hij haar te onderzoeken. Hij stelde haar vragen, waarna hij veelbetekenend knikte bij elk antwoord dat ze gaf. Toen ze een ernstige frons zag verschijnen op het oude, gerimpelde gezicht en zijn grijns plaatsmaakte voor een diepbezorgde uitdrukking, voelde ze haar hartslag versnellen en was ze het liefst in huilen uitgebarsten.
‘O dokter Higgins, laat het alsjeblieft niks ernstigs zijn,’ smeekte ze, terwijl haar grote, hazelnootbruine ogen zich met tranen vulden omdat ze eigenlijk het antwoord al wist. Waarom had hij haar anders naar haar menstruatiecyclus gevraagd?
Dokter Higgins nam haar hand in de zijne en schudde zijn hoofd, terwijl hij intussen met zijn duim liefdevol over haar hand streek. ‘Sofia, ik vrees dat je zwanger bent.’ Hij wist dat ze niet getrouwd was en omdat hij al zo lang hun huisarts was, wist hij ook hoe de familie zou reageren op een buitenechtelijke zwangerschap, vooral bij een meisje van pas zeventien jaar.
Zijn woorden benamen haar de adem en het leek alsof haar maag naar beneden werd gedrukt, net als wanneer ze in de auto over een steile helling reed. Haar vader zei dan altijd dat ze haar buik had verloren. Nu zou ze wel willen dat ze haar buik verloren had. Langzaam liet ze zich terugzakken in de kussens. Die vervloekte één procent, dacht ze somber, terwijl ze in gedachten de lange middagen van liefde zag wegstromen als water door een afvoerleiding.
‘Zwanger! O Dios, weet u het zeker? Wat moet ik nu doen?’ zei ze met verstikte stem, terwijl ze op haar nagels beet. ‘Wat moet ik nu doen?’
Dokter Higgins deed zijn best om haar te troosten, maar eigenlijk kon ze niet worden getroost. Voor haar ogen zag ze haar toekomst verdwijnen in een inktzwarte leegte en ze kon er niets tegen doen.
‘Je moet het je moeder vertellen,’ stelde hij voor, nadat ze iets was gekalmeerd.
‘Mama? Dat kunt u niet serieus menen,’ antwoordde ze met een bleek gezicht. ‘U weet toch hoe ze is.’
De oude man schudde meewarig zijn hoofd. Dit had hij nu al zo vaak meegemaakt; jonge meisjes die wanhopig waren omdat er in hun volgroeide lichamen een jong leven begon, terwijl dit wonder der natuur eigenlijk iets was om te vieren. Hoewel hij met de situatie vertrouwd was, was hij er niet minder ontroerd om. In zijn grijze ogen verscheen een vochtig waas, zoals de mist in het Ierland van zijn voorouders, en hij wenste dat hij deze zwangerschap met een pil kon terugdraaien.
‘Je kunt dit niet in je eentje, Sofia. Je hebt de steun van je ouders nodig,’ zei hij tegen haar.
‘Ze zullen woedend zijn – ze zullen het me nooit vergeven. Mama vermoordt me. Nee, ik kan het haar niet zeggen,’ zei ze hysterisch. Haar anders altijd lachende mond was nu slechts een treurig boogje dat ontroostbaar trilde.
‘Wat ben je anders van plan? Ze zullen er heus wel achter komen. Je kunt een zwangerschap niet eeuwig verborgen houden.’
Instinctief legde ze een hand op haar buik en ze sloot haar ogen. Het was Santi’s kind dat in haar groeide. Ze droeg een deel van hem in zich. Dit was ongetwijfeld het ergste wat haar ooit was overkomen, en toch had ze een warm gevoel vanbinnen. De reactie van haar ouders beangstigde haar, maar ze had geen keus: ze moest het hun vertellen.
‘Wilt u het hun zeggen?’ vroeg ze schaapachtig.
Hij knikte. Meestal was dit de gang van zaken. Deze ondankbare taak hoorde bij de vele verplichtingen van een huisarts en het was tegelijkertijd een van de meest treurige. Hij hoopte maar dat ze de boodschapper niet de schuld zouden geven, zoals vele bezorgde ouders vaak wel deden.
‘Maak je geen zorgen, Sofia, het komt allemaal goed,’ zei hij vriendelijk, terwijl hij opstond. Toen draaide hij zich om en voegde eraan toe: ‘Kun je niet met de man in kwestie trouwen, mijn kind?’ Maar de tactloosheid van zijn vraag drong op hetzelfde moment dat hij de woorden uitsprak tot hem door want waarom zou ze anders zo ongelukkig zijn?
Sofia schudde verdrietig haar hoofd en niet in staat tot een antwoord barstte ze in snikken uit. Ze was bang voor de reactie van haar moeder. Ze had geen idee wat ze nu moest doen. Hoe kon ze zoveel pech hebben? Ze hadden toch alles gedaan om dit te voorkomen? Angstig wachtte ze af. Ze had haar moeder zo vaak voor de grap gepest door school te verzuimen, of door stiekem met een jongen naar een nachtclub te gaan zonder toestemming, maar dat waren hierbij vergeleken kleine vergrijpen. Dit keer had ze de woede van haar moeder verdiend, en dat maakte haar angstig. Als ze erachter zou komen dat Santi de vader was, zou ze hen allebei wel kunnen vermoorden.
De deur zwaaide open en met een gezicht zo wit als Christus op een van El Greco’s griezelige schilderijen kwam haar moeder binnengestormd. Haar lippen trilden van woede en Sofia zag de teleurstelling in haar ogen.
‘Hoe kon je?’ gilde ze met de schelle Ierse klanken. Haar gezicht zag nu paars van woede. ‘Hoe kon je? Na alles wat we voor je hebben gedaan. Wat zal de rest van de familie ervan denken? Het is een schande. Wat heeft je bezield? Waarom heb je dit laten gebeuren? Het is al erg genoeg dat je… dat je… buitenechtelijk,’ stamelde ze, ‘maar dan ook nog zwanger worden. Ik ben zo teleurgesteld in je, Sofia.’
Ze liet zich in een stoel vallen en sloeg haar ogen neer alsof ze de aanblik van haar in ongenade gevallen dochter niet kon verdragen. ‘Ik heb je laten opgroeien in een huis waar Gods wetten gerespecteerd worden. Moge Hij je vergiffenis schenken.’
Sofia gaf geen antwoord. Zwijgend zaten ze daar. Het bloed trok uit haar moeders wangen als bij een zojuist geslacht varken en haar bleke ogen staarden uit het raam alsof ze ergens op de dorre vlakte of in de vochtige lucht God zou kunnen zien. Wanhopig schudde ze haar hoofd.
‘Wat hebben we fout gedaan?’ vroeg ze handenwringend. ‘Hebben we je te veel verwend? Paco en vader hebben je als een prinses behandeld, maar ik niet.’ Sofia staarde naar de patronen op de quilt in een poging er een verband in te zien. De situatie was te surrealistisch om serieus te nemen. Wat haar nu was overkomen, kon gewoon niet waar zijn. ‘Ben ik te streng voor je geweest? Ja, dat is het, denk je niet?’ vervolgde haar moeder verdrietig. ‘Ja, ik ben te streng geweest. Je voelde je opgesloten, daarom lapte je alle regels aan je laars. Het is allemaal mijn schuld. Je vader heeft me altijd al gezegd dat ik wat milder moest zijn, maar ik kon het niet. Ik wilde niet dat de familie mij, afgezien van al het andere, ook nog een slechte moeder zou vinden.’
Vol walging hoorde Sofia het geraas van haar moeder aan. Als dit Maria was overkomen, zou Chiquita lief en begripvol voor haar zijn geweest. Ze zou haar hebben willen helpen, voor haar willen zorgen. Haar moeder niet. Die gaf zichzelf de schuld, als een typische Ierse katholiek. Straks ging ze nog in de rouw! Ze wilde haar dolgraag zeggen dat ze van haar kruis moest afdalen, maar ze voelde wel aan dat dit nu niet verstandig was.
‘En, wie is de vader? Wie is het? Dios, wie kan het zijn? Je bent met niemand omgegaan behalve je familie.’
In bange afwachting zag Sofia dat haar moeder langzaam zelf tot de juiste conclusie kwam. De uitdrukking van zelfmedelijden op haar gezicht veranderde langzaam in een van weerzin en ze kromp ineen van pure walging.
‘O mijn hemel, het is Santi, nietwaar?’ hijgde ze. Met haar afgemeten Ierse tongval sprak ze het woord Santi vol afkeer uit. ‘Ik heb gelijk, hè? Mijn god, ik had het kunnen zien aankomen. Waarom heb ik niets gemerkt? Jullie zijn weerzinwekkend, allebei. Dat hij zo onverantwoordelijk kon zijn! Hij is onderhand volwassen – hoe heeft hij je kunnen verleiden, een kind van zeventien nota bene?’ Toen barstte ze in tranen uit. Onbewogen keek Sofia toe en ze bedacht hoe lelijk haar moeder was als ze huilde.
‘Ik had het kunnen weten. Ik had het moeten merken dat jullie als dieven rondslopen met jullie smerige geheim. Ik weet niet wat we nu moeten doen. Het kind zal hoogstwaarschijnlijk geestelijk onvolwaardig zijn, omdat jullie naaste familie van elkaar zijn. Hoe heb je zo slecht kunnen zijn? Ik moet het je vader zeggen. Blijf in je kamer tot ik terugkom.’
En Sofia hoorde dat ze de deur achter zich dichtsloeg. Ze wilde niets liever dan naar Santi toe rennen en hem alles vertellen, maar voor één keer had ze niet de energie om haar moeder niet te gehoorzamen. Roerloos lag ze daar, in afwachting van haar vader.
Omdat de week pas voor de helft voorbij was, moest haar vader vanuit Buenos Aires naar huis rijden. Anna kon hem niet over de telefoon zeggen wat er aan de hand was. Met een ineengekrompen maag van spanning en ongerustheid kwam hij eindelijk op Santa Catalina aan.
Anna bracht hem onmiddellijk op de hoogte en gedurende twee uur zaten ze bij elkaar om de situatie te bespreken. Na een vermoeiende strijd moest Paco uiteindelijk toegeven dat zijn vrouw, die er zeker van was dat het kind geestelijk gehandicapt zou zijn, gelijk had. Sofia moest de zwangerschap laten beëindigen. Toen hij ten slotte de kamer van zijn dochter binnenkwam, zag hij haar slapend in bed liggen, opgerold tot een zielig balletje. Zijn hart brak toen hij naderbij kwam. In zijn ogen was ze nog steeds zijn kleine meisje. Nadat hij op de rand van haar bed was gaan zitten, streelde hij teder over haar vochtige haren.
‘Sofia,’ fluisterde hij. Toen ze haar ogen opende, zag ze zoveel liefde in zijn blik dat ze haar armen om hem heen sloeg en tegen zijn borst in snikken uitbarstte.
‘Het spijt me, papa, het spijt me,’ snikte ze, bevend van angst en schaamte. Hij hield haar dicht tegen zich aan en wiegde haar heen en weer, waarmee hij zowel haar pijn als de zijne verzachtte.
‘Het is goed, Sofia. Ik ben niet boos. Ik ben niet boos. Het is goed. Het komt allemaal goed.’
Ze voelde zich getroost in zijn omhelzing. Alle verantwoordelijkheid droeg ze met een gevoel van intense opluchting aan hem over.
‘Ik hou van hem, papa.’
‘Ik weet het, Sofia, maar hij is je neef.’
‘Maar er is toch geen wet die een huwelijk tussen neef en nicht verbiedt?’
‘Daar gaat het niet om. We leven in een kleine gemeenschap en daarin wordt een huwelijk tussen neef en nicht gelijkgeschakeld met een huwelijk tussen broer en zus. Het is een schande. Je kunt niet met Santi trouwen. Bovendien ben je veel te jong. Het is slechts een bevlieging.’
‘Niet waar, papa. Ik hou van hem.’
‘Sofia,’ zei hij ernstig, terwijl hij zijn hoofd schudde. ‘Je kunt niet met Santi trouwen.’
‘Mama haat me,’ huilde ze. ‘Ze heeft me altijd gehaat.’
‘Ze haat je niet – ze is teleurgesteld, Sofia. En dat ben ik ook. Maar je moeder en ik hebben er uitgebreid over gesproken. Vertrouw erop dat we zullen doen wat voor jou het beste is.’
‘Het spijt me zo, papa,’ herhaalde ze snikkend.
Bedeesd stapte Sofia de woonkamer in waar haar ouders zaten te wachten om haar hun besluit mee te delen. Ze ging op de met chintz beklede sofa zitten en sloeg haar ogen neer. Anna zat stijfjes op de stoel bij het raam met haar benen stevig gekruist onder haar lange jurk. Ze zag er bleek en vermoeid uit. Paco, wiens gezicht was vertrokken van de zorgen, ijsbeerde ongeduldig door de kamer. Hij was in korte tijd ouder en grijzer geworden. De deuren naar de gang en de eetkamer waren hermetisch gesloten. Rafael en Agustin, die benieuwd waren naar de oorzaak van de ijzige sfeer, hadden te horen gekregen dat ze naar buiten moesten. Ze waren daarom met tegenzin naar Chiquita’s huis gegaan om met Fernando en Santi televisie te kijken.
‘Sofia, je moeder en ik hebben besloten dat je het kind niet kunt houden,’ begon haar vader op ernstige toon. Sofia slikte moeizaam en wilde iets zeggen, maar met een handgebaar legde hij haar het zwijgen op. ‘Binnen enkele dagen zul je naar Europa vertrekken. Zodra je een einde…’ Hij aarzelde, omdat de gedachte aan een abortus zwaar op zijn geweten drukte. Het ging immers tegen zijn geloof en principes in. ‘Als het achter de rug is, ga je daar studeren in plaats van hier aan de universiteit van Buenos Aires. Je hebt dan de tijd, evenals Santi, om over deze bevlieging heen te groeien. Daarna mag je terug naar huis. Niemand mag hier iets van weten, begrijp je wel. Het is ons geheim.’ Met opzet vermeldde hij niet dat ze bij zijn neef Antoine en zijn vrouw Dominique in Genève zou gaan wonen en dat ze in Lausanne zou gaan studeren, zodat Santi er niet achter zou kunnen komen en haar niet zou kunnen volgen.
‘Ik sta niet toe dat je onze goede familienaam te schande maakt,’ voegde haar moeder er streng aan toe. Ze bedacht welke gevolgen een dergelijk schandaal zou kunnen hebben voor de carrièrevooruitzichten van haar zonen. Verbitterd herinnerde ze zich de recente gelukkige momenten die ze met haar dochter had gedeeld en het trotse gevoel dat ze steeds vaker voor haar had gekoesterd. Die herinnering maakte de teleurstelling alleen maar groter.
‘Jullie willen dus dat ik abortus laat plegen,’ herhaalde Sofia langzaam. Haar hand rustte op haar buik en toen ze haar blik liet afdalen, zag ze dat ze beefde.
‘Je moeder…’ begon Paco.
‘O, dus het is uw idee!’ zei ze, terwijl ze zich woedend tot haar moeder wendde. ‘U weet toch dat u dan in de hel komt! U was toch zo’n goede katholiek! Waar zijn uw principes dan gebleven? Wat bent u een ongelofelijke hypocriet. U drijft de spot met uw eigen geloof!’
‘Wees niet zo brutaal tegen je moeder, Sofia,’ zei haar vader op een toon die ze niet van hem kende. Ze keek naar haar ouders met de ogen van een vreemde. Ze kende hen niet meer.
‘Het kind zal geestelijk gestoord zijn, Sofia. Het is niet eerlijk om een dergelijk kind op de wereld te zetten,’ zei haar moeder met geforceerde kalmte. Haar stem klonk zachter en met een zwakke glimlach voegde ze eraan toe: ‘Het is voor je eigen bestwil, Sofia.’
‘Ik wil geen abortus,’ zei ze vastbesloten. ‘Mijn kind zal niet geestelijk gehandicapt zijn. U maakt zich alleen maar zorgen om de familiereputatie. Het gaat niet om de gezondheid van mijn kind. Denkt u nu echt dat niemand erachter zal komen? Wat een belachelijk idee!’ Ze lachte geringschattend.
‘Sofia, nu ben je boos, maar na verloop van tijd zul je het begrijpen.’
‘Ik zal jullie dit nooit kunnen vergeven,’ zei ze en ze kruiste haar armen afwerend voor haar borst.
‘We doen alleen maar wat goed is voor jou. Je bent ons kind, Sofia, en we houden van je. Vertrouw me toch,’ zei haar vader.
‘Ik dacht dat ik u kon vertrouwen,’ antwoordde ze mat.
Abortus was iets voor hoeren. Het was smerig en gevaarlijk. Wat zou padre Julio zeggen als hij erachter kwam? Zou ze tot de eeuwige hel veroordeeld worden? Plotseling wou ze dat ze naar zijn preken had geluisterd in plaats van te dromen over seks en Santi. Tot nu toe had ze gedacht dat godsdienst iets voor de zwakkeren van geest was, die houvast nodig hadden zoals Soledad, of voor fanatici zoals haar moeder, die er slechts gebruik van maakte wanneer het haar uitkwam. Maar nu was ze bang dat er werkelijk een God bestond en dat Hij haar zou straffen voor wat ze had gedaan. Terwijl ze in de kerk had zitten dromen, had zich wel een religieus besef in haar onderbewustzijn ontwikkeld, dat echter pas aan de oppervlakte kwam en haar begon te kwellen op het moment dat haar behoefte aan troost het grootst was.
‘Ik wil afscheid nemen van Santi,’ zei ze ten slotte, terwijl ze naar de patronen op de houten vloer staarde.
‘Ik denk niet dat we dat kunnen toestaan, Sofia,’ antwoordde haar moeder gevoelloos.
‘Dat begrijp ik niet, mama. Ik ben nu toch al zwanger!’
‘Sofia, sla niet zo’n toon tegen me aan. Dit is niet om te lachen. Het is een zeer ernstige zaak. Je mag niemand zien tot aan je vertrek,’ zei ze resoluut, waarna ze de rok van haar jurk met haar handen gladstreek.
‘Papa, dit is niet eerlijk. Wat kan het voor kwaad als ik Santi nog even zie?’ smeekte ze, terwijl ze overeind kwam van de sofa. Haar vader dacht er even over na. Hij liep naar het raam en keek uit over de pampa alsof de uitgestrekte horizon hem een antwoord zou kunnen geven. Hij durfde zijn dochter niet aan te kijken. Zijn schuldgevoel was te groot. Hij wist dat hij zich tegen het standpunt van zijn vrouw had moeten verzetten, maar hij wist ook dat hij haar in dat geval voorgoed kwijt zou zijn. Het ging de laatste tijd zo goed tussen hen. Hij zag een verband tussen Sofia’s affaire en zijn eigen buitenechtelijke relatie in 1956. Zowel hij als Sofia had Anna’s vertrouwen beschaamd. Hij wist dat ze die parallel zelf ook had getrokken. Hij kon de pijn in haar ogen aflezen. Het ging allemaal om Anna, die zich aldoor buitengesloten voelde. Hij had echter geen keus, hij moest haar besluit volgen.
‘Ik denk dat je moeder gelijk heeft, Sofia,’ zei hij ten slotte zonder zich om te draaien. ‘Morgen vertrek je met Jacinto naar Buenos Aires. Ga maar vast je koffers pakken, want je zult wel een tijdje wegblijven…’
Sofia hoorde zijn stem overslaan, maar ze had geen enkel medelijden met hem. ‘Ik ga niet weg zonder afscheid te nemen van Santi,’ schreeuwde ze. Haar gezicht was rood van frustratie. ‘Jullie denken helemaal niet aan mij. Jullie denken alleen maar aan die stomme familienaam en reputatie. Hoe kun je dat belangrijker vinden dan de gevoelens van je eigen dochter? Ik haat jullie, ik haat jullie allebei!’ Ze rende de kamer uit naar het terras. Ze rende almaar door tot ze zich veilig voelde tussen de bomen. Terwijl ze tegen de bast van een boom leunde, barstte ze in huilen uit om de onrechtvaardigheid van de wereld, en toen ze om zich heen keek naar haar geliefde Santa Catalina, voelde ze niets anders dan haat.
Terug in de keuken kon ze haar ouders horen ruziën in de woonkamer. Haar moeder snikte onbedaarlijk en schreeuwde naar haar vader in het Engels. Ze bleef niet staan om te luisteren.
‘Soledad,’ fluisterde ze.
Het dienstmeisje keek op van haar pannen en zag Sofia betraand en wel in de deuropening staan. ‘Wat is er? Wat is er?’ antwoordde ze met haar zachte stem, terwijl ze zich naar de jonge vrouw, die voor haar altijd een klein meisje zou blijven, haastte om haar te omhelzen. Hoewel Sofia nu groter was dan zij, hield ze haar stevig in haar armen.
‘O Soledad, ik zit zo in de problemen. Wil je iets voor me doen?’ Haar ogen, die zo-even nog dof waren geweest, glansden nu van opwinding. Ze liep naar het dressoir en nadat ze een pen had gepakt, schreef ze snel een kort briefje.
‘Wil je dit zo snel mogelijk aan Santi geven? Je mag het tegen niemand zeggen en aan niemand laten zien. Begrijp je?’
Opgewonden dat ze bij een geheim werd betrokken knipoogde Soledad naar haar en stopte het briefje in de zak van haar beduimelde schort.
‘Ik ga meteen, señorita Sofia. Maak je geen zorgen. Señor Santiago heeft deze brief binnen enkele seconden in zijn handen.’ En ze haastte zich de keuken uit.
Toen Rafael en Agustin in Chiquita’s huis aankwamen, vertelden ze hun neven en nichten dat Sofia zich weer in de nesten had gewerkt.
‘Het is haar verdiende loon,’ gniffelde Agustin opgewekt.
‘Dat is niet waar,’ zei Maria. ‘Een paar dagen geleden nog zei je moeder dat ze de laatste tijd zo goed met elkaar overweg konden. Je moet niet zo onaardig doen.’
‘Hoe lang zal de preek duren, denk je?’ vroeg Santi niet op zijn gemak.
‘Niet lang. Ik ken Sofia. Die pakt haar koffers en gaat ervandoor,’ zei Rafael, die de televisie aanzette en zich op de sofa liet ploffen. ‘Maria, wees lief en breng me iets te drinken.’
‘Oké,’ zei ze met een zucht. ‘Wat wil je?’
‘Een biertje.’
‘Een biertje voor jou. Wie nog meer?’
Santi stond bij het raam en keek naar buiten, maar het enige wat hij zag was zijn eigen spiegelbeeld dat hem bezorgd aanstaarde. Ze gingen allemaal voor de televisie zitten, maar Santi keek niet mee. Na een halfuur kon hij niet langer wachten en verliet hij haastig het huis. Net toen hij het terras wilde oversteken, zag hij Soledad met een rood hoofd en transpirerend doelgericht door de bomen op hem afstappen.
‘Soledad, waar ga je heen?’ vroeg hij toen ze hem had bereikt. Hij voelde zich slecht op zijn gemak.
‘Gracias a Dios, gracias a Dios,’ antwoordde ze geagiteerd, terwijl ze een kruis sloeg. ‘Ik heb een brief van señorita Sofia, die ik aan jou moest geven en aan niemand anders. Het is geheim, snap je. Ze is helemaal over haar toeren. Vreselijk gewoon. Ze huilt aan één stuk door. Ik moet naar haar toe.’ Nerveus depte ze haar voorhoofd met een zakdoek.
‘Wat is er dan aan de hand met haar?’ vroeg hij, de ernst van de situatie aanvoelend.
‘Ik weet het niet, señor Santiago. Ik weet niets. Het zal wel in de brief staan.’ En nog voordat hij iets kon zeggen, verdween ze ijlings tussen de bomen.
In het licht van het terras opende hij het briefje. Kom om middernacht naar de ombu-boom, was alles wat erin stond.