– 27 –

Toen Marion thuiskwam, zat de baliekluiver bij haar op de stoep. Omdat ze de sloten niet had vervangen, had hij geen reden om daar te zitten, behalve misschien kwaadwilligheid, zoals ze het zelf noemde. Als hij het vaak genoeg deed, zou het een keer gebeuren dat ze Barry bij zich had. Die fraai geklede Barry in zijn smetteloze auto, die haar hielp uitstappen en naar haar deur begeleidde, om daar dan dit stuk menselijk afval aan te treffen. En Fowler zag er bijzonder afschuwelijk uit, zijn gezicht en handen zwart van het vuil. Het was maanden geleden dat hij zijn haar had laten knippen en het hing in slordige rattenstaarten tot op zijn schouders. Nu het kouder werd, had hij de rode wollen sjaal in ere hersteld en om zijn hals gewonden, over de kraag van een met viezigheid aangekoekt zwart plastic jasje met een kapotte rits. Hij had zich op de stoep omringd met allerlei afval, voedselverpakkingen, een plastic broodtrommeltje, een lege ginfles, een paar klokhuizen en de resten van een vleespasteitje op een bordje van piepschuim.

‘Ik zei net tegen mezelf,’ zei hij, ‘Fowler, zei ik, wat voert ze al die tijd toch uit? Ben je bij je vriendje geweest?’

‘Nee, en het gaat je niet aan.’

‘Ik heb altijd gedacht dat je familie je iets aangaat, zelfs in deze gedegenereerde tijden. Als ik deze rommel opruim, wil jij dan mijn haar knippen?’

Ze zocht naar een manier om uit de val te blijven die hij voor haar zette. Als ze hem schoonmaakte en hem op de een of andere manier schoon hield, misschien hem een beetje betaalde, zou hij zijn dreigement dan intrekken? Als ze eenmaal met Barry getrouwd was, zou het niet veel uitmaken wat Fowler deed. Natuurlijk was het huwelijk niet meer wat het vroeger was, iets definitiefs, een onverbrekelijke band, maar er zat nog steeds vrij veel zekerheid aan vast... Ze stuurde Fowler naar de badkamer om zich te douchen en zijn haar te wassen. Een man verliet zijn vrouw niet omdat ze een broer bleek te hebben die op straat leefde, maar zijn verloofde kon hij daarom wel verlaten. Als Fowler schoon was, zag hij er helemaal niet slecht uit. Zijn haar was niet meer krullend en goudblond, maar het was mooi stroblond. Ze liet hem in een stoel zitten, legde handdoeken op de vloer en begon te knippen.

‘Ga je vanavond met hem uit?’

‘Wat gaat jou dat aan?’

‘Je weet wat het mij aangaat, Marion. Trouwens, ik zal hier niet zijn. Ik heb een afspraak met een puincontainer in Highbury, maar ik kan bijvoorbeeld woensdag terugkomen.’

Dan was hij weer vuil, dacht ze. ‘Ik kan je een beetje geven,’ zei ze. ‘Laten we zeggen, twintig pond per week.’

‘Ik herinner me,’ zei Fowler weemoedig, ‘dat onze vader tegen me zei dat toen hij nog jong was twintig pond per week een fortuin was. Het summum waarnaar een meisje kon streven, was een knappe man en duizend pond per jaar. Onvoorstelbaar, hè? Tegenwoordig is het niets meer, een paar biertjes en een pakje sigaretten.’

‘Dan doe ik er een nieuwe spijkerbroek en een van die legerjassen bij.’

‘Ik wil geen legerjas,’ zei Fowler. ‘Ik wil deze woning.’

‘Je zult wel een grote bruiloft willen,’ zei Barry. ‘En waarom ook niet? Ik kan het me veroorloven.’

‘Nee, schat, dat hoeft niet. Het zou zoveel tijd kosten om het te organiseren. Eigenlijk wil ik zo gauw mogelijk je vrouw worden.’

‘O ja, poesje? Nou, dan gaan we naar de burgerlijke stand van Camden en meteen daarna naar India. Zullen we zeggen, over drie weken? Ik geloof dat drie weken het minimum is.’

Hij verdiepte zich weer in The World Scanner’s Guide to the Asian Sub-continent .

‘Wil je het huwelijk dan regelen?’

‘Natuurlijk, poesje. Ik ga er vanmiddag heen.’

‘En alleen wij tweetjes?’

‘We moeten getuigen hebben. Wat zou je zeggen van die broer van je? En misschien een vroegere collega van mij.’

‘Uit de overheidsdienst waar je voor werkte?’

‘Ja,’ zei Barry, die met zijn mond trok, ongeveer zoals meneer Hussein en zijn zoons deden. Ze begreep niet wat er zo grappig was aan de dingen die ze zei.

Meneer Hussein kwam naar het verlovingsfeest en nam een van zijn zoons mee, Khwaja, de langste en knapste, vergezeld door een schitterende echtgenote in een salwar-kameez van goudlamé. Marion, in haar Indiase gewaad, voelde zich haar gelijke. Ze had gehoopt op een kans om Irene Litton de loef af te steken, maar Irene bleef weg, al waren Edmund en Heather er wel. Barry had blijkbaar geen familie, tenminste niemand die hij wilde uitnodigen. Verreweg de meeste gasten waren vroegere collega’s van hem die met pensioen waren. Marion vond hen het saaiste stel mensen dat ze ooit had gezien. Ze glimlachte en straalde als Barry haar voorstelde als zijn ‘lieftallige aanstaande’, maar trippelde al gauw weg met het excuus dat ze voor de versnaperingen moest zorgen.

Die waren in handen van cateraars, allemaal Pakistani, en het voedsel bestond uit heerlijke Mogol-delicatessen, Barry’s favoriete eten, uitgestald op twee lange buffettafels. Ze pakte een bord samosa’s en presenteerde ze aan Heather en Edmund.

‘Wanneer is de bruiloft, Marion?’ vroeg Edmund.

‘Over twee weken. We gaan de dag daarna op huwelijksreis naar India. Dat is het mooiste van een huwelijk, nietwaar? Jullie hadden geen huwelijksreis, hè?’

‘We beginnen een maand na jou aan de onze,’ zei Heather.

‘Gaan jullie naar het buitenland?’

‘Dat weet ik niet. Ed maakt plannen voor een geheime bestemming.’

Marion glimlachte stijf. Als iedereen haar op die manier zou aankijken, met ingehouden pret, werd ze erg kwaad. En deze vrouw had bepaald niet het recht om mensen op die manier aan te kijken, niet na wat zij had gedaan. Iemand vermoord! Nou, Edmund zou het weten, de hele wereld zou het weten, zodra die schoonzus van hem door haar geld heen was. Marion draafde weg om Joyce en Duncan Crosbie te begroeten. Telkens wanneer de bel ging, was ze bang dat het Fowler was. Ze had hem niet uitgenodigd, natuurlijk niet, maar op de een of andere manier had hij van het feest gehoord, en hoewel hij zei dat hij in een café in Harlesden een afspraak had met een paar mannen die hij werkzoekenden noemde, was het altijd mogelijk dat hij ineens kwam opdagen. Misschien zou ze iets van dit voedsel voor hem mee naar huis nemen. Er was zoveel dat er vast wel een heleboel overbleef. Een fles wijn zou ook niet gemist worden. Ze besefte met enig ongenoegen wat ze allemaal wel niet deed om hem tevreden te houden.

Toen ze weer een blik in Heather Littons richting wierp, moest ze aan het bandje denken. Sinds ze met haar afpersing was begonnen, droeg ze het overal bij zich. Het was niet veilig om het thuis te laten liggen; daar kon Fowler het vinden. Het zat in de mooie kleine, met juwelen bezette handtas die ook een cadeau van Barry was geweest, en die had ze op een stoel laten liggen. Op de armleuning van die stoel zat nu een van de saaie collega’s. Met een vriendelijk glimlachje pakte Marion de tas, en geschrokken van het idee dat iemand het bandje zou kunnen stelen, keek ze vlug of het er nog in zat. Het zat er nog in. Voor alle zekerheid hing ze het riempje van de tas over haar schouder en daarna ging ze weer als een echte gastvrouw naar Edmund en Heather toe. Ze stonden met Joyce en Duncan Crosbie te praten. Marion pakte Edmunds arm vast en keek glimlachend naar hem op.

‘Jij en ik hadden ooit een erg nauwe band, nietwaar, Edmund? Je bracht me altijd naar huis als ik bij je moeder was geweest. Zij – en niet alleen zij – hoopte dat we een toekomst met elkaar zouden hebben. Maar het mocht niet zo zijn en we zijn hier nu met heel andere mensen. Ongetwijfeld is het beter zo.’

Joyce wierp een snelle blik op Marions Indiase jurk. ‘Hoe gaat het tegenwoordig met je vader, Marion?’

Marion ontsnapte door te zeggen dat er glazen van gasten gevuld moesten worden.

Heather en Edmund gingen vroeg van het feest weg om een bezoekje te brengen aan zijn moeder in het huis ernaast. Irene was helemaal in het zwart gekleed, en behangen met snoeren van git en onyx die ze zelf had gemaakt.

‘Er kwam vreselijke herrie van hiernaast. Ik heb altijd gedacht dat je niets van de buren kon horen als je in een vrijstaand huis woont, maar dat blijkt een vergissing te zijn. Het is toch nergens voor nodig om eind oktober de ramen open te zetten? Was zíj er?’

‘Als je Marion bedoelt, moeder, ja, aangezien het haar verlovingsfeest was, was zij er ook.’

‘Weet je, ik beschouw het als verraad jegens mij persoonlijk dat jij daarheen bent gegaan. Om van mijn eigen zus en haar man nog maar te zwijgen.

‘Dat is dan jammer,’ zei Edmund, ‘maar er is nu niets meer aan te doen.’

Heather had niets gezegd. Ze geloofde dat elke opmerking over het feest en de gasten onwelkom zou zijn. Ten slotte vroeg ze Irene hoe het met haar ging, en dat bleek de juiste tactiek te zijn, want haar schoonmoeder begon aan een litanie van kwalen, rugpijn, vermoeidheid, speldenprikken in haar benen, verdoofde ledematen bij het wakker worden (als ze al had geslapen), aanhoudende hoest en algehele malaise.

‘Het gaat me nu veel gemakkelijker af om hard tegen haar te zijn,’ zei Edmund toen ze door de straat liepen en hij zijn arm om Heather heen legde, ‘en daarom voel ik me nu schuldig. Ik heb zo’n medelijden met haar, maar dat mag ik niet laten blijken. Ze zit uren voor dat raam naar het komen en gaan bij de buurman te kijken, en dan gist de haat in haar. Als Barry Fenix zo nodig moest trouwen, waarom dan niet met haar in plaats van Marion? Ze zijn allebei irritant, maar mijn moeder is net iets minder verschrikkelijk.’

‘Ik begrijp niet waarom iemand met iemand trouwt, behalve met jou,’ zei Heather. ‘Jij had niet echt een nauwe band met haar, hè?’

‘Wat denk je?’

‘Ed, wat doen we met Issy? Ze is ons niet één keer komen opzoeken. Ze heeft ons niet in Clapham uitgenodigd. Ik heb haar gebeld, maar ze heeft mij maar één keer gebeld en dat was vanaf haar werk.’

‘Andrew,’ zei Edmund, toen ze bij Finchley Road en Frognal het station in gingen.

‘Ja, natuurlijk Andrew. Ze zegt het niet, maar ik weet dat het daarom is. Hij zal me van haar scheiden. Dat wil hij.’

‘Maakt dat je ongelukkig?’

‘Nou, laten we het zo stellen. Jij maakt me zo gelukkig, veel gelukkiger dan ik in mijn hele leven ben geweest. Dat is dus goed. Dat met Issy zou je een soort secundair geluk kunnen noemen. Het speelt altijd mee en ik zou willen dat het ophield, maar omdat ze nu zo gek op hem is, zal ze eroverheen moeten komen. Hij kan niet van lange duur zijn. Hij is zo afschuwelijk; vroeg of laat ziet ze dat wel in. Op een dag zal ze... ik weet het niet...’

‘... zullen de schellen haar van de ogen vallen, zoals jullie moeder vroeger zei.’

‘Ja. En dan schopt ze hem eruit en is het tussen ons weer net als vroeger.’

‘Lieveling, ik hoop dat ik niet onredelijk ben, maar ik kan niet zeggen dat ik het vriendje van je tante erg sympathiek vind. Hij woont tenminste niet boven, al zal dat wel de volgende stap zijn.’

‘Ik denk het niet.’ Ismay wilde warm en tegemoetkomend klinken, maar dat kon ze niet. Haar stem was laag en droefgeestig. ‘Pamela woont bij mijn moeder en ze vindt het niet prettig dat daar iemand anders is.’ Ze deed een nieuwe poging om sterk te zijn. ‘Je hebt mijn moeder nog niet ontmoet.’

‘Nee, hè?’ Andrew stak een sigaret op. De rook bleef in Ismays keel steken, maar ze wist dat als ze haar hoest niet inhield hij zou zeggen dat ze het erom deed. ‘Moet dat?’ Hij zei het op de toon van een man die alles wel wilde doen om een ander te behagen, maar ze wist wat het resultaat zou zijn als ze zei: ‘Ja, dat moet.’ Dan zou hij dingen zeggen die zo kwetsend waren dat ze er in dit stadium van haar leven niet over wilde denken.

Tien minuten voordat hij kwam, had Marion Melville gebeld en om vierhonderd pond gevraagd. ‘Nog maar twee weken,’ had ze opgewekt gezegd, ‘en dan krijg je een pauze. Dan ben ik op huwelijksreis. Zaterdagmorgen, station Clapham Common?’

‘Nee, liever niet,’ zei Ismay. ‘Ik kom deze keer wel naar jou toe. Er is in West End Lane een cafetaria die Ayesha’s heet. Ken je die?’

‘Dat is aan het begin van Barry’s straat,’ zei Marion.

‘Dat zou kunnen. Ik zie je daar om elf uur.’

Hoe was het mogelijk, dacht ze terwijl ze de telefoon neerlegde, dat ze bij andere mensen zo zelfverzekerd en krachtig kon zijn, en toch zo zwak bij Andrew. Het was net of ze uit twee verschillende mensen bestond, twee zielen in één lichaam. Hij zou haar nu van Pamela weghalen, zoals hij haar van Heather had gescheiden. Het zou niet lang meer duren of hij vroeg haar om niet meer naar boven te gaan om bij haar moeder te kijken. En ze zou gehoorzamen. Want ze kon hem niet missen.

De vierhonderd pond waren bestemd voor Marions trouwjurk. Barry had aangeboden te betalen, maar daar was ze te trots voor. Hij zou betalen voor alles nádat ze getrouwd waren, zei ze tegen hem. Ze dacht aan iets met enige waardigheid, maar het moest wel bij haar type passen. Niet wit, maar misschien lichtroze, zo’n jurk tot op de enkels met veel kant en strikjes en strookjes. Toen Barry haar na het feest naar huis bracht, was Fowler nergens te zien, maar op het aanrecht vond ze een briefje met ik wil de woning in grote letters. Ze verscheurde het en ging naar bed.

Barry en zij waren elke dag nu het grootste deel van de tijd bij elkaar. Hij wilde dat en ze voelde zich veiliger als ze hem voortdurend in het oog hield, behalve ’s nachts, want nu de bruiloft eraan zat te komen, was ze zich er scherp van bewust hoe onwaarschijnlijk het was dat iemand als zij met iemand als Barry zou trouwen. Barry die rijk was en een Mercedes had, en een huis zo groot als dat van mevrouw Pringle, en zij die op allerlei manieren de kost bij elkaar scharrelde. Het was niets voor Marion om nerveus te zijn, en nog minder om gebukt te gaan onder een minderwaardigheidscomplex, maar de vorige avond had hij haar verteld dat zijn vrouw (bij zichzelf noemde Marion haar zijn eerste vrouw) veel familiegeld had gehad dat ze allemaal aan hem had nagelaten. En die man trouwde met háár. Er kon nu toch niets meer mis gaan?

Fowler zei dat hij zich gekwetst voelde omdat ze hem niet op het feest had gevraagd en hem nu ook niet op haar huwelijksdag wilde hebben. ‘Je moet toegeven dat ik veel schoner ben,’ zei hij, al was hij inmiddels weer vuil en had hij gel die hij in een afvalbak had gevonden in zijn mooie schone haar gesmeerd. ‘Toen we klein waren, beloofde je me dat we altijd bij elkaar zouden zijn als we groot waren. Toen had je dat speelhuisje in de tuin en vroeg je me altijd op de thee. Nou ja, op Lemsip-limonade en repen. Soms denk ik dat het door al die Lemsip komt dat ik die middelen ben gaan gebruiken.’

‘Ik heb nu geen speelhuis.’

‘Nee, je hebt een echt huis,’ zei Fowler.

Ze moest een excuus voor Barry verzinnen om pas op zaterdagmiddag naar hem toe te gaan. Ze zei tegen hem dat ze haar trouwjurk moest passen. Mannen wisten niets van die dingen. Hij zou het verschil niet kunnen zien tussen een jurk van Dorothy Perkins en een van Chloe. Evengoed zou het zelfs een Chloe kunnen worden, als ze die vierhonderd pond had.

Sluw als ze zelf was, vroeg ze zich af waarom Ismay helemaal hierheen wilde komen voor hun ontmoeting. Clapham lag ongeveer even ver van het centrum van Londen vandaan als West End Lane, maar dan in tegenovergestelde richting. Kon het een val zijn? Maar hoe dan? Er was een mogelijkheid, een kleine mogelijkheid, dat Ismay het aan de politie had verteld en dat iemand van hen, in burger natuurlijk, aan een ander tafeltje zou zitten. Maar ze moest weten dat dat ernstige gevolgen zou hebben. Als ze om de een of andere reden niet naar het bandje konden luisteren, kon niemand haar beletten te vertellen wat erop stond. En dat zou ze doen ook, desnoods publiekelijk in Ayesha’s. Zelfs dan konden ze haar niets maken. Ze zou daar goed om zich heen kijken voordat ze tot zaken kwam. Misschien zou ze deze keer zelfs voorstellen dat Ismay en zij naar een open ruimte zouden lopen, zelfs Hampstead Heath, voordat het geld werd overgedragen. Als het nou maar niet zo dicht bij Barry’s huis was...

Hoewel ze verreweg het snelst op haar bestemming kon komen als ze door de straten tussen Finchley Road en West End Green liep en dan Chudleigh Hill insloeg, durfde Marion niet langs nummer 56 te lopen. Als Barry haar zag, zou hij met haar mee willen komen. In plaats daarvan nam ze Acol Road en rende ze door West End Lane. Ze was vroeg. Ayesha’s was een erg kleine cafetaria met een kralengordijn in de deuropening en beeldjes van veelarmige godinnen op het buffet. De eigenares was een grote en aantrekkelijke Indiase vrouw in een mauve sari. Niet één van de vier tafels was bezet. Marion ging aan de tafel het dichtst bij het raam zitten, want dan kon ze de straat in het oog houden. Hoewel het mogelijk was dat Ismay een bus had genomen, kwam ze waarschijnlijk met de metro en dan zou ze van de kant van station West Hampstead komen aanlopen. Binnen twee minuten deed ze dat.

Ze zag er minder afgetobd en ontredderd uit dan de vorige keren. Misschien berust ze in haar lot, dacht Marion nogal dramatisch. Voor het eerst begroette ze Marion met: ‘Hoi’. Ze beseften allebei dat ze elkaar moeilijk in een cafetaria konden ontmoeten zonder op zijn minst een kop koffie te nemen.

‘Wat wil jij?’ vroeg Ismay.

‘Ik? O, niets. Neem jij maar iets.’

Ismay kwam met een cappuccino naar de tafel terug. Ze ging zitten en zei: ‘Ooit, lang geleden, heb ik je toekomstige echtgenoot ontmoet. In die tijd was hij nog inspecteur Fenix. Je hebt me niet verteld dat hij politieman is geweest.’

Marion staarde haar aan. Ze zei niets. Ismay nam een slokje van haar koffie. ‘Dat wist je niet, hè? Dat dacht ik al. Goed. Ik vind het niet prettig om dit te doen. Het is chantage en ik denk dat jij er minder moeite mee hebt dan ik. Eerlijk gezegd walg ik ervan, maar ik moet het doen. Ik geef je geen geld meer, en als je je dreigement uitvoert, vertel ik meneer Fenix wat je hebt gedaan. Dan gaat hij misschien een beetje anders over je denken, hè?’

‘Dat kun je niet doen,’ zei Marion.

‘Nou, ik kan het doen, en als het moet, zal ik het ook doen. We kunnen daar nu meteen naartoe gaan, als je wilt. Chudleigh Hill 56, nietwaar? Het is een eerzame man en ik denk niet dat hij naar het bandje zou luisteren, maar hij zou ook niet met je trouwen. O ja, mag ik het bandje nu hebben?’

Marion haalde het uit haar handtas en gaf het aan Ismay. Ze was zo geschrokken van Ismays woorden, van de onthulling dat Barry politieman was geweest, en van Ismays dreigement, dat ze betwijfelde of ze overeind zou kunnen komen. Ze voelde zich zoals ze dacht dat een oude vrouw die een beroerte had gehad zich zou voelen: gebroken, zwak, versuft en gedesoriënteerd. Ismay deed het bandje in de tas die ze nog over haar schouder droeg en dronk haar kopje leeg.

‘Het spijt me dat ik die arme man niet voor een huwelijk met jou kan behoeden,’ zei ze toen ze wegging. ‘Het is een beste kerel en hij verdient iets beters.’

Pas na zeker tien minuten voelde Marion zich in staat om op te staan. Misschien had ze dat zelfs toen nog niet gedaan als er niet vier mensen Ayesha’s waren binnengekomen en Ayesha zelf niet naar haar tafel kwam. Eenmaal op straat, weg van de geuren van wierook, patchoeli en kardemom, voelde ze dat haar kracht terugkwam. Ze had haar vierhonderd pond niet gekregen, maar dat was dan ook het ergst. Ze was een chanteur die gechanteerd werd, en het was nog niet voorbij, niet zolang haar andere chanteur op haar woning aasde. Maar ze was nog verloofd met Barry, ze zou donderdag over een week gaan trouwen.

Hij was erg blij toen ze er al een halfuur eerder was dan de afgesproken tijd. ‘Ik dacht dat we vandaag eens naar de Afghaan konden gaan voor de lunch. En dan rijden we naar Hampton Court.’

‘Geweldig, schat,’ zei Marion. ‘Waarom heb je me niet verteld dat je politieman bent geweest?’

Hij lachte. ‘Hoe weet je dat?’

‘Een klein vogeltje heeft het me verteld. Waarom heb je het niet gezegd?’

‘Ik heb het geprobeerd, poesje. Ik gaf steeds hints. Ik wilde het je net vertellen toen we Tariq ontmoetten in Pushkar. En op het feest wilde ik je voorstellen aan commissaris Bailey en ex-hoofdinspecteur Ambury, maar eerlijk gezegd, schat, leek je niet geïnteresseerd.’

Ismay was moedig en sterk geweest. Ze was de confrontatie met Marion Melville aangegaan en had dreigementen uitgesproken waartoe ze zich nauwelijks in staat had geacht. Nu voelde ze de terugslag. Zonder zich iets aan te trekken van wat voorbijgangers zouden denken, ging ze op een muurtje zitten en barstte in huilen uit.

Een aantrekkelijke jonge vrouw die op straat zit te huilen, trekt al gauw aandacht, vooral van hoopvolle mannen. Twee van hen vroegen haar wat er aan de hand was en een bood aan iets met haar te gaan drinken. Toen ze besefte dat ze zichzelf onder controle moest krijgen, stond ze op, wreef over haar ogen met het enige papieren zakdoekje dat ze nog had en vroeg zich af wat voor excuus ze zou gebruiken als Andrew vroeg waar ze was geweest. Van één grote zorg was ze nu tenminste verlost. Ze was er zeker van dat Marion voorgoed uit haar leven was verdwenen. Dat had ze afgehandeld. Kon ze die twee andere grote problemen ook de baas? Een ervan wel, en dat zou nu moeten gebeuren. Het werd tijd dat ze de confrontatie met Heather aanging en haar na dertien jaar om de waarheid vroeg. Wat zo lang onmogelijk, onoverkomelijk had geleken, zag ze nu als noodzakelijk en essentieel. Nu niemand anders het haar kon vragen, moest zij het doen.

Wat Andrew betrof: als ze er niet helemaal aan onderdoor wilde gaan, moest ze weigeren zich door hem van Heather en Pamela te laten scheiden, welke prijs ze daar ook voor moest betalen. Intussen zat ze in de metro. Ze legde haar hoofd tegen de rugleuning en deed haar ogen dicht bij de gedachte aan wat die prijs zou kunnen zijn.