– 28 –

Nu Marion uit zichzelf had ontdekt wat zijn beroep was geweest, dacht Barry dat ze gefascineerd werd door verhalen uit zijn verleden, en die vertelde hij dan ook volop. India mocht dan zijn eerste liefde zijn – hij at elke dag in Indiase restaurants, trok Indiase kleren aan wanneer hij daar zin in had en ging over een week naar India – maar sinds de dood van zijn vrouw had hij niemand gehad om over zijn jaren bij de politie te praten, tenzij een ex-collega iets bij hem kwam drinken. Maar nu was er Marion, die niets liever wilde dan hem over zijn zaken, zijn avonturen en zijn triomfen horen vertellen.

Ze begreep dat, en hoewel ze die verhalen stomvervelend vond, beschouwde ze ze als een goed teken in deze laatste cruciale dagen voordat ze mevrouw Fenix werd en het in feite te laat was om er nog iets aan te doen. Glimlachend en bewonderend luisterde ze naar zijn verhaal over de Wandsworth-weduwe, die drie echtgenoten uit de weg had geruimd en dat ook met de vierde zou hebben gedaan als Barry niet tussenbeide was gekomen. En naar het raadsel (totdat Barry het oploste) van Bernard de Balham-inbreker, die in flats binnendrong en met lipstick BB op de gezichten van slapende vrouwen tekende. Ze verwachtte elke dag iets te horen over de man in Clapham die verdronken in het bad was aangetroffen, maar daar sprak hij niet over.

Haar eigen verleden baarde haar soms zorgen. Wat zou Barry zeggen als hij wist van de ingevroren korhoenders en patrijzen, de potjes kaviaar en de stiltonkaas van mevrouw Pringle die ze zich had toegeëigend? Of het zilverwerk, het glaswerk en de sieraden van Avice Conroy die ze mee naar huis had genomen? En dan was er de morfine. Avice was niet gestorven – Marion zou zich minder zorgen over die siervoorwerpen hebben gemaakt als ze wel was gestorven – maar het was Marions bedoeling geweest dat ze zou sterven en dat was poging tot moord. En niet te vergeten – al probeerde ze dat wel – waren er ook nog al die dingen die niet in strijd met de wet waren maar waarvan ze wist dat Barry ze sterk zou afkeuren: de leugens over haar vader, haar pogingen om in Avices testament te komen, de morfine die ze niet had ingeleverd. Een hele week had ze de Freedom Pass van iemand anders gebruikt om met bus en metro te reizen. Niet dat ze last van haar geweten had – ze had eens tegen Fowler gezegd dat ze niet wist wat dat betekende – maar als Barry achter een van die dingen kwam, ging het huwelijk niet door.

Marion had dezelfde houding ten opzichte van haar komende huwelijk als Victoriaanse aanstaande bruiden uit de hogere standen indertijd. Tenminste, als we op de auteurs uit die tijd mogen afgaan. Als ze maar eenmaal getrouwd waren, mochten al hun vergrijpen tegen de wet en de moraliteit in de openbaarheid komen. In het geval van de Victorianen ging het meestal om schulden die afgelost moesten worden, want na de huwelijkssluiting was de man aansprakelijk voor de schulden van de vrouw. Hij kwam er dan niet meer onderuit, of hij moest haar al verlaten. Barry kon haar natuurlijk verlaten, dacht Marion, maar dan zou ze de helft krijgen van de waarde van zijn huis en ongetwijfeld ook alimentatie. Als ze eerst maar eens getrouwd was.

In deze laatste dagen had ze amper genoeg om van te leven. Die vierhonderd pond zou alle verschil van de wereld hebben gemaakt. Het ging niet meer om de aankoop van een trouwjurk. Ze had niet eens genoeg om voldoende eten te kopen. Ze zei tegen zichzelf dat ze van honger zou omkomen als Barry niet de meeste avonden met haar uit eten ging. Als ze in het oosterse restaurant van zijn keuze kwamen, moest ze zich inhouden om niet op het voedsel aan te vallen en het met haar vingers in haar mond te stoppen. De schulden die Barry in hun wittebroodsweken te vereffenen had, waren haar gemeentebelastingen en de elektriciteits-, gas- en waterrekeningen, die ze geen van alle had betaald en die gevaarlijk achterstallig waren.

De rijken denken nooit aan zulke dingen. Het was blijkbaar niet bij Barry opgekomen dat ze, toen ze haar baan kwijtraakte, ook haar inkomen verloor. Hij vroeg er nooit naar, bracht het nooit ter sprake. Misschien dacht hij dat ze spaargeld had of een uitkering, en eigenlijk wilde ze dat ze voor dat laatste had gezorgd. Het was er nu te laat voor. Natuurlijk had ze gedacht dat ze een inkomen van Ismay zou krijgen. Toen ze op een avond bij Barry was en hij eten voor haar klaarmaakte – de geur van het vlees en de kruiden die uit de keuken kwam, maakte haar zwak van de honger – vroeg hij wat ze met haar appartement ging doen.

‘Na donderdag heb jij er niets meer aan, poesje. Je kunt het verhuren. Laat mij maar eens naar de papieren kijken. Je kunt het natuurlijk ook verkopen.’

‘Ik weet het niet, schat. Ik ben niet goed in zakelijke dingen. Voordat ik iets doe, zal ik het met je bespreken.’

‘Zo mag ik het horen.’

Toen ze dhansaak , dahin , rijst en papadums hadden gegeten (Barry kritisch, Marion gretig), keken ze de rest van de avond in reisfolders over Kerala. Ze gingen toch maar niet naar Pushkar, vanwege het vegetarische eten en de vele kamelen.

‘Het Land van Groene Magie,’ zei Barry. ‘Ik kan je niet zeggen hoe ik me erop verheug jou India te laten zien, poesje.’

Ze wist wel beter dan hem erop te wijzen dat het voor hem ook zijn eerste bezoek zou zijn. Kort voor tien uur zei hij dat hij haar met zijn auto naar huis zou brengen. Hoewel ze de lift op prijs stelde, moest ze er niet aan denken dat ze Fowler op de stoep zouden aantreffen. Zoals ze de laatste tijd altijd zei, antwoordde ze dat ze kon lopen of de metro nemen, en zoals altijd zei hij dat daar geen sprake van was.

‘Je weet nooit wat voor tuig er ’s avonds rondhangt,’ zei Barry, de ex-politieman.

Dat was waar. Dat wist ze niet. Toen ze naar de auto liepen en Barry net zei dat hij dat woensdag voor het laatst zou doen, dook er een man van onbepaalde leeftijd op uit de duisternis tussen de straatlantaarns, verschrikkelijk vies, ongeschoren, met verwarde haren en in een gerafelde spijkerbroek en een plastic jasje dat met vuil was aangekoekt. Hij had een smerige rode sjaal om zijn hals. Het was Fowler. Marion greep Barry’s arm stevig vast, bang dat ze deze keer echt zou flauwvallen.

Fowler keek haar recht aan. Hij stak zijn hand uit en sprak tegen Barry.

‘Wat geld voor een kop thee, meneer?’

Op dat moment wist ze het. Dit was maar een bedreiging, niet het einde van de wereld, niet de ineenstorting van haar toekomst. Haar broer was beter in chanteren dan zij. Maar zij kon net zo goed acteren. Ze had haar tasje al open. ‘O, die arme man,’ zei ze tegen Barry. ‘Ik moet hem iets geven.’

‘Dat zou ik niet doen,’ zei Barry.

Ze had toch al niet veel. Ze gaf hem een van haar drie laatste munten van een pond.

‘Dank u, mevrouw,’ zei Fowler. ‘U bent een dame.’ En met een vuile blik in Barry’s richting ging hij de heuvel op naar West End Green.

‘Ik hoop dat ik niet onredelijk ben, schat. Natuurlijk wil ik je niet van je zus vandaan houden. Ze ís je zus, al ben ik naïef genoeg om me te verbazen over de totaal verschillende types die in één familie kunnen voorkomen. Ik wil gewoon niet bij haar in de buurt zijn, of bij die stiekeme nicht met wie ze getrouwd is. Als ze hier komen, wil je me misschien wel waarschuwen, dan zorg ik dat ik weg ben.’

Ismay keek naar hem op. ‘Geldt dat ook voor Pam en Michael?’

‘Kom nou, Issy. Je weet dat ik niet onredelijk ben. Ik moet niet veel van hem hebben. Ik ben trouwens ook niet gek op haar. Maar natuurlijk zou ik je nooit willen beletten om naar boven te gaan en je moeder op te zoeken. Familie is namelijk erg belangrijk voor mij. En je mag ze hier allemaal beneden ontvangen, als je dat wilt.’ Hij glimlachte naar haar en pakte haar hand vast. ‘Eén keer per jaar,’ zei hij. ‘Trouwens, we blijven hier toch niet altijd wonen? Wat zou je ervan zeggen als we een appartement gingen kopen? Dit hier is niet ideaal en het is nogal ver van de stad.’

Ze had hier haar hele leven gewoond, maar als hij het wilde, zou ze verhuizen. ‘Als je dat wilt. Het zou een grote stap voor me zijn.’

‘Koningin Maria van Schotland schijnt tegen Bothwell te hebben gezegd dat ze hem in haar hemd tot het einde van de aarde zou volgen. Ik vraag je alleen maar naar Chelsea te gaan.’

Hij had voor de nacht van dinsdag op woensdag een suite in het Savoy voor hen gereserveerd. Het was haar verjaardag, wat op zichzelf misschien al voldoende reden was, al had hij niet eerder zoiets gedaan. ‘Trek mooie kleren aan,’ had hij gezegd. ‘Het is belangrijk.’ Die dag haalde ze in alle vroegte, voordat hij op was, het bandje uit de tas die ze sinds zaterdag met zich mee had gedragen en trok het van de spoel in de cassette. Het was erg koud buiten. Ze deed haar winterjas aan, nam een van de asbakken die hij gebruikte, en een doosje lucifers, en ging helemaal naar het eind van de achtertuin. Daar ging ze onder de bomen staan, legde het glanzende bruine stuk tape in de asbak en stak het in brand. Ze had geen andere manier kunnen bedenken om het volkomen te vernietigen. Het bandje smeulde, vlamde op, smolt half en werd zwart. Ze liet de resten in de vuilnisbak naast de achterdeur vallen en ging het huis in.

Om zes uur die avond stapte ze op Charing Cross uit de metro en kocht een avondkrant. Onmiddellijk wilde ze dat ze zich aan haar oude voornemen had gehouden en nooit meer een krant in had gekeken. Dat had ze zich voorgenomen nadat die foto van Andrew met Eva in The Evening Standard had gestaan. Eva stond ook in deze krant, een grote foto op de voorpagina. De kop luidde: man voorgeleid voor moord op eva simber . Ismay leunde tegen een etalageruit om het verhaal te lezen. Het was niet Kevin Preston, niet de West End Weerwolf, maar een heel andere man, een zekere Kieron Thorpe, negentien jaar, uit Harrow. Ze dacht: Heather heeft Eva vermoord. Heather had terecht moeten staan, niet deze negentienjarige jongen. Ze zou nu iets moeten doen. Ze mocht niet toestaan dat Kieron Thorpe vijftien jaar in de gevangenis zou zitten voor iets wat hij niet had gedaan.

Maar ze gooide de krant in een afvalbak. Op deze bijzondere dag mocht Andrew dat gezicht, Eva’s gezicht, niet zien. Kon ze het verhaal en de naam maar even gemakkelijk uit haar hoofd zetten. Ze liep over de Strand naar het Savoy en moest er steeds weer aan denken. Ze wilde er niet aan denken, maar dacht er toch aan. Een jongen van negentien die de gevangenis in ging voor iets wat hij niet had gedaan. Ze had er geen flauw idee van hoe haar zus over dingen dacht. Behalve over één ding. Ze wist dat Heather van Edmund hield. Afgezien daarvan had Ismay het gevoel dat ze helemaal niets van haar zus wist.

Ze werd naar de suite gebracht. Andrew was daar al en de kamer stond vol rode rozen. Hij sloeg zijn armen om haar heen en kuste haar alsof hij opnieuw verliefd op haar was geworden, of dat de tijd drie jaar was teruggedraaid naar de dag waarop ze elkaar voor het eerst ontmoetten.

‘Wil je beneden dineren of het naar boven laten brengen?’

‘Wat wil jij?’

‘Nee. Dit is jouw avond en jouw nacht. Jij mag het zeggen.’

Het liefst zou ze willen dat ze in haar mooie kleren naar beneden ging om aan iedereen te laten zien dat Andrew van haar was, maar ze voelde aan dat hij liever boven bleef en zei: ‘Hier. Dit is zo’n mooie kamer. En het uitzicht.’

‘Goed. Daar ben ik blij om. Ik heb je iets te zeggen en ik wil graag dat we alleen zijn als ik het zeg.’

Een zweem van schrik gleed als koele adem over haar huid. Iets over die foto in de krant? Iets ergers?

Toen Fowler kwam opdagen, en met zijn sleutel naar binnen ging zonder zelfs maar de moeite te nemen om aan te bellen, was Marion net in haar kleerkast op zoek naar iets wat ze de volgende dag kon dragen. Ze hoefde niet meer over Dorothy Perkins te denken, zelfs niet over Asda. Daar had ze het geld niet voor. Het zou iets moeten worden wat ze al had, maar bij voorkeur iets wat Barry nog niet had gezien.

‘Iets nieuws, iets ouds, iets geleends, iets blauws,’ zong Fowler, terwijl hij een gehavende kunstroos van de berg kleren op de vloer pakte. Volgens oud bijgeloof moest je die vier elementen in je bruidskleding hebben.

‘Het is geen probleem om iets ouds te vinden,’ zei Marion nuffig.

‘Ik heb iets nieuws voor je meegebracht. Nou ja, het was nieuw toen ze het weggooiden. Het komt uit een bak in Conduit Street en dat is een dure wijk.’ Hij nam zijn rugzak en haalde er een roze rok met stroken en franjes uit die hij in The Evening Standard had verpakt. ‘Kijk, het prijskaartje zit er nog aan. Je staat er versteld van wat mensen weggooien. Je krijgt er zelfs een gratis krant bij. Kun je alles over de moord in Kensington Gardens lezen.’

‘Vergeet niet dat ik morgen ga trouwen,’ zei Marion. ‘Ik heb geen tijd om te lezen.’ Ze hield de rok tegen zich aan. ‘Eigenlijk is dit precies wat ik in gedachten had.’

‘Wat geld voor een kop thee, meneer?’

‘O, hou je mond. Ik zal je dat nooit vergeven.’

Ze vond iets blauws, een eindje lint. Misschien kon ze het als kousenband om haar been winden. Wat kon ze lenen?

‘Zal ik meekomen om je ten huwelijk te geven?’ zei Fowler.

‘Daar heb je niemand voor nodig als je een burgerlijk huwelijk sluit.’

‘Dan ben ik getuige.’

‘We hebben al getuigen.’

‘Ik kom. Op mij kun je rekenen. Ik sta op de stoep met confetti te gooien.’

‘Je krijgt de woning, verdomme,’ schreeuwde Marion.

Ze nam een bad en trok een korte, doorschijnende witte jurk aan. Hij zag haar het liefst in het zwart of wit. Wat zou hij haar te zeggen hebben? Ze dacht opeens dat het misschien iets met Eva te maken zou hebben. Dat hij nog om Eva rouwde, ze was zo lief en goed geweest, of iets van die strekking. Maar hij had nooit laten blijken dat hij om haar rouwde. Het kon ook iets anders zijn. Hij had gezegd dat het haar bijzondere dag was. Ze maakte haar gezicht op, kamde haar pas gewassen haar en ging terug naar de slaapkamer.

‘Je bent zo mooi,’ zei Andrew. ‘Wie zou naar een andere vrouw kijken als jij er was?’

Jij, dacht ze, maar ze zei het niet. Niet op deze bijzondere dag. Het was zeven uur en over een halfuur zou hun diner komen. Terwijl Andrew de champagne opentrok, dacht ze aan Eva en de jongen die haar zou hebben vermoord. Ze herinnerde zich dat Pamela eens had gezegd dat je nooit een man moest vertrouwen die een champagnefles kon openen zonder een druppel te morsen. Andrew trok de kurk er met geoefende handigheid uit, een schuimloze manoeuvre. Maar ze wist al dat ze hem niet kon vertrouwen, toch? Hij gaf haar een van de hoge fluitglazen.

‘Op jou,’ zei hij. ‘Op ons.’ En toen pakte hij haar linkerhand vast. ‘Wil je met me trouwen, Ismay? Wil je mijn vrouw worden?’

‘Weet je nog,’ zei Heather, ‘op de dag dat we trouwden, zei ik iets tegen je over Tess of the d’Urbervilles , en dat ze met een zekere Angel trouwde en dat ze elkaar iets opbiechtten? En jij zei dat mensen dat tegenwoordig niet meer doen. Je bedoelde seksuele dingen. Misschien niet, maar daar had ik het niet over. Ik bedoelde iets anders, maar ik kon het je niet vertellen. Ik had de moed niet meer.’

‘Je hoeft me niets te vertellen,’ zei Edmund.

‘Toch wel. Ik ga het je nu vertellen. Dat moet.’