24
F iyona deed haar slippers uit en stak een voet in het water. Nanni merkte op dat haar teennagels zwart waren gelakt en hij voelde een huivering van opwinding door zijn luie lendenen gaan. Hij liep te puffen na hun wandeling naar het besloten strandje, maar deed zijn uiterste best om te doen alsof die hem net zo weinig inspanning had gekost als haar. ‘Ik heb een zwak voor buitenlandse mannen,’ zei ze botweg, terwijl ze haar pareo omhoogtrok tot op haar dijen toen ze wat verder de zee in waadde. ‘Ik weet niet of het door de taal komt, of alleen door het feit dat buitenlandse mannen anders zijn. Italianen zijn goede minnaars. Het heeft iets poëtisch zoals ze zich voortbewegen, ook al zijn ze lui en te zwaar, en ze scheppen er plezier in om jou een plezier te doen. Dat mag ik wel. Mannen zijn over het algemeen grote egoïsten. Ze lopen alleen maar hun pik achterna.’ Nanni wiste met een zakdoek zijn voorhoofd af. Ze keek naar hem zoals hij daar stond te zweten op de kiezels. ‘Waarom kom je er ook niet in?’
‘Ik ben een echt landdier,’ antwoordde hij, met een verlangende blik op het koele water – maar hij voelde er niets voor om voor haar ogen uit de kleren te gaan.
‘Kun je zwemmen?’
‘Natuurlijk. Maar ik ben de kleinste niet; waarschijnlijk ga ik als de Titanic ten onder.’
‘Doe dan je schoenen uit en kom pootjebaden. Je ziet eruit alsof je elk moment kunt ontploffen!’
Beledigd trok hij zijn schoenen en sokken uit, rolde zijn broekspijpen op zodat zijn witte kuiten zichtbaar werden, en stapte de zee in. Toen hij het koude water voelde, slaakte hij een zenuwachtig kreetje.
‘Zo, dat voelt vast beter!’ moedigde ze hem aan.
‘Mijn hart gaat er sneller van kloppen. Als ik een hartaanval krijg, is het jouw schuld.’
‘Als jij een hartaanval krijgt, kun je helemaal niemand meer de schuld geven.’ Ze waadde naar hem toe, hield haar handen in het water tot ze waren afgekoeld, en legde ze op zijn gloeiende wangen. Hij deinsde terug. ‘Kom op zeg, voelt dat soms niet lekker?’
‘Jawel. Alleen een beetje onverwacht.’
‘De beste dingen in het leven zijn onverwacht. Ik ben een keer doodgegaan, weet je. Ja, het klinkt raar, maar het is zo. Ik ben doodgegaan en weer teruggekomen. Ze zeiden dat ik waarschijnlijk hersenletsel had opgelopen doordat ik zo lang niet geademd had, maar dat was niet het geval. Misschien door een wonder. Het punt is, ik pak het leven nu bij zijn lurven.’ Ze legde haar hand op zijn gulp. ‘Als ik iemand leuk vind, ga ik met hem naar bed. Ik bewaar mezelf niet voor de ware jakob. Het is veel te leuk om naar hem te zoeken. Doe maar niet of je mij niet ziet zitten, ik zie aan je ogen dat dat wel zo is. Ik ben maar een weekend hier, en ik ben van plan alles eruit te halen wat erin zit. Jij bent een intelligente man, en ik val als een blok voor slimme kerels.’
Nanni moest terugdenken aan een roodharig meisje op wie hij in zijn schooltijd verliefd was geweest. Zij was al net zo bijdehand geweest en had hem bij de kraag van zijn shirt gepakt en hem na de mis achter de fontein gekust, zodat ze wéér iemand kon afvinken op haar lijst van veroveringen.
Fiyona sperde haar hypnotiserende groene ogen open. ‘Hebben we voor de lunch nog tijd om wat te spelen?’
Luca zat met zijn moeder in de zitkamer. ‘Ik moet met je praten,’ zei hij. ‘Het gaat over Freya. Ze vermoedt dat Miles een verhouding heeft, en volgens mij moet ze hier meteen naartoe komen, vind je niet?’
‘Natuurlijk. Meteen!’
‘Miles heeft een schop onder z’n kont nodig. Hij beseft niet hoe gelukkig hij zichzelf mag prijzen dat hij Freya heeft.’
‘Je hebt altijd al een zwak voor haar gehad.’
‘Dat heb ik nog steeds. Daarom wil ik haar ook helpen.’
‘Waarom neemt ze haar moeder niet mee? Een vrouw heeft altijd behoefte aan haar moeder wanneer ze in de problemen zit.’ Romina was al drie stappen verder en berekende de kansen dat haar zoon iets met Freya zou beginnen. ‘Ja, dat zal ik doen. Ik ga meteen Rosemary bellen om ze uit te nodigen.’
‘Misschien is dat wel de kat op het spek binden,’ zei Luca, denkend aan Fitz en Alba, die elkaar dan na dertig jaar weer zouden terugzien.
Romina fronste. ‘Dat snap ik niet.’
‘Maak je maar geen zorgen. Soms kan het geen kwaad om de boel eens even op te schudden. Ik zou het in elk geval heel leuk vinden.’
Romina leek van haar stuk gebracht. Maar voordat ze de kans kreeg om door te vragen, kwam Bill de openslaande deuren door gebeend.
‘Ah, daar ben je, schat.’ Hij stak een gouden oorringetje naar voren. ‘Dit heb ik in het tuinhuis gevonden. Een belangrijk bewijsstuk, zou ik denken.’
Luca herkende Cosima’s sieraad meteen en hield zijn adem in.
‘Nou, we weten nu dat de indringer vrijwel zeker een vrouw is,’ zei Romina, die het oorringetje van dichtbij bekeek.
‘Tenzij het een neusring is,’ voegde Luca eraan toe, om er een grapje van te maken. ‘Laat eens kijken?’
‘Jammer dat we geen dna-test kunnen laten doen.’
‘Het is wel erg klein. Het heeft er misschien al jaren gelegen,’ zei Luca.
Bill schudde zijn hoofd. ‘Dat betwijfel ik. Het lag op het kleed naast het bed. Het was daar duidelijk kort geleden op gevallen.’
‘Dan moeten we op zoek naar iemand die maar één oorringetje draagt,’ zei Romina. ‘Dat laat ik aan jou over, Sherlock!’
‘Serieus, Luca, je móét haar vinden. Waarom ga je niet zelf in het tuinhuis slapen?’
‘Ik dacht dat jij niet wilde dat daar iemand sliep.’
‘Nou, ik ben van gedachten veranderd. Waar zat je afgelopen nacht?’
‘Ik was uit.’
‘Met een vriendin?’
‘Ja.’
‘Cosima?’
‘Hoe weet jij dat nou?’
‘Rosa zei dat haar nichtje om vier uur ’s nachts thuis was gekomen. Jij kwam kort daarna thuis. Je hoeft geen Einstein te zijn om het verband te leggen.’
‘Dus Rosa heeft ook een verband gelegd?’
‘Ongetwijfeld.’
‘Dan kan ik Cosima maar beter even bellen.’
‘Schat, kun je voor je gaat iets voor me doen?’
‘Natuurlijk.’
‘Het gaat over dat artikel in de Sunday Times. Rosa schijnt tegen Fiyona te hebben gezegd dat de marchese door twéé mannen zou zijn vermoord. Maar zover iedereen weet was het alleen Valentina’s broer, Falco. Zou het niet leuk zijn om tot de ontdekking te komen dat hij een handlanger had? Dat zou het artikel pas opzienbarend maken!’
‘Rosa zegt zo veel! Ze kan ontzettend melodramatisch doen.’
‘Cosima weet het vast wel. Nu je met haar op intieme voet verkeert, kun je het misschien eens vragen. En lieverd, maak er een beetje haast mee om die indringer te pakken. Je bent al net zo frustrerend als de politie! Ik word ziek van ongeduld en ongerustheid. Het is míjn tuinhuis. Mijn trots en vreugde, en ik durf er niet eens bij in de buurt te komen!’
Luca zei niets. Hij was niet van plan om een van beide opdrachten uit te voeren.
Toen hij zijn telefoon oppakte, ging die net over. ‘Cosima, ik wilde je net bellen!’ zei hij. ‘Hoe gaat het vanochtend met je?’
‘Rosa weet het. Ze weet het van jou en ze weet het van de diamanten.’
‘Rustig aan, Cosi. Er is niets om je zorgen over te maken. Je klinkt alsof ze je heeft betrapt bij een bankroof!’
‘Ik dacht dat ze uit elkaar zou knallen!’
‘Luister eens even, schat, zij is getrouwd en jij niet. Wij zijn twee vrijgezelle mensen die elkaar hebben gevonden. Daar is niets mis mee. Als Rosa een beetje jaloers is, is dat haar probleem.’
‘Volgens mij was zij het vannacht bij het tuinhuis.’
‘Denk je?’
‘Ze zei dat ze al wist dat we samen waren geweest omdat ze ons had gezien.’
‘Nou, dan hebben we nu de indringer gevonden,’ zei hij vrolijk.
‘Indringer?’
‘Dat is een lang verhaal. Ik vertel het je nog wel als we uit eten gaan.’
‘Ik kan me niet voorstellen wat ze daar midden in de nacht te zoeken zou hebben.’
‘Ze is geobsedeerd door Valentina. Ze denkt dat zij Valentina ís,’ antwoordde Luca. ‘Misschien gaat ze daar wel liggen dromen van de avonturen die zij nooit zal meemaken.’
‘Ze is jaloers omdat ze overeenkomsten ziet tussen Valentina en mij: verliefd worden op een Engelsman, schitterende diamanten cadeau krijgen…’
‘Laten we hopen dat het met ons gelukkiger afloopt,’ zei Luca wrang. ‘Trouwens, mijn vader heeft je oorringetje op het kleed gevonden.’
‘Ah, ik vroeg me al af waar het was gebleven.’
‘Nou, doe het andere maar niet meer in, want als mijn moeder dat ziet laat ze je opsluiten. Ik kom tussen de middag wel naar de trattoria. Nu bekend is geworden dat we iets met elkaar hebben, kan ik er vrijelijk over praten. Ik wil met je pronken, Cosi!’ Ze maakte aanstalten om te protesteren. ‘Ik kom naar je toe, of je het nou leuk vindt of niet. Ik ben blij dat we het niet langer geheim hoeven te houden. Voor dat soort kinderachtige spelletjes zijn we allebei te oud.’
‘Misschien,’ onderbrak Cosima hem. ‘Maar Rosa niet.’
Nanni en Fiyona kwamen met verhitte gezichten terug van hun wandeling. Romina merkte al na één blik op haar broer dat zijn indolentie was verdwenen en dat er een zelfverzekerder man voor in de plaats was gekomen. Haar ogen dwaalden naar Fiyona. Aan haar slome houding en haar algehele slonzigheid was nog niets veranderd, maar ze leek erg met zichzelf ingenomen.
‘Madonna!’ mompelde Romina. ‘Wat is die meid een slettebak!’
‘Dat was prachtig,’ zei Fiyona terwijl ze zich liet neerzakken in een stoel. ‘Niets is zo mooi als de zee.’
‘Hoe vond jij het?’ vroeg Romina haar broer.
Schuldbewust keek hij haar aan. ‘Prima, hoor Ik ga me even verkleden voor het eten. Het is veel te heet voor een man met mijn postuur.’
‘Heeft de zee je dan geen verkoeling gebracht?’ informeerde ze spottend.
‘Je zou denken van wel. Maar nee, door de klim naar boven heb ik het weer warm gekregen.’
Hij was al verdwenen voordat ze nog meer vragen kon stellen. Eenmaal in zijn slaapkamer stond hij zichzelf een brede, ongeremde glimlach toe. De laatste keer dat hij seks had gehad, meer dan twintig jaar geleden, was een vernederende ramp geweest. Hij kromp nog steeds in elkaar als hij eraan dacht. Hij had gewild dat de dame in kwestie dood was, zodat niemand ooit nog hoefde te weten hoe opgelaten hij zich had gevoeld. Sindsdien was hij seks koste wat het kost uit de weg gegaan. Maar Fiyona had iets beroerd dat onder de oppervlakte begraven had gelegen, en Lazarus was opgestaan. Hij kon er de vi nger niet op leggen waarom ze nou precies zo aantrekkelijk voor hem was. Misschien de losse manier waarop ze seks benaderde, en haar no-nonsense-aanpak. Ze had hem begeerd en had hem zonder het te vragen genomen; en hij had haar bevredigd. Hij kende de man die hem vanuit de spiegel aankeek amper terug. Terwijl hij zich uitkleedde, vroeg hij zich vermetel af of ze het nog eens zou willen doen.
Luca reed de stad in en parkeerde de auto op het plein. Toen hij uitstapte, zag hij Francesco spelen rondom een groepje weduwen die op een bankje onder een palmboom zaten. Hij blies in hun gezichten en lachte als ze in verwarring opkeken. Luca schudde zijn hoofd om zijn kwajongensstreken. Het geluksgevoel van zijn moeder had hem duidelijk ook gelukkig gemaakt, want hij glimlachte breed en zorgeloos. De jongen voelde zijn aanwezigheid en hield op met blazen om hem aan te kijken, waarna hij naar de kerk wees.
Luca liep de grote deuren door. De lucht was dik van de wierook, de kaarsen twinkelden als kleine sterren door het halfduister. Toen hij Cosima niet meteen zag, dwaalde hij wat rond en keek in de kapelletjes die aan de zijkanten van de kerk gebouwd waren, waar waxinelichtjes flakkerend brandden op hun eigen glinsterende altaren. Pas toen hij bij het schip kwam zag hij haar, achter in de kerk vlak bij het altaar, diep in gesprek met de priester. Ze zaten met gebogen hoofd te fluisteren. Luca sloeg hen een poosje gade, omdat hij niet wilde storen. Hij meende de woorden ‘Londen’ en ‘Engeland’ op te vangen.
Toen Cosima hem zag, keek ze geschrokken; ze zei iets tegen de priester en stond op. ‘Luca, mag ik je voorstellen aan vader Felippo?’ Ze wenkte hem naderbij.
‘Vader Felippo kwam overeind en nam Luca’s hand in de zijne. ‘Fijn je te ontmoeten, Luca,’ zei hij vriendelijk. ‘Cosima heeft me veel over je verteld.’
Luca wist niet wat hij tegen een priester moest zeggen. ‘U hebt een prachtige kerk.’ Het klonk slapjes.
‘Dank je. Wij houden ervan, nietwaar, Cosima?’
‘Het is een plek die veel troost en rust biedt,’ antwoordde ze met een glimlach naar Luca.
‘Ik wilde jullie niet storen,’ legde hij uit.
‘Het geeft niet, we zijn klaar.’ Vader Felippo wendde zich tot Cosima. ‘Gaat het verder wel, denk je?’
Ze knikte. ‘Dank u. Kom mee, Luca, laten we gaan lunchen.’
‘Hoe wist je dat ik hier was?’ vroeg ze toen ze terugliepen door het gangpad.
‘Dat liet Francesco me zien.’
‘Francesco?’
‘Ja, hij liep drie oude vrouwtjes bang te maken door in hun gezicht te blazen. Hij wees hiernaartoe.’ Luca haalde zijn schouders op. ‘Ik heb echt wat aan hem.’
Cosima wilde niets liever dan hem geloven, maar omdat zijzelf Francesco niet kon zien, bleef er toch iets van twijfel knagen. ‘Kon ik hem maar vasthouden,’ zei ze zachtjes.
‘Hij is een geest, Cosi. Pas als je je bij hem voegt zul je hem kunnen vasthouden.’
Zwijgend liepen ze over het plein. Francesco was verdwenen. De oude vrouwtjes zaten nog steeds te kletsen, alsof er niks was gebeurd.
‘Ik wil je graag geloven, echt. Maar vertel je me soms wat ik wil horen alleen maar om me gelukkig te maken? Is dit allemaal een truc om te zorgen dat ik verliefd op je word?’
Hij schrok ervan dat ze aan hem kon twijfelen. ‘Waar hadden vader Felippo en jij het over?’
‘Nergens over!’ De tranen sprongen haar in de ogen. ‘Maar waarom kan alleen jij hem zien? Waarom ik niet?’
Luca pakte haar bovenarmen vast. ‘Ik weet het niet, Cosi. Twijfel alsjeblieft niet zo aan me. Ik wou dat ik het je kon bewijzen, maar dat kan ik niet.’
‘Misschien zou Francesco je iets kunnen vertellen dat alleen hij en ik weten?’
‘Hij vertelt me helemaal niks. Hij is een kleine jongen. Waarschijnlijk is hij net zo in de war als wij. Het is vast niet eens in hem opgekomen. Het enige wat hij wil is dicht bij jou zijn.’
‘En ik wil dicht bij hem zijn.’ Ze keek om zich heen. ‘Waar is hij nu?’
‘Ik zie hem niet.’
‘Je ziet hem niet? Waarom niet? Waarom zie je hem alleen als ik niet bij je ben? Als je hem echt kunt zien, zorg dan dat hij hierheen komt en zeg iets tegen hem!’
Luca trok een gepijnigd gezicht. ‘Dat kan ik niet,’ moest hij toegeven. ‘Dit is allemaal nieuw voor me, weet je. Ik snap ook niet hoe het werkt.’
Toen kreeg hij ineens een idee. ‘Kom eens!’ gebood hij, en hij pakte haar bij de hand en trok haar over het plein mee naar de oude vrouwtjes. ‘We zullen het hun eens vragen.’
‘Dan denken ze dat je gek bent.’
‘Ze mogen denken wat ze willen.’
De drie vrouwtjes staakten hun gesprek en keken hen aan. Cosima voelde zich hoogst opgelaten, terwijl Luca zich zelfverzekerd voorstelde. ‘Goedemiddag, dames,’ zei hij met een lichte buiging. ‘Ik ben Luca Chancellor. Het spijt me wel dat ik dit vredige tafereeltje verstoor, en ik heb ook een nogal vreemde vraag.’ De drie weduwen keken naar hem op alsof hij een buitenaards wezen was. ‘Hebben jullie soms daarnet het gevoel gehad of er iemand in jullie gezicht blies? Ik weet dat het raar klinkt, maar het is echt belangrijk.’ De kleinste vrouw begon te mummelen, terwijl de dikke iets onverstaanbaars mompelde.
De derde grijnsde, waarbij ze haar kleine gele tanden ontblootte. ‘Dat was jij dus!’ grinnikte ze. ‘Als je niet zo knap was, zou ik je een mep geven met mijn handtas!’
De kleinste boog zich naar voren om het beter te kunnen zien. ‘Was jij dat die ons in het gezicht blies? Dat is heel onbeleefd, weet je.’
‘Gelooft u me alstublieft, ik was het niet,’ zei hij terwijl hij achteruitstapte. ‘Het was een geest, maar mijn vriendin hier wil daar niet aan.’
‘Een geest?’ riepen ze allemaal tegelijk uit, en ze wendden zich opgewonden naar elkaar toe.
‘Ziezo, geloof je me nu?’ zei Luca.
‘Ik moet wel,’ gaf Cosima toe.
Hij keek haar strak in de ogen. ‘Tegen jou zou ik nooit liegen, Cosi. Ik beloof dat ik nooit tegen je zal liegen.’
Zwijgend liepen ze verder over de kade. Toen ze in de buurt van de trattoria kwamen, voelde Luca Cosima verstrakken bij de aanblik van Rosa op het terras. Die boog zich in haar rode jurk over een tafeltje met jongemannen heen, haar decolleté vol in het zicht.
Ze kwamen bij het terras en Luca liet haar hand niet los. Rosa keek op en registreerde hun verstrengelde handen en de nabijheid van hun lichamen terwijl ze voortliepen. Maar ze dwong zichzelf tot een glimlach en probeerde luchtig over haar gevoelens heen te stappen. ‘Moet je jullie tweeën nou zien!’ riep ze uit. ‘Als ik niet getrouwd was, zou ik nog jaloers worden.’
‘Waarom kom je niet bij ons zitten voor het middageten?’
Ze trok een gezicht. ‘Wat dacht je! Zie je niet dat ik aan het werk ben? Nee, lunchen jullie maar samen. Jullie moeten elkaar tenslotte nog leren kennen!’ Ze wees naar een tafeltje in de hoek. ‘Daar zit je rustig en kan niemand meeluisteren.’
‘Dank je, Rosa,’ zei Cosima welgemeend.
‘Hoor eens, het is aan mij te danken dat jullie elkaar hebben leren kennen. Als ik er niet was geweest, liep jij hier nog steeds rond met een gezicht van oude lappen.’ Ze priemde met een rode nagel in Luca’s richting. ‘En jij zou nog steeds lopen tobben over je scheiding. Ik ben blij voor jullie, en voor mezelf, want deze goede daad heeft misschien een paar slechte daden uit het verleden uitgewist en me een plekje in de hemel opgeleverd. Ga nou maar zitten en eet. Alfonso heeft verrukkelijke kreeft klaargemaakt.’
Ze ging de keuken in en nam plaats aan het houten tafeltje. ‘Romano, breng me een glas wijn, wil je?’
Alles goed, Rosa?’ vroeg Alfonso. Ze was ineens wit weggetrokken.
‘Ja hoor.’
Romano bracht haar een glas en schonk de wijn in. Rosa nam een grote slok. ‘Zo, dat is beter.’ Wanhopig schudde ze haar hoofd. ‘Sommige mensen hebben ook alle geluk van de wereld!’
Na het diner nam Fiyona een taxi naar de stad, nadat ze Romina had herinnerd aan haar afspraak had met Fiero.
‘Nu snap ik waarom ze zo goed Italiaans spreekt,’ zei Romina tegen Ma. ‘Ze duikt met alle obers het bed in.’
‘Je broer zal wel teleurgesteld zijn,’ zei Ma. ‘Door haar is hij helemaal van slag.’
‘Anders was hij nooit wakker geworden, jammer dat ze zo’n slet is.’
‘Ze is een beest.’ Ma snoof afkeurend. ‘Ze pakt alles wat maar beweegt.’
‘Vooral als het niet al te snel beweegt, zoals Nanni!’
‘Offer hem rustig genadeloos op als dat een goed artikel oplevert.’
Romina wierp een blik op haar broer, die in zijn eentje met een glas whisky op het terras zat. ‘Ik hoop maar dat hij ons niet teleurgesteld heeft.’
‘O, ik geloof niet dat ze veel onderscheidingsvermogen heeft.’
‘Ik snap niet wat er sexy zou zijn aan Nanni.’
Peinzend kneep Ma haar ogen tot spleetjes. ‘Ach, ik weet niet. Op ieder potje past een deksel.’
‘Ook op het jouwe, Ma?’
Ma grijnsde ironisch. ‘Ik ben veel te spiritueel ingesteld om me aan aardse geneugten over te geven.’
‘Meer dan aardse geneugten bestaan er niet, Ma. Je moet het ijzer smeden als het heet is.’