-22-

Als Mark me geen aanzoek had gedaan en ik dat niet had afgewezen, zou ik Lydstep Old Hall diezelfde avond nog hebben verlaten. Maar ik kon niet naar de man gaan die ik had afgewezen en tegen hem zeggen dat ik van gedachten veranderd was en toch bij hem wilde komen. En ik had nog een andere reden om te blijven. Juist toen ik Johns aanzoek afwees, merkte ik dat ik tedere gevoelens voor hem had zoals ik nooit eerder had gehad. Hoewel ik niets voor hem kon doen terwijl ik daar was, behalve hem en zijn wensen respecteren, vond ik dat ik hem niet in de steek kon laten. Dat aanzoek van hem leek me een indicatie van een behoefte waarvan ik nooit eerder een vermoeden had gehad.

Daarom dwong ik mezelf om die avond naar beneden te gaan, en de volgende dag en de daaropvolgende, en te proberen me te gedragen alsof er niets gebeurd was. Dat was moeilijk, want mevrouw Cosway gaf mij de schuld van Johns gedrag, terwijl ik Winifred er herhaaldelijk op betrapte dat ze aandachtig naar me keek, alsof ze zich over de keuze van haar broer verbaasde of zich afvroeg wat ik had gedaan om dat aanzoek te verdienen. Misschien dacht ze net als haar moeder dat ik door mijn rode haar in het nadeel was in het spel van wederzijdse aantrekkingskracht. Ella had, waarschijnlijk van Winifred, over Johns erg openlijke aanzoek gehoord en vond het hele idee zo fascinerend dat ze er voortdurend over wilde praten. Ze probeerde me met rosé en bonbons naar haar kamer te lokken, waar ze dan van me verwachtte dat ik Johns gevoelens en die van mezelf analyseerde. Ik bood daar meestal weerstand aan, maar juist dat maakte me moe en prikkelbaar.

Het koude weer kwam terug en we kregen een dik pak sneeuw. Autorijden was onmogelijk totdat er sneeuwploegen kwamen om de wegen vrij te maken. Ik was in Zweden wel sneeuw gewend en had gevoerde waterdichte laarzen meegebracht. In Engeland kenden ze die niet en Winifred zei dat ze ‘niet erg elegant’ waren. Dankzij die laarzen kon ik in Windrose komen en de boodschappen doen, en die bracht ik naar het huis op een oude slee die ik in een van de schuren had gevonden en over de helling achter me aan trok. Afgezien van de stookketel in de keuken, de open haard in de salon en de twee nieuwe elektrische kacheltjes werd Lydstep Old Hall nu alleen verwarmd met paraffineoliekachels, die Ida uit de ‘tuigkamer’ had gehaald. Ik had nog nooit zoiets gezien als die zwarte cilinders die mevrouw Cosway ‘lampen’ noemde en waarin paraffineolie brandde. Die olie was een van de dingen die ik uit het dorp had meegebracht. Ida had tegen me gezegd dat ik de roze soort moest kopen, omdat de blauwe stonk. De roze stonk trouwens ook nogal, vond ik. De krachtige chemische lucht, nog onaangenamer dan de lucht van benzine, verspreidde zich door het hele huis en kon niet ontsnappen, want alle ramen zaten potdicht tegen de kou. Telkens wanneer mevrouw Cosway bij een van de ‘elektrische haarden’ in de buurt kwam, zoals ze ze noemde, zette ze die uit, want volgens haar werd het elektriciteitscircuit overbelast en zou het huis in brand vliegen.

Niemand ging naar buiten. In strijd met al haar vaste gewoonten, vond ik, bouwde mevrouw Cosway haar kracht weer op door haar gewonde voet te bewegen en kringen te beschrijven met beide voeten. Het was een soort fysiotherapie die ze zelf had uitgedacht en blijkbaar werkte het. Ze was altijd slank en recht geweest. Nu kwam haar kracht terug. Ze zei tegen Winifred dat ze op die manier fit zou kunnen worden voor de bruiloft. Winifred hoorde zulke opmerkingen en goede wensen met onverschilligheid aan en glimlachte bijna nooit. Als iemand aandrong, zei ze: ‘Eerst komen de kerstdagen nog.’

Veel mensen die ik tegenkwam als ik in Windrose boodschappen deed, praatten in die trant. Daardoor leek het feest waarvan ik altijd zo had gehouden een zware last. Ze spraken erover alsof het een beproeving was waar ze doorheen moesten voordat ze weer hun normale leven konden leiden. Alleen Ella sprak een keer met kinderlijke ontroering in haar stem over Kerstmis. Toen het kouder werd en we na een kortstondige dooi met hevige nachtvorst te maken kregen, zocht John zijn toevlucht in de kast, of soms trok hij in de salon, waar twee paraffineoliekachels brandden en het haardvuur hoog oplaaide, een slaapzak om zich heen die Ella had gevonden in een van de kamers bij de keuken waar ik doorheen was gekomen op mijn eerste ochtend in het huis. Hij sprak nooit meer over zijn aanzoek. Hij schonk me niet meer of minder aandacht dan daarvoor. Dat weerhield mevrouw Cosway er niet van om zich bij zijn stoel te posteren als ze genoeg loopoefeningen had gedaan. Ze zette daar een rechte stoel neer en ging daarop zitten borduren, alsof ze hem wilde beschermen tegen een aanval van mijn kant.

Toen ik op een avond naar de eetkamer ging om het elektrische kacheltje een halfuur voor het avondeten aan te doen, was Winifred daar aan het telefoneren. Ik ging meteen de kamer uit, maar zag nog net aan haar schuldbewuste blik en schichtige ogen dat Ella het mis had en ze Mike van de Rose had gevraagd een boodschap van Tamara aan Felix door te geven. Zorah bleef ook thuis, al liet ze zich bijna nooit zien. Er kwam een vriend van haar in een jeep-achtig voertuig dat hoog boven de sneeuw uitkwam. Blijkbaar had ze hem een sleutel van het huis gegeven, want hoewel ik hem zag aankomen, ging de bel niet en ging er niemand naar de deur om hem binnen te laten. Laat op die avond, toen ik naar bed ging, hoorde ik gelach en muziek achter haar deur. Het sneeuwde die nacht Rink en de volgende morgen leek zijn auto net een iglo. Hij bleef nog eens vierentwintig uur bij Zorah, groef op de dag voor Kerstmis eindelijk zijn auto uit en reed weg.

Die dag was voor mij altijd Kerstmis geweest, zoals het op een groot deel van het Europese continent is, en het was dan ook een verrassing voor me, en geen aangename, dat het in Engeland alleen maar de dag was waarop wat laatste voorbereidingen werden getroffen, waarop werd gekookt, cadeaus werden verpakt, taart werd versierd, tafels werden gedekt, maar geen feestdag. Eric kwam met Felix, en ze zaten bij Winifred in de keuken sherry te drinken, tetwijl zij farce mengde, de taart glazuurde en een wit brood verkruimelde om saus te maken. Op een gegeven moment ging ik daarheen om een warme drank voor mevrouw Cosway te halen en trof ik Winifred lachend en met een kleur aan. Blijkbaar vond ze het opwindend om het middelpunt van de aandacht van twee mannen te zijn, tetwijl ze toch tot voor kort een muurbloempje was geweest, hard op weg om een oude vrijster te worden.

De ‘stille jongen’, zoals John altijd door Felix werd genoemd, stelde zich vijandig tegen hem op. Dat zou van geen enkele betekenis zijn geweest, als Winifred het niet van groot belang had gevonden dat haar broer en haar minnaar elkaar sympathiek zouden vinden. Ik heb dat verschijnsel daarna in meer families meegemaakt, een vrouw die zo verliefd op een man is dat ze van al haar familieleden en iedereen die ze kent, vetwacht dat die net zoveel bewondering voor hem hebben als zij. Maar in het geval van een man als John, die beslist niet krankzinnig was maar een heel bijzondere geestelijke conditie bezat, had ze beter moeten weten. Ze had bij John niet meer kans van slagen dan bij haar moeder. Mevrouw Cosway was tenminste nog koel beleefd tegen Felix. John kon alleen maar zijn ware gevoelens uiten, egocentrisch als hij was, onverschillig voor de gevoelens van anderen, onaandoenlijk, geïsoleerd, want dat is de onveranderlijke aard van de ziekte van Asperger. Ik denk dat Winifred nog steeds dacht wat ik ooit ook had gedacht: dat hij geleidelijk normaal zou worden nu hij die medicijnen niet meer kreeg.

Dat zou nooit gebeuren en toen de mannen de salon binnenkwamen, ieder met een opnieuw gevuld sherryglas, keek John, die met papier, potlood en vergrootglas een wiskundige puzzel probeerde op te lossen, naar hen op en zei hij tegen Felix: ‘Jij bent dronken.’

Winifred, die het korte lontje van haar moeder had geërfd, schreeuwde hem toe dat hij zijn mond moest houden - hoe durfde hij zoiets te zeggen? Ik verwachtte min of meer dat Felix zou lachen, maar hij was gekwetst, en misschien besefte hij ook dat de beschuldiging niet ver bezijden de waarheid was. Hij trok een kwaad gezicht en zei: ‘Hartelijk dank. Jij draait er niet omheen.’

Terwijl Eric dingen mompelde als ‘O lieve help, wat onfortuinlijk’, speelde Winifred een moeilijk spel. Ze verontschuldigde zich bij Felix en las tegelijk John de les. Het lukte haar om met een lief glimlachje in de ene en een woedende blik in de andere richting te kijken, ongeveer zoals die dubbele theatermaskers.

‘Laten we ons er niet druk om maken,’ zei mevrouw Cosway. ‘Het is nu eenmaal gezegd. Laten we het vergeten.’ Ze keek Eric aan. ‘Als Pontius Pilatus nou een van die tabletten had voorgeschreven die John van Selwyn Lombard kreeg, zou dit niet gebeurd zijn.’

‘Het is niet te laat, weet je,’ zei Winifred tegen haar broer. ‘Er zijn andere dokters. Je kunt het medicijn volgende week weer gebruiken, en dan hoef je niet eens zelf te beslissen. Dan is het moeders beslissing.’ Ze keek Felix aan en zei smalend: ‘Hij heeft Kerstin een aanzoek gedaan! Dat komt er nou van als hij zijn medicijn niet meer krijgt.’

Dat stond me niet aan, maar ik kon niets beginnen. Al die tijd was John half in slaapzakken, dekbedden en dekens begraven geweest. Terwijl hij dat alles achter zich aan sleepte en het ophees bij het lopen, het vergrootglas nog in zijn hand, schuifelde hij naar de bank en kroop in de driehoekige ruimte tussen de bank en de muur. Een roze satijnen dekbed sloot de opening achter hem af. Iedereen behalve Felix wist dat hij daar uren zou blijven zitten, misschien wel de hele nacht.

Mark was naar zijn ouders in Shropshire gegaan. We hadden elkaar niet meer gezien sinds dat weekend waarin hij me een aanzoek deed, maar dat kwam net zo goed door de sneeuw als door wederzijdse gêne. De volgende morgen werd ik in White Lodge verwacht om een dag en een nacht en een dag bij de Trintowels door te brengen. Ik nam me voor om niet stil te blijven staan bij Winifreds morbide opmerking en haar woorden uit mijn hoofd te zetten. Maar wat daarvoor in de plaats kwam, was geen verbetering. Ik ging vroeg naar bed en bedacht hoe absurd het was dat ik, die helemaal niet gelovig was, me melancholiek en eenzaam voelde omdat ik deze ene keer een kerstavond met mijn ouders en mijn broer en zus was misgelopen. Het kostte me moeite om in slaap te komen en ik was nog wakker toen Eric met Winifred terugkwam van de kerstnachtdienst.

Ik had kleine geschenken voor Jane en Gerald Trintowel gekocht, maar niets voor de Cosways, en ik was dan ook verbaasd toen Ella om acht uur op mijn deur klopte om me een cadeau te geven.

‘In de nacht voor Kerstmis kan niemand goed slapen, hè?’ zei ze. ‘Dus ik dacht, ze vindt het vast niet erg als ik al zo vroeg voor haar deur sta.’ Ik reageerde snel. Om niet voor haar onder te doen gaf ik haar de zeep met parfum die ik als extraatje voor Jane had ingepakt, naast hun wijn en bonbons. Jaren later vertelde ik het aan Jane. Ze glimlachte en zei dat het maar goed was ook, want ze had altijd een hekel gehad aan die specifieke geur.

‘Ik zou erom willen lachen,’ zei ze, ‘maar dat kan ik niet wanneer het iets met die familie te maken heeft. Het lijkt verkeerd om bij de gedachte aan hen iets anders dan bedroefd te zijn.’

Ella gaf me een pop. Hij was kleiner dan die in haar slaapkamer, een twintig centimeter groot blondje van het Barbie-type in een korte gele jurk en met laarzen tot de knie.

‘Het is een Courrèges-kopie. Ik moet zeggen dat ik nogal trots ben op haar laarzen. Ik heb ze gemaakt van de vingers van moeders handschoenen. Nou maar hopen dat ze die niet opeens wil aantrekken.’

Ik heb die pop nog steeds. Hij is lelijk en absurd en ik zou hem nooit op een zichtbare plaats in huis zetten, maar om de een of andere reden kan ik hem niet weggooien. Mijn dochter vond hem toen ze een klein meisje was en wilde ermee spelen. Ik weigerde - niet omdat de pop me zo dierbaar was, maar omdat hij uit dat huis kwam waar zich die verschrikkelijke dingen hadden afgespeeld. Vijfendertig jaar later is hij nog net zo schoon en zijn de kleren nog net zo mooi als toen Ella hem in mijn slaapkamer in Lydstep Old Hall aan me gaf, toen de zon die boven Windrose opkwam een waas van Ella’s favoriete roze over de sneeuwvelden legde.

John had zich achttien uur met zijn beddengoed en vergrootglas achter de bank begraven. Twee keer was hij tevoorschijn gekomen om naar de wc te gaan en beide keren, vertelde ze me, was Ida bang geweest dat hij zich daar weer zou opsluiten en zijn wake of staking of wat het ook was daar zou voortzetten.

‘Er is niets aan te doen,’ zei ze. ‘als ik de sleutel weghaal, is dat gênant voor bezoekers, want dan kunnen die de deur niet op slot doen. Heb je je geamuseerd?’

Ik zei dat het erg leuk was geweest.

‘Ze hebben twee zoons, hè? In de tijd dat ik naar de kerk ging, speelde de jongste daar op het orgel. Ik heb de oudste één keer ontmoet. Weet je, Kerstin, ik zou hebben gedacht dat hij precies jouw type is.’

Ze had gelijk, maar dat zei ik natuurlijk niet, gesteld dat ik het toen al wist. ‘Ik heb een vriend,’ zei ik.

De belangrijkste vraag op dat moment - en ook van de komende dagen - was wie Winifred naar het altaar zou leiden. Omdat haar vader er niet meer was, moest kennelijk een mannelijk familielid van de bruid of een vriend van de familie dat doen, en Winifred had kunnen kiezen voor een oom of de neef die in het bestuur van de John Cosway-stichting zat. Maar met uitzondering van Zorah hadden alle bewoners van Lydstep Old Hall onenigheid met hen gekregen en onderhielden ze alleen nog een puur zakelijk contact met hen.

‘Natuurlijk zou John het moeten doen,’ had Winifred onder de kerstlunch gezegd, toen haar broer nog achter de bank zat. ‘Hij had het kunnen doen als hij zijn medicijn nog kreeg. Hij zou zich er wel doorheen hebben gestunteld.’

Haar moeder zei tegen haar dat ze niet zo belachelijk moest doen en Eric was diep geschokt. Ella, die me erover vertelde, zei: ‘En dus zei moeder dat zij het dan maar moest doen. Een vrouw mocht haar dochter naar het altaar leiden, en Eric zei, ja, dat mocht, en het zou heel passend zijn. En wat denk je dat er toen gebeurde? Dat raad je in geen miljoen jaar. Winifred zei: “Waarom kan Felix het niet doen? Hij is een vriend van de familie en hij is een vriend van Eric. Het leek me wel leuk voor hem als hij Erics getuige werd, maar dat gaat George Cusp doen, dus waarom zou hij me niet naar het altaar leiden?” Nou, moeder was woedend. Ze zei dat ze nog nooit zoiets absurds had gehoord en dat zij niet eens naar het huwelijk zou gaan als dat gebeurde.’

Ik vroeg Ella wat degene die de bruid naar het altaar leidt verder nog moest doen en zeggen.

‘Hij hoeft niets te zeggen. Hij gaat met de bruid naar de kerk en leidt haar aan haar arm door het middenpad, je begrijpt wel dat John dat nooit had kunnen doen. Degene die het huwelijk inzegent, dat wordt de aartsdeken, zegt: “Wie geeft deze vrouw om te huwen met deze man?” En hij moet dan niets zeggen, alleen maar daar staan, maar de meesten doen het verkeerd en zeggen: “Ik.” En dan loopt hij weg en gaat zitten en de bruidegom zegt dat hij de bruid tot zijn echtgenote neemt, enzovoort. Nou, Winifred vond dar idee van haar erg opwindend, en toen we klaar waren met de kerstpudding en Ida bonbons uitdeelde, pakte ze het gebedenboek en namen zij en Felix het samen door, hun hoofden godbetert zowat tegen elkaar aan, en ze lachten en lazen elkaar dingen voor. Ik weet niet wat Eric daarvan vond, maar hij zei niets. Felix las die passage over de predikant “die de vrouw aan de hand van haar vader of vriend ontvangt” en zei dat het duidelijk genoeg was. Het betekende dat hij geschikter was dan moeder, omdat er niets in het boek stond over de predikant die Winifred aan de hand van haar moeder ontving.’

‘En wat gebeurde er op het eind?’

‘Nou, eigenlijk niets. Eric zei dat het niet nodig was dat iemand de bruid naar het altaar leidde en dat het tijd werd om over iets anders te praten. Blijkbaar voelde hij zich inmiddels niet meer zo op zijn gemak.’ Ik vroeg haar waarom Winifred zo graag Felix wilde.

‘Ik zie het als een symbool,’ zei Ella. ‘Het betekent dat ze hem opgeeft om te gaan trouwen. Hij draagt haar over aan een andere man. Je zult dat wel smakeloos vinden en dat ben ik met je eens, maar in zekere zin doet een vader dat ook.’

‘In zekere zin,’ zei ik.

Zorah was niet naar de lunch gekomen, maar ’s middags verscheen ze wel. Ze was prachtig gekleed, en ze had een nieuw kapsel en droeg schoenen met hoge hakken ‘waarvoor ik jaren van mijn leven zou hebben gegeven’, aldus Ella. Nadat hij een ‘fikse dosis’ van de door Zorah geleverde sherry, bourgogne en cognac achterover had geslagen, was Felix in slaap gevallen, languit in de fauteuil waar John meestal in zat. Mevrouw Cosway sliep ook, Eric zat te dommelen en Winifred lag met haar ogen dicht op haar rug - een vrij kenmerkend tafereel voor een Engelse familie op de middag van eerste kerstdag. Zorah keek aandachtig naar Felix, liep om hem heen en hield haar hoofd schuin, als iemand die een ongewoon exemplaar van een diersoort bestudeert.

Hoewel ze erg weinig zei, moet John haar stem hebben gehoord, want hij kwam eindelijk tevoorschijn. Hij sleepte zijn beddengoed achter zich aan.

‘Felix zat in zijn stoel te slapen en daar was John erg kwaad om,’ zei Ella. ‘Hij boog zich over hem heen en staarde naar hem. Het was afschuwelijk. Ik dacht dat hij hem zou slaan, maar Felix werd wakker. John zei: “Je zit in mijn stoel. Sta op.” En Felix deed dat vlug. Winifred zei tegen John dat hij zich nooit meer zo moest gedragen, en dat was absurd, weet je, want het is altijd zinloos om zoiets tegen hem te zeggen. Zorah lachte toen John zei wat hij zei, en toen herinnerde ze hem eraan dat zij hem volgende week naar de specialist in Londen zou rijden. Toen zei moeder: “Laten we afwachten of díé je weer Largactil geeft.”

Kort daarna ging Felix weg. Hij had zich niet beledigd gevoeld, dat bedoel ik niet. Hij zei dat hij zin had om naar huis te wandelen; dat zou zijn hoofd helder maken. Maar ik ken hem en ik denk dat hij regelrecht naar het café ging. Dat was net opengegaan. Overigens denk ik dat Winifred hem opgeeft,’ zei Ella, ‘of dat hij haar opgeeft. Na de bruiloft is Felix alleen nog maar Erics beste vriend, totdat er weer een nieuwkomer in Windrose is.’ Ze aarzelde. ‘Denk je dat hij bij mij terugkomt?’

‘Je wilt hem toch niet meer?’ Ik had beter moeten weten.

‘O ja, ik wil hem, Kerstin. Ik ben niet trots. Ik weet dat hij drinkt en dat hij ontrouw is en nooit succes zal hebben, maar ik hou van hem.’

Een week voor Kerstmis was Zorah met John naar Sudbury gegaan voor een oogmeting en was hem een nieuwe bril beloofd. De dag voordat hij met haar naar Londen zou gaan, ging ik daar ook heen en bracht ik de middag en avond met Mark door, waarna ik met de laatste trein terugging.

Mark keek erg ernstig toen ik hem over de nieuwste moeilijkheden in huize Cosway vertelde. ‘Ik vind dat je daar weg moet gaan,’ zei hij. ‘Het klinkt alsof daar iets ergs gaat gebeuren.’

‘Wat bedoel je, iets ergs?’

‘Ik weet het niet en ik kan er best naast zitten. Ik begrijp niet dat je daar wilt blijven.’

‘O nee?’ zei ik.

‘Als je bedoelt, in verband met wat ik je vroeg, dan kun je nog steeds bij me komen wonen. Ik zal nooit meer over een huwelijk praten, als je dat niet wilt. Ik ben verliefd op je, maar daar zal ik ook niet over praten.’

Op de terugweg dacht ik er in de trein over om zijn aanbod aan te nemen. Ik kon wachten tot Zorah met John naar Londen was, Ella met haar naaiwerk bezig was, Winifred in de pastorie - of het atelier - was en Ida haar huishoudelijk werk deed, en dan het nieuws aan mevrouw Cosway vertellen. Ik wist zeker dat ze blij zou zijn. Het zou een opluchting voor haar zijn. Het had geen enkele betekenis voor haar dat ik de helft van Ida’s werk deed. Ida kon zich in haar eentje wel redden. Dat had ze altijd gekund, voordat ik kwam.

Als Winifred weg was, zou het beter gaan, dacht ik (en schreef ik op toen ik in Lydstep terug was). Dat voortdurende gekibbel van haar en Ella zou voorbij zijn en Felix zou niet meer naar het huis komen. Ik was ervan overtuigd dat Ella het mis had en dat hij niet bij haar terug zou komen. Trouwens, toen hij ‘van haar’ was, had niemand anders dat mogen weten. Nee, hij zou nog een tijdje vaak in de pastorie op bezoek komen, en hij en Winifred zouden met geen blik of lachje verraden dat ze ooit meer voor elkaar waren geweest dan goede kennissen. Dat dacht ik, terwijl de trein in Marks Tey tot stilstand kwam. Omdat het regende en de sneeuw smolt, moest ik een dure taxi naar Lydstep nemen.

Het was nog een week voor de huwelijksdag. Winifred vroeg me of ik het leuk zou vinden om haar afkondiging te horen ‘voor de derde keer van vragen’. Ik had geen idee wat voor afkondiging dat was en wat dat vragen inhield. Ze legde het me uit en vertelde me ook dat Eric niet zijn eigen afkondiging zou doen (misschien mocht dat niet, dat weet ik niet), maar dat de dominee van een naburige parochie het zou doen, zoals hij het al rwee keer eerder had gedaan. Uiteindelijk gingen mevrouw Cosway, Ella, Winifred en ik met zijn allen naar de kerk, terwijl Ida thuisbleef hij John, die blij was met zijn nieuwe bril en het vergrootglas niet meer nodig had.

Ik las laatst, vijfendertig jaar later, in de krant dat de huwelijksafkondiging waarschijnlijk in het kader van de ‘kerkhervormingen’ zal verdwijnen. Ik weet niet waarom en misschien is er geen goede reden voor. Het deed me goed om dominee Moxon van de St John’s in Lydstep Ie Grand de eeuwenoude formule te horen uitspreken. Hij vroeg ons, alle ongeveer dertig aanwezigen, of we wisten van ‘enige reden, enige gegronde belemmering, waardoor deze twee mensen niet in de heilige echt verbonden konden worden’. Dat deed me denken aan het huwelijk van Jane Eyre en meneer Rochester en aan de broer van zijn eerste vrouw die opstond en over de belemmering sprak, maar Eric had geen eerste vrouwen het feit dat de bruid een minnaar heeft, is geen reden om te weigeren twee personen in de echt te verbinden. Die minnaar was er ook. Hij zat op dezelfde plaats als die zondag in de zomer, toen Winifred hem verwijten had gemaakt over zijn kleren, en toen de organist die niet aan James Trintowel kon tippen ‘Looft, mijn ziel, de Koning der Hemelen’ aanhief, zong Felix van harte mee, net als die eerste keer.

Ik dacht aan John en zijn aanzoek. Hij was een ongehuwde man, een ‘vrijgezel van de parochie’, en ik was ook ongehuwd. We waren vrij en geen enkele belemmering zou een huwelijk tussen ons in de weg staan. Als John het wilde, zou hij de juiste antwoorden kunnen geven, de juiste woorden kunnen zeggen. Ik dacht aan het testament van zijn vader en begreep waarom mevrouw Cosway zich zorgen maakte en waarom ze zo dicht bij John zat om hem tegen zijn hebzuchtige verzorgster te beschermen.

In die tijd vond ik de anglicaanse kerk fascinerend. Nu ben ik er alleen maar in teleurgesteld. In die tijd stond ik versteld van een instituut dat gewijd was aan een religie waarin niemand in God scheen te geloven en iedereen verzot was op rituelen en liturgische voorschriften. Het was mijn eerste kerkdienst in weken en ik keek geboeid toe. Sommige mensen knielden, andere bleven zitten, alle deden hun ogen dicht voor een gebed, sommige sloegen een kruis, andere keken daar afkeurend naar, sommige zongen ‘Hallelujah!’, andere ‘Alleluia!’ en ze maakten allemaal een soort korte buiging, een neerwaartse beweging van hun hoofd, toen het Credo werd gezegd en de dominee bij de woorden ‘Jezus Christus, Zijn enige Zoon, Onze Heer’ was aangekomen. Ik weet niet waarom. Ik wist dat toen niet en ik weet het nog steeds niet. Waren ze allemaal vroom vervuld van Christus’ passie, zijn lijden, zijn afdaling in de hel en zijn mystieke wederopstanding? Of dachten ze aan het vlees dat thuis werd gebraden, en of de buren na de dienst een glaasje sherry kwamen drinken.

Eric zou na de dienst op Lydstep Old Hall komen lunchen. Dat deed hij al weken, maar deze keer zou Felix niet meekomen. Er was iets formeels, vond ik, iets ceremonieels aan de manier waarop Felix afscheid nam van Winifred. Hij pakte haar beide handen in de zijne en gaf haar, tot ieders verrassing, ook van haarzelf, een kus op haar wang. Bij Ella had hij nooit zoiets gedaan, en toen ik naar hen keek, begreep ik opeens waarom Felix de voorkeur gaf aan de oudere zus. Ondanks al haar zedige gedoe, haar vroomheid en haar manieren van een zondagsschoollerares straalde Winifred een seksuele energie uit waaraan het Ella geheel en al ontbrak. Ik voelde op dat moment een sterke seksuele geladenheid in de manier waarop ze keek en ademhaalde en haar lippen van elkaar bracht. Als ik dat kon voelen, voelde Felix het toch nog veel beter? Hij had dat in haar laten ontwaken, dat moest zijn werk zijn geweest, want ik ben ervan overtuigd dat het er voorheen nog niet was.

Ze wilde dat hij met haar naar het huis terugging. Zonder hem was haar dag bedorven. Ze had alleen Eric, een blok aan haar been, en nog irritant ook, een lastig obstakel voor alle plannen die ze zou kunnen maken, maar ook een onontkoombare metgezel die ze in zekere zin zelf gewenst had. Ze moest een echtgenoot hebben. Zonder echtgenoot was ze niet beter dan Ida of Ella, een oude vrijster. Maar moest ze Felix opgeven?

Omdat ik niet naar het huwelijk zou komen, kreeg ik Winifreds jurk te zien, een groot voorrecht. Het was een klassieke bruidsjapon van witte zijde en met die speciale accenten van een trouwjurk die je nooit op andere kledingstukken ziet, stippen op de lange mouwen die zich over de handen uitstrekken, een rechtopstaande kraag als een aronskelk, een sleep die door Ella of June Prothero door het middenpad gedragen zou moeten worden en die de jurk volstrekt ongeschikt zou maken voor alle latere gelegenheden. De hoofdtooi die erbij werd gedragen, deed denken aan portretten van zestiende-eeuwse dames en moest blijkbaar altijd de vorm hebben van de puntgevel van een huis. Er zou een sluier aan worden vastgemaakt die over Winifreds rug zou zweven.

Het was allemaal absurd natuurlijk, niet in de laatste plaats omdat dit soort opschik ooit ontworpen was voor een jonge maagd die door haar vader aan haar man werd overgedragen. Winifred zou een week na de bruiloft eenenveertig worden en had kortgeleden een minnaar gehad die niet haar toekomstige echtgenoot was. En het was waar dat die kleren haar een paar maanden geleden, in de tijd van de dikke laag make-up en de vuile nagels, op een groteske manier zouden hebben misstaan. In die tijd zou ze nog het risico hebben gelopen dat er in de kerk werd gegiecheld. Maar nu niet. Haar aangeboren knappe uiterlijk was tot uiting gekomen, ze leek opeens jaren jonger en er zat veerkracht in haar manier van lopen. Ze was jong geworden, zes of zeven jaar ouder dan ik; door liefde of seks of iets in die sfeer had ze haar jeugd teruggekregen. Ze zou die jurk niet meer te schande maken en ze zou in die jurk niet meer een idioot zonder smaak of beoordelingsvermogen lijken. Winifred was erg weinig in het buitenland geweest en ze was dus opgewonden - of wekte die indruk - bij het vooruitzicht dat ze een huwelijksreis zouden maken naar een voor haar onbekende bestemming. Deze ene keer deed Eric iets romantisch: hij wilde haar niet van tevoren vertellen waar ze heen gingen.

‘Je kunt het mij wel vertellen,’ zei mevrouw Cosway. ‘Ik hou het geheim.’

‘Dat is voor u veel gemakkelijker als u het niet weet,’ zei Eric.

‘Als ik het goed raad, kan ik het van je gezicht aflezen.’

‘Dat betwijfel ik, schoonmama,’ zei Eric.

Dat was het woord waarvoor hij uiteindelijk had gekozen, nadat hij ‘moeder’, ‘Julia’, ‘mama’ en Felix’ grappig bedoelde suggestie, het afschuwelijke ‘mammie’, van de hand had gewezen. Ik geloof niet dat mevrouw Cosway ‘schoonmama’ op prijs stelde, al zal ze het waarschijnlijk wel de beste optie hebben gevonden.

Ze begon steden en vakantieplaatsen in Europese landen op te noemen, in de hoop iets van zijn gezicht te kunnen aflezen. ‘Parijs, Rome, het zuiden van Frankrijk, een van die costa’s, Kreta, het Gardameer,’ totdat hij bijna zijn zelfbeheersing verloor, iets wat hem bijna nooit overkwam.

‘O, Southend,’ zei hij. ‘Waar anders?’

Een hele tijd, al sinds het huwelijk rot januari was uitgesteld, was ik er zeker van geweest dat ze nooit zouden trouwen, maar toen de kerstdagen voorbij waren en de dagen stilletjes verstreken, begon ik te denken dat het er toch nog van zou komen. Inmiddels zou een afzegging of zelfs een nieuw uitstel zoveel moeilijkheden veroorzaken en zoveel kosten met zich meebrengen dat er niet aan te denken viel. De kleren waren klaar, de huwelijksreis was geboekt, de generale repetitie was georganiseerd en de taart was bezorgd. Er begonnen huwelijkscadeaus binnen te komen.

Voor de repetitie gingen we allemaal naar de kerk, waar meneer Cusp voor aartsdeken speelde. Uiteindelijk was besloten dat mevrouw Cosway haar dochter naar het altaar zou leiden, maar omdat ze er nu niet was, nam Ida het van haar over. Met een onbewogen gezicht leidde ze Winifred door het middenpad, en toen meneer Cusp vroeg wie er was om haar aan hem over te dragen, ging ze een stap terug om aan het eind van de voorste bank te gaan zitten. Ze keek niet naar Eric, maar recht voor zich uit naar het koor van de kerk.

Ella keek hooghartig, alsof ze deze hele repetitie net zo absurd vond als de bruiloft zelf, terwijl June Prothero opgewekt maar serieus glimlachte en nu en dan schalkse opmerkingen maakte, bijvoorbeeld dat Winifred er zo hartveroverend uitzag, en wat een geweldige man Eric was. Ik verwachtte min of meer dat Felix zou komen, maar hij was nergens te bekennen. Zijn aanwezigheid was niet noodzakelijk, hij was vast niet uitgenodigd, maar dat zou hem er niet van hebben weerhouden om te komen, als hij dat had gewild. Toen we de kerk verlieten en in de koude duisternis van de avond kwamen, met hopen vuile sneeuw in de bermen, bedacht ik dat hij met de komst van het nieuwe jaar blijkbaar door iedereen verlaten was. Winifred had hem verlaten omdat ze aan haar nieuwe leven ging beginnen. Eric had ongetwijfeld andere dingen aan zijn hoofd en zou het contact met hem pas weer oppikken als hij van zijn mysterieuze reisbestemming was teruggekeerd. Dat dacht ik.

We reden langs de White Rose, die helder verlicht was, met nog kerstversieringen in de verlichte ramen en kransen op de deuren. Ik zag Ella daarheen kijken. Misschien hoopte ze Felix te zien of misschien was ze nog zo verliefd dat er voor haar nog een grote fascinatie uitging van een plaats waar hij vaak kwam. Winifred daarentegen, die achter het stuur zat, hield haar blik op de weg gericht, en Ida, die naast haar zat, zweeg nog net zoals voordat ze de toekomstige bruid door het middenpad had geleid.

Ze was die winter ouder geworden. Ik herinnerde me de dag waarop ik haar voor het eerst zag, de dag in het begin van juni toen ze me in het huis toeliet. Ik had toen gevonden dat ze er goed uitzag, al had ze haar uiterlijk verwaarloosd, en ik had haar ongeveer vijftig geschat, terwijl ze in werkelijkheid achtenveertig was. Daarna was ze jarig geweest, maar het leek wel of ze nu geen negenenveertig was maar tegen de zestig liep. Een paar minuten later waren we in het huis terug. Ik ging naar de keuken om haar een handje te helpen.

‘Ga je in mei weg?’ zei ze toen ik groente begon schoon te maken. ‘Ik bedoel, aan het eind van mei, als je jaar om is?’

‘Zoals je zegt, is mijn jaar dan om,’ zei ik.

‘Dus dan ga je weg? Je wilt niet nog eens zes maanden blijven?’

‘Dat is me niet gevraagd.’ Misschien was het goed als ik een waarschuwende hint gaf, dacht ik. ‘Weet je, Ida, ik heb erover gedacht om eerder dan mei weg te gaan.’

‘Alleen maar gedacht?’

‘Laten we het zo stellen. Ik ben hier als verpleegster aangenomen om te helpen iemand te verzorgen van wie ik dacht dat hij geestesziek is.’

‘Maar dat is hij ook. Hij is geestesziek.’

‘Hij heeft toch geen verpleegster nodig? Ik heb niets anders te doen dan jou te helpen, en voordat ik hierheen kwam, had ik me voorgenomen dat ik geen au pair zou zijn.’

Ik droogde mijn handen af, pakte het tafellaken uit een la en het bestek uit een andere la. Ze zei niets. Het water in de grote steelpan die ze op het elektrisch stel had gezet, begon te koken en ze liet de kleine bloemkoolstronken erin glijden. Ik ging naar de eetkamer en merkte dat de deur die ik had opengelaten nu dicht was. Toen ik hem openmaakte, hoorde ik Winifred zeggen: ‘Wilt u tegen hem zeggen dat Tamara eraan komt?’

Achter me haalde iemand diep adem, en ik draaide me om. Het was Ida, maar ik kon niet aan haar gezicht zien of ze het had gehoord.