3
D e volgende morgen keerde Luca terug naar Londen. Hij had Annabel beloofd dat hij haar zou bellen, maar wist dat hij dat niet zou doen. Wat Freya betrof – de gelukkig getrouwde, mooie Freya – had het geen zin achter engelen aan te jagen. Hij had zijn kans gehad en had die lang geleden al voorbij laten gaan. In zijn zilverkleurige Aston Martin reed hij de M3 op, mijmerend over wat had kunnen zijn. Zou hij ook midden in een echtscheiding zitten als hij met Freya in plaats van met Claire was getrouwd? Of was hij gewoon niet voor het instituut huwelijk gemaakt? Hij liet zijn gedachten gaan naar zijn dochters, Coco en Juno, en huiverde toen bij het idee dat zij elke ochtend bij John Tresco in bed zouden stappen. Hij hoopte maar dat Claire zo fijngevoelig was om hem niet mee naar huis te nemen voordat ze getrouwd waren, en zo wijs was om weerstand te bieden aan een opgelegde intimiteit met een man die hun vader niet was.
De nietszeggende trekken van John Tresco pasten beter bij een etalagepop dan bij een man van vlees en bloed. Luca vertrouwde mannen niet die eruitzagen als gelikte jongens, die zichzelf oppoetsten voor de spiegel en er ’s ochtends veel te lang over deden om zich aan te kleden. John Tresco was te verliefd op zichzelf om enige emotie voor een ander op te brengen. Hij was arrogant en een blaaskaak, een betweter en een uitslover. Omdat hij een fortuin had geërfd, had hij nog nooit van zijn leven ook maar één dag hoeven werken; hij trok van het ene feestje naar het andere, van jachtweekendjes in Schotland tot bruiloften in Saint-Tropez, en begaf zich onder de rijken en beroemden. Hij investeerde het geld van de familie en nam hele legers personeel in dienst, dat hij urenlang training gaf, terwijl hij hen in een paar seconden kon ontslaan als ze niet voldeden. Luca had tenminste zijn geld met zijn eigen handen verdiend.
Hij had al lang vermoed dat Claire een verhouding had voordat ze werd betrapt in een hotel in Beaulieu, waar ze zogenaamd twee dagen met haar moeder heen zou gaan om er even tussenuit te zijn. Omdat hij het zo druk had gehad, had hij er niet echt bij stilgestaan. De vonk tussen hen was al een paar jaar nadat ze hun dochters hadden gekregen gedoofd. Toen het vuur van de hartstocht was afgenomen tot een zwakke gloed, zaten ze met het probleem dat ze allebei heel verschillende mensen waren. De meisjes brachten hen kortstondig bij elkaar: ’s ochtends vroeg opstaan, gebroken nachten en gedeelde momenten terwijl ze naast hun wiegjes de kleine wonderen aanschouwden. Vervolgens doofde zelfs die gloed en leefden ze samen als kennissen of huisgenoten die niet meer met elkaar lachten. Hij nam het haar niet kwalijk dat ze op zoek was gegaan naar iemand anders om van te houden, maar zij voelde zich schuldig en verkoos het hém te verwijten dat hij haar in Johns armen had gedreven. Jaren van wrok mondden uit in een storm van gifspuiterij: hij was er niet voor haar geweest, ze had de meisjes helemaal in haar eentje moeten grootbrengen, hij luisterde niet meer naar haar, hij praatte alleen maar over zichzelf, hij was een abominabele vader, hij verdiende het niet om kinderen te hebben. Hoe vaardig hij zich ook verdedigde, hij vermoedde dat ze waarschijnlijk gelijk had. Hij had zich aan al die dingen schuldig gemaakt. Ze gingen uit elkaar op grond van onoverbrugbare verschillen. Ze moesten het financiële gedeelte nog regelen, maar zij had zich veilig in hun huis in Kensington verschanst, en nam hun dochters om het weekend en tijdens de vakanties mee naar hun huis in Gloucestershire. Haar maandelijkse alimentatie bedroeg meer dan de meeste mensen in een heel jaar nodig hadden. Als ze verwend was, had hij dat alleen maar aan zichzelf te danken.
Met tegenzin liet ze hem de kinderen zien. Hij had in Chelsea een huis gekocht, een voormalige stal, en had een interieurinrichter het voor hem laten inrichten, zodat de meisjes een eigen kamer hadden en een kinderkamer vol met speelgoed. Voor hem voelde het echter niet als een thuis, en hij wist vrij zeker dat dat voor hen ook niet zo voelde. In de weekends dat hij hen bij zich had, verliet hij zich op zijn vrienden die kinderen van dezelfde leeftijd hadden. Coco was, ondanks haar zeven jaren, een vroegwijs meisje dat hij al bijna Marlboro Lights zag zitten roken bij een cappuccino in de Starbucks. In haar kleren van Bonpoint en Marie Chantal zag ze er mooi en slank uit, met het donkere haar en de blauwe ogen van haar vader, maar haar gezicht stond vreugdeloos, alsof ze alles al eens had gezien en gedaan en niets haar nog enthousiast kon krijgen. Juno, van vierenhalf, was minder gezegend met een mooi snoetje, maar zij was een levendig kind dat veel glimlachte, en meer gaf om haar pluchen rups dan om haar eigen garderobe van schitterende kleertjes. Sinds Luca was gestopt met werken had hij zijn dochters beter leren kennen. Hij realiseerde zich dat Coco niet veel te bieden had om van te houden. Juno was voegzamer; zij had nog potentieel.
Hij dacht na over wat Freya hem had aangeraden. Het was een verleidelijke gedachte om uit Londen weg te gaan. Het palazzo van zijn ouders zou precies het soort rust bieden waar hij behoefte aan had om na te denken over de zin van zijn zinloze leven. Hij zou een veilig hoekje opzoeken, uit de buurt van zijn moeder en haar vriendinnen, een koffer vol boeken die hij altijd al had willen lezen meenemen, en tijd in zijn eentje doorbrengen. Hij zou in zee gaan zwemmen, lange wandelingen maken, alle spanning van jaren loslaten die zich geleidelijk aan als een slang om zijn nek had geslingerd. Zijn leven had iets onbevredigends, maar hij wist niet precies waar dat ’m in zat. Hij had geld, kinderen, vrouwen wanneer hij maar wilde, maar toch was er een leegte die hij sinds hij de hectische bankwereld achter zich had gelaten steeds scherper was gaan voelen: een stilte in zijn hart die even hard galmde als cimbalen.
Vlak voor de lunch kwam hij in Chelsea aan. Zijn huis zag eruit als een hotel: schitterend, maar onpersoonlijk. De huishoudster had schoongemaakt en alle tekenen van leven opgeruimd. Alleen het keurige stapeltje post op de keukentafel gaf aan dat er iemand woonde. Het lampje op zijn telefoon knipoogde naar hem ten teken dat er boodschappen waren. Hij drukte op de wisknop zonder zelfs maar te luisteren naar al het geklaag van vrienden die hem verweten dat hij hen niet van zijn plannen op de hoogte had gebracht.
Hij trok de koelkast open. Die was leeg, op een paar flessen chablis en wat paté van Lidgate na. Hij liet zijn koffer in de hal staan en liep naar Vingt Quatre om de hoek, waar hij bij gerookte zalm en roerei de kranten las. Aan het tafeltje tegenover hem zaten kinderen begeleid door twee moeders die roddelden terwijl de kinderen eten naar elkaar gooiden en telkens van tafel opstonden om verstoppertje te spelen. De moeders waren allebei knap om te zien, achter in de dertig, blond, met dure highlights, designerhandtassen en gemanicuurde nagels. Eentje kreeg in de gaten dat hij naar hen keek en begon zelfbewust met haar haar te zwieren. Ze zei iets tegen haar vriendin, die zich omdraaide om te kijken. Ze glimlachte flirterig, waarna ze haar kinderen toeriep dat ze niet zo’n lawaai moesten maken. Is dit nou mijn voorland, dacht hij mistroostig – dat ik de aandacht trek van knappe moeders met kleine kinderen? Hij kreeg een zinkend gevoel in zijn maag.
Die avond zat hij in bad toen de telefoon ging. Hij luisterde hoe het toestel keer op keer overging, zonder aanstalten te maken uit de kuip te klimmen om op te nemen. Zonder ergens aan te denken lag hij log en apathisch te weken in geurig schuim. Toen hij er uiteindelijk uit kwam, sloeg hij een handdoek om zijn heupen en luisterde de boodschap af. Zijn hart stond bijna stil toen hij Annabels vrolijke stem hoorde. Freya zou haar toch niet dit nummer gegeven hebben? ‘Lieve Luca,’ zei ze. ‘De afgelopen nacht was een zaligheid. Wat dacht je van nog een potje? Als je het leuk vindt, kom ik naar je toe om eten voor je klaar te maken. Bel me.’ Ze liet haar nummer achter. Hij was niet van plan haar te bellen. De gedachte om naar Italië te gaan werd steeds verleidelijker. In Londen was een heleboel waar hij van weg wilde rennen. Jammer dat hij niet van zichzelf weg kon lopen. Het enige telefoontje waar hij niet omheen kon was dat naar zijn ex-vrouw. Als hij de benen zou nemen naar Italië, zou zij het moeten weten.
‘O, ben jij het,’ zei ze. ‘Iedereen heeft de mond van je vol. Je oren zullen wel gloeien!’
‘Ik ga naar Italië om mijn ouders op te zoeken,’ zei hij.
‘Je klinkt alsof je net iemand hebt omgelegd.’
‘Nog niet.’
‘Hoe lang blijf je weg? Ik kan me niet voorstellen dat je me zou bellen als je alleen maar een weekendje naar het buitenland zou gaan.’
Hij grinnikte. Claire was altijd al zo scherp als een pijlpunt geweest. ‘Ik weet het niet. Ik denk de hele zomer.’
‘Het is nu nog maar april.’
‘Het wordt een lange zomer.’
‘Wou je soms beweren dat je me vier maanden met de kinderen wilt opschepen?’
‘Natuurlijk niet.’ De waarheid was dat hij niet meer dan terloops een gedachte aan hen had gewijd.
‘Ik mag het hopen. Het lijkt mij niet meer dan eerlijk dat jij ze in de vakantie ten minste een paar weken neemt. John en ik willen weg. De Von Meisters hebben weer gevraagd of we naar Saint-Tropez willen komen. Ze hebben Elizabeth en Arun ook gevraagd, wat heel leuk is voor de meisjes. Damien is een schat, maar daarna zou ik ze graag bij jou droppen, zodat we samen ook nog wat rust hebben.’
‘Goed plan,’ zei hij, in een poging er enig enthousiasme voor op te brengen. Zolang hun kindermeisje maar meekwam, was er niets aan de hand. Zijn moeder aanbad haar kleindochters.
‘Ik bel je wel op je mobiel, goed?’
‘Die neem ik niet op. Ik bel jou wel vanuit het palazzo.’
‘Je neemt dus echt de benen?’
‘Ik moet er gewoon even tussenuit.’
‘Als je er een paar jaar geleden tussenuit was gegaan, zouden we nu misschien nu niet in zo’n puinhoop zitten.’ Haar stem trilde van bitterheid.
‘Dat betwijfel ik. Tussen ons zou het hoe dan ook fout zijn gegaan.’
‘Dat kun je nu makkelijk zeggen. Jij bent al zo lang met dat stomme Turtle Management getrouwd dat je je een leven zonder niet eens voor kunt stellen.’
‘Daar ga ik nu anders werk van maken.’
‘Wel drie jaar te laat.’
‘Hoe gaat het met John?’ vroeg hij, om over iets anders te beginnen.
‘Hemels,’ antwoordde ze, een tikje te snel. ‘Hij is alles wat jij niet bent. Moet ik al zijn goede eigenschappen opsommen, of kun je die zelf wel bedenken?’
‘Ik zal er eens diep over nadenken en er dan met mijn therapeut over praten. Ik doe mijn best om me met een beetje professionele hulp te beteren.’ Hij kon zich wel voor z’n kop slaan dat hij toehapte.
‘Ach, hou toch op. Ik vind het vreselijk als je sarcastisch gaat doen.’
‘Ik bel je nog vanuit Italië.’
‘Wat jij wilt,’ snauwde ze.
‘Geef de meisjes een kus van me.’
‘Is het wel eerlijk om hun hoop te geven, terwijl ze je maanden niet zullen zien?’
‘Ze mogen bij me komen zodra jij ze met me wilt delen. De bal ligt op jouw helft, Claire. Zoals altijd.’
Die avond luisterde hij naar het gegons van zijn eigen gedachten, alsof er constant een ventilator in zijn hoofd aanstond. In deze voormalige stallen was het rustig wonen. Je hoorde geen verkeerslawaai, geen blèrende sirenes, geen blaffende honden, geen schreeuwende mensen of geclaxonneer – alleen maar het dode geluid van de slaap. Toen hij nog in de City werkte, had hij altijd zulke lange dagen gemaakt dat hij in Jaap viel zodra zijn hoofd het kussen raakte. Nu lag hij wakker, met een ongemakkelijk gevoel over zijn nieuwe bestaan. Het voelde niet goed om geen plannen te hebben, geen doelen. Hij voelde een zenuwknoop diep in zijn buik, alsof hij iets belangrijks was vergeten.
Vanuit het niets kwam er een gedachte in hem op: duisternis is alleen maar afwezigheid van licht. Hij vroeg zich af wat dat betekende en waarom hij die gedachte kreeg. Hij staarde naar het donkere plafond, naar de lichtbanen die van de straatlantaarn buiten boven de gordijnroe naar binnen vielen en het donker doorsneden. Met zijn geest op die gedachte geconcentreerd, dommelde hij in.
’s Ochtends was er een kalmte over hem neergedaald. Hij lag in bed te doezelen tot de telefoon ging en hij met een schok uit zijn roes werd gehaald en meteen weer terug was in het hier en nu. Zijn maag verkrampte van de zenuwen en de lichtheid die hij had gevoeld maakte plaats voor de oude vertrouwde benauwenis. Hij kon niemand bedenken met wie hij wilde praten: Annabel niet, de City niet, de pers, zijn ontstemde vrienden. Freya had gelijk: hij moest eruit. Hij zou zijn zaakjes regelen en dan alles en iedereen achterlaten, zodat hij helemaal de handen vrij had.