Nu
Een van de vrouwen die amber kochten, leek zo sterk op mevrouw Cosway dat ik ervan schrok. Ze was kleiner, maar mensen krimpen als ze ouder worden. Afgezien daarvan was de gelijkenis bijna griezelig, van haar krullende witte haar tot haar spichtige benen en smalle enkels. Ze hield een snoer lichtgele kralen omhoog, keek ernaar en glimlachte met de opwinding van vrouwen die van winkelen en mooie dingen houden.
Charles heeft de theorie dat als je in X bent, een verre plaats waar je nooit eerder bent geweest, en daar op straat je allernaaste tegenkomt, je echtgenoot of geliefde of zelfs je kind, je hen niet herkent. Je verwacht hen daar niet, en je weet ook dat ze daar niet kúnnen zijn, omdat je weet dat ze op dat moment honderden kilometers van je vandaan zijn. Natuurlijk kunnen ze daar wel zijn, ze zijn er, ze hebben je misleid of je wist blijkbaar toch niet goed waar ze waren, maar de kans is groot dat je gewoon doorloopt en tegen jezelf zegt dat er alleen maar een buitengewone gelijkenis in het spel is.
Mevrouw Cosway paste in geen van de categorieën die ik heb opgenoemd. Ik had haar niet eens graag gemogen, maar ik wist wel zeker waar ze nu was. Ze was dood. Deze vrouw leek op haar, maar was iemand anders. Ik draaide me om en liep door. Ze riep me na.
‘Kerstin!’
Als ze mijn naam had uitgesproken zoals het moet, dat wil zeggen min of meer als ‘Sjesjtin’, zou ik me ook hebben omgedraaid en naar haar toe zijn gegaan, maar dat zou geen schok zijn geweest, het zou geen huivering door me heen hebben gejaagd. Maar ze had mijn naam uitgesproken als ‘Cursin’, zoals de Cosways altijd hadden gedaan, allemaal behalve John. Ik liep over de keien van het plein naar haar toe.
‘Jij kent me niet meer, hè? Natuurlijk ben ik vreselijk veranderd. Dat weet ik. Dat kan ook niet anders op mijn leeftijd.’
Aan de stem herkende ik haar. ‘Ella,’ zei ik.
Ze knikte tevreden. ‘Ik herkende jou wél. Jij bent ook veranderd, maar ik herkende je. Dit zijn mijn dochter Zoe en mijn kleindochter Daisy. Altijd meisjes in onze familie, nietwaar?’
Zoe was een lange donkere vrouw van begin dertig, aantrekkelijk en met bruine ogen. Ze hield een kind van een jaar of zes aan haar hand vast. We schudden elkaar de hand.
‘Doet ze je aan iemand denken?’
‘Winifred,’ zei ik.
Zoe trok een gezicht. ‘O, moeder.’
Hoe vaak had ik die woorden niet van Ida gehoord als mevrouw Cosway iets ergs zei?
‘Wat voert jou naar Riga?’
‘Zoe wilde de Jugendstil in de Albertastraat zien. Ze volgt een cursus kunstgeschiedenis en we besloten een reis door de Oostzeestaten te maken.’ Als Ella dacht dat ik hetzelfde deed, zij het om een andere reden, had ze daar gelijk in, maar dat was vast niet de reden waarom ze er niet naar vroeg. De Cosways waren nooit erg geïnteresseerd in de activiteiten van andere mensen. ‘Zal ik dit amber kopen? Je zult wel zeggen dat het schandalig duur is.’
‘Integendeel,’ zei ik. ‘Je krijgt het nergens goedkoper.’
Misschien nam ze me dat kwalijk, want ze zei nogal streng: ‘Moeder heeft je dat van dat dagboek nooit vergeven, weet je.’
Dit was niet het moment om in discussie te gaan. ‘Het is lang geleden. Wat gebeurde er… Ik bedoel, wat is er van John geworden?’
‘Hij leeft nog, als je dat bedoelt. Zorah heeft hem meegenomen naar Toscane, maar hij woont nu alleen… nou ja, met een echtpaar dat voor hem zorgt. Je zou zeggen dat iemand die zo gek is als hij zich niet zou kunnen redden, maar dat kan hij wel.’
Ik glimlachte om haar gewoonte mij allerlei onwaarschijnlijke opvattingen toe te dichten, iets waaraan ik me vroeger vaak had geërgerd.
‘Wil je dat amber voor me kopen, Zoe? Onze bus kan er elk moment zijn. O, John, ja. Hij heeft een mooi huis in de buurt van Florence. Tenminste, dat heb ik gehoord. Niet dat wij ooit worden uitgenodigd, hè, Zoe? Natuurlijk is hij rijk. Het landgoed bij het grote huis is verkocht en ze hebben vier huizen gebouwd op de plaats waar het stond. Over ruimtelijke ordening gesproken! Ik weet niet wat hij met al dat geld doet. Ze zeggen dat hij nooit ergens heen gaat en hij is nu vijfenzeventig.’ De toeristenbus kwam langzaam de hoek om en stopte op het plein. Hij was bijna vol. Ik wilde haar vragen met wie ze was getrouwd. Wie was Zoe’s vader? Ze stonden al op de treden.
‘Kom je hier vanavond terug?’ vroeg ik.
‘We zijn om vijf uur terug, nietwaar, Zoe?’
‘Laten we iets gaan drinken,’ zei ik, en ik noemde mijn hotel. ‘Halfzeven?’
Ze riep iets terug, maar ik verstond het niet. Ik wuifde toen de bus wegreed, en toen hij uit het zicht was verdwenen, draaide ik me om. Wat ik over John Cosway had gehoord, maakte me zo blij dat ik bijna huppelend naar het hotel terugliep, naar Charles en Mark en Anna.