23

 

A angezien Luca de volgende morgen niet naar beneden gekomen was, nam Romina Fiyona mee naar de trattoria in de hoop Rosa daar aan te treffen. Als iemand kon helpen met haar research, was het die lieve, spraakzame Rosa wel.

Het was een bewolkte dag. Vanuit het oosten naderde een grijs front dat dreigde met regen. Fiyona had haar rode netkousen en rokje verruild voor een spijkerbroek, roze teenslippers en een spijkerjasje op een wit T-shirt, en haar grote handtas, met alles erin wat ze nodig had, hing over haar schouder. Romina sperde haar neusgaten wijd open toen ze haar pittige muskusachtige parfum rook. Ze zag eruit alsof ze wel een stevige wasbeurt kon gebruiken. Molto Inglese, dacht Romina. Wat hadden dat soort Engelse meiden toch? Ze zag er steeds zo groezelig uit.

Ze troffen Rosa aan terwijl ze buiten met Fiero zat te kletsen. Toen ze Romina zag, glimlachte en zwaaide Rosa. ‘Buon giorno,’ zei ze.

‘Buon giorno, Rosa. Ik heb iemand meegebracht die jou graag wil zien.’ Romina duwde Fiyona zachtjes naar voren.

‘Ik ben Fiyona Pritchett, journalist voor de Sunday Times’, zei ze in vloeiend Italiaans.

Rosa was onder de indruk. ‘Wat zeg je dat mooi!’

‘Ik doe mijn best,’ antwoordde Fiyona bescheiden. ‘Ik mag graag oefenen. In Londen kan dat alleen met obers.’ Ze wierp een blik op Fiero en de ogen van de jongeman lichtten op in een enthousiaste reactie op een onuitgesproken boodschap.

‘Koffie, signorina?’ vroeg hij, naar haar terug grijnzend.

‘Zwart, graag.’

‘Ik wil er ook graag een, Fiero,’ zei Rosa. Fiero draaide zich op zijn hakken om en verdween naar binnen.

‘Dus je schrijft een artikel over het palazzo?’ zei Rosa. ‘Zullen we gaan zitten? Het ontbijt is van het huis,’ voegde ze er genereus aan toe. ‘Ik weet alles wat er over die plek te weten valt. Mijn moeder is Alba, Valentina’s dochter. Vraag maar raak. Het is mijn favoriete onderwerp.’

‘Dan laat ik jullie maar praten,’ zei Romina met een blik op haar horloge. ‘Ik heb thuis nog van alles te doen. Al die mensen, weet je…’

‘Geef ons een uurtje, als Rosa dat goedvindt,’ stelde Fiyona voor.

‘Je kunt de hele ochtend krijgen,’ antwoordde Rosa. ‘Het blijft vandaag rustig en Fiero is er om te helpen.’ Heel even kreeg haar gezicht iets chagrijnigs. ‘Ik kan me niet voorstellen dat Cosima nog komt opdagen. Die kwam vannacht pas om vier uur thuis en ligt nog steeds in bed! Wat een omslag ineens. Ze verdient een Oscar voor de act die ze opvoert!’

Romina kneep haar ogen tot spleetjes. Ze had de auto gehoord en een poosje later het opgewekte gefluit van haar zoon. Dus daar hield Luca zich op dat onchristelijke tijdstip mee bezig.

‘En, zou je moeder met me willen praten?’ Fiyona zette de taperecorder op tafel en schakelde hem in.

‘Nee, ze wil niet eens naar het palazzo toe. Ze is woedend dat het is opgeknapt. Volgens mij zou ze het liefst zien dat het nog steeds stond weg te rotten. Ze vindt het vast vreselijk dat ik met jou praat, maar ze vergeet dat Valentina mijn grootmoeder was. Ik lijk veel op haar, moet je weten.’

‘Er bestaan geen foto’s van haar…’ begon Fiyona.

‘Maar er is wel een portret. Wacht, ik zal het voor je halen.’

Terwijl Rosa zich weghaastte om het te gaan halen, kwam Fiero terug met Fiyona’s koffie. ‘Verder nog iets?’ vroeg hij.

‘Ik zou graag een praatje met je maken. Het is belangrijk dat ik mijn Italiaans oefen,’ antwoordde ze met een flirterige glimlach. Ze stak een sigaret tussen haar rode lippen. Fiero was er als de kippen bij om haar een vuurtje te geven. Ze boog zich naar voren en hield zijn hand stil door de hare eromheen te vouwen. ‘Je bent nog heel jong, Fiero.’

‘Vijfentwintig,’ antwoordde hij, ontwapend door haar roofzuchtige uitdrukking. Ze nam hem van top tot teen op.

‘Italiaanse mannen zijn een stuk beschaafder dan hun Britse tegenhangers. Ben je een goede minnaar?’

Fiero liet zijn tong over zijn onderlip gaan. ‘Je weet hoe wij Italianen zijn; wij leven voor de liefde. We leven voor vrouwen.’

‘Jammer dan dat ik hier maar zo kort ben, want anders zouden we een deal kunnen sluiten. Dan zou ik jou Engels leren als jij mij Italiaans leert. Snap je wel?’ Hij knikte, zijn neusgaten wijd opengesperd. ‘Een ander keertje dan misschien.’ Rosa kwam terug met de tekening van het liggende naakt die binnen hing, zonder dat de wellustige glans in Fiero’s ogen haar opviel. Ze overhandigde het portret aan Fiyona. ‘Niemand schenkt er aandacht aan, maar dit is Valentina, geportretteerd door mijn grootvader.’

Fiyona las wat eronder geschreven stond: Valentina, liggend naakt, Thomas Arbuckle, 1945.

‘Is ze niet knap?’

‘Betoverend,’ zei Fiyona. ‘Wat een ondeugende glimlach. Ik zie de gelijkenis wel,’ voegde ze er met een grijns naar Rosa aan toe.

Rosa was in haar nopjes. ‘Zo ondeugend ben ik anders niet. Helaas krijg ik daar de kans niet voor.’

‘Ben je getrouwd?’

‘Ja. Ik heb drie kinderen. Heel burgerlijk!’

‘Valentina was misschien niet zo ondeugend geweest als het geen oorlog was geweest. Ze nam minnaars om te overleven.’

‘Ik geloof niet dat ze het daarom met Lupo Bianco aanlegde. Door hem kreeg ze toegang tot de hogere kringen van Napels. Bij hem kon ze iemand anders zijn.’

‘Een eenvoudig dorpsmeisje gehuld in diamanten en bont,’ zei Fiyona, die terugdacht aan het krantenartikel over de moord. ‘Wat een ontzettende schok voor die arme grootvader van je.’

‘Ze zouden die dag gaan trouwen. Heel romantisch, om je door een knappe buitenlander te laten verleiden. Weet je, ze zeggen dat het Christusbeeld voor het eerst in jaren geen tranen plengde en daarmee de tragedie die zou volgen voorspelde.’

‘Geloof je dat?’

‘Niet echt. Ze zeggen dat het beeld pas weer zal wenen wanneer alle geesten rust hebben gekregen.’

‘Denken de mensen nog steeds dat de oude marchese rondspookt door het palazzo?’

Rosa werd nu serieus. ‘Er was anders wel iets raars aan de hand. Mijn man zit bij de politie. Voordat Romina het palazzo kocht, hebben mensen tientallen keren lichtjes door de kamers zien bewegen en vreemde geluiden gehoord. Behalve hij durfde niemand ernaartoe te gaan. Hij is verschrikkelijk dapper.’

‘En heeft hij iets gevonden?’

Ze haalde haar schouders op. ‘Niets. Ik ben er vaak geweest. Mij maakt het niet bang. De ruïne had iets prachtigs. Nu is het niet meer hetzelfde.’

‘Je hebt zeker niet oog in oog gestaan met het spook?’ zei Fiyona, terwijl ze een lint van rook uitademde.

‘Ik geloof niet in spoken,’ zei Rosa met een afwijzend lachje. ‘Maar ik sluit niet uit dat er een levende geest rondwaart die mensen bang probeert te maken. Romina klaagt erover dat er steeds iemand in het tuinhuis komt. Ze heeft tegen mijn man gezegd dat er daar iemand slaapt en heeft hem er mee naartoe genomen om een kijkje te nemen.’

‘Ze mag dan excentriek zijn, maar op mij komt ze niet over als bijgelovig,’ zei Fiyona.

‘Ze is Nóórd-Italiaans. Dat is een heel verschil. De mensen hier zijn veel ongekunstelder.’

‘Dus jij gelooft niet dat de marchese rondwaart, uit spijt omdat hij de vrouw heeft vermoord van wie hij heeft gehouden?’

‘Natuurlijk niet! Er haalt gewoon iemand een geintje uit. Of de bewoners van Incantellaria hebben het allemaal verzonnen om te voorkomen dat iemand het palazzo zou kopen en er een hotel van zou maken. Ze zijn gesteld op hun rust en behoorlijk trots op hun geschiedenis. Zij wilden het palazzo laten zoals het was, als een soort morbide schrijn. Maar daar is niets van terechtgekomen.’

‘Mag ik dat voor mijn artikel gebruiken?’

‘Je mag alles wat ik zeg voor je artikel gebruiken. Je mag er ook een foto bij zetten. Ik lijk tenslotte precies op Valentina.’

‘Mag ik de tekening niet gebruiken?’

‘Geen sprake van!’ Rosa hapte naar adem en griste hem terug. ‘Alleen als je uit bent op nóg een moord in Incantellaria!’

‘Is het waar dat je oudoom uit wraak de marchese heeft vermoord?’

‘Ja, in het palazzo.’

‘Weet je ook waar?’

‘In een leren stoel in zijn zitkamer.’ Langzaam trok ze een lijn langs haar hals. ‘Ze hebben hem als een varken gekeeld.’

‘Ze?’

Rosa vloog als gestoken op. ‘Ik bedoel híj,’ verbeterde ze zichzelf. ‘Falco.’

Peinzend beet Fiyona op haar wang. ‘Aha.’

‘De politie heeft nooit goed onderzoek gedaan naar de moord op Valentina. Ze gingen ervan uit dat ze op het verkeerde moment op de verkeerde plek was en in het kruisvuur van de maffia terecht was gekomen. Ze hadden er geen idee van dat Lupo degene was die op het verkeerde moment op de verkeerde plek was, dat de marchese Valentina vermoordde en dat hij alleen maar in de weg stond.’ Samenzweerderig boog ze zich naar voren. ‘In werkelijkheid heeft hij haar vermoord omdat hij niet wilde dat mijn grootvader haar mee zou nemen naar Engeland. Als hij haar niet kon hebben, wilde hij niet dat iemand anders haar kreeg. Volgens mij was de marchese een ouwe leperd. Hij zal vast wel hebben geweten dat ze er andere minnaars op na hield, en ik geloof niet dat hij daar bezwaar tegen had. Ik weet nog dat mijn moeder me vertelde dat hij mooie dingen verzamelde. Hij hield van schoonheid. Valentina was gewoon een van zijn vele fraaie bezittingen. Maar toen ze verliefd werd op mijn opa – en dan bedoel ik écht verliefd – kon hij daar niet tegen. Dus gooide hij in zijn woede zijn eigen glazen in en vermoordde de vrouw van wie hij hield, zodat niemand anders haar kon krijgen. Best wel raar eigenlijk dat niemand er ooit een film over heeft gemaakt.’

‘Misschien gebeurt dat alsnog als mijn artikel is gepubliceerd. We hebben een oplage van twee miljoen.’

Rosa’s ogen rolden bijna uit haar hoofd. ‘Bedoel je dat twee miljoen mensen over mij zullen lezen?’

Fiyona buitte Rosa’s ijdelheid uit. ‘Twee miljoen mensen zullen lezen over jou en je familie.’

‘Madonna! Stel je eens voor! Ik kan acteren, weet je. Ik ben een heel goede actrice.’

‘Daar twijfel ik niet aan,’ zei Fiyona naar waarheid.

Rosa zette een treurig gezicht op. ‘Ik zou best willen dat een knappe buitenlander míj met diamanten overlaadde en me meenam ergens anders naartoe.’

‘Bevalt het je hier dan niet?’

‘Er is hier niks te doen. Ik snap best waarom Valentina dingen deed die niet door de beugel konden. Oorlog of geen oorlog, ze moest zelf voor wat sjeu in haar leven zorgen.’

Om tien voor half twaalf arriveerde Romina om Fiyona op te halen. Rosa en zij waren nog steeds in gesprek. Fiero bleef dicht bij hen in de buurt, als een mot die om Fiyona’s vlam heen cirkelde.

‘Zijn jullie nog niet klaar?’ vroeg ze.

‘Jawel, we zijn uitgepraat,’ zei Fiyona, en ze zette haar taperecorder uit. ‘Dank je wel, Rosa, je verhaal was heel interessant.’ Ze zwaaide naar Fiero. ‘Tot later.’

Rosa keek beledigd. ‘Wil je Fiero interviewen?’

‘Ik wil met iedereen praten. Ik wil de onderste steen boven krijgen.’

‘Hij weet anders niets.’

Fiyona schudde listig haar hoofd, iederéén weet iets.’ Ze gaf Fiero een knipoog. ‘Ik zie je vanavond.’

Toen ze weer in de auto zaten, vroeg Romina of ze had gekregen wat ze had willen hebben. ‘En nog wel meer ook,’ antwoordde Fiyona opgewekt. ‘Valentina’s ster straalt nog steeds.’

‘De naïviteit van de jeugd, Rosa snapt niet dat het eigenlijk maar een armzalig verhaal is; zij ziet alleen de glamour.’

‘Dat levert anders fantastische kopij op.’

‘Je zou eens met haar moeder moeten praten.’

‘Kennelijk is Alba daar niet toe bereid.’

‘Jammer. Ik durf te wedden dat zij er heel anders tegen aankijkt.’

‘Rosa liet doorschemeren dat de marchese door meer dan één persoon is vermoord.’

‘Ik dacht dat het alleen Falco was.’

‘Misschien versprak ze zich.’

Romina haalde haar schouders op. ‘Ik zal het mijn zoon eens vragen. Volgens mij heeft hij nauwer contact met die familie dan ik eerst dacht.’

‘Het is belangrijk voor het artikel. Ik heb graag dat mijn feiten kloppen.’

‘Laat dat maar aan mij over.’

 

Toen Rosa die middag thuiskwam, was Cosima nog in haar slaapkamer. Ze had de hele ochtend gewacht om met haar te kunnen praten en had nu geen minuut langer geduld. Boven aan de trap hoorde ze haar nicht neuriën. Ze nam niet de moeite om aan te kloppen, maar drukte de deurklink naar beneden en liep naar binnen.

Cosima zat aan haar kaptafel naar haar spiegelbeeld te staren. In haar oren hingen de schitterendste diamanten. Rosa’s mond viel open, en er rees een onbeheersbare golf jaloezie en woede in haar op.

‘Je had moeten aankloppen!’ riep Cosima uit, en ze sloeg haar handen over haar oren in een poging de diamanten te verbergen.

‘Ik heb ze al gezien, gekkie! Denk maar niet dat ik het niet weet van Luca en jou. Ik heb jullie heus wel samen gezien. Dus híj heeft je diamanten gegeven!’

‘Ja.’ Cosima zette zich schrap.

‘Fijn voor je,’ zei Rosa kortaf.

‘Vind je?’

‘Waarom zou ik het niet fijn voor je vinden? Ik val niet op Luca. Oké, ik vind het leuk om met hem te flirten, maar ik ben getrouwd.’

‘Sorry dat ik het je niet verteld heb.’

‘Waarom zou je? Ik voel me ook niet verplicht om jou alles te vertellen.’

De spanning in de stem van haar nicht kon Cosima niet ontgaan. Rosa’s opzettelijke kalmte was niet weinig verontrustend. Ze verwachtte elk moment een of ander voorwerp naar haar hoofd te krijgen.

‘Hij heeft ze me gisteravond gegeven,’ bekende ze.

‘Laat eens zien.’ Rosa ging op het bed zitten. Cosima aarzelde even voordat ze de oorhangers uitdeed en ze aan haar overhandigde. Ze stond op om haar nicht haar plaats voor de spiegel te laten innemen. Rosa stak de kleine staafjes meteen door haar oorlellen en staarde met kinderlijk plezier naar haar spiegelbeeld. ‘Ik heb nog nooit zoiets moois gezien,’ fluisterde ze. ‘Ze moeten een vermogen hebben gekost. Wel zo veel als een huis. Kennelijk is hij miljonair. Echt iets voor jou om een rijke man aan de haak te slaan.’

‘Ik ben nooit naar wat voor man dan ook op zoek geweest,’ zei Cosima ongemakkelijk.

‘Ik had beter uit mijn doppen moeten kijken, maar ik was jong en onschuldig toen ik met Eugenio trouwde. Ik was zo groen als gras. Heel anders dan jij, met al je wijsheid van de rijpere leeftijd.’ Ze slaakte een zucht. ‘Prachtig – maar wanneer moet je ze dragen? Neemt hij je mee naar Napels?’

‘Nee! Ik draag ze alleen voor hem.’

‘Misschien schaakt hij je wel naar Londen.’

Cosima moest er niet aan denken. ‘Ik ga nooit uit Incantellaria weg.’

‘Hoezo niet? Ik zou er alles voor overhebben om uit dit suffe gat weg te komen.’

‘Dat kan ik niet!’ Cosima’s stem begaf het.

‘Waarom in vredesnaam niet?’

‘Omdat ik nooit bij Francesco weg wil.’

 

Luca bracht de ochtend door in bed. Buiten zag de lucht grauw; het zag eruit alsof het zou gaan regenen, maar in zijn hart scheen de zon. Hij kon zijn geluk niet op, nu zijn leven opeens een wending had genomen, nu één vrouw in een betoverend stadje hem een gedaanteverwisseling had doen ondergaan. Hij was met een verloren en leeg gevoel uit Londen vertrokken en had het leven dat hij twintig jaar lang had geleid de rug toegekeerd. Hij had niet geweten wat hij moest gaan doen; hij dreef doelloos rond als een stuk wrakhout op zee. Maar nu kreeg zijn leven een doel: houden van Cosima en van zijn kinderen. Dát was wat hij al die tijd had gemist: liefde. Niet de zelfzuchtige liefde die hij in het begin voor Claire had gevoeld, of de afstandelijke liefde van voorheen voor zijn dochters, maar de liefde die je eigen verlangens te boven gaat, waarbij je meer van de ander houdt dan van jezelf. Dat besef vervulde hem van energie. Omdat hij te opgewonden was om in bed te blijven liggen, pakte hij een handdoek en ging op weg naar de kleine baai om te gaan zwemmen.

‘Hij is verliefd,’ zei Ma, die genoot van een bloody mary voor de lunch.

‘En niet op mijn meisje,’ voegde Caradoc er blij aan toe. ‘Ik zet mijn geld op de weduwe.’

‘Degene die haar zoontje heeft verloren?’

‘Ja.’

‘Ik had nooit gedacht dat hij tot haar door zou dringen,’ zei Ma.

‘Luca is heel knap en aardig,’ zei Stephanie. ‘Ik sta er niet van te kijken. De serveerster bij de trattoria is helemaal stapel op hem.’

Caradocs ogen lichtten op. ‘Dat is mijn meisje! Ze is ook helemaal stapel op mij.’

‘Luchtkastelen…’ foeterde Ma. ‘Dwaze oude man!’

‘Je bent nooit te oud om te dromen,’ protesteerde Nanni, die zich afvroeg waar die schalkse kleine journaliste was gebleven.

‘Ik hoop maar dat hij met haar trouwt en haar nog een kind geeft,’ zei Stephanie weemoedig.

Haar vader klopte haar op de knie. ‘Altijd even romantisch, Stephanoula!’

‘Kwaad bloed…’ merkte Ma duister op. ‘Als ik hem was, waagde ik me niet bij die familie in de buurt. Stel je voor: Cosima’s grootvader heeft hier in dit palazzo een moord gepleegd. De marchese is als een beest afgeslacht! Haar oudtante werd vermoord op de weg naar Napels nadat ze een hele rits minnaars had afgewerkt en die allemaal had bedrogen. Ik zou nog maar eens goed nadenken voordat ik mijn snuit in die trog zou steken!’

Caradoc schudde zijn hoofd. ‘We hebben allemaal wel familieleden waar we niet trots op zijn. Maar een mens mag niet beoordeeld worden op de fouten van zijn voorvaderen.’

‘Let op mijn woorden, professor. Hier hoor je het voor het eerst: uit die verbintenis kan niets goeds voortkomen.’

Toen Luca terugkwam van het strand beneden, zijn gezicht rood van de inspanning en zijn haar in warrige natte pieken, zette Ma haar glas neer met het vaste voornemen hem als eerste te ondervragen. ‘Ziezo, Luca. We hebben een weddenschap over je afgesloten,’ riep ze over het terras heen.

Hij schonk haar een niet-begrijpende blik. ‘Waar wedden jullie dan precies om?’

‘Wie lokt je toch steeds maar naar de stad? Dat kan niet alleen maar de koffie zijn,’ zei Ma. Hij grijnsde hen allemaal toe, als een schooljongen die op het punt staat mede te delen dat hij een prijs heeft gewonnen.

‘Ah, die glimlach zegt alles,’ luidde Caradocs commentaar. ‘De kat heeft de room te pakken gekregen!’

‘Je bent overduidelijk verliefd. De vraag is alleen: op wie?’ zei Ma.

‘Verklap het haar maar niet,’ lachte Nanni, die loom zat te roken. ‘Een heer heeft geen geheugen.’

‘Het is de weduwe zeker?’ zei Caradoc. ‘Heb ik gelijk of niet?’

Luca ging zitten. ‘Ben ik dan zo doorzichtig?’

‘Geluk is aanstekelijk. Jouw geluk prikkelt ons ook,’ zei Caradoc.

‘Of zorgt dat we groen zien van jaloezie,’ voegde Ma er droogjes aan toe.

Hulpeloos keek Luca naar Stephanie. ‘Wat moet ik nou?’

‘Moet ik je soms te hulp komen?’

‘Jij bent een jonge vrouw. Zou jij willen dat je liefdesleven over de tong ging bij zo’n stelletje excentriekelingen?’

‘Als ze positieve dingen zouden zeggen, zie ik niet in waarom niet.’

‘Heel goed,’ antwoordde hij. ‘Ja, ik ben verliefd. Ik kan het wel van de daken schreeuwen, maar zij wil het stilhouden.’

Ma kneep haar ogen tot spleetjes. ‘Dan zou ik me als ik jou was grote zorgen maken.’

‘Zorgen? Hoezo?’

‘Wat heeft ze te verbergen? Is ze soms al getrouwd?’

‘Ze is zeer zeker niet getrouwd,’ zei Luca.

‘De weduwe!’ Caradoc klapte vrolijk in zijn reumatische oude handen. ‘Ik wist het wel!’

Op dat moment kwamen Romina en Fiyona terug uit de stad. Nanni ging meteen rechtop zitten zodra hij de roodharige vrouw zag. Het speet hem te moeten constateren dat ze haar netkousen niet aanhad, maar een spijkerbroek. Hij kreeg het warm, maar de hitte was gek genoeg aangenaam. Hij nam een slok martini en keek schuins naar haar.

Fiyona was zo alert als een vos. Ze liet haar amandelvormige groene ogen op hem rusten en likte uitdagend langs haar lippen. ‘Zo, Nanni, heb je zin in een wandelingetje voor de lunch? Ik zou dolgraag even gaan pootjebaden in zee.’

Toen Fiyona naar binnen verdween om iets anders te gaan aantrekken, kwam Ventura naar buiten met de telefoon. ‘Signor Luca.’

Luca pakte de handset aan in de verwachting dat het Claire zou zijn. Maar tot zijn verrassing was het Freya. ‘Hallo, schat, leuk dat je belt!’

‘Hoe is het met je?’ Ze klonk gespannen.

‘Goed. Het is hier hemels. Wanneer kom je deze kant op?’

‘Misschien wel sneller dan je denkt.’

‘O?’

‘Weet je nog dat je me de laatste keer dat we elkaar zagen bedankte omdat ik er voor je was als je me nodig had?’

‘Natuurlijk. Daar heb je vrienden voor. Je zit toch niet in de problemen?’

‘Jawel. Nu heb ik jou nodig.’

Hij voelde zijn hoofd tollen. ‘O ja? Wat is er dan aan de hand?’

‘Miles heeft een ander.’

Luca wilde lachen om dat absurde idee, maar Freya klonk zo van slag dat hij zich inhield. ‘Weet je dat zeker?’

‘Ja, ik weet het zeker, Luca. Wat moet ik doen?’

Dit was niet het moment om Freya te vertellen dat hij verliefd was op Cosima. ‘Kom maar hierheen.’

‘Maar de kinderen dan?’

‘Die kunnen best een paar dagen bij het kindermeisje blijven. Zeg maar tegen Miles dat je hem de tijd geeft om het te beëindigen. Hij zal het ontkennen, natuurlijk. Maar als je het zeker weet, geef je hem maar één kans om er iets aan te doen, en niet meer. De tweede keer dat je bij hem weggaat, ga je niet meer terug.’