Hoofdstuk 41
Zaterdag, 8 november 1997
Sofia werd tegen de middag gewekt door een fluitconcert van chingolos en een ogenblik had ze het surrealistische gevoel dat de voorbije vierentwintig jaar slechts een lange droom waren geweest. De geuren van de pampa, de eucalyptus en de vochtige lucht prikkelden haar neus en ze besloot te blijven liggen om het gevoel zo lang mogelijk vast te houden. Ze was weer terug in haar jeugd, genoot van de plezierige herinneringen. Ze was bang geweest om zich aan het verleden over te geven, bang dat de nostalgie haar volledig in zijn greep zou krijgen. Maar nu bleek dat haar angst ongegrond was geweest. In een soort trance liet ze de stroom beelden uit de eerste hoofdstukken van haar leven aan haar geestesoog voorbijtrekken – de bladzijden sloegen zo snel om dat ze nauwelijks de kans kreeg ze goed te bekijken. Ze had ze zo lang weggedrukt dat ze zich nu in alle hevigheid aan haar opdrongen; met genoegen liet ze ze weer tot leven komen. Ze wilde niet opstaan. In haar hart wenste ze dat het verleden weer heden werd en dat José met haar merrie en taco bij de stallen op haar stond te wachten.
Het eerste wat ze zag toen ze haar ogen opende was haar koffer. Maar toen rook ze Santi op haar huid, op haar lippen en haar handen. Ze legde haar handpalmen op haar gezicht en ademde hem langzaam in. De herinneringen kwamen onmiddellijk terug en ze genoot van elke seconde. Ze was weer thuis. Santi hield nog altijd van haar. Maar Maria lag op sterven, en met een schok kwam ze weer terug in de werkelijkheid.
Ze was te laat voor het ontbijt. Ze had er geen moment bij stilgestaan dat haar vader wellicht op het terras op haar had zitten wachten. Dat hoorde ze pas later van Soledad. Met haar gedachten was ze echter al weer bij Santi. Ze vond het jammer dat ze haar vader niet had gezien, maar dat gevoel verdween snel toen ze resoluut naar Chiquita’s huis liep. Ze kwam langs Anna die met een grote hoed op in de zon zat te lezen. Wat zijn mensen toch gewoontedieren, dacht ze bij zichzelf. Anna keek op en glimlachte. Ze glimlachte een tikje ongemakkelijk terug en zwaaide. Haar moeder wist waar ze naartoe ging, dus ze hoefde geen uitleg te geven.
Nog voordat ze bij het huis aankwam bereikte haar een melodie van Strauss. De muziek deed haar hart opspringen van vreugde en ze huppelde bijna door de stralende zonneschijn. Maria zat buiten op het terras, met een deken over zich heen en met haar hoofd bedekt met een gebloemd zonnehoedje. Het viel haar op dat haar wangen weer een beetje kleur hadden gekregen en dat er een blije glans in haar ogen schitterde. Ze stak haar hand uit toen Sofia om de hoek verscheen.
‘Sofia,’ zei ze, en ze schonk haar nichtje een tedere glimlach. Haar gezicht straalde warmte uit.
‘Je ziet er een stuk beter uit,’ begroette Sofia haar verrukt, en ze boog zich naar haar toe om haar een kus te geven.
‘Ik voel me ook beter.’
Toen Sofia naar het smalle maar stralende gezicht keek, was ze ervan overtuigd dat alles in orde zou komen. Ze kon zich gewoon niet voorstellen dat iemand die zo goed was als Maria van hen zou worden weggenomen. Vooral niet nu ze elkaar net weer hadden gevonden.
Chiquita kuierde om het huis om de planten te verzorgen en Maria’s jongste kinderen speelden met hun neefjes en nichtjes bij de schommels.
‘De anderen zijn op de tennisbaan of liggen aan het zwembad,’ zei Maria. ‘Ga er maar heen, als je zin hebt.’
‘Word je er moe van als iedereen zo om je bed heen hangt?’ vroeg Sofia. Ze wilde niet dat Maria zich gedwongen voelde om met haar te praten.
‘Een beetje. Ik wil niet dat iedereen zich om mijn bed verzamelt en gaat zitten wachten tot ik doodga.’ Ze lachte droevig en sloeg haar ogen neer.
‘De wonderen zijn de wereld nog niet uit, moet je maar denken. Je ziet er echt veel beter uit,’ beweerde Sofia hoopvol.
‘Het zou geweldig zijn als er een wonder zou gebeuren. Dat zou een mooie verrassing zijn.’ Maria zuchtte. ‘Ik voel me inderdaad beter. In het ziekenhuis heb je het gevoel dat je al dood bent.’
‘Laten we er maar niet over praten, Maria. Laten we over vroeger praten,’ stelde Sofia voor.
‘Nee, ik wil dat je me vertelt wat je de afgelopen vierentwintig jaar allemaal hebt uitgespookt. Ik doe mijn ogen dicht en dan mag jij me een mooi verhaal vertellen.’ Dus leunde Sofia achterover in haar stoel en liet ze Maria wegdoezelen terwijl zij doorkletste over het leven dat ze samen hadden kunnen hebben.
Zoals gebruikelijk op zaterdag was er een asado. De vertrouwde geuren van geroosterde lomo en chorizo dreven mee op de wind en Sofia keek toe terwijl de hele familie zich onder het gebladerte van de grote eucalyptusbomen verzamelde. Maria had zich met haar verpleegster in huis teruggetrokken, omdat ze niet samen met de anderen kon eten. De drukte zou te veel voor haar zijn. Sofia was vergeten hoe lawaaierig hun asados altijd waren.
Er was niets veranderd, behalve dat de haar bekende gezichten er ouder uitzagen en de nieuwe onbekend. Clara wilde per se naast haar nieuwe tante zitten. Ze nam haar bij de hand en loodste haar naar de tafels met de rijkelijk gevulde schalen. Ze genoot ervan haar te kunnen vertellen hoe het allemaal in zijn werk ging. Allereerst moest ze een stuk vlees van de barbecue pakken – ze mocht uitkiezen wat ze wilde, bood Clara gul aan – en daarna kon ze zichzelf bij de tafel aardappels en salade opscheppen. Sofia keek op het vroegrijpe kind neer en verlangde ineens hevig naar haar eigen dochters. Clara zag de tedere uitdrukking op haar gezicht, wierp haar een verbaasde grijns toe en huppelde vervolgens weg om voor zichzelf op te scheppen.
Als Sofia zichzelf had toegestaan langer aan haar gezin te denken, had ze het stemmetje van haar geweten waarschijnlijk wel gehoord, maar ze had er simpelweg geen tijd voor en de stem bleef onopgemerkt. Santi verscheen met Panchito en al die tijd dat ze met hem bij de barbecue stond te praten was ze zich bewust van iedere beweging die hij maakte. Ze hoorde nauwelijks wat ze zelf zei; haar woorden leidden een eigen leven en ze kon er niets tegen doen.
Santi en Sofia konden nog steeds met hun ogen met elkaar communiceren zonder dat iemand het in de gaten had. Gebaren die voor anderen heel gewoon leken, hadden voor hen een bijzondere betekenis. Ze had het gevoel alsof ze in één langgerekt déjà vu terecht was gekomen. Santi en Sofia beleefden het verleden opnieuw, terwijl de mensen om hen heen veranderd waren en verder waren gegaan met hun leven. Sofia voelde zich hetzelfde, Santa Catalina zag er nog hetzelfde uit, rook ook nog hetzelfde, maar toch was het níét hetzelfde. Sofia was echter nog niet zover om dat onder ogen te durven zien. Zolang ze naast Santi stond had alles er in ieder geval de schijn van zoals vroeger te zijn.
Clara was helemaal in de ban van haar. Maar zoals alle kinderen praatte ze alleen maar over zichzelf. Sofia moest alles weten. Ze deed haar uiterste best om indruk op haar tante te maken, waarbij ze zelfs zover ging dat ze op haar handen over de tafel liep. Haar moeder lachte alleen maar en zei dat ze haar gymnastiek beter tot na de lunch kon bewaren omdat de kans dan kleiner was dat haar eten onverwachts zou terugkomen. Sofia bewonderde haar om de rustige manier waarop ze met haar kind omging. Clara lachte en huppelde terug naar haar stoel. Natuurlijk kon ze de verleiding niet weerstaan om het kind zelf ook een paar verhalen te vertellen. Ze had zich geen beter publiek kunnen wensen. Met grote ogen van verwondering hapte het kind verrukt naar adem, omdat ze maar niet kon geloven dat Sofia, nota bene een volwassene, zo ondeugend kon zijn geweest. De afleiding duurde echter maar kort en al snel stond ze zelf weer in het middelpunt van de belangstelling; ze rebbelde zo door dat Sofia er nog nauwelijks iets van begreep.
Sofia had haar aandacht echter niet alleen bij Clara. Ze liet haar lekker babbelen en maakte op de juiste momenten de juiste geluiden, terwijl ze tegelijkertijd de mensen om zich heen in de gaten hield en hun gesprekken volgde. Ze was zich zeer bewust van Claudia, die er beeldschoon maar stijfjes bij zat in haar ijsblauwe blouse en spijkerbroek. Ze merkte dat Claudia ook op haar lette. Ze betrapte haar een paar keer terwijl ze naar haar zat te staren, waarna Claudia onmiddellijk wegkeek, alsof ze zich schaamde.
Het onderwerp van elk gesprek was Maria. Chiquita vertelde tegen iedereen dat ze er vandaag zo goed uitzag en dat er voor haar niets boven een vertrouwde omgeving ging om weer een beetje tot leven te komen. Haar smalle gezicht drukte hoop uit, maar in haar ogen las Sofia het tegendeel. Toen begon iedereen ineens herinneringen op te halen. Sofia vond het verwarrend om over gebeurtenissen te horen praten waar ze niks van af wist. Natuurlijk praatte ze, toen Clara’s aandacht werd afgeleid, met de anderen mee en lachte ze om hun verhalen. Maar hun belevenissen waren de hare niet en het was een vreemde gewaarwording zich een buitenstaander te voelen. Aan de ene kant had ze het gevoel dat ze gewoon haar oude plaats had ingenomen, terwijl ze aan de andere kant zoveel had gemist dat ze zich met niemand, behalve Santi, echt verbonden voelde. Haar neven en nichten wilden allemaal weten hoe ze al die tijd had doorgebracht, maar haar leven verschilde zo van dat van hen, dat een paar zinnen hun nieuwsgierigheid al bevredigden en ze elkaar al snel niets meer te zeggen hadden. Alleen Santi en Sofia waren niet veranderd. Ze zaten nog precies op dezelfde golflengte als vierentwintig jaar geleden. Toen hij haar dan ook voorstelde om na de polowedstrijd een spelletje ‘stick and ball’ te doen, stemde ze opgelucht in. Claudia kon alleen maar hulpeloos toekijken. Santi kondigde aan dat hij ook niet naar de mis zou gaan, omdat hij bij zijn zus wilde blijven. Sofia wist echter de ware reden. Ze zag een lichte frons over Chiquita’s bleke gezicht trekken. Waarschijnlijk begreep ook zij het, of op zijn minst vermoedde ze iets. Anders dan Rafael was zij het verleden niet vergeten, en ze kende haar zoon beter dan wie ook.
Sofia negeerde de achterdochtige ogen en trok zich in de koelte van haar slaapkamer terug voor de siësta. Door het raam zag ze de oudere kinderen in zwembroek en bikini naar het zwembad slenteren. Als ze het niet zo warm had gehad en niet zo slaperig was geweest van de wijn, was ze ook gegaan. Ineens voelde ze zich oud. Het was voor het eerst dat ze Santa Catalina door de ogen van een volwassene zag.
‘Santiguito speelt goed, hè?’ zei Santi trots, terwijl zijn zoon over het veld galoppeerde.
‘Net als zijn vader,’ antwoordde Sofia.
‘Die goeie ouwe tijd, hè?’
‘Zeg dat wel,’ zei ze, en ze keek hem na terwijl hij in handgalop het veld op reed; zijn naakte, bruine rug spande zich toen hij zijn taco de lucht in zwaaide. Ze wou dat ze weer het meisje van vroeger was en op een pony kon springen, maar ze voelde zich er nu te oud voor. Ze vroeg zich af of ze het nog zou kunnen.
Sofia zat met Chiquita op het gras en tot haar verrassing kwam Anna even later bij hen zitten. Aanvankelijk was de sfeer lichtelijk gespannen, maar toen Clara hen had gevonden konden ze hun aandacht op haar gymnastische capriolen richten in plaats van op elkaar. Ze lachten alle drie hartelijk toen het kind als een aapje in het rond begon te springen.
‘Weet je, Sofia, jij was net zo,’ zei Chiquita, toen Clara voorbij kwam zoeven.
‘Ja, dat klopt,’ beaamde haar moeder. ‘Je was zo’n druktemaker, ik wist niet wat ik met je aan moest.’
‘Was ik lastig?’ vroeg ze, blij dat Anna zich in het gesprek mengde. Ze knikte stijfjes, maar Sofia zag dat ze enorm haar best deed om aardig te zijn.
‘Je was een moeilijk kind,’ gaf ze toe.
Sofia vond het allesbehalve gemakkelijk om met haar moeder te praten. Er waren veel onderwerpen waarover ze het samen niet konden hebben, dus gleden ze er voorzichtig overheen, als een paar ijshockeyers die bang waren door het ijs te zakken vanwege de gevaren die onder de schotsen loerden. Achter in Sofia’s hoofd bleef het gevoel knagen dat haar moeder verantwoordelijk was voor haar verbanning. Zij had haar verdreven. Om zich heen zag ze het leven dat ze had kunnen leiden. Dat zou ze haar nooit kunnen vergeven. Daarom kletsten ze beleefd met elkaar, daarbij geholpen door Chiquita die voor scheidsrechter speelde en van onderwerp veranderde zodra ze het gevoel kreeg dat ze zich op te dun ijs begaven.
‘Hoe zijn jouw kinderen, Sofia?’ vroeg Chiquita.
‘O, heerlijk, natuurlijk. Heel Engels. David is een fantastische vader en verwent hen verschrikkelijk. Het zijn zijn prinsesjes, die in zijn ogen niets verkeerd kunnen doen.’
‘En in jouw ogen?’ vroeg haar moeder.
‘Ach, ze kunnen zowel lief als vervelend zijn,’ zei ze met een glimlach, terwijl ze hun gezichtjes voor zich zag. ‘Honor is net zo wild als ik was – behoorlijk eigenwijs ook – terwijl India gewoon het liefst thuis bij de paarden is.’
‘Dus nu kun je je wel voorstellen wat ik met jou te stellen had,’ zei Anna met een glimlach naar haar dochter.
‘Ja, zeg dat wel. Maar ja, er bestaat geen toverdrankje om ze in het gareel te krijgen. Ze hebben een eigen persoonlijkheid waar jij weinig aan kunt veranderen.’
‘Nou, inderdaad,’ knikte ze, en plotseling realiseerden beide vrouwen zich, na al die jaren, dat ze iets gemeen hadden. Ze waren allebei moeder.
‘U kijkt niet, abuelita,’ jammerde Clara tegen haar grootmoeder, alvorens haar benen voor de zoveelste handstand in de lucht te gooien. Sofia was blij dat het gesprek een wending nam, want dan hoefde ze tenminste niet over zichzelf te praten. Ze wilde niet over Engeland praten, en als ze aan David en de meisjes dacht voelde ze zich alleen maar schuldig.
Na een tijdje wandelde haar moeder verder en ging Clara met haar rug tegen haar tante aan liggen en doezelde weg in de zon. Sofia praatte met Chiquita over Maria; haar tante probeerde steeds naar haarzelf te vragen, maar het gesprek kwam telkens onvermijdelijk terug op Maria – Sofia wilde het zo. Ze haalden herinneringen op aan vroeger en ze was blij, omdat het ook haar herinneringen waren.
Zodra de wedstrijd achter de rug was, kwam een uitgeputte Santi op zijn pony naar hen toe.
‘Mama, wees lief en leen me Sofia een tijdje.’ Hij keek grijnzend op haar neer. ‘Kom, dan halen we een pony voor je.’
‘Bueno, Santi,’ antwoordde Chiquita, overeind krabbelend. Toen leek het even of ze nog iets wilde zeggen, maar in plaats daarvan haalde ze diep adem. ‘Nee, niets,’ mompelde ze als reactie op Sofia’s vragende blik. ‘Ik ga maar eens bij Maria kijken. Ik zie jullie straks wel.’ En met een slaperige Clara verdween ze tussen de bomen.
Santi begeleidde Sofia naar de plaats waar Javier met La Pura klaarstond. Sofia klom behendig in het zadel. Javier reikte haar een taco aan en met een twinkeling in zijn ogen sloeg Santi de bal weg en gaf zijn paard de sporen. Het was heerlijk om weer met de wind in haar haren achter de bal aan te galopperen. Ze was vergeten hoe het voelde. Ze lachten net als vroeger terwijl ze hun tacos hieven en elkaar de weg naar de bal afsneden.
‘Het is net als fietsen!’ riep Sofia opgewonden, toen ze merkte dat ze het niet verleerd was.
‘Je bent alleen een beetje stijf geworden, gorda!’ plaagde hij terwijl hij haar voorbijvloog.
‘O ja? Moet jij eens opletten – viejo!’
‘Viejo? Ouwe knakker? Dat zet je ik je betaald, Chofi!’ En hij joeg al weer achter haar aan. Ze maakte rechtsomkeert en galoppeerde over het veld in de richting van de ombu. Hij wist waar ze heen ging en hij speelde het spelletje met plezier mee. Ze stoof in volle galop over de vochtige grasvelden waarover lange schaduwen lagen. De zon hing als een grote, stralende perzik aan de weidse hemel, die een vage oranje gloed verspreidde. Santi liep op haar in en terwijl ze naast elkaar voortgaloppeerden glimlachten ze sprakeloos van geluk naar elkaar.
Uiteindelijk minderden ze vaart en reden ze in een rustige handgalop tot onder de vertrouwde takken van de ombu-boom. De pony’s trilden van opwinding en stonden luidruchtig in de schaduw te snuiven terwijl ze afstegen. De krekels sjirpten vanuit hun geheime schuilplaatsen en Sofia nam alle unieke Argentijnse elementen waar ze zo van hield in zich op.
‘Herinner je je nog je verhaal over “The precious present”?’ vroeg ze, terwijl ze zich genietend uitstrekte.
‘Jazeker.’
‘Nou, ik leef nu echt in het heden, hier, op dit moment.’
‘Ik ook,’ zei hij zacht, en hij kwam achter haar staan en sloeg zijn armen om haar heen. Ze keken samen naar de horizon die voor hun ogen langzaam van kleur veranderde.
‘Ik ben me ten volle van alles bewust. De krekels, de weidse lucht, de uitgestrekte vlakte, de geuren. Ik besef nu hoezeer ik dit heb gemist.’
Hij kuste haar in haar nek en vlijde zijn gezicht tegen het hare. ‘Ik weet nog dat toen ik terugkwam uit Amerika Argentinië ineens anders leek. Hoewel, het was wel hetzelfde, maar ik was me ineens veel bewuster van alles. Ik zag het op een andere manier.’
‘Ik weet nu wat je bedoelt.’
‘Nou, ik ben blij dat ik je iets heb kunnen leren,’ grapte hij, maar ze lachten niet. In plaats daarvan bleven ze zo een poosje zwijgend staan. Hoewel Sofia het op dat moment niet onder ogen wilde zien, wist ze diep in haar hart dat het moment zou komen dat ze het weer allemaal achter zich zou moeten laten.
Ten slotte draaide hij haar naar zich toe. Toen ze in zijn tedere groene ogen keek, had ze het gevoel dat ze recht in elkaars ziel keken. Ze wist wat er in zijn hoofd omging en ze begreep de diepte van zijn liefde. Hij keek droevig, zoals de liefde een mens vaak maakt, en ze gaven beiden toe aan de melancholie van hun gevoelens. Toen hij haar kuste ging ze zo in hem op dat ze in elkaar zou zijn gezakt als ze niet tegen de boom hadden geleund. Hij smaakte en rook naar zweet, en omdat ze zijn laarzen niet uitkregen bedreven ze de liefde met de laarzen aan. Zo doen minnaars dat, of mensen die overspel plegen, dacht Sofia bij zichzelf. Het ging er op de een of andere manier ruwer aan toe. Misschien waren hun momenten samen haastiger en heimelijker, omdat ze nu meer te verliezen hadden. De onschuld van de jeugd had plaatsgemaakt voor een wereldwijsheid die Sofia ongelofelijk opwindend vond – maar op de een of andere manier ook tragisch.
‘Dios, ik zou best even willen zwemmen,’ zei hij, terwijl hij zijn broek optrok.
‘Goed idee! Denk je dat er nog iemand zal zijn?’
‘Ik hoop het niet.’ Hij drukte zijn handpalm tegen haar klamme wang en kuste haar opnieuw. ‘Ik voel me weer heel, Chofi,’ zei hij, en hij keek glimlachend op haar neer. Tegen de tijd dat ze hun pony’s hadden teruggebracht en naar het zwembad slopen, was de zon al onder. Door de vochtigheid hing er nu de suikerzoete geur van jasmijn en eucalyptus in de lucht. Tot hun opluchting was er niemand. Het zwembad lag stil aan hun voeten en het wateroppervlak was spiegelglad. Geruisloos ontdeden ze zich van hun kleren en ze stikten bijna van het lachen toen ze samen het gevecht met Santi’s laarzen aangingen. Om geen lawaai te maken lieten ze zich langzaam in het water glijden, waarna ze in het pikdonker weer bij elkaar kwamen.
‘Waar zeg je straks dat je geweest bent?’ vroeg ze hem na een poosje. Geen van beiden had enig idee van de tijd.
‘Mama weet waarschijnlijk precies waar ik geweest ben. Ik zal het haar eerlijk vertellen, alleen zal ik haar een gekuiste versie opbiechten,’ grijnsde hij.
‘Wat zal Claudia zeggen?’ vroeg ze met een schalks lachje.
‘Weet je, ik vind het heel vervelend om haar zo te bedriegen. Ze is altijd goed voor me geweest.’
Sofia wou dat ze haar niet ter sprake had gebracht. ‘Ja, ik vind het ook erg om David te bedriegen. Laten we er niet aan denken. Denk maar aan “The precious present”,’ zei ze opgewekt, maar het moment was verpest. Ze zwommen zwijgend een poosje rond, vechtend tegen hun geweten, en gingen vervolgens op de plavuizen zitten om op te drogen.
‘Schuldgevoelens, hè,’ fluisterde ze meelevend.
‘Ja.’ Hij sloeg een arm om haar heen en trok haar tegen zich aan. ‘Maar ik heb er geen spijt van.’
‘Nee?’
‘Nee. Kom je morgen heel vroeg?’
‘Natuurlijk, maar ik wil zoveel mogelijk tijd met Maria doorbrengen. Ze ziet er veel beter uit dan in het ziekenhuis.’
‘Dat is zo. Maar Chofi…’
‘Ja?’
‘Ze gaat dood.’ Zijn stem trilde.
‘De wonderen…’
‘… zijn de wereld nog niet uit, nee,’ vulde hij met verstikte stem aan, en Sofia trok hem tegen zich aan toen hij hartgrondig begon te snikken. Ze kon geen woorden vinden om hem te troosten. Er waren geen woorden voor. En trouwens, de woorden die hij wilde horen kon ze hem eenvoudigweg niet geven. Daarom hield ze hem tegen haar borst en gaf ze hem de tijd om de ergste pijn van zich af te huilen.
‘Santi, lieverd, laat je maar gaan. Dat lucht op.’ Ze merkte dat ze zelf ook zachtjes begon te huilen, maar zo ingehouden dat haar keel er pijn van deed. Ze wist dat ze ontroostbaar zou zijn als ze zich liet gaan – haar tranen zouden immers niet alleen voor Maria zijn.