Hoofdstuk 10
Toen Santi aan het einde van de zomer meedeelde dat hij voor twee jaar naar Amerika zou gaan om te studeren, vluchtte Sofia in tranen de kamer uit. Santi rende achter haar aan maar ze schreeuwde naar hem dat hij haar met rust moest laten. Gelukkig wist hij onderhand wel dat hij niet naar haar moest luisteren en dus volgde hij haar tot op het terras.
‘Ga je over een maand al weg? Waarom heb je me dat niet eerder verteld?’ zei ze, terwijl ze zich kwaad naar hem toe draaide.
‘Omdat ik aanvankelijk pas in september zou gaan als de colleges beginnen, maar ik wil eerst nog zes maanden reizen en daarna ook nog een paar maanden. Het had toch niets uitgemaakt, want ik wist wel dat je overstuur zou zijn.’
‘Maar ik ben de laatste die het te horen krijgt, of niet soms?’ snikte ze boos.
‘Ja, ik geloof het wel. Ik weet het niet precies. De anderen kan het niet zoveel schelen,’ zei hij schouderophalend.
‘Twee jaar?’ Ze veegde haar tranen weg die een glinsterend spoor over haar bleke wangen hadden getrokken.
‘Nou ja, bijna twee jaar.’
‘Hoeveel maanden precies?’ Ze haalde haar neus op.
‘Weet ik niet.’
‘Wanneer kom je dan terug?’
‘Niet volgende zomer maar die daarna. In oktober of november, ik weet het niet precies.’
‘Waarom ga je niet hier studeren, net als iedereen?’
‘Omdat papa het belangrijk vindt dat ik een tijdje in het buitenland woon. Het is goed voor mijn Engels en ik krijg betere diploma’s.’
‘Ik kan je ook met je Engels helpen,’ zei ze deemoedig. Er lag een verdrietige glimlach op haar gezicht en door haar tranen heen was Santi niet meer dan een wazige schim.
Hij lachte. ‘Dat zou ook een idee kunnen zijn,’ zei hij peinzend.
‘Kom je in de vakanties wel terug?’ vroeg ze hoopvol.
‘Ik weet het niet.’ Weer haalde hij zijn schouders op. ‘Ik wil eigenlijk zoveel mogelijk van de wereld zien. In de vakanties zal ik waarschijnlijk dan ook op reis zijn.’
‘Je bedoelt dat je niet eens met Kerstmis naar huis komt?’ riep ze ademloos uit. Door het vooruitzicht dat ze twee jaar zonder hem moest leven voelde ze zich plotseling leeg vanbinnen.
‘Ik weet het niet. Misschien niet. Mama en papa komen me in Amerika opzoeken.’ Hij zag zijn nichtje op de grond in elkaar zakken en huilen totdat er bijna een plas op de tegels lag. ‘Chofi, ik kom terug. Twee jaar is niet zo lang,’ zei hij zacht, verrast door haar heftige reactie.
‘Het is wél lang. Het is een eeuwigheid,’ stamelde ze. ‘Stel je voor dat je verliefd wordt en met een Amerikaans meisje trouwt? Dan zie ik je nooit meer.’
Santi lachte en legde een arm om haar heen, waarna hij haar tegen zich aan drukte. Sofia sloot haar ogen en wenste dat hij net zoveel van haar hield als zij van hem. Dan zou hij niet weggaan, dan zou hij haar nooit meer verlaten.
‘Je denkt toch niet dat ik op mijn achttiende al ga trouwen? Dat zou heel dom zijn. Bovendien wil ik met een Argentijnse trouwen. Denk je soms dat ik nooit meer naar Argentinië zal terugkeren?’
Sofia schudde haar hoofd. ‘Ik weet het niet. Ik wil je niet kwijtraken. Ik blijf hier achter met Agustin en Fercho en niemand om me te verdedigen. Ik denk dat ik wel helemaal zal moeten stoppen met polo.’ Ze snoof en vlijde haar gezicht in zijn hals. Hij rook naar pony’s en die bedompte, mannelijke geur waardoor ze haar tong zou willen uitsteken om over zijn huid te likken.
‘Ik zal je schrijven,’ stelde hij voor.
‘Beloof je me dat?’
‘Ja, ik zal je heel lange brieven schrijven. Ik zal je alles vertellen. En jij moet me terugschrijven en mij ook alles vertellen.’
‘Ik zal je elke week schrijven,’ antwoordde ze resoluut.
Terwijl ze daar in zijn armen lag, besefte ze dat haar gevoelens veel verder gingen dan het soort genegenheid dat men voor een broer, of zelfs voor een lievelingsbroer, zou kunnen voelen. Met haar gevoelens begaf ze zich op verboden terrein. Ze hield van hem. Ze had er nog niet eerder echt over nagedacht, maar nu hij zo dichtbij was dat ze zijn lichaam kon ruiken en zijn huid en adem kon voelen, wist ze dat haar bezitterigheid voortkwam uit liefde voor hem. Ze vond hem niet alleen maar leuk – ze hield van hem. Ja, ze hield met hart en ziel van hem. Nu begreep ze het pas.
Gedurende een angstwekkend moment liet ze zich bijna gaan en wilde ze het hem vertellen. Maar ze wist dat het verkeerd was. Ook wist ze dat hij van haar hield als van een zusje, dus had het geen zin om hem deelgenoot te maken van haar duistere verlangens, waardoor hij alleen maar in de war zou raken of, erger nog, zich van haar zou afkeren. Zo zat ze tegen hem aan gedrukt en had hij geen weet van de kracht waarmee haar hart tegen haar ribben sloeg als een krankzinnige vogel die in zijn onbedwingbare verlangen naar vrijheid tegen de spijlen van zijn kooi aan vliegt.
Bleek en verward ging Santi terug naar zijn eigen huis, waar hij Maria vertelde hoe verdrietig Sofia over zijn aanstaande vertrek was geweest. ‘Ze was in tranen. Ik kon het niet geloven. Ze was gewoonweg ontredderd,’ vertelde hij, nog steeds onder de indruk. ‘Ik wist dat ze het erg zou vinden, maar ik had er geen idee van dat het haar zo zou aangrijpen. Toen ik wegging, rende ze heel hard weg.’
Maria ging meteen op pad om naar nichtje te vinden. Ze liep Dermot tegen het lijf, die croquet speelde met Antonio, de man van Soledad, die het landgoed beheerde. Toen ze hem vertelde waarom zijn kleindochter op de vlucht was geslagen, zette hij zijn hamer neer en stak zijn pijp aan. Dermot hield zielsveel van zijn kleindochter, zoals hij ooit ook van zijn eigen dochter had gehouden. Ze was de zon in zijn leven. Toen hij na de dood van zijn vrouw naar Argentinië was gekomen, had de kleine Sofia ervoor gezorgd dat hij zijn vrouw niet achterna was gegaan.
‘Ze is een engel,’ zei hij altijd, ‘een door God gezonden engel.’
Grootvader O’Dwyer liet zich in de carro met Antonio aan de teugels naar de ombu-boom rijden. Hoewel hij slechts in gebarentaal met Antonio en José kon communiceren, voelde hij zich met hen veel meer op zijn gemak dan met de aangetrouwde familie van zijn dochter. Sofia zat in de top van de ombu-boom met haar hoofd in haar handen. Toen ze haar grootvader met onvaste tred uit de wagen zag stappen, sloeg ze haar handen voor haar gezicht en huilde ze, speciaal voor hem, nog harder. Hij stond onder aan de boom en riep naar haar dat ze naar beneden moest komen.
‘Huilen heeft geen zin, Sofia Melody,’ zei hij, aan zijn pijp trekkend. Daar dacht ze even over na en vervolgens kwam ze langzaam naar beneden. Toen ze uit de boom was gesprongen, ging ze samen met hem in het gras zitten in het zachte licht van de ochtendzon. ‘Zo, dus Santiago gaat naar Amerika.’
‘Hij verlaat me,’ klaagde ze. ‘En hij heeft het mij als laatste pas verteld.’
‘Hij komt heus wel terug,’ zei hij vriendelijk.
‘Maar hij blijft twee jaar weg. Twee jaar! Ik kan niet zonder hem leven!’
‘Natuurlijk wel,’ zei hij, terwijl hij aan zijn dierbare vrouw dacht. ‘Je moet wel.’
‘O grootvader, ik ga dood zonder Santi.’
Traag trok grootvader O’Dwyer aan zijn pijp en volgde met zijn ogen de rook die omhoogkringelde en oploste in de lucht.
‘Ik hoop dat je moeder hier niets van af weet,’ zei hij ernstig.
‘Natuurlijk niet.’
‘Ik denk niet dat ze hier blij mee is. Als ze er ooit achter komt, ligt er een zware last op je jonge schoudertjes.’
‘Wat is er verkeerd aan als je van iemand houdt?’ vroeg ze uitdagend.
De mondhoeken van grootvader O’Dwyer krulden omhoog. ‘Santiago is niet zomaar iemand, Sofia Melody – hij is een volle neef van je.’
‘Wat maakt dat uit?’
‘Alles,’ was zijn simpele antwoord.
‘Maar nu is het ons geheimpje.’
‘Net als mijn geheime drankvoorraad,’ zei hij grinnikend, waarna hij over zijn bleke lippen likte.
‘Juist,’ beaamde Sofia. ‘O grootvader, ik wil dood.’
‘Toen ik jouw leeftijd had, was ik verliefd op een meisje dat net zo mooi was als jij. Ze betekende alles voor me, maar ze vertrok voor drie jaar naar Londen. Santiago gaat maar twee jaar weg. Ik wist dat ze, als ik zou wachten, naar me terug zou komen. Want weet je wat het is, Sofia Melody?’
‘Nee,’ zei ze pruilend.
‘Geduld is een schone zaak.’
‘Ach nee.’
‘Is je geduld wel eens op de proef gesteld?’
‘Nee, dat is nog niet nodig geweest.’
‘Nou, ik heb drie jaar geduld gehad en weet je wat er toen gebeurde?’
‘Ze kwam terug, werd verliefd op u en jullie gingen trouwen. Klopt dat?’
‘Nee!’ Sofia keek nieuwsgierig op. ‘Ze kwam terug en ik besefte ineens dat ik haar niet meer wilde.’
‘Grootvader!’ zei ze lachend. ‘En u zei net nog dat geduld een schone zaak is.’
‘Ja, want geduld levert wijsheid op. Door te wachten heb je de gelegenheid om de dingen rustig en objectief te beoordelen. De dingen lopen niet altijd zoals je wilt, maar daarom is het nog wel de moeite waard om te wachten. In die drie jaren ben ik tot wijsheid gekomen. Toen ze terugkeerde, kwam ik tot de conclusie dat ik niet meer van haar hield. Ik besefte dat ze niet de ware voor me was. Wees maar blij dat ik niet met haar getrouwd ben, want anders had ik nooit met je grootmoeder kunnen trouwen.’
‘Ik wou dat ik mijn grootmoeder had gekend,’ zei Sofia weemoedig.
Grootvader O’Dwyer slaakte een diepe zucht. Er ging geen dag voorbij dat een doodgewone bloem of het gezang van een vogel hem niet herinnerde aan zijn Emer Melody. Overal waar hij keek zag hij haar, en slechts de herinnering aan haar liefdevolle en vriendelijke gezicht hielp hem de dagen door te komen.
‘Ik had ook graag gewild dat je haar had gekend,’ zei hij gekweld, en zijn ogen vulden zich met tranen. ‘Ze zou veel van je gehouden hebben, Sofia Melody.’
‘Lijk ik op haar?’
‘Nee, je lijkt niet op haar, je moeder lijkt op haar. Maar je hebt wel haar charme.’
‘U mist haar, nietwaar grootvader?’
‘Ik mis haar zeker. Er gaat geen moment voorbij dat ik niet aan haar denk. Ze was alles voor me.’
‘Santi is ook alles voor mij,’ zei ze, terugkomend op het oorspronkelijke probleem. ‘Ik ben er zelf pas net achter gekomen dat hij het belangrijkste in mijn leven is. Ik hou van hem, grootvader.’
‘Dat zeg je nu, maar je bent nog jong.’
‘Maar grootvader, ik wil niemand anders dan Santi. Nooit.’
‘Het zal slijten, Sofia. Wacht maar af. Op een dag kom je een knappe Argentijn tegen, op wie je smoorverliefd wordt, net als de jonge Anna Melody jaren geleden smoorverliefd werd op je vader.’
‘Echt niet. Ik hou van Santi,’ sprak ze hem met klem tegen.
Dermot O’Dwyer trok zijn ene mondhoek in een grijns, terwijl hij tegelijkertijd aan zijn pijp trok. Hij keek naar haar boze gezicht en knikte.
‘Oké dan, Sofia Melody. Wacht op hem. Hij zal terugkomen. Hij blijft niet voor eeuwig weg. Zo is het toch?’ Zoals altijd wist grootvader O’Dwyer haar op te vrolijken. Er was niets dat hij haar niet gunde. Zelfs Santiago Solanas niet.
‘Ja.’
‘Dan moet je geduld hebben. En zoals je weet: lang gewacht en stil gezwegen…’
‘Niet gedacht en toch gekregen,’ vulde ze aan, en een voorzichtige glimlach brak door op haar gezicht.
‘Zo is het, mijn lieverd.’
Begin maart, toen de bladeren net een beetje aan de rand begonnen om te krullen en de lange zomervakantie, die al vanaf december duurde, bijna ten einde liep, stond Sofia voor het huis van Chiquita en Miguel om afscheid te nemen van Santi. In de lengende schaduwen van de klamme zomeravond dacht ze terug aan wat grootvader O’Dwyer haar had gezegd. Geduld is een schone zaak. Ze zou niet naar andere jongens kijken. Ze zou hem altijd trouw blijven.
De laatste paar weken van de vakantie waren moeilijk geweest voor Sofia. Telkens wanneer Santi in haar buurt was, moest ze haar blozende gezicht en haar zwetende handen verbergen. Telkens wanneer de zin ‘ik hou van je’ op het puntje van haar tong lag, moest ze die woorden inslikken, hoewel ze vaak genoeg in een vlaag van gedachteloosheid bijna haar hart had uitgestort. Op de momenten dat ze hardop had willen huilen om de dreigende leegte die na zijn vertrek zou ontstaan, moest ze haar gevoelens voor de rest van de familie verbergen.
Santi vermeed het in haar bijzijn over zijn avontuur te praten; hij wilde voorkomen dat ze weer in tranen zou uitbarsten. Haar heftige vertoon van liefde had hem ontroerd. Hij voelde zich trots als een oorlogsheld die ten strijde trok en het vrouwvolk wanhopig jammerend achterliet. Hij wist dat hij haar niet zou missen. Natuurlijk zou hij haar schrijven – ze was immers als een klein zusje dat tegen hem opkeek – net zoals hij ook zijn moeder en Maria zou schrijven. Amerika lonkte echter naar hem met de belofte van avontuur en langbenige vrouwen van losse zeden. Hij kon niet wachten om het land te proeven. Bovendien zou Sofia er zijn als hij weer terugkwam.
Uiteindelijk liep Santi het huis uit, gevolgd door Antonio met de koffers. Hij omhelsde een huilende Maria en schudde Fernando de hand, die stiekem blij was dat zijn broer wegging. Hij zag zijn broer graag gaan. Iedereen hield immers van Santi. Hij was overal goed in, hij nam iedereen voor zich in, maakte iedereen aan het lachen – hij zeilde door het leven met het gemak en de gratie van een rank bootje, terwijl Fernando zich meer een lompe baggerschuit voelde. Hij moest overal hard voor werken en ondanks zijn ijver boekte hij weinig resultaat. Naarmate hij ouder werd, was hij minder zijn best gaan doen. Nee, hij vond het niet erg dat zijn broer wegging. Hij was er juist blij om. Zonder te worden overschaduwd door Santi, zou hij misschien eindelijk eens de zon op zijn gezicht voelen. Panchita zat op de arm van Encarnación, te jong om te begrijpen wat er aan de hand was. Toen Santi Sofia omhelsde, beloofde hij haar opnieuw dat hij zou schrijven.
‘Je bent toch niet meer boos op me, of wel?’ vroeg hij, met een liefkozende grijns op zijn gezicht.
‘Jawel, maar ik zal je pas vergeven als je terugkomt,’ antwoordde ze, terwijl ze haar tranen wegslikte. Hij had geen idee hoezeer hij haar ontroerde. Hij wist niet dat haar maag ineenkromp telkens wanneer hij haar aanraakte, dat haar hart een slag oversloeg telkens wanneer hij naar haar glimlachte en dat haar bloed naar haar wangen steeg telkens wanneer hij haar kuste. Voor Santi was Sofia niet meer dan een klein zusje. Voor Sofia was Santi alles, en nu hij wegging had het leven voor haar nog nauwelijks zin. Ze haalde alleen nog adem omdat ze geen keus had. Ze moest wel, zoals grootvader O’Dwyer had gezegd.
Miguel en Chiquita stapten in de auto en riepen naar Santi dat hij moest opschieten. Straks kwamen ze nog te laat. Vanaf de achterbank zwaaide hij naar iedereen. Terwijl Fernando naar binnen ging, bleven Sofia en Maria de auto nakijken nog lang nadat hij uit het zicht was verdwenen.
De daaropvolgende dagen kropen voorbij. Sofia liep chagrijnig rond te lummelen en het lukte zelfs grootvader O’Dwyer niet om haar met zijn droge humor op te vrolijken. Maria liep als een trouwe hond achter haar aan, maar haar vrolijke glimlach en jolige grapjes ergerden haar eenzame vriendin, die het liefst alleen wilde zijn met haar verdriet. De vakantie liep ten einde en daarmee ook de lange zomerdagen en alles wat ermee samenhing. Ten slotte had Maria genoeg van de humeurigheid van haar nichtje.
‘Lieve help, Sofia, zo is het wel mooi geweest,’ zei ze, toen haar nichtje geen zin had om met haar te tennissen.
‘Wat is mooi geweest, Maria?’
‘Dat geknies van je alsof er iemand is doodgegaan.’
‘Ik heb verdriet, dat is alles. Mag ik dan niet eens verdriet hebben?’ vroeg ze sarcastisch.
‘Het is je neef maar. Je doet net alsof je verliefd op hem bent.’
‘Dat ben ik ook,’ antwoordde Sofia zonder enige schaamte. ‘En het kan me niet schelen dat anderen het te weten komen.’
Maria was geschokt. ‘Hij is je volle neef, Sofia. Je kunt toch niet verliefd zijn op je neef?’
‘Ik wel. Heb je er soms bezwaar tegen?’ vroeg ze uitdagend.
Even bleef Maria zwijgend zitten. Overspoeld door een gevoel van jaloezie dat ze nog nooit eerder had gevoeld, sprong ze op en riep naar Sofia: ‘Word eindelijk eens volwassen! Je bent nu te oud voor dit soort kinderachtige bevliegingen. Nou, Santi is in elk geval niet verliefd op jou. Anders was hij ook niet voor Eva gevallen, toch? Begrijp je dan niet dat je jezelf belachelijk maakt? Het is schandalig om verliefd te zijn op iemand van je eigen familie. Incest, zo noemen ze dat. Incest,’ zei ze kwaad.
‘Incest is iets tussen broer en zus. Santi is mijn neef,’ wierp Sofia tegen. ‘Nou, ik zie al dat je geen vriendin meer van me wilt zijn!’
Hulpeloos zag Maria haar nichtje de kamer uit stormen, waarna ze de deur zo hard achter zich dichtsloeg dat het schilderij dat naast de deur hing van de muur gleed en in scherven uiteenviel.
Maria huilde boze tranen. Hoe kon Sofia verliefd zijn op Santi? Hij was nota bene haar neef! Het kon niet. Ze ging erover zitten nadenken, bekeek de kwestie van alle kanten en probeerde haar eigen gevoelens van jaloezie en isolement te begrijpen. Ze waren altijd met zijn drieën geweest, en nu waren zij plotseling met zijn tweeën en was er geen ruimte meer voor haar.
Toen het nieuwe schooljaar weer begon, sprak Sofia nog steeds niet met haar nichtje. In een ijzige stilte zaten ze samen in de auto waarmee Jacinto hen naar hun school in Buenos Aires bracht. Zelfs tijdens de les zorgde Sofia ervoor dat ze haar niet aankeek. Maria had wel eens eerder ruzie gehad met Sofia, en altijd had ze het onderspit moeten delven. Op de een of andere manier was Sofia in staat de ruzie langer vol te houden dan doorgaans gebruikelijk was tussen zulke goede vriendinnen. Ze had de gave om als het haar uitkwam, haar emoties uit te schakelen, en ze leek niet te lijden onder het drama. Met opzet ontweek ze Maria tijdens de pauzes, lachte luidkeels met haar vriendinnen en wierp haar nichtje af en toe een gemene blik toe.
Maria was echter vastbesloten niet te zwichten. Per slot van rekening was zij de ruzie niet begonnen. Sofia had haar geprovoceerd. En dat zou ze weten ook. De eerste dagen deed ze haar best om haar te negeren. ’s Avonds huilde ze zich zachtjes in slaap, omdat ze maar niet kon begrijpen waarom ze zo verdrietig was. Overdag ging ze onopvallend haar gang, terwijl Sofia alle andere meisjes aan haar kant had gekregen. Ze had nu eenmaal een onweerstaanbare aantrekkingskracht op mensen. Toen hun klasgenoten eenmaal op de hoogte waren van de ruzie, renden ze allemaal als bange konijntjes naar de hoek van het klaslokaal waar Sofia zich bevond.
Na een week kon Maria de koelte niet meer verdragen. Ze voelde zich ellendig en eenzaam. Ze stapte over haar trots heen en schreef een brief aan haar vriendin: Sofia, laten we alsjeblieft weer vrienden zijn. Sofia schiep er echter een pervers genoegen in om haar vriendin te zien lijden. En dat ze leed was wel duidelijk. Toen ze geen antwoord kreeg, schreef ze nog een briefje: Sofia, het spijt me. Ik had het niet moeten zeggen. Ik ben fout geweest en dat spijt me. Laten we het alsjeblieft weer goedmaken.
Sofia, die best blij was met de aandacht van haar nichtje, dacht lange tijd na over het briefje. Ze wist niet wat ze nu moest doen. Toen Maria ten slotte tijdens de geschiedenisles in tranen uitbarstte, wist ze dat ze te ver was gegaan. Sofia trof haar tijdens de pauze huilend op de trap aan. Nadat ze naast haar was gaan zitten, zei ze: ‘Ik hou niet meer van Santi.’ Ze wilde niet dat Maria haar geheim aan iemand zou doorvertellen. Maria glimlachte door haar tranen heen en zei dat het niet erg was als het wel zo was.