-12-

Ella was een hele tijd uit. Ze zou Felix Dunsford om zes uur ontmoeten. Ik weigerde deel te nemen aan de discussie die begon toen het tien uur werd en ze nog steeds niet was thuisgekomen. Een voor een, met steeds zo’n vijf minuten ertussen, merkten de Cosways op dat vier uur een erg lange tijd was om in de White Rose door te brengen. Mevrouw Cosway voegde daaraan toe dat ze niet begreep waarom iemand daar überhaupt naartoe zou gaan. Blijkbaar was ik de enige die vermoedde dat ze een groot deel van de tijd ergens anders doorbracht, waarschijnlijk in het atelier.

We zaten naar de televisie te kijken toen Ella binnenkwam. Tenminste, de televisie stond aan en mevrouw Cosway keek ernaar. Zonder naar haar dochter te kijken merkte ze zuur op: ‘Je hebt het enige goede programma van dit jaar gemist.’

‘Je had vast wel iets beters om je mee te amuseren,’ zei Winifred.

‘Ik had iets anders.’

Ze keek peinzend. Ze was ongewoon zwijgzaam, al bleef ze blikken op mij werpen. Ik verwachtte dat ze me zou vragen met haar mee te gaan naar haar kamer. Sinds ze aan haar campagne was begonnen om vriendschap met me te sluiten, nam ze me steeds vaker in vertrouwen. De onthullingen over het testament waren een dag of twee na ons bezoek aan de bibliotheek gevolgd door een gedetailleerde uiteenzetting over haar verhouding met de getrouwde man, en ze had me door de dorpen in de omgeving gereden, vermoedelijk alleen maar om me het moderne huizencomplex te laten zien waar hij woonde. Maar die avond nodigde ze me niet uit, en pas aan het eind van de week, ook het eind van augustus, vroeg ze me met een raadselachtige, gespannen stem of ik bij haar in de tuin wilde komen zitten. Blijkbaar had ze geen rosé meer, want op het dienblad waarmee ze naar buiten kwam, stonden een pot koffie en twee kopjes, die ze op een tafel onder de moerbeiboom zette. De tuinman was ergens in de verte het gras aan het maaien, een eindeloze taak in de zomer als je zulke grote lappen gras moest bijhouden en alleen maar een kleine handmaaier tot je beschikking had.

‘Ik weet dat je dit graag drinkt,’ zei Ella. ‘Ik heb het speciaal voor je gehaald.’ Het was waar dat ik eens had gezegd dat ik liever koffie dan thee dronk. ‘Hier worden we niet gestoord.’

De tuin werd twee keer per week onderhouden door een norse, zwijgzame man die Cox heette, een familielid van mevrouw Waltham die het postkantoortje beheerde, en zag er dan ook veel minder verwaarloosd uit dan het huis. Natuurlijk werd hij via de stichting betaald, net als ik. Met vreselijk ontoereikend gereedschap maaide hij het gras en snoeide hij de heggen. Er waren geen bloemen, maar misschien zouden hun kleuren ook niet bij Lydstep Old Hall hebben gepast. Het was een warme, drukkend vochtige dag zonder veel zon. De lucht was betrokken, maar er was geen regen op komst en ook geen andere verandering in het saaie weer. Koffiedrinken in de tuin was een goed idee, maar de plaats die Ella had uitgekozen niet. In augustus laten moerbeibomen hun vochtige donkerpaarse vruchten vallen, en als die op een hard oppervlak neerspatten, laten ze vlekken achter die lijken op gestold bloed. Zelfs op gras zagen die vlekken er niet mooi uit en er waren heel veel van die vlekken rond de tafel. Mijn spijkerbroek en shirt waren zwart en liepen dus weinig gevaar, maar Ella droeg een gestreepte jurk en ik moest er niet aan denken hoe die eruit zou zien als er een moerbei op uiteen zou spatten.

Ze legde Balkan Sobranie-sigaretten op de tafel en schonk koffie in. ‘We zouden zijderupsen moeten hebben,’ zei Ella met een van haar giechellachjes. ‘Dan hadden al die moerbeibladeren tenminste nog nut. Ik vraag me af of daar iets mee te verdienen is. We kunnen wel een aanvulling op ons inkomen gebruiken.’ Omdat ik geen mening over het produceren van zijde had, glimlachte ik alleen maar. ‘Ik moet je iets vertellen,’ zei ze, niet erg verrassend. ‘Ik ben benieuwd hoe je over me zult denken. Natuurlijk zul je als Scandinavische niet zo gauw geschokt zijn.’

Ik hou er niet zo van om met de Denen, Noren en Finnen op een hoop te worden gegooid, alsof we één stam zijn en er allemaal hetzelfde uitzien en dezelfde gevoelens hebben, met dezelfde principes of hetzelfde gebrek daaraan, en altijd maar Hans Andersen lezen en naar stukken van Ibsen gaan, en allemaal sombere alcoholisten met zelfmoordneigingen zijn en een seksleven hebben als personages in I am Curious, een gewaagde film uit die tijd. Maar ik zei niets.

‘Nou, daar gaat ie dan.’ Ze keek naar me op en wendde toen haar ogen af. ‘Ik ben met hem naar bed geweest. We hebben niet veel tijd verspild, hè? O, niet die eerste keer, niet die avond dat ik thuiskwam en moeder zei dat ik een of ander tv-programma had gemist, toen niet. Maar wel twee dagen later. Die eerste avond, nou, toen gingen we niet tot het uiterste. Je zult wel zeggen dat ik je dit niet moet vertellen.’ Ik onderbrak haar om dat te ontkennen. ‘Nee?’ zei ze. ‘Het is gek, maar het is gemakkelijker om je dit soort dingen te vertellen omdat Engels niet je moedertaal is. Daardoor heb ik het gevoel dat woorden niet de… nou de klánk hebben die ze bij bijvoorbeeld Zorah zouden hebben, ik moet er niet aan denken!, of bij Winifred. Weet je wat ik bedoel?’

‘Natuurlijk,’ zei ik. Blijkbaar had ze bepaalde ideeën over mijn kennis van de Engelse taal, en ik hoopte dat die haar er niet toe zouden brengen om klinisch verslag te doen van wat hij tegen haar had gezegd en zij tegen hem.

‘Want we zijn vriendinnen, nietwaar, Kerstin? We kunnen elkaar dingen vertellen die we anderen niet zouden vertellen?’

Ik vond dat vreemd ontroerend. Ze was zevenendertig, maar ze praatte als een meisje van vijftien, en dan nog een onzeker meisje ook. ‘Ik kan je verzekeren dat ik het niemand zal vertellen, Ella,’ zei ik. En dat meende ik en daar heb ik me aan gehouden - zolang dat mogelijk was. We konden geen van beiden voorzien wat er zou gebeuren en dat het dagboek een belangrijk bewijsstuk zou worden en ik alles zou moeten vertellen wat ik wist. Maar ik wist echt niet wat ik verder moest zeggen of aan haar moest vragen. Ik kon glimlachen, ik kon aandachtig kijken en mijn koffie drinken - die veel beter was dan de koffie die Ida zette.

‘Hij is een erg goede minnaar,’ zei ze, terwijl ze een sigaret opstak.

Die opmerking brengt me altijd in verlegenheid, net als woorden als ‘prestatie’ en ‘techniek’ in dit verband. Ze reduceren het liefdesspel tot een toneelproductie of een vertoning, en meestal worden ze gevolgd door de klinische details waar ik al zo bang voor was. Misschien kon ze aan mijn gezicht zien dat ik dat soort dingen niet wilde horen, want ze gooide het vlug over een andere boeg: ‘Hij wil dat ik het hele weekend met hem doorbreng. Misschien kan ik dat wel aan Winifred vertellen, maar ik moet tegen moeder en Ida liegen, want ik zou hun nooit kunnen vertellen wat ik echt ga doen. En Felix denkt er ook zo over. Hij wil dat we discreet met elkaar omgaan. Omwille van mijn reputatie, denk ik. Om me te beschermen.’

Of om zichzelf te beschermen, dacht ik. Niet omwille van zijn reputatie maar om zijn vrijheid niet in gevaar te brengen.

‘Toen zei hij iets grappigs. Hij zei: “Ik wil niet dat je met me uitgaat, ik wil dat je bij me thuis blijft.” Was dat niet grappig? Op zondagavond kan ik in het donker naar buiten glippen zonder dat iemand het ziet, zei hij.’

‘Tja, dat zou je kunnen doen.’

Het was niet aan mij om haar te vragen of ze echt de vrouwelijke acteur wilde zijn in dat scenario van terug-naar-het-dorp-jij, of wat volgens haar de reden zou zijn van een vrijgezelle man om eind jaren zestig een alleszins toelaatbare relatie met een vrijgezelle vrouw strikt geheim te willen houden. Het leek erop dat dit het soort verhouding zou worden dat een man als Felix Dunsford heeft met vrouwen die geen geld hebben. Zodra hij hen in zijn ban heeft, hoeft hij niet eens meer met hen naar het café te gaan. Als ze iets willen drinken, kunnen ze dat zelf meenemen. Hij wil best een kop thee zetten. Zo’n man kan daar maanden of zelfs jaren mee doorgaan. Bij rijke vrouwen ligt het heel anders. Die hebben luxueuze huizen waar hij heen kan gaan, met een royale drankvoorraad, en ze kunnen dure hotels betalen, weekendjes weg. Het zou nier eens nodig zijn dar hij thee voor hen zette of warmte en elektriciteit aan hen verspilde. Maar Ella was een van de arme vrouwen - in meer dan één opzicht.

‘Zorah vaart op iemands jacht door de Egeïsche Zee,’ zei ze tegen me om over iets anders dan Felix te beginnen. ‘Een man met een adellijke titel, ik weet zijn naam niet meer. Moeder is bang dat ze met een van die mannen gaat trouwen en dat ze dan… nou, dat ze ons dan geen geld meer geeft.’

Ze houdt er dan misschien ook mee op zich mevrouw Cosways eigendommen toe te eigenen, dacht ik, maar dat sprak ik niet uit. Ella stak weer een sigaret op en vroeg me wat ik van dokter Lombard vond. Ik zei dat ik het niet wist, ik had niet veel over hem nagedacht.

‘Hij komt vanavond. Dan kun je hem bestuderen. Ik zou graag willen weten hoe je echt over hem denkt. Moeder mag dan bang zijn dat Zorah hertrouwt, Winifred en ik hebben jarenlang gedacht dat zij met Selwyn Lombard zou trouwen.’

‘Je moeder, bedoel je?’

‘Natuurlijk. Dacht je dat ik Zorah bedoelde? Er is wel het probleem, of misschien is het juist wel goed, dat hij nog ergens een vrouw heeft. In elk geval had hij die een paar jaar geleden nog.’

We gingen naar binnen toen dokter Lombard kwam en ze me riepen. Ik weet niet waarom ze dat deden, want hij ging Johns slaapkamer in, en zodra ik de deur voor hem open en dicht had gedaan, werd ik verbannen en kreeg ik opdracht Ida met het diner te helpen.

‘Hij is een goede arts,’ zei Ida. Haar houding ten opzichte van hem was anders dan die van Ella. ‘Die Largacril die hij John voorschrijft, heeft het leven van ons allemaal sterk verbeterd. Daarvoor kon je zeggen dat John het huishouden beheerste. We waren allemaal overgeleverd aan zijn grillen en stemmingen.’

Dat wekte een enorme weerzin en afkeuring bij me op, al had ik moeilijk kunnen zeggen waarom. Misschien was het beter dat John onder verdoving werd gehouden en als een apathische slaapwandelaar door het leven ging, zijn ogen glazig, zijn voeten strompelend en zijn handen bevend, dan dat hij toevallen kreeg en zich in wc’s opsloot. Ik zei niets, luisterde alleen maar, terwijl zij de lof van Lombard bleef zingen en vertelde hoezeer haar moeder op hem vertrouwde. Uiteindelijk had ze me ervan overtuigd dat hij en mevrouw Cosway al heel lang minnaars waren.

Na een tijdje kwam hij de salon in. Hij zei tegen me dat mevrouw Cosway ‘voor John zorgde’, noemde me ‘jongedame’ en zei dat ze mij die avond niet meer nodig zou hebben.

‘Wil je dokter Lombard iets te drinken geven, Kerstin?’ zei Ida.

Hij koos voor het soort zoete lichte sherry dat ik de ergste drank op de wereld vind. Met het glas in beide handen nam hij er kleine teugjes uit. Ik wist me niet goed raad met hem. Ik had niets te zeggen en wachtte vergeefs tot hij ergens over zou beginnen. Na een paar minuten zette hij het glas neer en pakte de krant op. Hij las iets waar hij hard om moest lachen. Tot mijn opluchting kwam Winifred binnen, bijna onmiddellijk gevolgd door mevrouw Cosway. Hij kwam moeizaam overeind, pakte Winifreds linkerhand vast en glimlachte om haar verlovingsring, maar haar moeder kreeg een warme kus op haar wang, dicht bij haar mond.

‘Je hebt je dokterstas in Johns kamer laten staan, Selwyn. Vergeet hem niet mee te nemen als je naar huis gaat.’

In de eetkamer was iemand aan het telefoneren. Ik liep langs de deur die op een kier stond en hoorde Ella zeggen: ‘Wilt u een boodschap aan hem doorgeven? Zegt u maar dat Tamara heeft gebeld.’

Ik had die naam nooit eerder gehoord. Hij klonk Russisch, of als iets uit Midden-Azië. Later zou ik die naam nog verscheidene keren horen. Toen ik doorliep naar de keuken, keek ik achterom en zag ik Ella uit de eetkamer komen.

‘Dat heb je zeker wel gehoord.’

‘Ja,’ zei ik. ‘Ja, ik hoorde het.’

‘Hij heeft geen telefoon, en trouwens, ik zou niet willen dat hij me hier belt. Ik bedoel, iemand anders zou de telefoon kunnen opnemen. En dus hebben we iets afgesproken. Ik bel naar het café en vraag hun een boodschap aan hem door te geven. Hij zegt dat ik moet zeggen dat ik Tamara ben, dan weet hij het.’

Volgens mij zou hij het ook hebben geweten als ze had gezegd dat ze Ella was.

‘Ik ga daar na het eten heen. Dan heeft hij de gelegenheid een paar glazen te drinken en met zijn vrienden te praten. Ik ga niet naar het café. Een paar minuten voordat ik bij zijn huis aankom, gaat hij ook naar huis. Ik verzin wel iets wat ik tegen moeder kan zeggen.’

Omdat ik het niet meer uithield, zei ik, zij het op behoedzame toon: ‘Je begaat geen overspel, Ella.’

Ze lachte verlegen en rende naar boven. Toen ze weer beneden kwam, droeg ze een roze gebloemde jurk en schoenen met hoge hakken. Ze at bijna niets, keek steeds op de klok en maakte een ongeduldige indruk. Ik probeerde me in Felix Dunsfords positie te verplaatsen en vroeg me af hoe ik me zou voelen wanneer ik een man was die werd geconfronteerd met deze combinatie van koortsachtig enthousiasme en een hartstochtelijk verlangen om te behagen. Ik vermoedde dat Ella hem tot last zou zijn. Zodra Ida onze dessertborden weghaalde, stond Ella op. Ze keek op haar horloge.

‘Waar gaat ge heen, gij schone maagd?’ zei dokter Lombard.

‘O, even naar het dorp, naar mijn vriendin Bridget.’

‘Heeft ze een feestje?’

Dat was Winifred. Ze sprak met een erg droge stem. Ella keek haar giftig aan maar zei niets. Twee minuten later hoorden we de auto starten en wegrijden.

‘Ach, jong te zijn,’ zei dokter Lombard, en hij vertelde het tamelijk bekende verhaal over Augustinus die zag dat de heilige Ambrosius in stilte las in plaats van hardop, iets wat destijds blijkbaar erg ongebruikelijk was. Hij stond op en zei dat hij een oude man was en zijn ‘schoonheidsslaapje’ nodig had.

‘Vergeet je tas niet,’ zei mevrouw Cosway. ‘Ik heb je gezegd dat hij in Johns kamer staat.’ Nu hij erg goed had gegeten en gedronken had hij blijkbaar geen zin meer om onnodig te lopen. ‘Kerstin haalt hem wel voor je.’

Ik ging. Niet dat ik het leuk vond om rondgecommandeerd te worden, maar ik probeerde het met een glimlach te doen. Per slot van rekening was ik bij hen in dienst. John was in diepe slaap verzonken, languit op zijn rug. Ik trok het dekbed over hem heen, al was hij al voldoende bedekt. Wat bracht me ertoe om naar de foto te kijken? Ik ging ermee naar het raam, waar ik nog net genoeg licht had om ernaar te kijken. Ik had hem al eerder gezien. Als ik John naar bed hielp, viel mijn blik er vaak op. Ditmaal keek ik er met nieuwe ogen naar. Daar in dat groepje op de foto zag ik Zorah, enkele jaren voordat ze zich aan haar neus liet opereren. Als tiener had ze een grote kromme neus gehad, precies dezelfde neus als die ik aan de eettafel tegenover me had gezien.

Er was geen twijfel mogelijk. Ik pakte de dokterstas op en ging ermee naar beneden om hem aan Zorahs vader te geven.