32
T oen Manfreda moeizaam het terras op gehobbeld kwam, met Rosa en Eugenio in haar kielzog, deed het haar goed te zien dat de vrede weer was getekend. De grote diamant aan Cosima’s vinger schitterde bijna even helder als het licht in hun ogen.
Rosa zette het dienblad met drankjes neer en omhelsde haar nicht. Ze was maar een tikje jaloers op de prachtige diamant en Cosima’s geluk. ‘Ik ben blij dat Luca niet de leugenaar blijkt te zijn waar ik hem voor aanzag,’ zei ze, waarna ze zich tot Luca wendde en eraan toevoegde: ‘Het spijt me dat ik aan je heb getwijfeld.’
‘Het is allemaal opgelost. Cosima heeft erin toegestemd met me te trouwen. Ik ben helemaal in de zevende hemel.’
‘We moeten het tegen mamma gaan zeggen,’ zei Rosa.
‘We vertellen het nog aan niemand voordat ik mijn dochters op de hoogte heb gebracht. Daarna ga ik Toto om je hand vragen en mag heel Incantellaria het weten!’
Manfreda ging vergenoegd in haar stoel zitten. ‘Alles is zoals het moet zijn,’ zei ze terwijl ze haar handen in haar schoot vouwde.
‘Nou ja, bijna dan,’ onderbrak Luca haar. ‘Rosa, ik wil je al een hele tijd iets vragen.’
‘Wat dan?’
‘Ben jij degene die af en toe het tuinhuis binnenglipt?’
Eugenio gaf snel in haar plaats antwoord. ‘Doe niet zo belachelijk! Wat heeft Rosa nou in het tuinhuis te zoeken?’ Maar nog terwijl hij het zei, wist hij dat hij zich vergiste. ‘Rosa?’
Ze schonk iets te drinken voor zichzelf in en ging zitten. ‘Nee, ik ben de indringer niet. Althans, niet de oorspronkelijke indringer.’
Verrast keek Eugenio haar aan. ‘Dus daar ga je naartoe als je er ’s nachts tussenuit piept.’
‘Weet jij daar dan van?’
‘Natuurlijk weet ik daarvan. Ik merk dat je vertrekt en terugkomt, maar ik weet niet waar je dan heen gaat.’
Geschrokken pakte ze zijn hand. ‘Dacht je soms dat ik…?’
‘Ik vertrouw je,’ onderbrak hij haar. ‘Tenminste, ik wíl je graag vertrouwen.’
‘Zeg het alsjeblieft niet tegen mamma!’
‘Spreek nou maar gewoon de waarheid.’
‘Wie is de oorspronkelijke indringer dan?’ vroeg Luca geïntrigeerd.
‘Weet je nog, die vreemde lichtjes in het palazzo en die verhalen over geluiden midden in de nacht? Het spookt daar, en het heeft er jaren gespookt, maar het zijn niet de doden die spoken. En ik maak graag midden in de nacht een strandwandeling.’ Ze glimlachte verontschuldigend naar Eugenio en kneep even in zijn hand. ‘Wees niet boos op me zijn; op die manier kan ik mijn hoofd leegmaken en even alleen zijn. Ik hou van het donker. Ik vind het heerlijk om in het duister dat pad af te gaan. De zee ziet er in het maanlicht prachtig uit en ik kan alles horen, zelfs het geratel van mijn eigen gedachten. Maar op een nacht kreeg ik ineens zin om naar het tuinhuis te lopen. Het is geen geheim dat ik gefascineerd ben door onze grootmoeder, Cosima. Die heeft een tragisch leven geleid, maar ik zie daar ook de romantiek van in. Mamma zou er kwaad om worden, maar het tuinhuis trok me als een magneet aan. Ik wilde dicht bij Valentina zijn en ik was nieuwsgierig of Romina er iets aan veranderd had, of dat ze had gezien wat ik erin zag en alles bij het oude had gelaten.’ Er voer een huivering door Rosa heen terwijl ze iedereen in haar ban hield. ‘Dus liep ik het welbekende pad op en kwam aan bij dat schattige gebouwtje. Binnen brandde licht. Het geflakker van een kaars scheen tussen de openingen in de luiken door. Ik kon ofwel omkeren, ofwel de deur opendoen en kijken wie daarbinnen was. Incantellaria is een slaperig stadje, waar nooit veel gebeurt. Dit was mijn kans om zelf een avontuur te beleven. Dus deed ik de deur open.’
‘En wie was er binnen?’ vroeg Luca.
Rosa grijnsde geheimzinnig. ‘Ik moet even een telefoontje plegen. Daarna zal ik het jullie laten zien.’
‘Je moet het ons zeggen!’ riep Cosima uit.
‘Nee, ik wil dat jullie het met eigen ogen kunnen zien.’ Ze wendde zich tot haar man. ‘Het spijt me.’
Eugenio’s angsten losten op in het zoete licht van haar glimlach, want hij wist hoe moeilijk Rosa het vond om haar excuses aan te bieden.
Cosima drukte Manfreda vol genegenheid tegen zich aan. ‘Dank je wel,’ fluisterde ze de oude vrouw in het oor.
‘Mij hoef je niet te bedanken. Dit komt je toe. Het zal tijd worden dat je je hart eens openstelt voor het geluk.’
Alba en Fitz zagen de zon in de zee zakken. Het land werd overgoten door een schemerig paars licht.
‘Dit is het mooiste uur van de dag,’ zei Alba vergenoegd.
‘Ik wil niet dat er een einde aan komt. Ik wil niet terug naar mijn leven. Ik wil hier bij jou blijven, en doen alsof het dertig jaar geleden is. Alsof we nog jong en verliefd zijn.’
‘We zijn niet meer degenen die we waren.’
‘Veranderen mensen dan zo veel?’
‘Ja, het leven vormt ons. Incantellaria heeft mij gevormd. Ik heb dat hooghartige meisje met haar minirok en klomplaarzen tegelijk met de Valentina zien ondergaan.’
‘Nee, ze zit nog steeds binnen in je,’ zei Fitz met een liederlijke grijns. ‘Ik kan haar zien zitten.’
‘Nou, gelukkig kan verder niemand anders dat.’
‘Omdat ze haar nog niet eens zouden herkennen als ze hun een klap in hun gezicht gaf. Maar ik herken haar omdat ik van haar hou.’
‘Je bent een onverbeterlijke romanticus.’
‘Ooit heb je tegen me gezegd dat dat mijn grote probleem was.’
‘Herinner je je dat nog?’
‘Ja, je zei toen dat jij niet geloofde in de liefde of het huwelijk.’
‘Ach ja, mensen veranderen.’
‘En ik zei tegen je dat als ik verliefd word, ik mijn hart volkomen aan iemand verpand. Als het weg is, krijg ik het nooit meer terug.’
‘O, Fitz.’ Ze pakte zijn hand. ‘Ben je verliefd op een herinnering?’
‘Ik heb je laten gaan. Dat is het stomste wat ik ooit van mijn leven gedaan heb.’
‘Maak je geen zorgen, je hebt nu Rosemary,’ plaagde ze hem.
Alba voelde een golf van opwinding door zich heen slaan. Misschien zat het meisje in minirok en met klomplaarzen inderdaad nog steeds ergens diep vanbinnen. ‘Zeg, Fitz, wat zou je ervan zeggen om met z’n tweet jes weer eens stiekem naar het palazzo te sluipen?’
‘Waarom zou je dat willen?’
‘Omdat ik er sinds het dertig jaar geleden uitging tussen ons niet meer ben geweest. Ik had er het hart niet voor. Maar met jou durf ik het wel aan.’
Hij stak zijn hand uit om haar overeind te helpen. ‘Laten we naar het tuinhuis gaan. Niemand hoeft het te weten. We kunnen er saampjes naar binnen glippen. Het schijnt dat Romina er helemaal niets aan veranderd heeft.
‘Nee, dat heeft ze inderdaad niet,’ antwoordde hij. ‘Ik heb het gezien, en het ziet er nog precies zo uit als toen je moeder aan die kaptafel haar haar zat te kammen.’
‘O, Fitz, de zenuwen gieren door mijn keel.’
‘Wees maar niet bang. We zijn samen. Als ik niet van die stramme gewrichten had, zou ik haast denken dat ik weer een jongeman was.’
‘Vanbinnen ben je een jongeman,’ zei ze. ‘Ik herken hem, omdat ik van hem heb gehouden.’
‘Zeg dat je dat nog steeds doet.’
‘Als je het je goed herinnert, weet je ook nog dat ik tegen je heb gezegd dat er vele manieren bestaan om lief te hebben.’
‘Dus je houdt nog van me.’
Ze liep de heuvel op. ‘Ik hou nog steeds van je, Fitz,’ riep ze achterom.
Hij haastte zich achter haar aan. ‘En ik hou van jou omdat jij nog steeds van mij houdt.’
Rosa parkeerde de auto een stukje heuvelafwaarts vanaf het palazzo. Ze wilden niet dat Romina hen zou zien rondneuzen. Cosima pakte Luca’s hand en liep achter Rosa aan tussen de bomen door naar het tuinhuis. Het was donker. Een wazige maan steeg langzaam op aan de donkerblauwe hemel en de sprankelende ogen van duizend sterren begonnen aan hun nachtelijke wake. Het briesje ritselde tussen de bladeren en onzichtbare krekels zongen in het struikgewas hun onveranderlijke lied.
Rosa maakte de deur open. Binnen verlichtte de warme gloed van kaarsen het vertrek. Rosa stapte over de drempel. Eugenio, Luca en Cosima kwamen achter haar aan, reikhalzend om te zien wie daarbinnen was. Daar, bij het raam aan de achterste muur, stond een man te roken in de nachtlucht. Hij was zo mager dat zijn broek, om zijn middel opgehouden door een riem, om zijn benen slobberde, zodat zijn enkels bloot waren. Hij droeg een wit shirt en het beetje haar dat hij nog had was zo wit als ganzendons. De hand die de sigaret vasthield was knokig, overdekt met huid die even doorschijnend was als mottenvleugels, met roze en bruine spikkels erop. De kamer was gevuld met dezelfde zoete parfumgeur die de raadselachtige sjaal had uitgewasemd.
‘Nero?’ zei Rosa zachtjes. De oude man draaide zich om. Toen hij zag dat ze niet alleen was, leek hij te huiveren van genoegen.
‘Zo, we zijn vanavond dus met een heel gezelschap,’ zei hij loom. ‘Cebello!’
‘Dit is mijn man, Eugenio, mijn nicht Cosima en haar verloofde, Luca.’
‘Ah, Eugenio, over jou heb ik alleen maar goede dingen gehoord.’ Eugenio wist niet wat hij moest zeggen; hier had hij geen idee van gehad. ‘En Luca, welkom.’ Hij liet zijn lichte ogen op Cosima rusten en nam haar trekken in zich op. ‘Wat fijn om jou te zien, Cosima. De gelijkenis is wel opvallend,’ voegde hij eraan toe terwijl hij zijn hand uitstak. Cosima pakte die aan. De huid was koud en vochtig als die van een lijk. ‘Maar jij, Rosa, bent degene die het gezicht van je grootmoeder heeft geërfd.’
‘Bent u soms de geadopteerde zoon van de marchese?’ zei Luca ongelovig.
‘Inderdaad, dat ben ik. Dit was mijn speciale plekje. Ovidio hield er meer van dan van wat ook op de hele wereld. Toen hij doodging heb ik het palazzo losgelaten.’ Hij maakte een handgebaar als om het verleden te laten gaan. ‘Ik stortte helemaal in en om me heen stortte het palazzo in. Maar hiervoor… hiervoor heb ik gezorgd – voor Ovidio. En hij is hier nog steeds. Kunnen jullie zijn aanwezigheid voelen?’ Cosima spiedde om zich heen. ‘Nou, ga maar zitten allemaal. Laten we niet zo officieel blijven staan.’
Hij trok de stoel die voor de kaptafel stond bij en Rosa liet zich neervallen op het bed alsof het het hare was, en ze klopte naast zich ten teken dat Eugenio naast haar moest komen zitten. Luca en Cosima, die zich er ongemakkelijk van bewust waren dat Nero hen waarschijnlijk de liefde had zien bedrijven, gingen samen op de grond zitten.
‘Jullie kunnen je wel voorstellen hoe blij ik was toen ik Rosa voor het eerst zag. Ik dacht dat Valentina uit de dood was opgestaan. We zijn vrienden, nietwaar, Rosa?’
‘Nero was heel verdrietig toen ik hem aantrof. Hij leek wel een achtergelaten hond die bij het lichaam van zijn overleden baasje was blijven zitten. Heel zielig om te zien.’
‘Waar woont u?’ vroeg Cosima.
‘In een huisje in de heuvels niet ver hiervandaan. Dat heb ik toen het palazzo onbewoonbaar werd gekocht met het laatste restje van Ovidio’s fortuin. Ik heb mijn uiterste best gedaan om in het palazzo te blijven wonen, echt, maar het rotte gewoon om me heen weg. Op het laatst moest ik wel vertrekken. Maar net als een postduif die telkens terugkeert naar huis ging ik er elke dag naar terug om het langzaam verzwolgen te zien worden door de tuin. Ik heb dit tuinhuis gelaten zoals het was, omdat alles wat hier staat door Ovidio speciaal voor hier was uitgekozen. Deze boeken, het beeld, de schilderijen, de meubels, de vloerkleden – niets daarvan heeft ook maar enige waarde buiten deze plek, Ovidio’s tuinhuis. Dus heb ik het als een schrijn in stand gehouden.’
‘Is dat niet romantisch?’
‘U kon er niet van uitgaan dat mijn moeder het in stand zou laten,’ zei Luca.
‘Nee, ik probeerde mensen weg te jagen, maar ik was geen bijster overtuigend spook!’
‘Dus ú was degene die kwam spoken in het palazzo?’ zei Eugenio.
‘Als iedereen ’s nachts sliep, dwaalde ik door de gangen.’ Blijkbaar had Nero het gevoel dat het palazzo hem nog steeds toebehoorde. ‘Ik ken alle hoeken en gaten.’
‘Geen wonder dat Ventura over spoken klaagt,’ zei Luca.
‘Ze hoeft niet bang te zijn. Dit spook heeft alleen zichzelf maar kwaad gedaan. Dus jouw ouders wonen er nu?’
‘Ja,’ antwoordde Luca.
‘Ik mag van geluk spreken dat het in zulke gevoelige handen is gevallen. Dat was wel een gok. Maar ja, ik had het geld nodig, dus moest ik het verkopen.’
‘Hij vindt het mooi zoals je moeder het palazzo heeft opgeknapt,’ zei Rosa.
‘Volgens haar heeft ze de schoonheid van het oorspronkelijke gebouw recht gedaan,’ zei Luca.
‘Het is niet meer hetzelfde,’ antwoordde Nero scherp. ‘Het ziet er helemaal niet meer uit zoals het was. Ik heb nog een album met oude foto’s om dat te bewijzen. Maar,’ moest hij ondanks zichzelf toegeven, ‘ze heeft wel smaak. En Ovidio wist smaak zeer te waarderen.’
‘Nero en ik voeren tot diep in de nacht gesprekken, hè Nero? Je zou er nog van opkijken hoeveel mensen hij door Ovidio heeft leren kennen. Toen hij nog een kind was, kwam de crème de la crème van heel Europa hier logeren. De Aga Khan, de hertog en hertogin van Windsor… Ik zou uren naar Nero’s verhalen kunnen luisteren.’ Rosa wierp een blik op haar echtgenoot om zijn goedkeuring te zoeken. Eugenio keek haar liefdevol aan, onuitsprekelijk opgelucht dat Nero niet de jonge minnaar was voor wie hij bang was geweest.
‘En ik zou urenlang kunnen vertellen. Ik moet niet zo veel van mensen hebben; ik voel me prettiger bij mijn herinneringen aan degenen die me dierbaar waren en die nu zijn overleden. Maar Rosa en ik zijn vrienden. Ik ben niet langer alleen. Wat een ironie dat de kleindochter van de vrouw die Ovidio’s hart stal nu mijn grote troost is.’
Op dat moment ging de deur open en tuurde Alba’s gezicht naar binnen; ze schrok toen ze zag dat het tuinhuis niet verlaten was.
‘Mamma!’ Schuldbewust ging Rosa rechtop zitten.
‘Wat doe jíj hier? O mijn god – Nero?’
‘Alba,’ zei Nero, blij om te zien dat zijn publiek zich uitbreidde. ‘Is dat fitz?’ Achter Alba aan stapte Fitz naar binnen.
‘Kom erin, doe maar niet zo verlegen. De jaren vallen helemaal weg, nietwaar?’
‘Rosa, hoe ken jij Nero?’ Alba stond perplex. Ze had gedacht dat hij al lang geleden was overleden.
‘Die heb ik hier gevonden.’ Ze haalde haar schouders op, alsof het iets heel gewoons was.
‘Nu we de indringer hebben opgespoord, hoeven we het alleen nog maar aan moeder te vertellen.’
Fitz keek Alba benauwd aan. Hij dacht eraan dat Rosemary er dan at liter zou komen dat ze hier samen waren en durfde zich er geen voorstelling van te maken wat voor gevolgen dat zou hebben. ‘Ik moest maar eens opstappen,’ zei hij.
‘Niet weggaan,’ onderbrak Nero hem. ‘We houden hier een salon. Laten we er een nachtelijk evenement van maken. Het wordt vast de meest gewilde salon van heel Italië.’
Toen Fitz zich omdraaide om weg te lopen, botste hij pardoes tegen Romina op, die samen met Rosemary voor de deur stond als een stel schooljuffrouwen die een clandestien nachtelijk feestje op het spoor waren. ‘Wat is hier in vredesnaam gaande? Wie is dat?’ Ze wees naar Nero.
‘Jij moet haast wel Romina zijn,’ zei Nero, die opstond. ‘Ik zal me even voorstellen. Ik ben Nero. Palazzo Montelimone is ooit van mij geweest.’
‘Nero?’ bauwde ze hem na.’ Madonna! Het moet niet gekker worden! Dus jíj bent de indringer? Che fascinante! Ik vroeg het me aldoor al af. Luca, ren eens gauw naar het huis om wat wijn te halen, want ik moet iets te drinken hebben. Schuif eens op, lieve Rosa, zodat ik even kan gaan zitten. Nero, wie had nou gedacht dat jíj zou herrijzen uit de dood?’
‘Ik heb me nog nooit zo springlevend gevoeld.’ Hij grijnsde en ontblootte een gebit waaraan twee tanden ontbraken.
‘Beste vriend, je moet me alles over de marchese vertellen. Ik wil het dolgraag allemaal weten.’ Op dat moment schoot Porci langs haar heen, regelrecht in Nero’s uitgestoken armen.
‘Hallo, varkentje. Ik weet wel wat jij wilt. Hij haalde een stukje cake uit zijn zak, dat Porci gulzig naar binnen werkte.
‘Nou, nóg een raadsel opgelost,’ mompelde Romina terwijl ze ging zitten.
Rosemary wierp een blik op haar man. ‘Wat doe jij hier?’ wilde ze weten. ‘We hebben je overal gezocht!’
Iedereen staarde Fitz en Alba aan. Heel even waren ze van hun stuk gebracht en wisten ze niet wat ze moesten zeggen.
Rosa zag een kans om vrede te sluiten met haar moeder. ‘Het is mijn schuld,’ zei ze, terwijl ze van het bed klauterde. ‘Nero is míjn vriend. Ik wilde hem aan Eugenio voorstellen, en aan mijn moeder en Cosi, dus zijn we onuitgenodigd hiernaartoe gegaan, maar we werden ontdekt door Fitz en Luca, die de indringer op heterdaad wilden betrappen.’ Ze stak haar handen in de lucht. ‘We zijn schuldig aan het ten laste gelegde.’
‘Maar de échte indringer ben ik,’ zei Nero. ‘Dat woord klinkt een stuk prettiger dan “spook”. Het staat mij wel aan!’
‘Als ik had geweten dat jij de indringer was, Nero, zou ik je hebben uitgenodigd voor een drankje,’ zei Romina.
‘O ja?’
‘Natuurlijk. Het is jouw tuinhuis. Dankzij jou is het zo mooi bewaard gebleven. Om eerlijk te zijn heb ik nooit echt het gevoel gehad dat het van mij was, en daarom raakte ik het ook niet aan. Ergens diep in mijn hart moet ik hebben geweten dat het eigendom was van iemand anders, iemand die er meer recht op had dan ik.’
‘Jij bent een vrouw met een geweldig goede smaak. Ovidio zou je hoog hebben geacht. Ik heb nog een album met oude foto’s. Misschien wil je eens zien hoe het palazzo er in zijn hoogtijdagen uitzag, voordat we het overlieten aan weer en wind?’
‘Dat lijkt me geweldig! En ik wil ook graag dat je hier komt wanneer je maar wilt, zolang je me maar vergast op mooie verhalen over de marchese’
‘Met het allergrootste genoegen.’ Hij kuste haar hand. ‘Je bent niet alleen een schoonheid, maar ook nog eens gezegend met een duizelingwekkende intelligentie. Daar buig ik graag in alle nederigheid voor. Mijn dank kent geen grenzen. Heeft iemand er bezwaar tegen als ik een sigaret opsteek?’
Rosemary ontspande haar schouders. ‘Sorry hoor,’ mompelde ze, terwijl ze haar hand om Fitz’ arm legde. ‘Ik had me zo’n zorgen gemaakt.’
‘Waarover dan?’
Ze schudde haar hoofd, omdat ze haar angsten niet wilde bespreken binnen gehoorsafstand van Alba. ‘Dwaze vrouwenzorgen. Alles is goed met je, daar gaat het om.’
Alba glimlachte haar dochter toe. Het was maar een klein glimlachje, maar Rosa voelde haar trots als zonlicht op haar afstralen. Ze had de bewondering en dankbaarheid van haar moeder opgewekt. Van nu af aan zou alles anders worden.
Toen Luca terugkwam met glazen en wijn, bracht hij ook de overige gasten mee. Ze persten zich allemaal in het tuinhuis, trokken de flessen open en luisterden in vervoering naar Nero, die het verleden weer tot leven bracht met kleurrijke verhalen over hertogen en prinsen en de onnavolgbare marchese.
Luca pakte Cosima’s hand. De ring fonkelde als een heldere ster aan haar vinger, maar het leek niemand op te vallen, totdat hij ineens merkte dat de professor vol vaderlijke genegenheid naar hem zat te kijken. Zijn blik daalde af naar Cosima’s ring, en de professor gaf Luca een knipoog en een discreet, maar lovend knikje.