Hoofdstuk 43

 

 

 

 

 

 

 

 

Sofia keek Paco na terwijl hij de carro keerde en tussen de bomen verdween. Als kind had ze altijd gedacht dat haar ouders verbonden waren door iets dat groter was dan henzelf. Het was hun goddelijk recht als kinderen dat hun ouders er voor hen waren, en hoewel haar verhouding met haar moeder gespannen was, had ze geen moment vermoed dat het niet had geboterd tussen de beide echtelieden. Eigenlijk had ze nooit de moeite genomen aan anderen te denken; ze had altijd te veel medelijden met zichzelf gehad. 

   Buiten was het vochtig en heet. De middagzon scheen meedogenloos en ze moest haar ogen samenknijpen tegen het felle licht. Bovendien voelde ze zich plakkerig. Een douche of een duik in het zwembad zou nu wel lekker zijn geweest. Ze herinnerde zich van vroeger dat deze benauwde lucht zich dagenlang kon opstapelen om uiteindelijk in een indrukwekkend onweer los te barsten. Nergens is onweer zo angstaanjagend als op de pampa. Sofia geloofde als kind dat de lucht donderde onder de voetstappen van honderden akelige monsters die boven haar een hemelse strijd met elkaar uitvochten. 

   Ze ging het huis binnen. Het was er heerlijk rustig en koel. Een ogenblik moesten haar ogen aan het donker wennen. Aan de andere kant van de gang hoorde ze het gebrom van stemmen. Ze trippelde naar Maria’s kamer. Eén van de deuren aan de rechterkant stond open, maar dat merkte ze pas toen een sterke hand haar beetgreep en naar binnen trok. Ze hapte naar adem. Voor ze echter in paniek kon raken, voelde ze Santi’s mond op de hare, waardoor haar gil werd gesmoord. Hij sleepte haar zo ongeveer de donkere kamer in. Ze schoot in de lach – dit kon ze niet serieus nemen – maar het geluid werd gedempt door zijn warme, sensuele mond. Ook hij was zweterig.

   ‘Je zei dat je vroeg zou komen – waar zat je?’ fluisterde hij in haar oor.

   ‘Ik ben met papa een eindje in de carro gaan rijden,’ antwoordde ze lachend, terwijl hij haar in haar hals kuste. ‘Je kietelt me.’ 

   ‘Ik heb de hele ochtend op je gewacht,’ zei hij vurig. ‘Jij weet hoe je iemand moet kwellen!’

   ‘Santi, daar deed ik het niet om. Papa wilde dat ik met hem meeging. En ik ben blij dat ik het gedaan heb.’

   Zijn handen gleden onder haar jurk omhoog. Ze kronkelde van genot. ‘Was het een fijne rit?’ fluisterde hij in haar haren.

   ‘Ik voel me weer met hem verbonden, Santi. Het was maar een kort gesprek, echt iets voor papa, maar nu begrijpen we elkaar weer.’

   Hij trok haar jurk op tot aan haar middel en begroef zijn gezicht in haar hals, terwijl hij zijn hete lijf tegen haar aan drukte. ‘Ik wil je, Chofi, nu,’ hijgde hij zacht, en hij drukte haar tegen de muur, die koud aan haar rug voelde.

   ‘Nee, niet hier. Niet onder hetzelfde dak als Maria,’ wierp ze zwakjes tegen.

   Zijn vingers gleden over haar lijf met de haast van iemand die weet dat hij elk moment betrapt kan worden maar dat risico te verleidelijk vindt om er niet aan toe te geven. Zijn vertrouwde handen vonden de weg naar haar geheime plekjes, en ze werd zo overweldigd dat ze geen woord meer kon uitbrengen. De enige geluiden waren zijn diepe ademhaling en het ruisen van haar jurk. Ze voelde een heftige begeerte. Seksuele opwinding maakt roekeloos; het kon haar niet schelen of iemand hen zou betrappen, want op dit moment wilde ze het alleen maar uitschreeuwen van geluk. Santi zorgde ervoor dat ze zich weer jong voelde. Levendig, zelfverzekerd – de Sofia die ze uit haar herinneringen kende. Het was heerlijk om die persoon weer te zijn. Zijn handen op haar huid deden haar huiveren. Ze vond de stevige, vrijpostige manier waarop hij haar lichaam betastte verschrikkelijk opwindend. Ieder deel van haar dat haar tot vrouw maakte wond hem op. De manier waarop hij haar wilde ruiken, proeven en ervaren had iets dierlijks, en hij was daarin zo ongeremd dat ze er bijna verlegen van werd. Toen hij tegen de muur de liefde met haar bedreef, bestond alleen die kleine kamer nog. 

   ‘Ik kan zo niet naar Maria,’ fluisterde ze ademloos, toen ze bevredigd waren.

   ‘Ssst.’ Hij legde zijn hand op haar mond en spitste zijn oren. Voetstappen. Zonder zijn ogen van haar af te houden duwde hij haar tegen de muur. Het was een lichte tred, die steeds dichterbij kwam. Sofia durfde nauwelijks nog te ademen. Haar verbeelding had de scène al in haar hoofd opgeroepen. De verbijstering op het gezicht van Claudia. De teleurstelling in de ogen van haar vader. Weer zou ze zichzelf te schande maken. Haar hart bonkte van angst. Maar de argeloze voetstappen gingen de deur voorbij en waren snel buiten gehoorsafstand. 

   Ze liet zich slap tegen hem aan vallen. Hij haalde diep adem en kuste haar klamme voorhoofd.

   ‘Gelukkig,’ fluisterde hij.

   ‘O Dios, Santi. Waar zijn we mee bezig?’ 

   ‘Met iets heel doms. Kom, we moeten hier weg.’

   ‘Maar ik wil naar Maria toe,’ zei ze naar waarheid. ‘Ik kwam voor haar, weet je.’

   Hij keek met een zelfvoldane glimlach op haar neer en schudde teder het hoofd. ‘Nou, in plaats daarvan kreeg je mij. God, wat zie je eruit,’ voegde hij er liefdevol aan toe. ‘Het is beter dat ze je zo niet zien.’

   ‘Waar moeten we heen? Dadelijk worden we gezien.’

   Hij dacht even na. ‘Luister, als jij nu de badkamer in schiet en je opfrist – je haar zit helemaal in de war. Heel sensueel als je het mij vraagt, maar Maria zou het meteen in de gaten hebben. Dan zie ik je dadelijk op haar kamer.’

   ‘Oké.’

   ‘Goed. Ik kijk even of de kust veilig is.’ Hij bleef echter roerloos staan.

   ‘Nou, ga dan,’ zei ze.

   Hij nam haar gezicht in zijn handen en kuste haar weer.

   ‘Ik wil niet weg. Voel maar,’ zei hij, en hij legde haar hand op zijn kruis, ‘ik zou zo nog een keer kunnen.’

   Ze lachte stilletjes tegen zijn borst. ‘Gek, zo kun je ook niet de kamer uit – we zitten hier vast!’ De situatie was zo absurd dat ze in de lach schoten. Ze liepen het gevaar betrapt te worden, met alle ellendige gevolgen van dien, en het enige wat ze deden was giebelen als een paar kleine kinderen. Ten slotte sloop hij voorzichtig naar de deur en gluurde de gang op. 

   ‘Kom,’ siste hij naar haar. Met ingehouden adem liepen ze op hun tenen door de gang. De lach was van hun gezicht verdwenen. Zodra ze bij de eerstvolgende deur kwamen, dook ze de veilige badkamer in. Hij liep door naar de kamer van zijn zus.

 

Eenmaal in de badkamer leunde Sofia opgelucht tegen de deur. Ze voelde Santi’s handen nog overal en haar huid gloeide. Toen ze zichzelf in de spiegel zag, begreep ze wat Santi had bedoeld. Haar wangen waren rood en haar ogen glinsterden. Ze zag er opgewonden uit. Het deed haar goed zichzelf zo te zien. Ze waste haar gezicht en fatsoeneerde zich zo goed als het ging. 

   Maria was blij haar te zien. Haar bruine ogen lichtten op toen Sofia de kamer binnenkwam. Ineens voelde Sofia zich schuldig dat ze met Santi de liefde had bedreven onder hetzelfde dak als haar doodzieke nichtje. Het voelde gewoon verkeerd. Padre Julio hief vanuit zijn vergulde troon vast zijn benige vinger naar haar op.

   Santi zat languit in een fauteuil en nipte aan een glas wijn. Zijn gezicht verried geen schuldgevoelens. Eduardo zat aan het voeteneind van Maria’s bed. Tot Sofia’s opluchting was Claudia nergens te bekennen. Ze begroette Santi alsof ze hem sinds de vorige dag niet meer had gezien. Toen ze vooroverboog om hem te kussen, kneep hij twee keer in haar arm – een geheime code van vroeger. Ze kneep hem terug.

   Eduardo zag er grauw uit, en ondanks zijn glimlach stond de wanhoop in zijn ogen te lezen. Haar hart ging naar beiden uit. Hoe kon ze te midden van zoveel verdriet met Santi de liefde bedrijven?

   Maria was zwak maar blij. Ze kletsten samen, zonder het over haar ziekte te hebben. Eenieder van hen hoopte dat ze beter werd, want niemand wilde de harde waarheid onder ogen zien dat ze achteruitging. Ze hadden het over de kinderen, die weer naar school zouden gaan. Maria had liever gehad dat ze bleven, maar vond het beter voor hen dat hun leven zijn normale gang ging. Ze zouden samen met Claudia en haar kinderen vertrekken. Sofia ving Santi’s blik op toen Claudia’s naam viel en ze merkte dat hij net zo naar hun tijd samen uitkeek als zij. 

   Maria werd snel moe. Toen haar ogen steeds verder dichtvielen, besloten ze haar te laten slapen en naar het terras te gaan. Claudia zat keurig rechtop op het bankje op de veranda, met haar dochter als een aanhankelijk hondje tegen haar aan genesteld. Sofia glimlachte stijfjes naar haar; ze verwachtte een ijzige ontvangst. Tot haar verbazing echter las ze in de ogen van de andere vrouw een ongerustheid die er daarvoor niet was geweest. Ze zag er angstig uit. Claudia kwam iets naar voren en duwde haar dochter met een vriendelijk gebaar van zich af. De anderen haalden iets te drinken en schenen geen haast te hebben zich buiten bij hen te voegen. Sofia moest een gesprek beginnen met Claudia, er zat niets anders op.

   ‘Zo,’ zei ze behoedzaam, ‘ik hoor dat je vanavond terug naar Buenos Aires gaat.’

   ‘Ja,’ antwoordde Claudia, die haar ogen neersloeg. Er volgde een ongemakkelijke stilte waarin Sofia een beetje ronddrentelde, niet wetend of ze moest blijven staan of moest gaan zitten.

   ‘Naar welke school gaan de kinderen? San Andrés?’ vroeg ze.

   ‘Ja,’ zei Claudia kortaf.

   ‘Daar heb ik ook op gezeten.’

   ‘Dat heeft Santi me verteld, ja.’

   ‘Ach zo.’

   ‘Santi en ik hebben een fijne relatie, hij vertelt me alles,’ zei ze uitdagend.

   ‘Weet ik. Hij vertelde me hoe goed je altijd voor hem bent. Je maakt hem heel gelukkig,’ slijmde Sofia knarsetandend.

   ‘En hij is goed voor mij – ik zou me geen betere echtgenoot of vader voor de kinderen kunnen wensen.’ Ze keek Sofia met een stalen blik aan. ‘Hij wil hier blijven voor Maria. Hij is dol op haar. Ik ben bang dat hij ontroostbaar zal zijn als ze er straks niet meer is. Maar goed, het leven zal uiteindelijk toch weer gewoon zijn gang gaan. Ik neem aan dat jij terug naar je gezin gaat?’

   ‘Ja, dat denk ik wel.’ Sofia wilde echter niets liever dan blijven.

   ‘Hoe vind je het hier na al die jaren in het buitenland?’ vroeg de andere vrouw, en er verscheen een triomfantelijk glimlachje om haar mond.

   ‘Het is net alsof er niets veranderd is. Het is verbazend hoe gemakkelijk een mens zijn oude leven weer oppakt.’

   ‘O ja, is dat zo?’ vroeg Claudia poeslief.

   ‘Natuurlijk.’

   ‘Maar mensen veranderen, nietwaar? Oppervlakkig lijkt alles nog zoals vroeger, maar waarschijnlijk voel je je in beide landen een buitenstaander.’

   ‘Nee, niet echt. Ik voel me nergens een buitenstaander,’ loog Sofia.

   ‘Nou, dan mag je jezelf gelukkig prijzen. Want dat is heel ongewoon. Het verbaast me dat je je hier thuis voelt. Er zijn zoveel nieuwe gezichten – een heel nieuwe hiërarchie. Je maakt geen deel meer uit van Santa Catalina. Santi vertelde me dat iedereen het hier altijd over je had; nu praat niemand meer over je.’

   Haar botheid stak Sofia, en inwendig deinsde ze terug. ‘Ik wil helemaal niet dat er over me wordt gepraat, Claudia,’ antwoordde ze ijzig. ‘Ik ben hier voor Maria. Wij hebben een vriendschap die jij nooit zult kunnen begrijpen. Wat jij denkt is onbelangrijk. Mijn wortels hier gaan dieper dan die van jou ooit zullen gaan.’

   ‘Maar ik woon hier, Sofia, en Santi is mijn man. Jij zult te zijner tijd teruggaan naar je gezin. Je hoort hier niet meer thuis.’

   Op dat moment kwam Santi het terras op gekuierd, met Miguel, Panchito, Eduardo en Chiquita in zijn kielzog. Claudia’s blos viel hem meteen op en met een bezorgd gezicht schoot zijn blik van zijn vrouw naar zijn geliefde.

   ‘Blijf je lunchen, Sofia?’ vroeg Chiquita. ‘Of dineren, als je wil?’

   ‘Ik eet dadelijk met mijn ouders, Chiquita, maar ik zou vanavond wel samen met jullie willen dineren.’ Daarop wendde ze zich tot Claudia en vervolgde: ‘Ik zal je wel niet meer zien.’ Claudia’s hals werd rood van ingehouden woede toen Sofia haar een tevreden glimlach toewierp. ‘Ik hoop dat jullie een veilige rit naar Buenos Aires hebben.’

   Terwijl Sofia tussen de bomen door naar huis liep, huppelde ze bijna van geluk. Ze voelde triomf. Claudia was in de verdediging gegaan. Als ze zich door haar bedreigd voelde, dan moest dat toch een teken zijn dat het tussen haar en Santi niet allemaal koek en ei was. Ze vulde de leegte die ik achterliet, maar nu ben ik terug, dacht Sofia triomfantelijk.

 

Rond een uur of vijf in de middag vertrokken de auto’s richting Buenos Aires. De kinderen van Rafael en Jasmina gingen met de chauffeur mee en die van Santi en Claudia samen met die van Maria. Toen het glinsterende stof achter hen was neergeslagen, liep Sofia triomfantelijk naar Chiquita’s huis.

   Na het diner verhuisden ze allemaal naar het terras. Daar, in de vochtige lucht, daalde de zwaarmoedigheid op hen neer. Bespied door de verborgen ogen van de dieren van de pampa, zaten ze in de duisternis en praatten openlijk over Maria. Sofia had er moeite mee naar het zachtaardige gezicht van Eduardo te kijken. Toch was het op de een of andere manier bevrijdend om zo met zijn allen over haar te praten. Eindelijk waren ze eens realistisch. Ze zou niet lang meer te leven hebben. Miguel had Fernando gebeld, die voor het eerst sinds zijn gevangenneming naar Santa Catalina zou komen om afscheid van zijn zus te nemen. Hij zou ter wille van haar zijn angsten proberen te overwinnen en wellicht dat hij de schaduwen uit het verleden van zich af kon werpen. 

   Chiquita en Miguel hielden troostend elkaars hand vast. Ondanks de maanden van voorbereiding zou het moeilijk zijn. Het was nog slechts een kwestie van dagen. Op dat moment voelde Sofia zich erg dicht bij haar neven en nichten staan. Ze deelden allemaal een verleden; ze deelden allemaal hun liefde voor Maria. Dat schiep een band. Een band die niet ongedaan kon worden gemaakt, wat er ook zou gebeuren.

   Later, toen de anderen naar bed waren, zaten Santi en Sofia zoals de avond ervoor samen op het bankje. Zwijgend zaten ze naast elkaar. Ze hadden niet de behoefte om te praten. Het feit dat ze bij elkaar waren was genoeg. Hij hield haar hand vast en trok haar tegen zich aan. Sofia wist niet hoe lang ze zo zaten, maar na een tijdje deed haar hele lijf pijn.

   ‘Ik moet bewegen, Santi,’ zei ze, en ze rekte zich uit. Ze voelde zich stijf en slaperig – melancholiek ook. ‘Ik denk dat ik naar bed ga. Ik kan mijn ogen niet openhouden.’

   ‘Ik wil de nacht met je doorbrengen, Chofi. Ik heb je vannacht nodig,’ zei hij. Ze keek naar zijn ingevallen gezicht. Hij zag er kwetsbaar uit vanavond.

   ‘We kunnen niet hier blijven,’ wierp ze tegen.

   ‘Weet ik. Dat zou onbehoorlijk zijn. Ik ga met jou mee.’

   ‘Weet je het zeker?’

   ‘Heel zeker. Ik heb je nodig, Chofi. Ik voel me zo ellendig.’ Ze omhelsde hem als was hij een kind en hij klampte zich aan haar vast. De manier waarop hij haar knuffelde had iets ontroerends. Haar hart ging naar hem uit. ‘Niemand van ons kan iets doen,’ zei hij triest. ‘Ik voel me zo machteloos. En dan denk ik: Stel dat dit een kind van mij overkwam? Zou ik daartegen opgewassen zijn? Hoe lukt mijn ouders dat?’

   ‘Je zou het aankunnen omdat je wel zou moeten. Het doet pijn, en dat zal wel altijd zo blijven, Santi. Maar je moet sterk zijn. Dit soort dingen gebeuren om ons op de proef te stellen. We weten niet waarom het gebeurt, maar God wil Maria terug. We moeten dankbaar zijn dat we haar zo lang bij ons hebben gehad,’ zei ze, haar tranen wegknipperend. Ze dacht na over haar woorden en besefte hoezeer ze als haar moeder klonk. Ondanks al haar rebellie had ze toch meer van haar moeders filosofie opgepikt dan ze zich had gerealiseerd. ‘Kom, dan gaan we naar bed. Je bent zo emotioneel omdat je moe bent. Morgen zul je je weer een stuk sterker voelen.’

   Hand in hand liepen ze tussen de bomen door. Ze zouden opgetogen moeten zijn dat ze de nacht samen konden doorbrengen, maar in plaats daarvan verzwaarde een onverklaarbare eenzaamheid hun hart.

   ‘Ik heb nooit over de dood nagedacht, weet je. Ik heb er nooit mee te maken gehad. Maar ik ben er bang voor. We zijn zo verdomde kwetsbaar.’

   ‘Ja,’ beaamde Sofia effen. ‘We zullen allemaal eens moeten gaan.’

   ‘En dan zie ik die gezichtjes van mijn kinderen. Wat moet ik zeggen als ze vragen waar ze naartoe is? Ik weet niet meer waarin ik moet geloven.’

   ‘Dat komt omdat je boos op God bent. Ik ben mijn hele jeugd boos op God geweest, eenvoudigweg omdat mijn moeder zo’n fanaat was. Ik ergerde me dood. Maar nu geloof ik. Dit alles moet toch een betekenis hebben?’

   ‘Ik moet sterk zijn tegenover mama, maar vanbinnen voel ik me zwak en machteloos,’ bekende hij mismoedig.

   ‘Tegenover mij hoef je niet sterk te zijn, Santi.’

   Hij kneep in haar hand. ‘Ik ben blij dat je gekomen bent – nu heb ik je het meest nodig.’

 

Sofia sloot de deur achter zich en liep naar het raam om de luiken vast te zetten en de gordijnen te sluiten.

   ‘Luister naar de krekels,’ zei ze. Ze was nerveus. Ze hadden al een paar keer de liefde bedreven, maar vanavond zou alles er rustiger en intiemer aan toe gaan. Ze hoorde Santi vanachter naderen. Hij sloot zijn armen om haar middel en trok haar tegen zich aan. Teder kuste hij haar in haar nek. Terwijl ze haar ogen sloot en zich tegen hem aan liet zakken, gleden zijn handen onder haar blouse. Ze voelde zijn ruwe handpalmen op haar buik. Het was benauwd en haar huid was klam. Het volgende moment legde hij zijn handen zo teder op haar borsten dat ze ze bijna niet voelde. Zijn baardstoppels schuurden in haar hals. Ze kronkelde van genot. Ze draaide zich in zijn armen om waarna zijn mond de hare vond; hij kuste haar heftig, alsof hij de pijn van het hier en nu wilde uitwissen en zich in de armen van een liefhebbende vrouw wilde verliezen. Ten slotte gaven ze zich aan elkaar over en in de beslotenheid van de nacht hoefde ze hem met niemand te delen. 

   ‘Ben ik oud?’ vroeg ze naderhand, toen ze merkte dat hij zijn ogen over haar lichaam liet gaan.

   ‘Jij? Jij wordt nooit oud,’ zei hij teder. ‘Alleen ouder.’