34
Cosima was op het terras van de trattoria een bestelling aan het opnemen toen Luca haar gezichtsveld binnen kwam wandelen. Toen ze zag hoe hij keek, kregen haar wangen van verrassing een fraaie roze kleur en haar gezichtsuitdrukking verzachtte vol genegenheid.
‘Neem me niet kwalijk,’ zei ze tegen de oude dame. ‘Fiero, wil jij het even overnemen?’ Fiero knikte, en hij vroeg zich af waarom Luca zo’n grote mand citroenen bij zich had.
Cosima smolt in zijn armen alsof zijn omhelzing de enige plek op de hele wereld was waar ze zich veilig en vredig voelde. ‘Ik heb je gemist.’
‘Ik heb jou ook gemist,’ antwoordde hij, en hij drukte een kus op haar slaap. ‘Je bent nog mooier dan ik me herinner.’
Ze maakte zich los en lachte om de mand citroenen. ‘Grapjas,’ zei ze. ‘Mag ik raden waar die vandaan komen?’
‘Ze komen van jóúw boerderij.’
Ze fronste. ‘Míjn boerderij?’
‘Ja, jóúw boerderij.’
‘Ik heb nooit een boerderij gehad.’
‘Ik heb zojuist een schitterende boerderij voor je gekocht met uitzicht op zee. Daar gaan we citroenen kweken en worden we samen oud.’
Ze pakte een citroen op en bracht die naar haar neus. Heel even keek ze verbijsterd. ‘Maar ik zou zweren dat deze van La Marmella af komen.’
‘Daar komen ze ook vandaan.’
Ze legde de citroen terug in de mand en wilde iets zeggen, maar er kwam geen geluid uit haar mond. Haar ogen werden groot en vochtig van geluk. ‘Heb je La Marmella voor me gekocht?’
‘Ik heb La Marmella voor óns gekocht. Jij wordt mijn vrouw en de toekomst gaat eruitzien zoals wij die inrichten.’
‘Ik kan het niet geloven! En Manfreda dan?’
‘Natuurlijk wist Manfreda het al die tijd al. Ze heeft alleen maar gewacht tot ik haar een aanbod deed, zodat zij bij haar zoon in Venetië kan gaan wonen. Ze wilde de boerderij al een poos verkopen. Jij hebt gezegd dat ik een zaadje moest planten en moest kijken hoe het groeide. Nou, dat zal ik doen ook.’
‘Ik weet niet wat ik moet zeggen!’
‘De professor heeft me aangeraden bij mezelf te rade te gaan en na te denken over wat ik belangrijk vind. Nou, dat heb ik gedaan. Jíj bent belangrijk, Cosima. Jij en mijn kinderen, en eventuele kinderen die wij samen nog zullen krijgen. Niets is belangrijker dan liefde; dat heeft Francesco me wel geleerd. Ik kan mijn wereldse goederen toch niet meenemen het graf in, maar mijn liefde wel.’
Toen Cosima het gangpad van het kerkje van San Pasquale in stapte, merkte Luca op dat naast Toto, aan wiens arm ze voortschreed, en Coco, Juno, Olivia en Domenica, die bruidsmeisjes waren, en Allessandro, die haar enige bruidsjonker was, er nóg een kleine jongen met haar meeliep – eentje die alleen hij kon zien. Het was passend dat Francesco haar weggaf, want hij had hen ook samengebracht: de kleine Italiaanse koppelaar.
Cosima wist dat haar zoontje bij haar was, want dat had hij haar zelf in haar droom verteld. Nu geloofde ze het ook echt, ook al kon ze hem zelf niet zien. Ze wist dat als ze stil ging zitten, haar ogen zou sluiten en het hem zou vragen, hij naar haar toe zou komen.
Nu liep ze aan haar vaders arm en sloeg er een golf van opluchting over haar heen. Ze kon aan een nieuw hoofdstuk van haar leven beginnen in de wetenschap dat ze de zegen van haar zoontje had. Ze wist dat haar liefde voor Luca haar liefde voor Francesco er niet minder op maakte, dat er geen grenzen waren aan de vermogens van haar hart. Haar lange ivoorkleurige jurk ruiste terwijl ze voortstapte over de stenen vloer; haar nieuwe schoenen piepten eronderuit en deden haar denken aan het dagje shoppen in Napels met Alba en Rosa, toen ze alle drie zo’n plezier hadden gehad louter en alleen door bij elkaar te zijn. De sluier die haar gezicht bedekte was dezelfde die Alba op haar trouwdag had gedragen.
Romina had de visagist van de Sunday Times gecharterd om Cosima’s haar op te steken en het te versieren met de gele bloempjes die van haar de boventoon moesten voeren in alle bloemstukken. Haar gladde huid glansde en haar donkerbruine ogen schitterden omdat het geluk haar nu zo toelachte. Luca, lang en knap, stond te wachten om haar over te nemen van haar vader en haar de toekomst binnen te leiden. Ze wist zeker dat hij nooit bij haar zou weggaan, omdat Francesco hem had uitgekozen, en hij zou haar nooit in de steek laten. Ze hielden elkaars hand vast ten overstaan van vader Felippo om de trouwgelofte af te leggen. De kaarsen op het altaar flakkerden, de wierook vulde de lucht met zijn houtige aroma, en Francesco keek toe hoe zijn Braziliaanse blauwe morpho opvloog van zijn hand en door de lucht wervelde. Vader Felippo zag het zeldzame diertje gaan en merkte op dat de vlinder vast een goed voorteken was. De verzamelde menigte vond het een groot wonder; ze hadden nog nooit zo’n mooie vlinder in Incantellaria gezien. Luca en Cosima glimlachten elkaar veelbetekenend toe.
Romina bette haar ogen met een zijden zakdoek en Bill sloeg zijn arm om haar heen. Ze gaf het nooit graag toe als ze zich vergiste, maar ze kon nu niet anders dan onder ogen zien dat haar zoon dan toch misschien wist wat hij wilde. De professor grijnsde toen Luca voor het altaar knielde op de kussentjes die Beata speciaal voor hen had geborduurd. Hij wist dat de jongen er eindelijk achter was wat hij met zijn leven wilde, wat ertoe deed. Het was heel simpel, maar toch gingen de meeste mensen eraan voorbij. In stilte was hij ervan overtuigd dat hij hem de weg had gewezen. De liefde kon hij echter niet op zijn conto schrijven; die had Luca helemaal op eigen kracht gevonden. Ma was hogelijk verbaasd te ontdekken dat er een traan op haar lip trilde. Ze veegde hem weg, ontsteld over alle emoties die binnen haar pantser naar boven kwamen en erdoorheen braken om haar zachte hart te tonen. Nanni zag het en trok zogenaamd verrast zijn wenkbrauwen op. Ma was niet te ontroerd om vuil naar hem terug te kijken.
Rosa drukte Eugenio’s hand. ‘Weet je nog toen wij trouwden?’ fluisterde ze.
‘Nou en of.’
‘Ik zag er mooier uit.’
‘Ongetwijfeld, schat. Geen enkele bruid is ooit duizelingwekkender geweest dan jij, of zal dat ooit zijn.’
Rosa gaf hem een speels duwtje en richtte haar aandacht vervolgens weer op de bruid en bruidegom, die op het punt stonden terug te lopen door het gangpad. Ze zag de gespannen gezichtjes van haar kinderen toen die door Coco op hun plaats werden geschoven. De aanwezigen gingen staan. De muziek weerklonk toen Cosima en Luca hun toekomst tegemoet gingen.
In de stoet die de kerk uit stroomde de zonneschijn in ontbrak één iemand. Eén iemand die nu dankzij alle vreugde was bevrijd om zijn eigen licht in te stappen. De kleine Italiaanse koppelaar voelde zijn geest groter en stralender worden, en volstromen met oneindig licht en onvoorwaardelijke liefde. Daar, voor hem, stonden Immacolata, Falco en Valentina, samen met anderen die hun waren voorgegaan en die hij nooit had gekend, maar die hij nu herkende uit de eeuwige stroom des levens. Eindelijk was hij thuis.