– 8 –
De man in Crouch End die Edmund zijn appartement verkocht, hield vol dat hij niet probeerde terug te krabbelen. Hij kon het niet helpen als de eigenaar nog een maand uitstel wilde voordat hij het contract tekende. Edmund kon niet verwachten dat die eigenaar zijn huis verkocht voordat hij er zeker van was dat hij ergens onderdak had als hij eruit ging. Edmund ging natuurlijk akkoord. Deed hij dat niet, dan zou hij opnieuw moeten beginnen met een ander appartement. Heather en hij vonden het appartement in Crouch End prachtig. Ze beschouwden het al als hun toekomstige huis en moesten er niet aan denken dat ze opnieuw op zoek moesten gaan.
Intussen was het op een zaterdagmorgen tot een ruzie met Andrew gekomen. De meisjes waren aan het winkelen en Edmund was alleen met hem. Hij had geen idee wat Andrew wilde zeggen toen die vroeg of hij hem even kon spreken, maar daar kwam hij al gauw achter.
‘Is de datum waarop Heather en jij naar dat appartement verhuizen al wat dichterbij gekomen?’
‘De eigenaar stelt het steeds weer uit. Het kan wel mei worden.’ Edmund had zich geërgerd aan Andrews vijandige toon. ‘Waarom vraag je dat?’
‘Nou, eerlijk gezegd omdat er hier geen ruimte voor vier personen is.’
‘Moeten we dat niet aan Ismay en Heather overlaten?’
‘Nee, niet helemaal. Het is een kwestie van prioriteiten. Ik was hier het eerst. Als ik mag afgaan op wat Ismay me heeft verteld, heb je een vrij groot huis in West Hampstead. Wat weerhoudt je ervan om daar met Heather heen te gaan totdat je eindelijk over dat appartement van jou kunt beschikken – als dat ooit gebeurt?’
‘Dat huis is van mijn moeder. Mijn moeder woont daar.’ Edmund had geen zin om uiteen te zetten waarom Heather en zijn moeder niet met elkaar overweg konden. Dit was het moment om duidelijkheid te scheppen, vond hij, al leidde een ruzie zelden tot meer duidelijkheid. ‘Ik begrijp niet wat jij hiermee te maken hebt. Dit appartement wordt gehuurd door twee zussen en jij en ik zijn hier als, in mijn geval, de verloofde van een van hen en, in jouw geval, de vriend van de ander. Dus op gelijke voet.’ Omdat hij zich kwaad maakte en terugdacht aan wat hij in Lancashire Court had gezien, zei hij: ‘Ik ga tenminste met Heather trouwen.’
‘Wat bedoel je daarmee?’
‘Dat jij,’ zei Edmund, en hij zag dat meisje met de goudkleurige naaldhakken weer voor zich, ‘niet met Ismay gaat trouwen. Je bedriegt haar, nietwaar?’
Andrew, die op en neer had gelopen als een advocaat in een Amerikaanse rechtszaal, bleef opeens heel stil staan. ‘Wie heeft je dat verteld?’
Bijna een bekentenis, dacht Edmund. Hij was niet van plan geweest zo ver te gaan, maar nu besloot hij voor de dag te komen met wat hij had gezien. ‘Ik zag je met een meisje uit een taxi stappen in Brook Street.’
‘Je bedoelt dat het in jouw ogen ontrouw is als ik een taxi met iemand deel die niet Ismay is? In dat geval wens ik je sterkte.’
‘Zoals zij en jij met elkaar omgingen, zou in ieders ogen ontrouw zijn.’
‘Heb je iets tegen Ismay gezegd?’
‘Nee, en dat zal ik ook niet doen. Ik heb niet eens iets tegen Heather gezegd.’
De plotselinge verandering die zich in Andrew voltrok, was schokkend. Hij kwam naar Edmund toe, ging vlak voor hem staan en richtte zijn lange vinger op zijn gezicht. ‘Jij stomme, puriteinse armoedzaaier!’ schreeuwde hij. ‘Jij, jij ziekenbroeder, jij verpléger. Een zogenaamde man die tot zijn vijfendertigste bij zijn moeder blijft wonen, een nicht, een flikker, die het aanlegt met het lelijkste meisje dat hij tegenkomt omdat hij niets beters kan krijgen. Ik moet van je kotsen, verrekt moedersjochie!’
Edmund stond op, duwde met zijn rechterhand de trillende vinger weg en dacht erover hem te slaan. Dat zou de zaak nog erger maken. Hij draaide zich om en liep Heathers kamer in, deed de deur achter zich dicht en ging op het bed zitten tot hij Andrew het appartement uit hoorde stampen. Toen Heather terugkwam, was ze alleen; Ismay was naar haar yogales gegaan. Edmund vertelde haar wat er gebeurd was, al zweeg hij over zijn beschuldiging van ontrouw en over Andrews onrechtvaardige en onware beschrijving van haar.
‘Waarom werd hij zo kwaad, Ed?’
‘Ik denk omdat ik... nou, ik suggereerde dat ik met jou wilde trouwen, maar dat hij niet van plan was met Ismay te trouwen.’
Heather lachte en keek toen ernstig. ‘Wat gaan we nu doen?’
‘Het is vrij duidelijk dat ik hier niet meer kan komen. Niet na de dingen die hij heeft gezegd. Ik zou niet meer met hem in dezelfde kamer kunnen zijn.’
‘Dat betekent dat we maandenlang niet bij elkaar kunnen zijn.’
‘Je zult moeten toestaan dat ik ergens iets huur, schat.’
‘Laat me daarover nadenken. Het is zo’n geldverspilling. Ik zou naar jou toe kunnen komen. Ik zou me niet aan je moeder storen. Of je kunt me naar binnen smokkelen als het donker is. Dat zou leuk zijn.’
Leuk als je zestien bent, dacht Edmund, toen hij op weg naar huis in Chudleigh Hill was. Maar nu niet meer. Hij wilde Heather, hij wilde de liefde met haar blijven bedrijven, maar hij wilde ook met haar eten en met haar zitten praten en met haar naar muziek luisteren en haar hand vasthouden terwijl ze op de bank naar de televisie zaten te kijken. Hij wilde met haar in dezelfde kamer zitten, allebei lezend in een boek maar zonder dat ze zich geneerden, in stilte maar gezellig bij elkaar. Soms zou ze haar ogen opslaan en naar hem glimlachen en soms zou hij zijn ogen opslaan en naar haar glimlachen. Of ze stond op, kwam naar hem toe en liet zich door hem omhelzen. Natuurlijk zei hij niets over dat alles toen hij thuiskwam en Irene in de hal tegenkwam.
‘Hallo, vreemdeling,’ zei ze.
Als ze iemand anders dat had horen zeggen, zou ze die persoon ordinair hebben genoemd. Edmund knikte en glimlachte, al had hij geen zin om te glimlachen.
‘Je zult wel niet blijven.’
‘Ja. Ik blijf. Dit weekend.’
Irene legde de ochtendjas neer die ze in haar armen had, ging naar hem toe op ongeveer dezelfde manier als Andrew voor zijn uitbarsting, en zei met de stem van een televisierechercheur die de ontdekking heeft gedaan waarmee hij de zaak oplost: ‘Je hebt ruzie met haar.’
Er zijn grenzen aan het geduld, maar Edmund beheerste zich. ‘Nee, moeder. Heather en ik hebben geen ruzie. Ik zie haar vanavond.’
‘O, Edmund, ik ken je zo goed. Je moeder kent elke uitdrukking op je gezicht, en wat ik daar nu zie, vertelt me dat jullie grote ruzie hebben gehad. Misschien hebben jullie zelfs de verloving verbroken. Is dat niet zo?’
Misschien was hij besmet door Andrew, maar in elk geval kon hij zich niet meer inhouden. ‘Allemachtig, moeder,’ zei hij, ‘wees nou eens stil en bemoei je met je eigen zaken.’
‘Die twee blijven hier tot midden in de zomer,’ zei Andrew. ‘Of nog langer.’
Zijn stem klonk verontrustend koud, vond Ismay. ‘Uiterlijk mei, zei Edmund.’
‘Wat de man zegt, en hoe het werkelijk zit, zijn twee heel verschillende dingen. Ik weet niet hoe lang ik het nog uithoud, schat. Je zus ben ik gewend, maar het gaat me te ver om ook altijd tegen haar minnaar te moeten aankijken.’
Ismay keek hem ontzet aan. ‘Ik zal met ze praten,’ zei ze. ‘Ik zal... o, ik weet niet wat ik ga doen, Andrew, maar als je ruzie met hem hebt gemaakt, zal ik Heather vragen of ze niet naar Edmunds huis kan gaan, in plaats van hem hier te laten komen.’
‘Hij heeft ruzie met mij gemaakt,’ zei Andrew. ‘Hij heeft me beledigd en ondraaglijke conclusies getrokken.’
‘Wat voor conclusies?’
‘Laat maar.’
Ismay merkte dat ze niet kon doen wat ze had beloofd. Ze kon niet met Heather praten en misschien hoefde dat ook niet, want Edmund kwam niet meer naar Clapham en haar zus was veel minder thuis dan vroeger. Maar ze maakte zich nu minder zorgen over de rol die Heather bij de dood van hun stiefvader zou hebben gespeeld. Het is moeilijk om je zorgen te maken over twee dingen tegelijk, en de angst dat Andrew niet meer zou komen, had Heathers verleden naar de achtergrond gedrongen. Ze piekerde zelfs niet meer over het bandje – misschien had het geholpen dat ze haar zorgen in een doosje had gestopt. Ze vroeg zich niet meer af of het veilig was op de plaats waar het stond of dat ze het naar een veiliger plaats moest brengen – of zelfs vernietigen? Haar zorgen over Andrew waren belangrijker. Dat was altijd zo geweest en zou altijd zou blijven.
Na dat gesprek waarin hij over Edmund en Heather had geklaagd en zij had beloofd dat ze zou proberen verandering in de situatie te brengen, had ze het gevoel dat zijn houding ten opzichte van haar was veranderd. Hij was minder... vurig. Hij kwam bij haar thuis, bracht de nacht met haar door, ging soms een avond met haar uit, maar hij wekte vaak de indruk dat hij er niet helemaal bij was, en als hij met haar praatte, ging het bijna altijd over het probleem dat Edmund en Heather er steeds waren, ook al was Edmund er de afgelopen week helemaal niet meer geweest. Blijkbaar was dat een soort fixatie voor hem, alsof hij aan niets anders dacht, en toch had Ismay vreemd genoeg het gevoel dat zijn obsessie niet helemaal echt was, dat hij alleen maar een echt probleem wilde verhullen.
‘Edmund komt hier niet meer,’ protesteerde ze toen hij haar ervan beschuldigde dat ze niets deed om verandering in de situatie te brengen.
‘Maar zíj wel. Ik moet nog steeds verdragen dat ze er zwijgzaam bij zit en met die ogen naar me kijkt.’
‘Maar je zei dat je aan haar gewend was.’
‘Alsjeblieft, pak me nou niet op elk woord dat ik heb gezegd, Ismay.’
Hoe meer hij van haar verwijderd scheen te raken, des te meer kreeg ze het gevoel dat ze zich verzoenend moest opstellen. Ze wilde zeggen dat hij moest weten dat ze niet van Heather wilde scheiden. Al lag het in haar macht haar buiten de deur te zetten, ze kon dat niet doen. Er zou tussen de twee zussen een kloof ontstaan die niet meer te overbruggen was. Ze zouden voorgoed van elkaar gescheiden zijn.
‘Ik begrijp eigenlijk niet waarom je haar niet naar boven kunt sturen. Ze hebben daar toch een logeerkamer? Daar kan hij bij haar zijn, als hij zijn lusten geen vijf minuten kan bedwingen. En ze zouden het maar hoeven vol te houden tot... wanneer zei je? Mei?’
Ze zei doodongelukkig dat ze het zou voorstellen, maar dat dan Pamela en misschien zelfs haar moeder ook akkoord moesten gaan. Het scheelde niet veel of ze vroeg het Pamela, maar ze vond dat ze het eerst met Heather moest bespreken. Bij dat vooruitzicht voelde ze zich beroerd en ze was dan ook opgelucht toen Heather belde om te zeggen dat ze die avond niet thuis zou komen. Andrew vroeg haar er natuurlijk naar en ze zei dat ze van plan was met Heather te praten. Ze wachtte alleen op het juiste moment. Andrew belde haar de volgende dag, zoals hij altijd deed, maar het viel haar op dat hij hun korte gesprek niet beëindigde met ‘Ik hou van je’, zoals hij anders altijd deed. Toen belde hij niet meer dagelijks, maar zat er steeds meer tijd tussen. Maandag, dinsdag en woensdag gingen voorbij zonder dat ze zijn stem hoorde, zonder dat ze hem te zien kreeg. Ze was van streek. Heather was altijd uit. Was ze bij Edmunds moeder? In een appartement dat ze van een vriend leenden? Edmund had die vriend die arts was en Heather had Michelle op haar werk en die Greta naar wie ze toe zou zijn gegaan op de dag dat Guy stierf en met wie ze nog steeds een nauwe band had. Andrew zegt dat hij hier niet is vanwege Heather, maar hij zou hier nu kunnen zijn, dacht ze, met mij en zonder Heather. Toen ze hem probeerde te bellen, stond zijn mobieltje uit. En op donderdagavond kwam hij onverwachts. Zoals een man doet die al jaren getrouwd is, zo leek het haar.
‘Ik vind het geweldig dat je er bent,’ zei ze onwillekeurig. Ze stond op, ging naar hem toe, legde haar handen op zijn armen en keek naar hem op. ‘Andrew? Ze zijn er niet. Ze zijn er in geen dagen geweest.’
‘Je hebt nog niet met hen gesproken?’
Ze schudde haar hoofd.
‘Je hebt niet aan je moeder gevraagd om haar naar boven te brengen en je hebt niet aan haar gevraagd om naar boven te gaan?’
‘Nee, maar ze is hier niet geweest. Dat is het voornaamste.’
‘Het schijnt het voornaamste te zijn dat je liever in haar gezelschap bent dan in het mijne. Is er iets te eten? Nee? Nou, dan moet ik maar naar een restaurant gaan. Wil je mee?’
Ze vond dat een vreemde vraag en vroeg zich af waarom hij niet had gezegd: ‘Zullen we uit eten gaan?’
‘Wat is er, Andrew?’ Ze wist nu wat dat gezicht betekende. Haar hart bonsde. ‘Wat is er aan de hand?’
‘Niets.’
‘Er is iets. Je bent veranderd.’
‘Ja, dat kan best. Heb je nog niet begrepen dat ik het meer dan zat ben om die twee hier te hebben? Ik dacht dat ik dat duidelijk had gemaakt. Zie je dan niet dat ik er niet meer tegen kan?’
‘Maar ze zijn er niet,’ zei ze. ‘Heather zegt dat Edmund niet terug wil komen. Niet na wat jij tegen hem hebt gezegd. En ze is elke avond met hem weg.’
‘O, ja, en we weten wat dat inhoudt. Een week of twee en ze zijn terug.’ Hij ging naast haar zitten, maar raakte haar niet aan. ‘Ik heb grote twijfels over dat appartement dat hij zogenaamd aan het kopen is. Bestaat het wel?’ Hij had tegen de boekenkast of misschien de deur naar de hal gepraat, maar nu draaide hij zich om en keek haar ijzig aan. ‘Je hebt me een keer verteld dat ik de belangrijkste persoon in je leven was, en toch kun je me deze kleine dienst niet bewijzen. Je hebt niet de moed om tegen je gorgo van een zus te zeggen dat ze naar boven moet verhuizen.’
De tranen sprongen in haar ogen. ‘Andrew, vertel eens, ik moet het weten, zijn Edmund en Heather echt het probleem of is het iets anders? Want ik kan er niet meer tegen zoals het nu tussen ons is.’
‘Ik moet iets te drinken hebben,’ zei hij. ‘Ik moet wat te eten hebben.’ En hij ging weg. Hij gooide eerst de binnendeur en toen de voordeur achter zich dicht.
Toen ze die nacht alleen was, droomde ze de droom. Guy leefde nog en keek naar Andrews verdronken lichaam dat in een spiegelglad meer dreef.