20

 

D e dag na zijn diner met Cosima bracht Luca de ochtend met de kinderen door bij het zwembad. Coco sprong nu zonder aarzelen het water in en dook met een kreet van vreugde van haar vaders schouders. Beetje bij beetje gaf ze zich over aan het kind in haar. En de vrolijkheid waarmee ze terugkroop in haar eigen huid werkte aanstekelijk.

Om elf uur ging Luca, gedreven door het verlangen Cosima iets bijzonders te geven, erop uit om de vrouw met de citroenenboerderij te zoeken. Hij wist nog hoe ze heette: Manfreda. Dus deed hij navraag in het hotel op het plein en de weg werd hem uitgelegd. De boerderij heette La Marmella.

Hij reed over dezelfde kronkelweg waar hij de avond tevoren met Cosima had gereden, en glimlachte terwijl hij al voor zich zag hoe hij haar een mandje citroenen zou overhandigen en hoe verrast ze zou kijken. Hij maakte zich er geen zorgen om dat Rosa erachter zou komen. Als die zag hoe verliefd ze waren, zou ze het vast wel begrijpen. Hij had maar oppervlakkig met haar geflirt, en bovendien was ze getrouwd.

Na een paar kilometer kwam hij bij de citroengaard op de heuvelflank. De helling was beplant met de ene rij bomen na de andere, en de diepgroene bladeren glansden in de middagzon. Hij sloeg een weggetje in dat was omzoomd met oude platanen en reed door de schaduwen naar het huis aan het eind.

La Marmella was een charmante Italiaanse boerenwoning die was opgetrokken uit zandkleurig steen, met een verweerd dak met roze pannen en afbladderende gele luiken. De gevel was getooid met woekerende bougainvillea en tussen de rode bloempjes zwermden vlinders en bijen. Hij parkeerde voor het huis en trok aan een lange ijzeren stang om de bel binnen te laten klingelen. Na een poosje hoorde hij geschuifel van voeten en het wegschuiven van grendels, en uiteindelijk verscheen er een klein, sjofel vrouwtje. Ze was zo fijntjes gebouwd als een vogel en ze keek wakker uit haar waterblauwe ogen.

Goedendag. Ik ben Luca Chancellor, ik ben een vriend van Cosima…’

Zodra hij Cosima’s naam noemde, verzachtte het gezicht van het oude dametje. ‘Cosima is ook een dierbare vriendin van mij,’ zei ze. ‘Kom binnen.’

‘Ik ben op zoek naar ene Manfreda.’

‘Dat ben ik. Ik ben heus nog niet te oud om mijn eigen voordeur open te doen.’

Ze ging hem voor naar een binnenhof met zuilen die met keitjes was geplaveid. In het midden bevond zich een oude bron, die nu gebruikt werd als bloembak en overstroomde met oranje bougainvillea. Alles kon hier wel een opknapbeurt en een verfje gebruiken, maar de aftandsheid had zonder meer zijn charme. De zon scheen naar binnen door het open dak en een paar duiven vlogen naar buiten de helderblauwe hemel in, waarbij hun gekoer weerkaatste tegen de oude muren van het palazzo.

‘Wat hebt u een mooi huis,’ zei Luca.

‘Het is heel oud, net als ik. We zijn allebei wel aan een facelift toe.’ Ze zocht steun bij de deurpost. ‘Laten we naar buiten gaan, het is zo’n mooie dag.’

Ze gingen op het terras zitten, met uitzicht op de zee aan hun voeten. De tuin stond vol welig tierend onkruid en overwoekerde struiken. Inktgroene cipressen zwiepten heen en weer in het briesje en op een afbrokkelende muur groeide een overvloed van rozen.

‘Tja, ik ben eigenlijk te oud voor zo’n groot huis,’ legde Manfreda uit. ‘Mijn zonen wonen in Venetië en Milaan, mijn dochter in Genève, en ik rol hier rond als een dobbelsteen. Gelasio en Vicenzo verzorgen de citroengaard. Veel levert die niet op, maar ik heb er plezier in en die jonge, mannen werken hier al dertig jaar. Hou je van citroenen, Luca?’

‘Ik ben er dol op, signora’

‘Net als Cosima,’ knikte ze veelbetekenend. ‘Je bent verliefd op haar, hè?’ Haar vraag ontwapende hem.’Je vraagt je zeker af hoe ik dat weet?’

‘Ja, hoe weet u dat?’

‘Het staat op je voorhoofd geschreven. Er was een tijd dat jonge mannen met dezelfde aanbiddende blik over mij praatten. Dat weet ik nog heel goed!’ Ze werd ernstig. ‘Cosima is een heel bijzondere vrouw.’

‘Daarom wilde ik u ook ontmoeten. Ik wil citroenen voor haar kopen, als cadeautje. Ze zegt dat die van u de beste van heel Italië zijn.’

‘Wat lief. Ik heb er alleen vandaag de dag niet veel mee te maken. Ik ben bijna honderd!’

‘Dat meent u niet!’ zei hij galant.

‘Dat komt doordat ik met de ogen van een jonge meid uit een gammel oud omhulsel de wereld in kijk.’

‘Cosima beweert dat ze uw citroenen van alle andere in de wereld kan onderscheiden.’ Manfreda trok een gezicht bij de absurditeit van die gedachte. Luca haalde zijn schouders op. ‘Ik geloof haar wel.’

‘In dat geval voel ik me gevleid. Het zou onbeleefd zijn om dat niet te zijn! Je mag zo veel citroenen meenemen als je wilt. Maar eerst moet je me eens wat over jezelf vertellen. Ik heb de hele dag nog niemand gezien en ik verveel me. Ik weet het gezelschap van een knappe jongeman wel te waarderen. Doe een oude dame eens een plezier. Je komt uit Londen, nietwaar?’

‘Ja. Is mijn Italiaans dan zo slecht?’

‘Helemaal niet. Het is juist heel goed voor iemand met een Engelse vader.’ Luca begon zich ongemakkelijk te voelen. ‘Ik ben geen heks, hoor,’ stelde ze hem gerust. ‘Ik heb geen bezemsteel, en ik heb hoogtevrees. Cosima heeft me over je verteld.’

‘Dat had ik kunnen weten,’ zei hij. ‘Ze is ontzettend dol op u. Ze zal u vast alles vertellen.’

‘Ik beschouw mezelf graag als een soort grootmoeder voor haar. Als klein meisje heeft ze haar moeder verloren, en ook al heeft Alba haar zo goed mogelijk bemoederd, ze zal altijd de last van afwijzing met zich meedragen.’ Ze vertrok haar gezicht. ‘En toen moest ze haar zoontje ook nog eens verliezen. Cosima heeft meer meegemaakt dan de meeste mensen. Ze is net een vogel met een gebroken vleugel. Ik zou alles voor haar doen. Echt alles.’

Op dat moment verscheen er een jong meisje in de deuropening. ‘Ah, Violetta, je bent terug. Zou je ons wat limonade willen brengen? Dat is mijn hulp, Violetta. Ze is de dochter van Gelasio. Een zonnetje in huis en heel behulpzaam.’

‘U kent Cosima zeker al haar hele leven?’ zei Luca.

‘Natuurlijk. Ze was een charmant kind, en ze is ook een charmante volwassen vrouw. Je kunt je wel voorstellen wat er door me heen ging toen ze haar hart verpandde aan een getrouwde man. Zo’n heerlijke meid die haar leven vergooit voor een kerel die haar nooit zo op handen zou dragen als ze verdient. Ze heeft een slechte keus gemaakt. Maar niets in het leven gaat verloren, weet ik uit eigen ervaring. Zelfs de slechte tijden kunnen ons belangrijke lessen leren. Ik ben zesennegentig en leer nog elke dag bij.’ Ze boog zich naar voren, met ogen die scherp waren als die van een adelaar. ‘Als ze niet verliefd was geworden op Riccardo, zou ze Francesco niet hebben gekregen. Als ze Francesco niet had gekregen, zou ze niet weten wat onvoorwaardelijke liefde is. Het lot geeft met de ene hand en neemt met de andere. Wie weet wat er haar nu ze Francesco kwijt is nog te wachten staat?’ Ze glimlachte hem toe. ‘Jij zult goed voor haar zijn, dat kan ik wel zien.’

‘Ik wil haar ook beschermen. Maar dat moet ze dan wel toelaten.’

‘Geef haar de tijd. Ze heeft sinds Riccardo haar hart niet meer opengesteld voor een andere man.’ Violetta kwam naar buiten met een dienblad met glazen en een kan limonade. ‘Maar citroenen? Dat is een goed begin. Ik geloof niet dat er ooit iemand op het idee is gekomen om haar citroenen te geven.’

 

Luca reed met een kofferbak vol citroenen terug naar Incantellaria en trof Caradoc op het terras verdiept in Poesjkin. ‘Waar heb jij gezeten, jongeman? Ik heb je de laatste paar dagen amper gezien. Er is een vrouw in het spel, hè? Toch niet míjn vrouwtje?’

‘Nee hoor,’ stelde Luca hem gerust. ‘Jouw vrouwtje is getrouwd.’

‘Waarom heb je dat niet gezegd? We waren toch partners in crime?’ Stijfjes stond hij op en schudde met zijn benen.

‘Dat zijn we zeker. Ik wilde alleen eerst zien hoe het zou gaan voordat ik er iemand over vertelde.’

‘Is ze net zo sappig als rijp fruit?’

‘Geen fruit ter wereld kan aan haar tippen.’

Caradoc knikte goedkeurend en gaf hem een ferme klap op zijn rug. ‘Ik zwijg als het graf, erewoord,’ zei hij, terwijl hij naar de kaarttafel hompelde. ‘Heeft iemand zin in een potje bridge voor het avondeten?’

Maar er was geen tijd meer om te bridgen, want Coco en Juno gaven een voorstelling. Ze deden een ballet op het terras in de nieuwe tutu’s die Ventura voor hen had gemaakt. Iedereen moest één euro kijkgeld betalen en trof een fraai geïllustreerd programma op zijn stoel aan, dat de meisjes onder het toeziend oog van hun grootmoeder zelf hadden gemaakt. Onder luid applaus en een wolfachtig gefluit van Caradoc dansten ze wervelend en pirouettes draaiend op de muziek van Peter en de wolf.

Zodra hij na het eten weg kon, zocht Luca Cosima op in de trattoria. ‘Heb je tijd om met me mee te gaan?’

‘Het is vanavond niet druk. Ik ga even tegen mijn vader zeggen dat ik wegga.’ Ze verdween het restaurant in en kwam even later met een vestje om haar schouders weer tevoorschijn.

‘Ik heb iets voor je,’ zei hij. ‘Een cadeautje. Het ligt in de kofferbak van de auto.’ Hij liep met haar de straat op naar het plein, waar hij de auto had geparkeerd.

‘Wat is het – een hond?’

‘Beter nog.’ De kofferbak zwaaide open en onthulde een mand vol citroenen.

‘O, Luca! Wat zijn ze mooi!’ Ze pakte er eentje op en drukte hem tegen haar neus. ‘Ze komen van La Marmella!’

‘Dus dat zie je er echt aan af?’

‘Het zijn de beste van de hele wereld. Dank je wel!’ Ze sloeg haar armen om zijn nek.

‘Als ik zo’n reactie krijg, koop ik elke dag citroenen.’

‘Dan zal ik je elke dag zo kussen als nu.’ Ze drukte haar lippen op de zijne. ‘Dat is het allermooiste cadeau dat je me ooit kunt geven.’

Hij sloot de kofferbak weer. ‘Waar wil je naartoe?’

‘Zeg jij het maar.’

‘Oké, laten we naar het tuinhuis van het palazzo gaan. Dat wil ik je graag laten zien.’

Ze bloosde. ‘Het liefdesnestje van de marchese.’

‘Inderdaad.’

‘Ik ben daar een keer met Eugenio geweest toen het palazzo nog een bouwval was. Het tuinhuis zag er nog heel goed uit.’

‘Mijn moeder heeft er niets aan veranderd.’

‘Laten we ernaartoe gaan. Ik wil het graag weer eens zien.’ Hij liep om de auto heen om het portier aan de passagierskant open te doen, maar ze pakte zijn hand. ‘Nee. Ik weet een betere weg – een geheim pad de kliffen op. Ik wil op zo’n mooie avond niet in de auto zitten.’

Ze leidde hem langs de zee naar een besloten kiezelstrandje. Aan het uiteinde liep een graspad kronkelend omhoog de heuvel op. Het was al donker, maar de maan scheen helder genoeg om hen bij te lichten. Krekels tsjirpten in de struiken en af en toe schoot er een salamander over het pad, die doodstil in het gras bleef zitten tot ze voorbij waren. Ze liepen langzaam, pratend over niets in het bijzonder, genietend van de romantiek van de nacht en hun geheime tochtje naar de kliffen.

Uiteindelijk kwamen ze bij het tuinhuis. Luca stond er versteld van hoe makkelijk het was om het terrein van het palazzo op te komen en vroeg zich af of de mysterieuze indringer soms langs deze weg naar binnen kwam.

Luca draaide de sleutel om in het slot en duwde langzaam de deur open, half en half verwachtend dat er iemand binnen zou zijn. Maar tot zijn opluchting was het vertrek verlaten. Hij zocht in zijn zak naar zijn aansteker en stak de lamp op de commode aan. In de kleine ruimte was het warm en het rook er aangenaam naar hout. Hij deed de deur op slot en sloeg Cosima gade terwijl ze rondliep en met stijgende opwinding alle detaals in zich opnam. ‘Wat een exotisch paradijs,’ mompelde ze. ‘Die boeken, die schilderijen, dit beeld hier van Donatello’s David!’ Ze streek met haar vingers over het marmer en liet ze even rusten op de wulpse welving van zijn heup. ‘De marchese mag dan een moordenaar zijn geweest, maar hij was wel een heel zinnelijk man.’

‘Met een uitermate goede smaak.’

Ze pakte een boek van de plank. ‘Casanova,’ las ze van de rug met een grijns. Ze sloeg het boek op een willekeurige plek open en las hardop voor: ‘Na die woorden trok ze haar kap naar achteren, liet haar haar los naar beneden vallen, ontdeed zich van haar lijfje, en terwijl ze haar armen uit haar hemd wurmde, toonde ze zich voor mijn verliefde ogen als een van de Sirenen op Correggio’s beroemdste doek. Maar toen ik haar zag opschuiven om plaats voor mij te maken, begreep ik dat het nu gedaan was met de rede en dat de liefde van me vroeg dit moment aan te grijpen.’

‘De liefde vraagt ook van mij dat ik dit moment aangrijp,’ zei Luca, naderbij komend.

Ze legde het boek neer en liep doelgericht op het bed af, hem ontwijkend in een sensuele dans om hem te laten wachten en zijn vuur aan te wakkeren. ‘Ik stel me zo voor dat Valentina hier menig gelukkig uurtje heeft beleefd,’ zei ze peinzend terwijl ze aan de gordijnen van het hemelbed voelde. ‘Ik vraag me af of hij dit voor haar heeft gebouwd.’

‘Ik heb wel eens gehoord van een man die verliefd werd op een actrice en een heel theater voor haar bouwde.’

‘Wat mooi. Wat zou jij voor mij bouwen?’

‘Een citroengaard.’

Ze draaide zich naar hem toe om hem aan te kijken. ‘Dat is niet te veel gevraagd, hè?’

‘Een stuk goedkoper dan diamanten en bont.’

‘Wat zou ik voor jou bouwen?’ Ze sloeg haar armen om zijn hals en keek hem in de ogen, zodat hij daarin in alle naaktheid haar verlangen kon zien.

‘Dat is een goede vraag.’

‘Een restaurant dat Luca heet.’

Hij lachte en bracht zijn gezicht zo dichtbij dat zijn neus bijna de hare raakte. ‘Wat zou je daar voor me klaarmaken?’

‘Taart,’ antwoordde ze.

‘Je ruikt naar citroentaart.’

‘Eet me dan op, Luca.’

Luca had geen aanmoediging nodig. Hij concentreerde zich op al zijn zintuigen en deed zich aan haar tegoed alsof hij elk detail in zijn geheugen wilde prenten. Hij kuste haar hals, streek met zijn lippen zachtjes over haar huid, voelde de rimpeling van haar vel toen zijn aanraking haar deed huiveren. Hij kuste haar kaaklijn en haar wang, haar slaap en haar voorhoofd, en toen kuste hij haar lippen en opende zijn mond om haar dieper te verkennen. Ze knoopte zijn shirt open en schoof haar hand eronder om zijn borst en zijn stevige buikspieren te bevoelen. Ze liet haar vestje van haar schouders glijden, tegelijk met de bandjes van haar jurk, en hij liet zijn vingers over de gladde huid van haar decolleté gaan. De jurk viel neer van haar weelderige lichaam en vormde een plasje zijde aan haar voeten. Ze stond voor hem in niets anders dan haar slipje van zwart satijn en kant, en glimlachte schuchter. Hij hield zijn adem in bij de aanblik van haar fraai gewelfde lichaam in het gouden kaarslicht. Haar huid was bruin en glad, haar buik licht gebold, haar dijen stevig en welgevormd. Niet in staat zich nog langer te beheersen, leidde hij haar naar het bed en vlijde haar neer op de doorgestikte sprei. Ze zonk weg in de matras en rekte zich zinnelijk uit als een prachtige kat.

Hij wurmde zich uit zijn shirt en kwam naast haar liggen, genietend van de warmte van haar huid tegen zijn borst. Hij kuste de vallei tussen haar borsten, en toen lager, naar haar buik, die trilde terwijl hij zijn lippen er zachtjes overheen liet gaan. Met een lach trok ze hem omhoog om zich weer door hem op de mond te laten zoenen, terwijl ze de knoop van zijn spijkerbroek openmaakte en de rits omlaagtrok.

In het flakkerende kaarslicht, op het bed van de marchese in hoogsteigen persoon, trok Luca Cosima’s slipje uit, waarna hij even genietend naar haar bleef kijken, zoals ze daar naakt en verlaten naast hem lag. Ze lag er zonder schaamte bij, haar armen en benen nonchalant over het bed gedrapeerd, klaar voor hem om zich aan te verlustigen. Hij nam er de tijd voor, proefde elke centimeter van haar met zijn tong, verslond elke verrukkelijke aanblik van haar met zijn ogen.