Hoofdstuk 21
Genève, 1974
Sofia staarde vanaf het bankje over het diepblauwe meer van Genève naar de bergen in de verte. Haar ogen waren rood en pijnlijk van het huilen. Het was koud, hoewel de lucht van het allermooiste korenbloemblauw was. Ze zat ineengedoken in de nappajas en wollen hoed van haar nichtje, en huiverde. Dominique had gezegd dat ze moest eten. Wat zou Santi zeggen als ze straks als de schim van de vrouw die hij vaarwel had gezegd, naar Argentinië terugkeerde? Ze kreeg echter geen hap door haar keel. Zodra hij haar brief had beantwoord, zou ze eten.
Sofia was begin maart in Genève aangekomen. Het was voor het eerst dat ze in Europa was. Ze had versteld gestaan van de verschillen tussen haar land en Zwitserland. Genève was schoner dan schoon. De straten zagen er netjes uit en hadden geen kuilen, en de winkels, met kozijnen van glimmend koper, waren luxueus ingericht en geurden heerlijk. De auto’s waren modern en glanzend en de huizen waren vrij van de onvolkomenheden die de turbulente geschiedenis aan de huizen in Buenos Aires had toegebracht. Maar ondanks alle orde en netheid, miste Sofia de chaos en uitbundigheid van haar eigen stad. In Genève sloten de restaurants om elf uur, terwijl Buenos Aires pas tegen die tijd ontwaakte en tot in de kleine uurtjes gonsde van het leven. Ze miste de drukte, de lawaaierige cafés, de straatfeesten en entertainers, de geur van diesel en gebrande karamel, de geluiden van blaffende honden en schreeuwende kinderen, alles wat bij de straten van de stad hoorde. Ze vond Genève te rustig. Netjes, mondain, cultureel, maar te rustig.
Sofia had haar vaders neef Antoine en zijn vrouw Dominique nooit eerder gezien, hoewel ze haar ouders wel over hen had horen spreken. Antoine was de achterneef van haar vader. Alles wat ze van hem wist had ze uit haar vaders verhalen over zijn ‘Londense tijd’, toen ze als twee jonge honden door de stad hadden gestruind, en Anna had haar verteld dat ze gedurende hun verloving bij het stel in Kensington had gewoond. Sofia meende zich te herinneren dat Anna niet met Dominique had kunnen opschieten – ze vond haar ‘veel te’, wat dat ook mocht betekenen. Dominique had Anna ook nooit gemogen – ze herkende een opportunist al van verre – maar Sofia had ze direct aardig gevonden. Net Paco, had ze blij bij zichzelf gedacht.
Tot Sofia’s opluchting bleken Antoine en Dominique het leukste stel te zijn dat ze ooit had ontmoet. Antoine was groot en geestig, en sprak Engels met een zwaar Frans accent. In het begin dacht ze dat hij zo praatte om haar aan het lachen te maken; daar was ze ook wel aan toe geweest toen ze aankwam. Maar ze had het echt leuk gevonden, en hij genoot van haar plezier.
Dominique was een welgevormde vrouw van in de veertig. Ze had een open, vriendelijk gezicht en grote blauwe ogen, die ze opensperde als ze ergens belangstelling voor wilde tonen. Ze bond haar lange blonde haar met een gestippelde zakdoek in een paardenstaart. Altijd met een gestippelde zakdoek. Dominique vertelde Sofia dat ze Antoine dankzij een gestippelde zakdoek had leren kennen. Hij had haar die tijdens een opera-uitvoering in Parijs vanaf de rij achter haar aangeboden, toen hij zag dat ze haar tranen aan de mouw van haar zijden jurk afveegde. Vanaf dat moment droeg ze ter herinnering aan die belangrijke dag altijd een gestippelde zakdoek.
Dominique was luidruchtig en flamboyant, niet alleen wat betreft de manier waarop ze lachte, want ze klonk als een grote exotische vogel, maar ook de manier waarop ze zich kleedde. Ze droeg altijd wijde, bonte broeken en lange blouses, die ze in een exotisch boetiekje, genaamd Arabesque, in de Londense Motcomb Street kocht. Aan elke vinger droeg ze een fonkelende ring. ‘Dan heb ik tenminste altijd een boksbeugel bij de hand,’ had ze gezegd, voordat ze Sofia vertelde van de keer dat ze een kwijlende potloodventer op het metrostation van Knightsbridge het gebit uit de mond had geslagen. ‘Als hij nu wat forser geschapen was geweest, had ik hem de hand geschud,’ grapte ze. ‘Londen is een rare stad, de enige plaats ook waar ik wel eens ben bedreigd of lastiggevallen. Altijd trouwens in de metro.’ Ze voegde er droogjes aan toe: ‘Ik herinner me nog zo’n vies klein mannetje, dat nauwelijks tot aan mijn navel kwam. Hij keek me met van die verlekkerde oogjes aan zei: “Ik ga je neuken.” Dus ik keek langs mijn neus op hem neer en zei streng dat als hij dat zou doen en ik het zou merken, ik heel, heel boos zou worden. Hij schrok zo dat hij er bij het volgende station met de staart tussen de benen tussenuit kneep.’
Sofia was onder de indruk van haar paarse en glinsterend blauwe oogschaduw, die ze gebruikte om de kleur van haar ogen op te halen. ‘Waarom zou ik natuurlijke kleuren gebruiken? Dat kan de natuur zelf wel,’ had ze gelachen toen Sofia had gevraagd waarom ze zulke felle kleuren gebruikte. Ze rookte door een lang zwart sigarettenpijpje, net als prinses Margaret, en lakte haar nagels bloedrood. Ze was zelfverzekerd, vrijpostig en eigenzinnig. Sofia begreep maar al te goed waarom haar moeder haar niet had gemogen, want dat waren nu net de eigenschappen die Sofia meteen in haar bewonderde. Sofia en Anna waren het zelden met elkaar eens geweest.
Antoine en Dominique woonden aan de Quai de Cologne, in een groot wit huis met veel pracht en praal, dat over het meer uitkeek. Terwijl Antoine lange uren maakte in de financiële wereld, schreef zijn vrouw boeken. ‘Veel moord en seks,’ antwoordde ze grijnzend, toen Sofia vroeg waarover ze schreef. Ze had haar een boek gegeven om haar op te vrolijken. Het heette Naked Suspect en was vreselijk slecht; zelfs Sofia, die weinig ervaring met goede literatuur had, begreep dat. Het verkocht echter goed, en ze was altijd wel onderweg naar een interview of signeersessie. Het stel had twee kinderen, de tieners Delfine en Louis.
Sofia had Dominique meteen in vertrouwen genomen toen ze medeleven had getoond met haar situatie. ‘Weet je, chérie, jaren geleden had ik een stormachtige relatie met een Italiaan. Ik hield zielsveel van hem, maar mijn ouders vonden hem niet goed genoeg voor mij. Hij bezat een winkeltje in leer in Florence. In die tijd woonde ik in Parijs. Mijn ouders stuurden me naar Florence voor mijn kunstopleiding, niet voor de mannen. Maar ik kan je wel vertellen, chérie, dat ik met Giovanni meer over Italië heb geleerd dan op die school.’ Ze had haar diepe, hese lach gelachen. ‘Terwijl ik me nu niet eens meer zijn achternaam kan herinneren. Het is zo lang geleden. Wat ik probeer te zeggen, chérie, is dat ik weet hoe je je voelt. Ik heb een maand gehuild.’
Sofia huilde nu al langer dan een maand. Ze had op een regenachtige middag op Dominiques bed met de witte damasten sprei gelegen en haar alles verteld, vanaf het moment dat Santi was thuisgekomen die zomer tot aan het moment dat hij haar onder de ombu-boom vaarwel had gekust. Terwijl ze helemaal in haar herinneringen was opgegaan, had Dominique, kettingrokend en achteroverleunend in de kussens, begrijpend naar haar geluisterd. Alles had ze verteld, tot in de kleinste details, zelfs – zonder blikken of blozen – hoe ze de liefde hadden bedreven. Aangezien ze een roman van Dominique had gelezen, wist ze dat ze van weinig zou schrikken.
Dominique had Sofia vanaf het begin gesteund. Ze begreep niet waarom Anna en Paco de twee niet hadden toegestaan te trouwen en een kind te krijgen. Als zij Sofia’s moeder was geweest had ze hen geen strobreed in de weg gelegd. Er moet meer achter zitten, dacht ze, en ze zocht de schuld bij Anna. ‘Niets voor Paco,’ had Antoine gezegd, toen Dominique hem Sofia’s verhaal had verteld.
Daarna hadden ze het over de baby gehad. Sofia stond erop het kind te houden. ‘Ik heb Santi in mijn brief over de baby verteld. Ik weet dat hij wil dat ik het krijg. Hij zal een lieve vader zijn. Ik neem het kind mee terug naar Argentinië. Dan hebben ze er niets meer over te zeggen. We zullen een gezin vormen, en daarmee uit.’
Dominique steunde haar. Natuurlijk moest ze het kind niet laten weghalen. Het idee alleen al. Ze zou haar graag overal mee helpen. Het zou hun geheim zijn tot Sofia zover zou zijn om het haar familie te vertellen. ‘Je kunt hier blijven zolang als je wilt,’ had ze gezegd. ‘Ik zal van je houden als van mijn eigen dochter.’
In het begin was het allemaal heel opwindend geweest. Sofia had Santi bij aankomst direct geschreven en Dominique had graag het adres voor haar op de envelop geschreven. Om het te vieren had Dominique haar vervolgens mee uit winkelen genomen op de rue de Rive, waar ze de laatste Europese mode voor haar had aangeschaft. ‘Draag dit maar zolang het nog kan. Het zal je straks niet meer passen,’ had ze lachend gezegd.
In de weekenden waren ze gaan skiën in Verbier, waar Antoine een schitterend chalet bezat, dat op een berghelling lag en over het dal uitkeek. Louis en Delfine namen hun vrienden en vriendinnen mee en er werden vrolijke spelletjes gedaan voor het knetterende vuur in de open haard. Ze hadden de brief met veel ritueel op de bus gedaan, en zich erin verheugd dat niemand een brief met een Franse postzegel zou verdenken. Sofia stelde zich voor hoe Santi de brief zou ontvangen en haar onmiddellijk zou terugschrijven. Ze rekende uit hoe lang hij over de brief zou doen en hoe lang de brief onderweg zou zijn. Ze wachtte vol spanning. Toen de geschatte twee weken overgingen in een maand, en vervolgens in twee maanden, verslechterde haar stemming, tot ze helemaal niet meer kon eten of slapen, en er moe en bleek begon uit te zien.
Sofia was haar dagen doorgekomen met de verschillende lessen die Dominique voor haar had opgesteld. Lessen in Frans, kunst, muziek en schilderen. ‘We moeten je bezighouden, zodat je geen heimwee krijgt en Santi niet te veel gaat missen,’ had ze gezegd.
Sofia had zich volledig op de lessen gestort, omdat het haar een soort geestelijke verlichting gaf. De muziek die ze uitzocht om op Dominiques piano te spelen, was hartverscheurend, de schilderijen die ze maakte waren donker en melancholiek, en bij het bestuderen van de hemelse schoonheid van de schilderijen uit de Italiaanse Renaissance liet ze haar tranen de vrije loop. Terwijl ze op Santi’s brief wachtte, en stiekem hoopte dat hij als verrassing ineens voor haar zou staan, zocht ze in de kunst een uitlaatklep voor haar wanhoop en verdriet. Ze had Santi nog eens geschreven, en nog eens, voor het geval hij haar eerste brief niet had ontvangen, maar nog steeds geen woord van hem. Helemaal niets.
Ze keek over het meer en vroeg zich af of ze Santi misschien door haar zwangerschap had afgeschrikt. Stel dat hij er niets van wilde weten. Stel dat hij dacht dat het voor iedereen beter was dat hij haar vergat en doorging met zijn leven. Maar Maria dan? Was zij haar ook vergeten? Sofia had haar willen schrijven. Ze was zelfs een paar keer aan een brief begonnen, maar iedere keer had ze hem verscheurd en in het vuur gegooid. Haar schaamte was te groot. Ze wist niet wat ze moest zeggen. Sofia keek om zich heen, naar de iele bloempjes die hun kopjes boven de sneeuw uitstaken. De lente was in aantocht en er groeide een kind in haar buik. Ze zou gelukkig moeten zijn. Maar ze miste Santa Catalina, miste de warme zomerdagen en de klamme siësta’s op de zolderkamer, waar niemand hen iets had kunnen doen.
Toen ze naar het huis terugkeerde, stond Dominique vanaf het balkon met een witte envelop in haar hand naar haar te zwaaien. Sofia holde de straat door. Haar gezicht klaarde op. Ineens vulde de schone lucht haar longen en proefde ze de lente. Dominique wachtte haar met een brede glimlach op; haar witte tanden staken glinsterend af tegen haar scharlakenrode lippen.
‘O, ik wou hem zo graag openmaken. Schiet op! Wat staat erin?’ drong ze ongeduldig aan. Eindelijk had die jongen geschreven. Sofia zou weer kunnen lachen.
Sofia griste de brief uit haar hand en bekeek de adressering op de voorkant. ‘O,’ kreunde ze teleurgesteld. ‘Hij is van Maria. Maar misschien hebben ze hem verboden mij te schrijven en heeft zij het gedaan.’ Ze scheurde de envelop open. Haar ogen vlogen over het nette, ronde handschrift. ‘O nee!’ jammerde ze, in tranen uitbarstend.
‘Wat is er, chérie, wat staat er?’ vroeg Dominique geschrokken. Sofia wierp zich op de bank, terwijl Dominique de brief uit haar hand griste en begon te lezen.
‘Wie is Máxima Marguiles?’ vroeg ze boos.
‘Weet ik niet,’ snikte Sofia, overmand door verdriet. ‘Maria zegt dat hij met Máxima Marguiles uitgaat. Hoe kan hij – zo kort na mijn vertrek?’
‘Geloof je wat ze schrijft?’
‘Natuurlijk geloof ik dat. Ze was mijn beste vriendin.’
‘Misschien gaat hij met haar uit om je familie te laten denken dat hij je vergeten is. Misschien is het wel gespeeld.’
Sofia trok haar handen van haar gezicht.
‘Denk je?’
‘Het is toch een slimme jongen?’
‘Ja. Ik ging om dezelfde reden met Roberto Lobito uit,’ zei ze, en ze klaarde iets op.
‘Roberto Lobito?’
‘Ach, dat is een heel verhaal,’ antwoordde ze, en ze wuifde het weg om niet van het onderwerp Santi af te dwalen.
‘Weet Maria van je verhouding met Santi?’ vroeg Dominique. Sofia werd misselijk van schaamte. Ze had het Maria moeten vertellen.
‘Nee, het was ons geheim. Ik heb het niemand anders verteld. Ik kon het niet. Ik vertelde Maria altijd alles, alleen dit keer… nou ja, ik kon het gewoon niet.’
‘Dus je denkt dat Maria van niets weet?’ vroeg Dominique kalm.
‘Ik weet het niet,’ reageerde Sofia, terwijl ze opgewonden op haar nagels beet. ‘Nee, ze kan het niet weten, want als ze het wel wist, dan zou ze me niet kwetsen door over Máxima te beginnen. Dan zou ze het in haar brief ook over Santi en mij hebben gehad. We waren echt heel, heel goede vriendinnen. Ik denk eigenlijk toch dat ze van niks weet.’
‘Dan zal Santi haar zeker ook niet in vertrouwen hebben genomen, of wel?’
‘Nee, ik denk het niet.’
‘Oké, als ik jou was zou ik wachten tot ik een brief van Santi kreeg.’
Dus wachtte Sofia. De dagen werden langer en de lente ging over in de zomer, totdat de zon alle sneeuw had doen smelten en de boeren hun koeien uit de schuur lieten om ze op de alpenweiden van het malse gras te laten grazen. In mei was ze vijf maanden zwanger. Haar buik was dik en rond, maar de rest van haar lichaam was vel over been. Dominiques dokter zei haar dat ze moest eten, omdat haar kind anders tekort zou komen. Daarom dwong ze zichzelf gezond te eten en genoeg water en vruchtensap te drinken. Dominique maakte zich constant zorgen en bad in stilte dat Santi zou schrijven. De ploert! Maar er kwam geen brief. Sofia hoopte nog lang nadat Dominique de hoop al had opgegeven. Ze zat uren op het bankje over het meer uit te staren, terwijl de winter overging in de lente, de lente in de zomer en uiteindelijk de zomer in de herfst. Binnen in haar stierf er iets. Haar hoop.
Pas toen ze wat minder emotioneel werd en ze de gebeurtenissen objectiever kon bekijken, drong het tot haar door dat als Maria haar adres wist, Santi het ook kon weten. Ze realiseerde zich dat hij haar makkelijk had kunnen schrijven, maar dat hij het niet had gedaan. Wat de reden ook mocht zijn, hij had haar verraden. Hij had het besluit genomen geen contact met haar te zoeken. Sofia probeerde zichzelf te troosten en zijn verraad te rechtvaardigen door honderd redenen te verzinnen waarom de wanhopige Santi uit liefdesverdriet geen andere keus had gehad dan haar te laten gaan.
Op 2 oktober 1974 beviel Sofia van een gezonde zoon. Ze huilde toen hij op haar borst lag en ze keek toe terwijl hij dronk. Hij had donker haar, zoals zij, en blauwe ogen. Volgens Dominique werden alle baby’s met blauwe ogen geboren. ‘Dan krijgt hij groene ogen, zoals zijn vader,’ zei Sofia. ‘Of bruine, zoals zijn moeder,’ voegde Dominique eraan toe.
Het was een moeilijke geboorte geweest. Ze had het uitgeschreeuwd toen de hevige pijnen in haar baarmoeder ondraaglijk waren geworden. Terwijl ze Dominiques hand bijna had fijngeknepen, had ze om Santi geroepen. Op dat intense moment, waarin het gevecht uiteindelijk was overgegaan in opluchting en vreugde, was de leegte in haar hart net zo groot geweest als in haar schoot. Santi hield niet meer van haar, en het gemis van zijn liefde wierp een schaduw over haar ziel. Voor haar gevoel had ze niet alleen haar geliefde, maar ook de enige vriend die ze in de wereld bezat, verloren. Ze verviel weer in wanhoop.
De vreugde die ze voelde toen ze haar kind voor het eerst in haar armen hield, vulde een moment de leegte die Santi had achtergelaten. Ze liet haar hand over de gevlekte huid van zijn wangetjes glijden, streelde zijn engelenhaar en snoof zijn warme geur op. Terwijl hij dronk speelde ze met zijn kleine vingertjes, die hij bezitterig om de hare klemde en weigerde los te laten, zelfs wanneer hij in slaap was gevallen. Hij had haar nodig. Ze genoot ervan te zien hoe hij zijn buikje vulde met haar melk. Melk die hem in leven hield en deed groeien. Het zuigen aan haar borst zorgde voor een vreemd trekkend gevoel in haar buik, dat haar opwond. Wanneer hij huilde, voelde ze het in haar buik nog voor ze het had gehoord. Ze zou hem Santiguito noemen, omdat Santi dat gewild zou hebben als hij erbij was geweest – kleine Santiago.
Na de eerste vreugde over de liefde voor haar baby, viel Sofia weer in een zwart gat. Haar toekomst scheen niets te brengen waar ze zich op kon richten. Ze raakte in een crisis. Ze werd bevangen door een vlaag van paniek die de lucht uit haar longen scheen te persen en haar het ademhalen bijna onmogelijk maakte. Ze kon niet in haar eentje voor een zuigeling zorgen; ze wist niet hoe. Niet zonder Santi, niet zonder Soledad. Toen ze haar mond opende om te schreeuwen, kwam er enkel een lange, geluidloze snik uit. Ze was alleen op de wereld en zag geen uitweg meer.
Sofia dacht vaak aan Maria. Ze verlangde ernaar haar ellende met haar vriendin te kunnen delen, maar wist niet hoe. Ze voelde zich schuldig. Als Maria van haar verhouding met Santi op de hoogte was, waar Sofia inmiddels zogoed als overtuigd van was, zou ze zich verraden voelen. Toen er geen brieven meer kwamen, wist ze het zeker. Sofia voelde zich afgesneden van alles wat haar dierbaar was geweest. Hoe ze ook van Genève probeerde te houden, de stad was voor haar synoniem met verdriet. Ze hoefde maar uit het ziekenhuisraam naar de glinsterende bergen in de verte te kijken of ze dacht aan haar verlies. Ze had de genegenheid van Santi en Maria verloren. Ze had haar geliefde thuis verloren, alles wat haar vertrouwd was en haar een gevoel van liefde en zekerheid gaf. Ze voelde zich eenzaam en in de steek gelaten. Hoe moest ze verder? Waar ze ook naartoe zou gaan, en hoe ver weg ook, ze kon zichzelf en het grote verlies in haar hart niet ontvluchten.
Na een week in het ziekenhuis, kwam Sofia met de baby terug op de Quai de Cologne. Ze had in haar kraambed zeeën van tijd gehad om na te denken. Hoe moeilijk het ook was, ze was tot de onvermijdelijke conclusie gekomen dat Santi hen niet wilde. Terugkeren naar Argentinië was onmogelijk, en al even ondenkbaar was het dat ze naar Lausanne zou gaan, zoals de bedoeling van haar ouders was. In het begin, vorig jaar maart, hadden ze beiden geschreven om hun beslissing nader uit te leggen. Van haar vader had ze de meeste brieven gekregen. Sofia had echter nooit teruggeschreven, waarna de stroom brieven was opgedroogd. Ze dachten zeker dat alles weer goed zou komen als ze terugkeerde naar huis. Maar ze ging niet terug naar huis. Nooit meer.
Aan Dominique legde ze uit dat ze het in Argentinië zonder Santi niet zou uithouden en dat Genève te rustig voor haar was om een nieuw leven op te bouwen. Ze wilde in Londen gaan wonen.
‘Waarom Londen?’ vroeg Dominique, diep teleurgesteld dat Sofia en de kleine Santiguito haar gingen verlaten. ‘Je weet toch dat je hier bij ons kunt blijven. Je hoeft niet weg.’
‘Dat weet ik. Maar ik moet alles wat me aan Santi herinnert achter me laten. Ik vind het heerlijk hier bij jou. Jij en Antoine zijn de enige familie die ik op dit moment nog heb. Maar ik wil een nieuwe start maken, begrijp je?’ Ze zuchtte en sloeg haar ogen neer. Dominique zag dat het meisje voor haar door het moederschap in een jonge vrouw was veranderd. En toch straalde ze niet de gloed van een jonge moeder uit. Ze was eerder verdrietig en afwezig.
‘Papa en mama hebben elkaar in Londen ontmoet,’ vervolgde ze, ‘ik spreek de taal en ik heb een Brits paspoort, omdat mijn grootvader uit Ierland kwam. Bovendien is Londen de laatste plaats waar ze me zullen zoeken. Genève of Parijs ligt meer voor de hand. Of Spanje natuurlijk. Nee, mijn besluit staat vast. Ik ga naar Londen.’
Londen had Sofia altijd gefascineerd. Op de Engelse school San Andres in Buenos Aires had ze over het Engelse koningshuis geleerd, over onthoofding en ophanging, en over de glitter en het ceremonieel waarmee de monarchie werd omgeven. Haar vader had haar beloofd een keer met haar naar Londen te gaan. Nu zou ze alleen gaan.
‘Chérie, wat moet je in Londen met een baby? Je kunt hem niet alleen grootbrengen.’
‘Ik neem hem niet mee,’ antwoordde ze, met haar ogen strak op het Perzische tapijt aan haar voeten gericht. Dominique kon de schok niet verbergen. Haar ogen puilden uit hun kassen en ze staarde verbijsterd naar Sofia’s bleke gezicht.
‘Wat ben je van plan? Wou je hem bij ons achterlaten?’ stamelde ze boos, ervan overtuigd dat Sofia aan een postnatale depressie leed.
‘Nee, nee, Dominique,’ reageerde Sofia vermoeid. ‘Ik wil hem een fijn, aardig gezin geven, dat voor hem zal zorgen als was hij hun eigen kind. Misschien een gezin dat zelf al heel lang naar een kind verlangt… alsjeblieft, vind zo’n gezin voor hem, Dominique,’ smeekte ze, maar de uitdrukking op haar gezicht was er een van vastberadenheid.
Sofia had al haar tranen vergoten. Er kwamen er geen meer. Haar ogen bleven droog, haar hart was verlamd. Antoine en Dominique probeerden haar van haar besluit af te brengen. De zware regen buiten weerspiegelde de ellende in haar hart. Santiguito, die in een oude shawl van Louis was gewikkeld, sliep vredig in zijn wiegje. Sofia legde uit dat ze niet bij dit kind kon blijven dat haar iedere minuut van de dag aan Santi en zijn verraad herinnerde. Ze was te jong. Ze kon het niet aan. Haar toekomst leek een donkere tunnel waar maar geen einde aan leek te komen. Ze wilde haar baby niet.
Antoine had haar streng voorgehouden dat het een mens was over wie ze sprak. Ze was verantwoordelijk voor hem. Het was geen speelgoedje dat ze zomaar van de hand kon doen. Dominique probeerde haar vriendelijk duidelijk te maken dat ze Santi zou vergeten, dat het kind een eigen persoonlijkheid zou ontwikkelen en haar niet langer aan hem zou doen denken. Maar ze luisterde niet. Als ze nu ging, zou het niet zo moeilijk zijn om van hem gescheiden te worden; hij was nog maar een baby. Als ze nog langer bleef, zou ze hem nooit los kunnen laten, en ze kón niet anders. Ze was te jong om voor hem te zorgen. Bovendien paste hij niet in het nieuwe leven dat ze wou beginnen. Haar besluit stond vast.
Terwijl Sofia met Santiguito in de wandelwagen langs het meer wandelde, praatten Dominique en Antoine uren met elkaar om een oplossing te vinden. Geen van beiden wilde dat ze het kind ter adoptie zou afstaan. Daarvan zou ze heel haar leven spijt hebben. Maar Sofia was jong en kon nog niet zo ver vooruitkijken. Hoe kon ze, onervaren als ze was, ooit vermoeden dat de negen maanden in haar buik en de paar weken in haar armen, een onverbreekbare band tussen haar en haar kind hadden gesmeed?
In de hoop dat ze haar gezonde verstand zou terugvinden als ze met een dokter zou praten, stuurden Dominique en Antoine haar naar een psychiater. Sofia gehoorzaamde hen door te gaan, maar kondigde vastberaden aan dat ze niet van gedachten zou veranderen. De psychiater, dokter Baudron, een kleine man met zilvergrijs achterovergekamd haar en een borst die Sofia aan een dikke, tevreden duif deed denken, praatte urenlang met haar. Iedere minuut van het afgelopen jaar werd geanalyseerd. Ze vertelde hem alles, emotieloos, alsof ze vanaf het plafond toekeek hoe ze de gebeurtenissen die tot het bezoek aan zijn bureau hadden geleid, met de mond en stem van een ander opsomde. Na lange, vruchteloze gesprekken, had dokter Baudron tegen Dominique gezegd dat ze óf in een shocktoestand verkeerde óf de meest beheerste persoon was die hij ooit had ontmoet. Hij zou graag meer tijd krijgen, maar zijn cliënt had geweigerd nog langer in behandeling te blijven. Niet ontmoedigd door het oponthoud, had Sofia haar zinnen nog steeds op Londen gezet.
Toen Antoine en Dominique er eenmaal van overtuigd waren dat ze niet van haar besluit was af te brengen, moesten er papieren getekend worden en afspraken worden gemaakt, om haar kind wettelijk voor adoptie op te geven. Dominique was er kapot van. Ze probeerde Sofia duidelijk te maken dat ze er spijt van zou krijgen – misschien niet nu, maar later. Sofia wilde er niets van horen. Dominique had nog nooit iemand meegemaakt die zo koppig was en even had ze met Anna te doen. Als ze haar zin niet kreeg was Sofia niet zo lief als ze had gedacht. Ze kon heel heftig reageren, om vervolgens met een strak gezicht en de armen over elkaar te gaan zitten mokken. Op zo’n moment viel er niet met haar te praten. Behalve koppig was ze ook nog eens trots. Dominique zou dolgraag zien dat Sofia haar koffers pakte en met haar kind terug naar Argentinië ging. Na de eerste schok van het schandaal zou de storm wel zijn gaan liggen, en zouden ze allebei vast en zeker geaccepteerd worden. Maar Sofia wilde niet terug. Nooit meer.
Naarmate de adoptieprocedure vorderde, werd het feit dat ze afstand zou moeten doen van haar zoon met de dag reëler. Nu ze wist dat ze zou vertrekken, koesterde ze iedere seconde met de kleine Santiguito. Ze kon nauwelijks naar hem kijken zonder in huilen uit te barsten. Ze zou hem nooit als volwassen man kennen, zou geen inbreng in de vorming van zijn karakter en toekomst hebben. Ze vroeg zich af hoe hij er als kleuter zou uitzien. Ze drukte zijn kleine lijfje tegen zich aan en praatte urenlang tegen hem, alsof hij door een wonder het geluid van haar stem en de geur van haar huid zou onthouden. Maar hoeveel pijn het ook deed, ze wist dat haar beslissing voor hen allebei de beste oplossing was.
Met pijn in het hart gaven Dominique en Antoine haar wat geld om in Londen een nieuw begin te kunnen maken. Dominique raadde haar aan de eerste nachten een hotel te nemen, voordat ze een etage zou huren. De twee brachten haar naar het vliegveld om haar uit te zwaaien.
‘Wat moet ik tegen Paco zeggen?’ vroeg Antoine korzelig, om zijn emoties te bedwingen. Hij was erg aan Sofia gehecht geraakt, maar nam het haar kwalijk dat ze zo koud kon zijn. Hij kon niet begrijpen hoe ze haar kind kon afstaan. Delfine en Louis waren het mooiste wat hem in zijn leven was overkomen.
‘Geen idee. Zeg maar dat ik een nieuw leven wilde beginnen, maar zeg er niet bij waar.’
‘Je gaat uiteindelijk toch wel weer naar huis, hè, Sofia?’ vroeg Dominique, die treurig het hoofd schudde. Sofia staarde naar de lange, exotische oorbellen die langs haar nek zwaaiden. Ze zou Antoine en Dominique missen. Ze slikte om te voorkomen dat ze zich zou laten gaan.
‘Ik heb in Argentinië niets meer te zoeken. Papa en mama hebben me weggestuurd alsof ik helemaal niets voor hen betekende,’ zei ze met trillende stem.
‘We hebben het er al zo vaak over gehad, Sofia. Je moet het ze vergeven, anders raak je zo verbitterd dat je je leven lang ongelukkig blijft.’
‘Dat maakt me niets uit,’ antwoordde ze.
Dominique haalde diep adem en omhelsde haar nichtje, dat een dochter voor haar was geworden – hoewel een dochter van haar nooit zo koppig zou zijn. ‘Als je iets nodig hebt, maakt niet uit wat, dan kun je altijd bellen. Of terugkomen. We zijn er voor je, chérie. We zullen je allemaal missen,’ zei ze, terwijl ze Sofia tegen zich aan drukte en haar make-up door haar tranen liet bederven.
‘Dank je. Allebei bedankt,’ jammerde Sofia. ‘O, help, ik wilde niet huilen. Ik ben zo’n huilebalk. Wat heb ik toch?’ Snikkend veegde ze met de rug van haar hand haar gezicht af. Ze beloofde contact te blijven houden en te bellen als ze iets nodig had. Terwijl ze de kleine Santiguito voor het laatst tegen zich aan hield en zijn warme babyluchtje opsnoof, drukte ze haar lippen op zijn zachte hoofdje. Het viel haar zo moeilijk dat ze bijna van gedachten veranderde. Maar ze kon niet in Genève blijven, waar ze iedere seconde van de dag aan haar verdriet werd herinnerd. Ze moest opnieuw beginnen. Ze keek op zijn lieve gezichtje neer en prentte het in haar geheugen om het voor altijd te bewaren. Met zijn glanzende blauwe oogjes nam hij haar nieuwsgierig op. Ze wist dat hij zich haar nooit zou kunnen herinneren, waarschijnlijk kon hij haar op dit moment niet eens scherp zien. Ze zou uit zijn leven verdwijnen, en hij zou vergeten dat hij haar ooit had gekend. Terwijl ze zichzelf moed inpraatte, rechtte ze langzaam haar rug. Ze moest nu gaan. Na een laatste keer over Santiguito’s wangetje te hebben gestreken, pakte ze haar tas en verdween door de paspoortcontrole.
Eenmaal aan de andere kant, slikte ze diep, hief haar hoofd op en stopte met huilen. Ze begon een nieuw leven. Zoals grootvader O’Dwyer altijd zei: ‘Het leven is te kort om spijt te hebben. Het leven is wat je er zelf van maakt, Sofia Melody. Het gaat erom hoe je ertegen aankijkt. Een glas is halfleeg of halfvol. Het is allemaal een kwestie van instelling – een positieve instelling.’