-11-
In de hoop de nieuwste ontwikkelingen in het Dunsford-drama te kunnen volgen, besloot ik de volgende morgen naar de kerk te gaan. Er stond me die ochtend een aantal verrassingen te wachten. De geode lag weer op de tafel waar ik hem voor het eerst had gezien, al had Ella het blijkbaar niet aangedurfd de aquarellen terug te halen. Op de gang trof ik mevrouw Cosway met Winifred aan, die haar flodderige broek en trui voor een pakje met krijtstreep en een vilten hoedje had vetwisseld.
‘Ga je mee naar de kerk, Kerstin? Dan is het maar goed dat Ida zegt dat ze voor John zal zorgen, nietwaar?’
Ze had de gewoonte om onschuldig, zelfs deugdzaam gedrag op puur egoïsme te laten lijken. ‘Als u wilt, blijf ik hier,’ zei ik. Ik had weinig in het huis te doen en de vorige dag had ik het aan haar overgelaten om met John te gaan wandelen. Toch had ze gezegd dat ik met Ella mee moest gaan en dat ze zelf ook zou meegaan, al kwam ze anders bijna nooit in de kerk. ‘Ik hoef niet echt te gaan.’
‘Nee, nee. Je moet gaan, als je dat wilt. Ida heeft zelf gezegd dat ze het zou doen.’
Ze zei het met een zucht, alsof ik op weg was naar een nachtclub. Omdat ze met ons meeging, moesten we de auto nemen, en als gevolg daarvan kwamen we erg vroeg bij de kerk aan. Ella zag er nog net zo elegant uit als de vorige dag, al had ze die oncomfortabele sandalen thuisgelaten. We liepen over het kerkhof en keken naar grafstenen. Het was een zonnige dag en de bloemen die mensen op graven van familieleden hadden gezet verwelkten in de warmte. De anderen bleven bij een marmeren grafplaat staan waarin de naam John Henry Cosway en de jaartallen 1830–1907 waren gegraveerd. Ze vertelden me dat hij de vinder van de geode was geweest, maar zeiden er niet bij dat hij de bibliotheekdoolhof had ontworpen.
Eric kwam gehaast aan. Zijn soutane golfde achter hem aan en zijn gezicht glom van het zweet. Hij gaf Winifred een kus op haar wang en ik zag dat ze haar gezicht daarna afveegde met een zakdoek, zodat er bruine en roze vegen make-up ontstonden. Ella, haar haar pas gewassen en glanzend, haar nagels zilverig roze gelakt - om te voorkomen dat ze erop beet? - keek met een superieur lachje naar haar zus.
Die ochtend kwam Felix niet. Gebeurtenissen waar je te gespannen naar uitkijkt, blijven vaak uit. Waarschijnlijk vond hij dat hij de mogelijkheden van kerkbezoek had uitgeput. Van de twee aantrekkelijke vrouwen die hij daar had ontmoet, was de een verloofd en had hij de ander al onder zijn bekoring gebracht. Dokter Lombard was er wel. Hij kwam kon na ons binnen. Ik zat aan het gangpad met Winifred naast mij, Ella naast haar en mevrouw Cosway aan het eind. Misschien hadden ze het op die manier geregeld om dokter Lombard in staat te stellen naast zijn vriendin te gaan zitten. Ze begonnen met elkaar te fluisteren en lieten zich geen van beiden op de knieën zakken toen het tijd was voor het stille gebed. Toen de dienst begon, bleven ze zitten, hun hoofd gebogen en hun ogen dicht. Op weg naar buiten vertelde dokter Lombard me, vermoedelijk omdat we in een kerk waren, dat bruidstaarten die typische vorm met die lagen boven elkaar, aan de St Bride-kerk in Fleet Street ontleenden. Langgeleden had een bakker voor een huwelijksreceptie een taart gemaakt die een kleine replica van de kerk was. Daarmee had hij een precedent geschapen.
Eric reed samen met Winifred in zijn auto. Ik schreef die avond in het dagboek dat ik me bij het naderen van het huis afvroeg hoe het eruit zou zien als de bladeren van de wilde wingerd zouden vallen. Dan zouden de muren niet meer in huiverend groen zijn gehuld, maar bedekt zijn met een soort web van talloze takjes. Grijs, groen of bruin? Maar die gedachten verdwenen toen een lijkbleke Ida naar buiten kwam rennen zodra ze de auto’s hoorde.
‘Wat is er?’ Mevrouw Cosway worstelde zich uit de auto. Ze had een ondersteunende hand van Ella nodig om overeind te komen. ‘Wat is er aan de hand?’
‘Het is John. Hij heeft een toeval gehad.’
We gingen vlug naar binnen. Ik had geen idee wat voor toeval het kon zijn geweest. John was nergens te zien. Ida keek naar haar moeder en toen naar de grote zware bank, waarvan de armleuningen en de rugleuning van houtsnijwerk waren voorzien; de bekleding was van roodachtig bruine corduroy. Blijkbaar was dit geen nieuw probleem voor mevrouw Cosway.
‘Wil je me even helpen, Kerstin?’
Voor een vrouw van haar leeftijd was ze erg sterk. Ik had haar al geholpen de bank een eindje van de muur vandaan te zetten toen ik besefte wat ze deed. Toen ik John zag, ging ik een stap terug, en ik denk dat ze aan mijn gezicht kon zien dat ik zou weigeren hem langer aan de blikken van zijn zussen en de verschrikte Eric bloot te stellen. Hij zat op de vloer in de ruimte tusen de muur en de gekromde rugleuning van de bank. Hij moest zich daar met grote moeite tussen hebben geperst. Zijn armen waren om zijn knieën geslagen en zijn hoofd rustte daarop, maar hij keek ons aan en zijn gezicht was wit en nat van de tranen. Ik had nooit eerder een gezicht gezien, zelfs niet dat van een kind, dat zo nat van de tranen was, tranen die uit zijn rode, gezwollen ogen waren gelopen.
‘Wat heb je met hem gedaan?’ Mevrouw Cosway sprak met een ijle, vermoeide stem.
Ida haalde haar schouders op. ‘Ik raakte hem aan. Het was niet mijn bedoeling. Ik moet wel gek zijn geweest. Hij zei zomaar ineens dat hij graag een kruiswoordpuzzel wilde maken, die in de krant. Ik was zo blíj. Hij had in geen eeuwigheid iets gezegd en ik… O, ik pakte zijn handen vast en kneep erin en toen schreeuwde hij en kroop hij daar weg en… O, ik moet wel gek zijn geweest.’
‘Nou, je zegt het zelf. En nu is het te laat. Ik weet niet waarom je het over een toeval had. Hij heeft geen toeval gehad.’
‘Het enige wat we kunnen doen, Eric,’ zei Winifred, alsof hij daarnaar had gevraagd, ‘is hem daar gewoon laten zitten tot hij na verloop van tijd zelf tevoorschijn komt.’
‘Maar hij schreit.’ Ik vond het vreemd dat Eric ‘schreit’ zei in plaats van ‘huilt’. Was het soms een bijbels woord?
‘Ja, nou, dat doet hij nou eenmaal.’
‘Moeten we de bank niet terugzetten?’ zei ik.
Eric hielp me. We schoven hem terug op de plaats waar hij had gestaan. John maakte helemaal geen geluid. Plotseling herinnerde mevrouw Cosway zich iets. Een beetje geschrokken, maar niet erg, zei ze: ‘Ik ben vergeten hem zijn tablet te geven. Dat is een paar keer eerder gebeurd. Maar ik ben blij dat je het hebt gezien, Kerstin. Misschien denk je nu niet meer dat je het beter weet dan ik, wat Johns medicijnen betreft.’
Ik schrok. Ik had het maar één keer gewaagd te betwisten of hij een medicijn nodig had, en dat was een barbituraat geweest, niet de Largactil. Had ze, als ze hem ’s avonds het slaapmiddel gaf, aan mijn gezicht gezien dat ik dat afkeurde? Had ze gemerkt hoe ik erover dacht?
John zou die dag niet gaan wandelen. We lunchten zonder hem. Urenlang bleef hij waar hij was. Toen mevrouw Cosway haar middagslaapje ging doen, zei ze dat hij geen besef van de tijd had. Terwijl ik Ida met de afwas hielp, waarbij we nauwelijks een woord zeiden, gingen Winifred en Eric naar buiten. Ze zaten in tuinstoelen onder de moerbeiboom - hij met een zakdoek op zijn hoofd waarvan de punten geknoopt waren, zij lezend - als een oud echtpaar op het strand.
‘Kom mee naar mijn kamer,’ zei Ella tegen me. ‘Ik wil je iets vertellen.’ Ik hoopte op grote, zij het niet zo sensationele dingen, en ging nieuwsgierig mee naar Ella’s roze slaapkamer met zijn tierelantijnen en poppen. Toen ik die poppen voor het eerst had gezien, was ik met mevrouw Cosway alleen geweest. Dit leek me het moment om er iets over te zeggen.
‘Je hebt ze helemaal zelf aangekleed?’ vroeg ik.
‘Eh, ja. Vind je ze mooi?’
‘Ze zijn prachtig gekleed,’ zei ik diplomatiek.
‘Misschien denk je dat ik me niet voor mode interesseer, zoals ik er in de weekends bij loop, maar in werkelijkheid hou ik er veel van, vooral wanneer er iemand is die erop let. Zo, ik zet het raam open, het is erg warm vandaag, nietwaar, en dan gaan we comfortabel zitten en nemen we een glaasje en een sigaret.’
Ze haalde een fles rosé tevoorschijn, haar favoriete drank, die toen erg in de mode was. Ik verwachtte dat de wijn lauw zou zijn, maar ze bewaarde hem in een koele donkere kast en hij was lekker koud. We staken sigaretten op.
‘Je zult je wel afvragen wat ik ga zeggen.’
Ik glimlachte aanmoedigend.
‘O, maak je geen zorgen,’ zei ze. ‘Het heeft niets met jou persoonlijk te maken. Het gaat over ons krúís. Ik bedoel, het kruis dat we moeten dragen. Winifred niet lang meer natuurlijk, en ik misschien ook niet. Wie weet?’
Ze bedoelde blijkbaar dat ze door Felix gered zou worden. Er is een Engels spreekwoord over het tellen van je kippen voordat ze zijn uitgebroed. Misschien zou er ook een spreekwoord moeten zijn over steriele eieren waar nooit een kuiken uitkomt.
Maar ze zei: ‘Het gaat over het testament van mijn vader.’
De volgende keer dat ik in Londen zou zijn, had ik Mark willen vragen hoe ik achter de inhoud van iemands testament kon komen. Nu hoefde ik dat misschien niet meer te doen.
‘Nu zul je je wel afvragen wat jij daarmee te maken hebt en waarom ik je een familiegeheim wil vertellen. Nou, een testament is niet privé, het moet worden gepubliceerd…’ Dank je, Ella, dacht ik. ‘Dus het is geen geheim. We hebben wel geheimen…’ Ze lachte een beetje hysterisch. ‘Maar dit is er niet een van. Ik neem aan dat je veel dingen hier een beetje… nou, vreemd vindt, en ik vind dat ze moeten worden opgehelderd.’
Ik keek geïnteresseerd, zij het niet zo gretig en gefascineerd als ik me voelde. Onder zulke omstandigheden is het onverstandig om gretig te kijken.
‘Mijn vader en moeder konden niet goed met elkaar opschieten. En nu druk ik het nog zacht uit. Ze hadden een grote hekel aan elkaar, en dat was al een hele tijd zo. Ik weet niet waarom, tenzij het iets met dokter Lombard te maken heeft.’ Ze veranderde vlug van onderwerp. ‘Als kleine jongen was John tamelijk normaal, zeggen ze. Hij is twee jaar ouder dan ik. Hij had de bof toen hij vijf was en ik denk dat hij daardoor veranderd is. Dokter Lombard zegt van niet, maar die weet niet alles, al denkt hij van wel. Wat er ook gebeurd is, hij werd er niet dom van. Hij kon moeilijke algebraproblemen oplossen en dat soort dingen. Nou, pa had een testament opgemaakt waarbij hij alles, inclusief het huis, aan moeder naliet, maar er gebeurde iets waardoor hij het veranderde. Hij maakte een heel nieuw testament op waarin hij moeder een jaargeld toekende en al het andere, inclusief het huis, aan John naliet. Moeder mag tot haar dood in het huis blijven wonen, maar het is van John, en dus kunnen ze het geen van beiden verkopen.’
‘En de rest van jullie?’ vroeg ik.
‘Hij dacht dat we allemaal zouden trouwen. Dat vetwachtte hij van vrouwen. In zijn ogen was dat de enige carrière die voor hen openstond. Zorah is inderdaad getrouwd. Hij kon niet begrijpen dat de lelijkste en jongste van ons het eerst trouwde. Natuurlijk hield Raymond Todd, dat was haar man, vooral van haar intelligentie en haar stijl. Al zijn vrouwen waren intelligent. De tweede was een vooraanstaande arts. Zoals ik al zei, dacht hij dat wij gingen trouwen en dat onze mannen ons zouden onderhouden.’ Ella liet het kuchende lachje van de Cosways horen. ‘Ida’s verloving werd binnen een paar weken na zijn dood verbroken. Ik had een vriend, maar die wilde niet trouwen, en na hem kwam er een die al getrouwd was. Je zult wel hebben gedacht dat ik nog maagd was.’
Ik zei niet helemaal naar waarheid dat ik daar niet over had nagedacht. ‘Nou, dat ben ik niet. Winifred wel, denk ik, maar Eric waarschijnlijk ook. Allemachtig, dat wordt nog eens een huwelijksnacht! Ik dwaal af, hè? Ik zou je over het testament vertellen. Pa liet alles na aan John, maar wel… nou, op bepaalde voorwaarden. Het komt erop neer dat we hém zouden moeten vragen om wat we willen, hij zal wel hebben bedoeld dat we hem goed moeten behandelen, en in de praktijk wil het zeggen dat we het aan de beheerders moeten vragen. Pa heeft namelijk een beheersstichting voor John opgezet. Als hij iets wil, moet hij het aan de beheerders vragen. Dat zijn pa’s oomzegger Adam, die hartspecialist is, pa’s advocaat, meneer Salt, en de zoon van een oude vriend van hem, Jerome Prance. En moeder. Salt stond erop dat moeder ook beheerder werd, maar dat heeft niet veel zin, want de anderen overstemmen haar altijd.
John vroeg om geld voor onmogelijke dingen. Een sportwagen bijvoorbeeld, en toen wilde hij een boot. De beheerders gunden hem de auto en hij reed hem te pletter tegen een muur in Great Cornard. Ik zei al dat er voorwaarden waren. Pa dacht dat John jong zou sterven, en dus staat er in het testament dat als hij eerder dan moeder overlijdt of in een inrichting moet worden opgenomen, ze tot haar dood in het huis mag blijven wonen en het geld verdeeld wordt onder diegenen van ons die ongetrouwd blijven. Maar alleen wanneer een externe autoriteit hem in een inrichting laat opnemen, niet wanneer moeder dat doet. Als zij eerst overlijdt, gaat alles naar John, dat wil zeggen, tenzij hij in een inrichting zit, en gaat het na zijn dood naar ons, of naar onze kinderen, als wij niet meer leven. Waarschijnlijk zullen er geen kinderen zijn, hè?’
‘Er moet geld zijn voor Johns levensonderhoud,’ zei ik.
‘O ja, voor ons allemaal. Moeder moet onze voedselrekeningen naar de beheerders sturen, en ook rekeningen voor Ida’s kleren, Ida heeft letterlijk niets en Winifred heeft alleen wat ze krijgt als ze eten kookt voor andere mensen, en de rekeningen van loodgieters en elektriciens. Maar geld voor iets extra’s is er niet. We gaan nooit op vakantie, hoe zou dat ook kunnen met John? Eric en Winifred zullen voortaan wel elk jaar naar zee gaan. Natuurlijk heeft Zorah haar huis in Italië en zij komt ook overal in de hele wereld.
John houdt er niet van om aangeraakt te worden en wordt helemaal gek als iemand hem probeert te kussen. Dat is een ramp. En hij heeft toevallen gehad, echte toevallen. Zo’n vijf jaar geleden begon moeder hem kalmerende middelen te geven. Vroeger sloot hij zichzelf uren achtereen in de wc beneden op. Het was nog erger toen hij zich in de bibliotheek opsloot. Hij hóúdt van de bibliotheek, maar hij gooide met de boeken. Moeder haalde het in haar hoofd dat hij het huis in brand zou steken, al heeft hij nooit blijk gegeven van ook maar enige neiging daartoe. Maar toen begonnen zij en dokter Lombard met die kalmerende middelen. Ze krijgt ze van dokter Lombard, het is allemaal legaal, ze worden voorgeschreven aan schizofrenen.’
‘Hij krijgt die middelen al víjf jaar?’
‘Er zijn tijden geweest dat ze… nou, dat ze ze niet meer gaf. Ik kan je ook wel vertellen waarom. Zorah houdt veel van John en ze zei dat het verkeerd was wat moeder deed. Als John dat soort doseringen nodig had, zou hij in een echte psychiatrische inrichting moeten zitten, onder deskundig toezicht.’
‘En mevrouw Cosway deed wat Zorah zei? Zomaar?’
‘Mijn moeder zou Zorah niet dwars willen zitten. Zorah… geeft haar dingen. Nou ja, vooral geld. Alle drank in huis komt van haar en al het goede eten. Ze betaalt voor mevrouw Lilly. De stichting wilde dat niet doen, niet met vier vrouwen in huis, zeiden ze. Ze heeft beloofd een nieuwe auto voor me te kopen, nou ja, voor ons, en dat zal ze ook doen, maar dan op een moment dat zijzelf uitkiest. Ik denk dat ze ons graag in spanning mag houden. Hoe dan ook, je begrijpt dat moeder haar niet tegen zich in het harnas wil jagen. Tenminste niet als ze hier is.’
‘Betaalt zij mij ook?’ zei ik. Als dat zo was, zou ik me verplicht voelen weg te gaan. Als ik dan bleef, zou ik meedoen aan dat spelletje van omkoping en bedreiging, en daar had ik geen zin in.
‘John betaalt voor jou. Dat wil zeggen, de stichting. Zorah heeft tegen moeder gezegd dat ze weer met die middelen moest stoppen en kijken wat er dan gebeurde. Bij wijze van experiment. Het werkte een paar dagen, hij was heel helder en gewoon, en hij deed weer zijn wiskunde en las de kranten. Hij zei tegen mijn moeder dat ze hulp nodig had en toen liet hij Ida een verzoek bij de stichting indienen voor… nou, voor jou. Ik geloof dat moeder er weinig voor voelde, maar ze kon er niet veel tegen doen. Kort daarna ging John weer achteruit. Hij kreeg driftbuien en sloot zich weer in de wc beneden op. Nu zul je wel zeggen dat moeder en dokter Lombard hem in een inrichting kunnen laten opnemen, want dat zou veel problemen oplossen.’
Ik onderbrak haar om verontwaardigd en volkomen naar waarheid te zeggen dat ík dat niet zou zeggen.
‘O, nou, de meeste mensen wel. Daar was pa te slim voor. Zoals ik al zei, krijgt mijn moeder het huis en het geld alleen als John door een externe autoriteit in een psychiatrische inrichting wordt geplaatst. Dat betekent twee artsen, en een van hen moet een psychiater zijn.’
In die tijd was ik nog geschokt als ik van menselijke schurkenstreken hoorde. Jammer genoeg ben ik dat tegenwoordig bijna nooit meer. Als je op mijn leeftijd komt, heb je er te veel van meegemaakt om je nog iets anders dan bedroefd te voelen. Maar in die tijd was ik nog geschokt. Ik zette grote ogen op en riep uit: ‘Mijn god, Ella!’
Meer dan iedereen die ik ooit heb gekend had zij de neiging om dingen precies verkeerd te begrijpen. ‘Ja, het is moeilijk voor moeder, nietwaar? Dat zeg ik steeds tegen mezelf als ze zo gemeen doet. Ze heeft het zwaar te verduren.’
Lang daarna vertelde mijn man, die jurist is, zij het geen advocaat, dat een rechter zo’n testament waarschijnlijk ongeldig zou verklaren als iemand het betwistte. Sterker nog, hij vroeg zich af hoe die Salt ooit zo’n testament had kunnen opstellen. Indertijd had ik alleen de indruk dat de Cosways een stel raadgevers van nogal dubieus gehalte hadden, eerst die dokter Lombard en nu die Salt, die ook nog kans had gezien om een van de beheerders van de stichting te worden.
Evengoed was het niet aan mij om daarover iets tegen Ella te zeggen. Het zou geen zin hebben gehad en ze zou zich alleen maar gekwetst hebben gevoeld. In plaats daarvan vroeg ik naar de bibliotheek. En omdat ze had aangeboden daar met me naartoe te gaan, kon ik bekennen dat ik er al met Zorah was geweest. Toen ik dat zei, trok ze een gezicht en schonk ze nog wat wijn voor ons in.
‘John bracht daar uren door. Hij verplaatste de boeken, zette ze in een andere volgorde. Het werd moeder te veel. Hij pakte boeken van de planken en stapelde ze op de vloer, zodat je eroverheen moest stappen, en soms kon je dat niet, want dan had hij er een muur van gebouwd. En hij vond het niet prettig dat de bijbel daar was - je weet wel, die Longinus in zijn handen heeft. Hij pakte hem en verving hem door iets wat hem wel aanstond. Op een dag was dat Principia Mathematica van Bertrand Russell. Hij zei dat hij een militante atheïst was.’
‘Jóhn?’ Ik dacht aan die arme zombie beneden.
‘Ja, John. Echt waar. Hé, moeder slaapt, Ida is in de keuken en het kan Winifred niet schelen. Als we nu eens naar de bibliotheek gingen?’
Nu ik over de schok heen was, kon ik naar de boeken in de bibliotheek kijken. Die bevatte veel schatten, genoeg interessante boeken voor een heel jaar. Een hele wand in de gang die ik moest passeren om in de midden ruimte te komen, bevatte Victoriaanse romans van (voor mij) onbekende auteurs als Sabine Baring Gould en Mrs Henry Wood. Ik zag The Origin of Species, vermoedelijk een eerste druk, Evidences van Paley, Omphale van Gosse en Apologia pro vita sua van Newman. Er waren duizenden boeken waarvan ik nooit had gehoord en die ik daarna nooit meer heb gezien.
Een andere wand, in een gang waarvan ik bijna zeker was dat ik er de vorige keer niet was geweest, was gewijd aan de werken van filosofen, en een gang die daar haaks op stond bevatte wiskundige werken. Hoewel ik vrij goed in hoofdrekenen ben, begrijp ik niets van wiskunde, maar wel genoeg om te weten dat het vast niet de favoriete intellectuele bezigheid van mevrouw Cosway en haar dochters was. Terwijl ik mijn best deed om niet naar het nachtmerriegezicht van een stenen Milton te kijken, pakte ik Elementen van Euclides, veegde en blies het stof van het omslag en hield het onder een van de zwakke lampen. Op het schutblad stond met een krachtig maar vreemd handschrift geschreven: John Cosway, zijn boek, 1938. Toen ik de (voor mij) onbegrijpelijke bladzijden omsloeg, viel er een opgevouwen stuk vergeeld papier uit. In hetzelfde handschrift stond bovenaan Euclidisch algoritme en daaronder had John geschreven, het was ongetwijfeld John: de techniek die werd gebruikt bij het zoeken naar het grootste natuurlijke getal dat een deler (met nul als rest) van twee gegeven natuurlijke getallen is. Een herhaalde toepassing van het delingalgoritme levert dit getal op, dat de grootste gemene deler wordt genoemd.
Nu weet ik niet of zoiets een erg grote intellectuele uitdaging vormt, ik weet alleen dat het dat voor mij wel was, maar blijkbaar was het dat niet voor John, want hij had er een serie getallen onder geschreven, en ten slotte het getal dat hij die grootste gemene deler noemde. Als dit papier was beschreven in de tijd dat hij zijn naam in het boek zette, was hij toen negen jaar oud.
Ik kon alleen maar bedenken dat er ergens een fout zat, maar als je over zo weinig feiten beschikt, heeft het geen zin om te speculeren. Mijn metgezellin van deze keer keek als iemand die het leuk vond om iemand anders een leuke verrassing te bereiden - dit in tegenstelling tot het hooghartige gezicht van Zorah, toen die met mij in de bibliotheek was. ‘Het is verbazingwekkend,’ zei ik, en daar was ze blij mee.
Dante, meende ik me te herinneren, werd door Vergilius rondgeleid in de hel, en ik vroeg me af of zijn gids daar net zoveel plezier aan beleefde als Ella toen ze mij door de doolhofbibliotheek leidde.
‘Als je hier in je eentje komt,’ zei ze, ‘moet je een kluwen wol meenemen en die afwikkelen, net als hoe-heet-hij-ook-weer op Kreta.’
Zeiden ze dat allemaal als ze hier met een bezoeker waren? Toch zou dat maar zelden gebeuren. Ze had me zoveel verteld, en toch zo weinig. Er waren zo weinig raadsels opgelost. Ik had het gevoel dat er zich in deze familie en in dit huis een leven afspeelde onder het bestaan dat ze de buitenwereld en mij presenteerden, een geheime kracht die op de ochtend van diezelfde dag door Eric was beschreven als het werk waarmee God alle dingen aan zich onderwierp.
Door de smalle kronkelgangen die werden gevormd door muren van boeken, keerden we terug naar de dubbele deur. Die middag ontdekte ik dat stof zelf ook een geur heeft. Ik ontdekte ook dat claustrofobie plotseling kan opkomen bij iemand die er nooit eerder last van heeft gehad. Ademhalen werd niet echt een probleem, maar ik moest er wel moeite voor doen en de paniek trilde dicht onder de oppervlakte van mijn bewustzijn. Het was een hele opluchting om die bibliotheek uit te zijn en in het warme zonlicht van de tuin te staan. Het was alsof ik in een andere wereld kwam. Ella had de sleutel weer achter de gravure van het amfitheater gelegd. Ik was alleen, haalde diep adem, en genoot van het licht en de warmte, het gras en de groene takken die in de lichte bries deinden.