29

 

F reya, Rosemary en Fitz arriveerden op een volmaakte zonnige dag in Incantellaria. Romina had geregeld dat ze in een boot aan zouden komen, zodat ze vanaf de zee konden genieten van de fraaie aanblik van het middeleeuwse stadje, zoals het bedoeld was om gezien te worden. Fitz had een knoop in zijn maag van de zenuwen. Hij was in geen dertig jaar terug geweest. Hij wist niet eens of Alba er nog steeds woonde. Misschien had ze de trattoria van de familie wel verkocht en was ze verhuisd. Dertig jaar was een hele tijd. Hij kromp in elkaar bij de gedachte dat hij een ander restaurant zou aantreffen op de plek van Fiorelli. Diep in zijn hart wilde hij graag dat alles nog hetzelfde was gebleven, zelfs zij.

Hij kon Rosemary niet vertellen wat er in hem omging. Zij had altijd schamper over Incantellaria gedaan sinds hij haar had verteld over Alba en dat die had geprobeerd hem daarnaartoe te krijgen. Rosemary had het hem uiteindelijk allemaal uit het hoofd gepraat, en in de maanden daarna had hun relatie zich verdiept. De enige reden waarom ze nu meekwam was dat ze niet wilde dat hij zijn oude vlam in zijn eentje tegemoet zou moeten treden. Dus vertelde hij haar niets over zijn verlangens. Hij kon zich alleen maar vasthouden aan de reling achter op de boot en afwachten. Op het ergste voorbereid zag hij voor zijn geestesoog al nachtclubs en hippe boetiekjes, dure hotels en een strand dat vol lag met te schaars geklede en met te veel sieraden behangen jetsetters uit Europa.

Freya had haar moeder niets over Miles’ verhouding verteld. Ze wilde niet dat die zich zorgen maakte. Maar ze had Luca’s raad opgevolgd en Miles er wel op aangesproken. Uiteraard had hij het ontkend, en hij had haar ervan beschuldigd dat ze paranoïde was en hem niet vertrouwde. Maar ze wist het heel zeker. De bewijzen spraken zeer in zijn nadeel. De telefoontjes, de sms’jes die ze stiekem las, de avondjes dat hij de deur uit was om te gaan bridgen. Ze wist ook hoe de vrouw heette: Felicity Cranley. Iemand uit zijn vaste bridgegroepje. Ze was niet eens zo knap. Met het vliegticket naar Napels in haar handtas had ze hem een ultimatum gesteld. Hij kreeg maar één kans. De volgende keer zou ze de kinderen meenemen en niet meer terugkomen. Miles was zo verbijsterd geweest dat hij niets had weten te zeggen.

Het had iets heerlijk bevrijdends om in deze boot te zitten zonder haar man en kinderen. Zo in haar eentje, met de wind in haar haar en de geur van zout en tijm in de lucht, brandde het prettige vooruitzicht om haar oude vlam Luca terug te zien een gat in haar maag. Ze voelde haar opwinding groeien en wierp een blik op haar stiefvader, die zo bleek was geworden dat hij nu de kleur had van een stengel selderie. Rosemary zag het ook en wreef hem over zijn rug. Hoe kon hij uitleggen waarom hij zo misselijk was? Na dertig jaar zou toch zeker…?

Toen de boot rond de kliffen laveerde en de baai van Incantellaria in voer, staarden de drie passagiers zonder een woord te zeggen naar het fenomenale uitzicht. Fitz speurde de kade af of hij Fiorelli kon ontwaren, maar daarvoor waren ze nog te ver weg. Hij voelde zich echter bemoedigd doordat er maar weinig leek te zijn veranderd. Er lagen nog steeds blauwe bootjes die het rotsige strand op waren gesleept, de gebouwen zagen er vertrouwd uit, en erbovenuit rees de met mozaïek ingelegde koepel van de kerk van San Pasquale op. Herinneringen bestormden hem als losse dagboekblaadjes die worden meegevoerd op de wind. Flarden van zijn bezoek, vanaf het moment dat hij Alba op de kade had gezien tot het moment dat ze samen waren vertrokken, welden in willekeurige volgorde op uit zijn onderbewuste. Hij probeerde zich eraan vast te houden, ze een voor een genietend te proeven, maar de boot legde al aan, en Romina en niet Alba was degene die op de kade naar hen stond te zwaaien.

Terwijl ze van boord gingen en enthousiast welkom werden geheten door Romina, wierp Fitz een blik in de richting waar ooit de trattoria van Fiorelli was geweest. Die was er nog steeds.

‘Je ziet er alweer wat beter uit,’ zei Rosemary. ‘Die arme Fitz is zo zeeziek geworden,’ legde ze uit.

‘O hemel! Was het water erg woelig?’

‘Een beetje,’ zei Rosemary. ‘Gaat het beter nu, schat?’

‘Veel beter,’ antwoordde Fitz, die begon bij te komen.

‘Luca wacht op je in het palazzo,’ zei Romina tegen Freya. ‘Hij vindt het enig om je te zien.’

‘Ik vind het ook fijn om hem te zien,’ zei Freya. ‘Ik kijk er ontzettend naar uit te zien waar jullie wonen.’

‘Het zal je niet teleurstellen. Er zijn net foto’s gemaakt voor in de Sunday Times. Panfilo Pallavicini heeft ze hoogstpersoonlijk geschoten.’

‘Geweldig zeg,’ zei Rosemary enthousiast, die niet wilde laten merken dat ze niet wist over wie het ging. De naam zei haar niets.

‘Ik heb twee taxi’s besteld. Mijn auto is te klein voor ons allemaal, en ik wist niet precies hoeveel bagage jullie zouden hebben.’ Ze liet haar blik langs de rij donkerblauwe Globetrotter-koffers gaan. Rosemary had veel bij zich. ‘Afijn,’ voegde ze eraan toe.

‘Ik vind het altijd vreselijk om niet bij me te hebben wat ik aan wil trekken,’ legde Rosemary uit. ‘Ik had zelfs bijna een aanrecht meegebracht, maar dat hebben jullie vast al wel.’

Romina lachte. ‘Wel meer dan één, om eerlijk te zijn.’ Fitz’ blik bleef rusten op de trattoria, en hij stelde zich Alba voor zoals ze er dertig jaar geleden had uitgezien, met haar grappige korte kapsel en jurken met eenvoudige bloemenprint, zo heel anders dan de Londense die ze was geweest toen ze minirokjes van Mary Quant en blauwsuède laarzen had gedragen. Haar opstandigheid had ze afgelegd en daarvoor in de plaats was een sereniteit gekomen, een tevredenheid waar hij jaloers op was geweest. Hij vroeg zich af hoe ze er nu uit zou zien. Of ze die innerlijke vrede had behouden, of dat ze was teruggekeerd naar een wereldstad en haar oude geduchte zelf. Hij verwachtte half en half dat ze met uitgestoken armen naar buiten zou komen rennen om hem te begroeten. Maar op het terras zag hij alleen maar vreemden.

‘Dat is Fiorelli,’ zei Romina. ‘Luca zit daar altijd koffie te leuten. We gaan er nog wel heen als je wilt, het eten is er erg goed. De eigenaresse is getrouwd met Panfilo, de fotograaf.’ Fitz vroeg zich af of ze het over Alba had. Hij wilde haar ernaar vragen, maar Rosemary had het scherpe gehoor van een foxterriër. Hij wilde haar niet van streek maken.

‘Nou, dit is heel mooi,’ gaf Rosemary toe terwijl ze in de auto stapten. ‘Een wonderlijk stadje, maar heel charmant.’

‘Het heeft een boeiende geschiedenis.’

‘O ja? Ik kan me niet voorstellen dat er hier ooit iets is gebeurd. Het ziet er nogal slaperig uit.’

‘Ik vertel je er wel over aan de lunch. Het is een schitterend verhaal en wij, in het palazzo, zitten er middenin.’

Fitz herinnerde zich de stad verrassend goed. Het was er stukken drukker dan dertig jaar geleden, en de satellietschotels waren er toen zeer zeker niet geweest, maar toch was het grotendeels nog hetzelfde. Er ging een huivering door hem heen toen ze de heuvel op reden. De laatste keer dat hij het palazzo had gezien was met Alba geweest, toen ze over de hekken waren geklommen en de ruïne hadden verkend. Niets hield haar ooit tegen om te krijgen wat ze hebben wilde.

Ze kwamen aan bij de toegangshekken, dezelfde waar Alba en hij overheen waren geklommen. De plek had nu niets sinisters meer. Er was verbouwd en opnieuw geschilderd, de tuinen waren beteugeld en getemd. Hij vermoedde dat het palazzo nu sterk leek op hoe het eruit had gezien toen het net was gebouwd. Romina en Bill hadden het zo vaardig opgeknapt dat het er niet nieuw uitzag.

Freya was onder de indruk van Incantellaria en het palazzo. Ze snapte wel waarom Luca niet terug had gewild naar Londen. Als zij door zo veel harmonie werd omringd, zou ze dat ook niet willen. Ze wilde dat ze haar kinderen mee had kunnen nemen. Die zouden het sprookjespaleis en het fraaie stadje prachtig hebben gevonden.

Toen Luca de auto’s hoorde op het grind, ging hij naar voren om de nieuwaangekomenen te begroeten.

‘Luca!’ Freya stapte de auto uit en vloog met gespreide armen op hem af. Romina glimlachte. Die jongen wist niet wat goed voor hem was. ‘Wat zie je er patent uit!’ kraaide Freya enthousiast. ‘Zo bruin en relaxed! De rust heeft je een wereld van goed gedaan.’

‘Dat gaat met jou ook gebeuren. Een beetje zonnebaden bij het zwembad, wandelingetjes langs het strand, tijd om na te denken…’ Hij wilde haar aankomst niet bederven door meteen over Cosima te beginnen. Hij zou wel wachten tot daar een geschikt moment voor was. Ze zou vast blij voor hem zijn.

‘Ik ben heel blij dat je me hebt overgehaald om te komen,’ zei ze terwijl ze haar arm door de zijne stak. ‘Miles kon zijn oren niet geloven. Volgens mij is hij er nog steeds niet van bijgekomen.’

‘Zijn verdiende loon.’

‘Een paar dagen ertussenuit is precies wat ik nodig heb om alles weer op een rijtje te krijgen. Ik heb een ontzettend beroerde tijd achter de rug, echt waar.’

‘Laten we wat gaan drinken. Ik wil je graag voorstellen aan twee dierbare vrienden van me.’

‘O?’ Ze keek naar hem op en vergat in de gloed van zijn aandacht helemaal haar kinderen en haar overspelige echtgenoot.

‘Daarna geef ik je een rondleiding.’

Buiten zaten Ma, Nanni en Caradoc op het terras te kletsen, terwijl Porci op de tegels in de zon lag te slapen, met ondanks zijn gebrek aan eetlust een bol buikje. De mannen stonden beleefd op voor Freya, maar Ma bleef zitten, want ze was te slaperig en te vadsig om in beweging te komen.

‘Dit is de incrowd van Incantellaria. Dit is de plek waar het allemaal gebeurt,’ zei Luca met een brede grijns. ‘Mijn oom Nanni, excentrieke toeleverancier van het varken; professor Caradoc Macausland, de meest wijze man van de hele christelijke wereld; en Ma Hemple, wellicht de knorrigste vrouw aan deze kant van Napels.’

Ma stak haar hand uit. ‘Hij vergist zich ontzettend. Ik ben hier degene met veruit het beste humeur. Hij snapt alleen mijn gevoel voor humor niet. Zeker te veel jaren bij een bank gewerkt met Sloanosaurussen!’

Freya giechelde. ‘Zo te horen beoordeelt hij je inderdaad verkeerd, Ma.’

‘Een groot genoegen om nog een knappe vrouw te leren kennen,’ zei Caradoc.

‘De professor heeft een scherp oog voor vrouwen,’ legde Luca uit.

‘Ik heb in de trattoria in de stad een heerlijk vrouwtje. Ze heet Rosa en ze is zo lieftallig als een roos in de lente.’

‘Ze is een slettebak,’ verbeterde Ma hem. ‘Caradoc ziet het verschil niet.’

‘Op onze leeftijd maakt dat ook niet veel uit,’ zei Nanni, die terugdacht aan Fiyona’s blanke vlees en rossige schaamhaar. ‘Wij kijken een gegeven paard niet in de bek.’

‘Kijk eens wie er zijn!’ riep Romina naar haar man.

‘Wat woon je hier schitterend, Bill,’ zei Rosemary, die naar hem toe liep om hem te kussen.

‘We hebben ons best gedaan.’

‘Wel meer dan dat,’ corrigeerde Fitz hem, terwijl hij zich weer voor de geest haalde hoe het palazzo er als ruïne uit had gezien. Het grootste deel van de balustrade was toen ingestort en de tegels waren zo overwoekerd met mos en onkruid dat je er helemaal niets meer van zag. Er had een stank van verrotting in de lucht gehangen, maar nu deed de tuin hem goed. Het rook er zoet, naar gemaaid gras, pijnbomen en gardenia’s. Hij ademde diep in en zette zijn borst uit als een pauw, genietend van zijn uitstapje naar het verleden.

Ventura en een butler brachten wijn en crostini, en ze gingen zitten praten. Rosemary stond Ma al direct niet aan, wat niet zo verwonderlijk was; Ma hield nu eenmaal niet van humbug. Rosemary was uit haar vertrouwde omgeving weggerukt en wist daar niet goed raad mee. Op eigen terrein en te midden van haar eigen mensen voelde ze zich stukken beter. Vreemden gaven haar een ongemakkelijk gevoel, evenals mensen die zich gemakkelijk onder hen begaven. Hoewel Fitz in geen dertig jaar Incantellaria ter sprake had gebracht en amper een wenkbrauw had opgetrokken toen Bill en Romina hen hadden uitgenodigd, was er met zijn stilzwijgen iets niet in de haak – alsof hij zich daarin verstopte. Ze was niet jaloers op Alba; zij, Rosemary, was tenslotte zijn vrouw, maar Incantellaria was wel een deel van Fitz’ verleden waar zij niets mee te maken had gehad, dus bezag ze die plek vanzelfsprekend met argwaan. Maar Fitz had graag willen gaan; hij wilde zien wat Romina en Bill van hun huis gemaakt hadden, en zij kon hem niet in zijn eentje laten terugkeren naar het verleden.

Ma mocht Fitz meteen. Niet alleen omdat hij knap was, maar ook omdat hij oprecht was. Fitz had niets pretentieus. Hij trok Porci op zijn schoot en knuffelde hem. Het varkentje knorde van plezier en draaide zijn buikje naar boven, dat Fitz plichtsgetrouw krauwde. Hij was overal enthousiast over, zelfs over Ma’s gevoel voor humor, wat niet voor veel mensen gold die haar net leerden kennen, en ze vond het helemaal niet erg dat hij haar goedmoedig plaagde; dat vond ze zelfs wel leuk.

Wat Freya betrof – Ma sloeg gade hoe ze met Luca omging. Romina had haar verteld dat ze oude vrienden waren en dat Freya haar man ervan verdacht een verhouding te hebben. Ma snapte sowieso al niet waarom mensen met elkaar trouwden; het lag immers niet in de aard van de man om trouw te blijven. Dat Freya gecharmeerd was van Luca was goed te merken. En Luca was duidelijk dol op haar. Maar liefde? Als Romina een hond zou zijn, stond ze bij de verkeerde boom te blaffen. Het voorwerp van Luca’s verlangen bevond zich in een geheel ander bos. Ma leunde achterover om toe te kijken hoe de gebeurtenissen zich zouden ontvouwen. Liefde was de mooiste kijksport die er bestond.

Tijdens de lunch bracht Romina haar gasten op de hoogte van de bloederige geschiedenis van het palazzo. Fitz’ gezicht was een masker, dat niets prijsgaf. Rosemary en Freya zaten geboeid te luisteren en dronken elk woord in. ‘En wat denk je, de familie van Valentina woont nog steeds hier in Incantellaria,’ besloot ze haar relaas. Fitz’ masker gleed even van zijn plek en zijn gezicht kleurde roze. ‘Valentina’s dochter is de eigenaresse van de trattoria. Het is nog steeds een familiebedrijf.’

Rosemary knarsetandde, maar hield zich goed. Ze had gehoopt dat Fitz’ grote liefde zou zijn verhuisd, of overleden. ‘Alba is vast getrouwd,’ zei ze.

‘Ja, met Panfilo!’ bracht Romina hun in herinnering.

‘De fotograaf,’ wist Rosemary nog. Freya herinnerde zich dat haar stiefvader heel stilletjes was geworden toen ze over Incantellaria waren begonnen.

‘Jij bent hier eerder geweest, hè Fitz?’ zei Romina.

‘Lang geleden.’

‘Ben je toen ook hier geweest, in het palazzo?’

‘Het was destijds een ruïne.’

Romina wreef opgewekt in haar handen. ‘Hoe zag het eruit?’

Rosemary rechtte haar rug toen Fitz de aanzittenden verhaalde over de griezelige kilte, de geur van verrotting, de overwoekerde tuin en het vervallen gebouw. ‘We waren op verkenning uit,’ verklaarde hij.

‘We?’ zei Ma.

‘Een vriendin van vroeger.’

Het wekte Ma’s belangstelling dat hij niet veel zin leek te hebben om erover te praten. ‘Een vriendin van vroeger. Hoe mysterieus.’

‘Helemaal niet,’ zei Fitz koeltjes. ‘Het was Alba. Maar ik heb haar in geen dertig jaar gezien.’

Er daalde een stilte over de tafel neer. Rosemary was verbijsterd dat hij Alba met name had genoemd; op de een of andere manier had hij haar beledigd door over zijn oude liefde te beginnen. Freya keek ervan op dat de vrouw met wie Fitz bijna was getrouwd zo nauw te maken had met het verhaal dat Romina hun over de moord in het palazzo had verteld. De mannen keken Fitz vol bewondering aan – Alba was immers een schoonheid.

‘Nou nou, stille wateren hebben diepe gronden!’ zei Bill, die de wijn nog eens rond liet gaan. ‘Alba zal wel opkijken als je ineens in de trattoria voor haar neus staat.’

‘Ik denk niet dat ze nog weet wie ik ben. Het is dertig jaar geleden.’

‘Je hóéft niet naar de trattoria te gaan,’ zei Rosemary met een strak glimlachje. ‘We kunnen ook hier blijven. Ik kan me geen betere plek wensen.’

‘Natuurlijk moet je erheen.’ Ma prikte dwars door Rosemary’s kinderachtige trucje heen. ‘Je kunt niet helemaal hiernaartoe komen en haar dan níét zien.’

‘Ik zou zelf een oude vlam graag terugzien!’ stemde Romina met haar in.

‘Maak er nou maar niet zo’n soesa van.’ Fitz probeerde de zaak luchtig af te doen. Hij voelde wel aan dat Rosemary zich ongemakkelijk voelde, alsof er opeens overal op haar huid stekels waren verschenen.

‘Ik wil dit niet missen,’ zei Ma. ‘Het doet me denken aan een stuk van Shakespeare.’

‘Welk dan?’ vroeg Caradoc.

‘Ah, dat hangt ervan af hoe het zal uitpakken!’

Rosemary had het gevoel dat ze verdronk. ‘Het is vast leuk,’ zei ze, en ze wilde eraan toevoegen: ‘Alleen gaat het wel ten koste van mij.’ Maar ze hield zich in. Ze moest niet onredelijk zijn. Het was tenslotte dertig jaar geleden.

Terwijl de oudjes na de lunch een dutje deden, gaf Luca Freya een rondleiding. Hij besefte dat hij haar over Cosima zou moeten vertellen, maar hij wilde haar niet in een lastig parket brengen. Ze was hier haar toevlucht komen zoeken nu haar huwelijk in zwaar weer verkeerde. Dat hij op het punt stond om Cosima ten huwelijk te vragen was wel het laatste wat ze wilde horen. Het was niet eerlijk dat zijn vreugde zou afleiden van het doel van haar bezoek.

Hij had er een naar gevoel over dat hij met haar had geflirt en wilde alle ongepaste dingen die hij had gezegd het liefst terugnemen. Ze had gelijk gehad; terwijl hij zich onzeker had gevoeld, was zij een veilige, vertrouwde haven geweest. Maar hij was een man voor de hoge zeeën geweest, en nu hij weer op krachten was gekomen, zat hij niet langer om die veiligheid verlegen. Hij hoopte maar dat ze niet van plan was om bij Miles weg te gaan.

Hij leidde haar rond door de tuinen en ging met haar naar het tuinhuis, dat ze inderdaad betoverend vond, zoals hij al had gedacht. Ze gingen op het bed zitten waarin hij met Cosima had liggen stoeien, en uiteindelijk, nadat ze de schoonheid van het gebouwtje en de tragedie van de geschiedenis ervan de revue hadden lateren passeren, kregen ze het over Miles.

‘Ik had nooit gedacht dat Miles een man zou zijn om vreemd te gaan,’ zei ze, terwijl ze een lok haar achter haar oor streek. ‘Hij is nou niet bepaald een grote versierder.’

‘Wie is het?’

‘Iemand van zijn bridgekwartet. Ze ziet er niet eens leuk uit. Ze heeft sluik bruin haar en een vollemaansgezicht.’ Ze moesten allebei lachen.

‘Wat bezielt hem?’

‘Ik heb geen idee. Misschien ben ik te gezond voor hem.’

‘Gezondheid is een goede zaak,’ zei Luca vriendelijk.

‘Misschien wil hij wel vuige seks, met iemand die alle kinky dingen wil doen waar ik geen trek in heb.’

‘In wat voor kinky dingen heb je dan geen trek?’ Luca kon zich niet inhouden.

Ze bloosde. ‘Ik weet het niet. Miles heeft me niet echt gevraagd iets te doen. Hij is heel rechttoe, rechtaan. Ik probeer alleen maar een verklaring te vinden.’

‘En, heb je hem een ultimatum gesteld?’

‘Ik heb tegen hem gezegd dat hij ermee moet kappen, of dat ik anders met de kinderen bij hem wegga.’

‘Daarmee heb je hem zeker wel de stuipen op het lijf gejaagd?’

‘Volgens mij wel.’

‘Ik weet zeker dat hij zal doen wat goed is.’

‘Maar hoe kan ik hem nu nog vertrouwen? Ik weet niet of dat nog wel gaat lukken.’

‘Je hebt vier kinderen die het nodig hebben dat je hem vertrouwt, of althans dat je iets van jullie huwelijk maakt.’

‘Jouw kinderen kunnen wel met jullie scheiding leven, toch?’

‘Ja, dat geloof ik wel. Maar ik zou het niemand toewensen. Coco en Juno zijn hier een week geweest en dat was erg geslaagd, maar natuurlijk zouden ze beter af zijn als Claire en ik bij elkaar waren gebleven.’

‘Maar nu hebben ze het beste van beide kanten: tijd met mammie in Engeland en tijd met papa hier.’

‘Het is niet makkelijk voor ze geweest. Ieder kind wil graag dat zijn ouders van elkaar houden.’ Hij keek haar met vaste blik aan. ‘Hou jij nog van Miles?’

Ze aarzelde niet. ‘Natuurlijk. Maar hij heeft me diep gekwetst.’

‘Als je niet van hem zou houden, zou hij je ook niet kunnen kwetsen.’

‘We zijn nu tien jaar getrouwd. Ik kan me een leven zonder hem niet voorstellen. Ik was hoogmoedig genoeg om te denken dat ik het middelpunt van zijn wereld zou vormen. Ik had nooit gedacht dat hij verliefd zou worden op een ander. Ik heb het gevoel dat hij alle lucht uit mijn longen heeft geslagen.’ Ze glimlachte schaapachtig. ‘Zo hoogmoedig ben ik niet meer.’

Luca raakte haar schouder aan. ‘Over een paar dagen ga je weer terug en heeft hij de hele zaak opgelost. Je zult er je uiterste best voor moeten doen om er niet aan onderdoor te gaan.’

‘Ik weet het. Als hij het uitmaakt met haar, moet ik het loslaten. Dat zal niet makkelijk zijn.’

‘Maar je hebt hem laten voelen dat het jou ernst is.’

‘Ik geloof niet dat hij ooit had verwacht dat ik er zomaar vandoor zou gaan.’ Ze grijnsde. ‘Volgens mij heb jij hem jaloers gemaakt, Luca.’

‘Ik?’

‘Ja. Ik heb tegen hem gezegd dat ik hiernaartoe ging om jou te zien. Als iemand zijn jaloezie kan prikkelen, ben jij het wel.’

‘Ik ben blij dat ik iets heb kunnen doen.’

‘Je hebt ontzettend veel gedaan,’ antwoordde ze terwijl ze zijn hand een kneepje gaf. ‘Je bent een echte vriend.’