26

Hij moest naar de bioscoop gaan, het Odeon in Swiss Cottage. Het geld moest hij net als de vorige keer van banken opnemen en uit automaten halen, en hij moest het deze keer meenemen in een computertas. Het Odeon was een van die bioscopen met een heleboel zalen, en de film die hij moest kiezen, Bend it like Beckham , draaide in zaal drie. Hij moest naar de voorstelling van woensdagmiddag kwart over drie gaan en hij moest er om vijf over drie al zijn. Op dat onpopulaire tijdstip zouden de meeste plaatsen in de zaal leeg zijn. Hij moest op de vierde rij van achteren gaan zitten, helemaal aan de rechterkant, de allerlaatste plaats aan de rechterkant, als het kon. In het onwaarschijnlijke geval dat de vierde rij vol was moest hij naar de derde rij van achteren gaan.

Jeremy ergerde zich enorm aan haar filmkeuze en vroeg zich af of ze in de afgelopen week meer over hem aan de weet was gekomen. Wist ze dat sommige andere films die in het Odeon draaiden, zoals Unfaithful of About a Boy , beter bij hem zouden passen? Ze scheen ook te weten dat hij een computerbedrijfje had en dus gemakkelijk aan een computertas kon komen. Dat zou betekenen dat zij, of haar vriend, als er een vriend was, intelligent was, en dat betwijfelde hij. Het zou allemaal wel toeval zijn. Ten slotte had het meisje hem geïnstrueerd dat hij na een halfuur de tas onder zijn stoel moest leggen, zijn eigen stoel, niet de stoel voor hem, en weg moest gaan. Ze zouden hem zien en ze zouden de tas vinden. Maar hij mocht niet treuzelen en als hij de politie erbij haalde... Ach, zij, hij, wist heel goed dat hij de politie er niet bij zou halen.

Hij zou dat geld weer bij elkaar moeten halen, een vermoeiend karwei, en hij had deze keer maar anderhalve dag de tijd gekregen. Terwijl hij van geldautomaat naar geldautomaat en van bank naar bank liep, bedacht hij hoe klein het risico was dat ze liepen. Als hij naar de politie ging – naar Crippen, nam hij aan, of die Zulueta – zou hij ze moeten vertellen wat de inbrekers uit zijn appartement hadden gehaald, en dan was het afgelopen met hem. Als hij ze nog eens vijfduizend had gegeven, zou hij nog maar iets meer dan vijfduizend over hebben, en dat zat nog in beleggingen ook. Dat was al zijn spaargeld, en als dat op was, zou hij zijn auto of zelfs zijn huis moeten verkopen. Daar moet je nu niet aan denken, zei hij tegen zichzelf, ga morgen gewoon naar de bioscoop, geef ze het geld en denk dan eens goed na. Iemand met zijn intelligentie zou toch wel slimmer zijn dan een tiener in een zwart gewaad en haar idioot van een vriendje, als er al een vriendje was?

Will was nog maar een avond en een nacht in Star Street terug toen Kim wegging. De vorige middag, toen ze rond het middaguur terug was gekomen en verwachtte dat Will om drie of vier uur thuis zou zijn, had ze zijn kamer en keuken schoongemaakt en ‘gezellig’ gemaakt, zoals haar moeder het noemde. Alles was al schoon genoeg, maar Kim ging druk in de weer met stofzuiger, stofdoek en boenwas. Ze kocht roze tulpen en witte seringen en zette ze in de enige twee vazen die ze kon vinden, waarvan één eigenlijk een prullenbak was. En toen nam ze, ongeveer als een huisvrouw uit de jaren veertig die zich mooi maakte voor haar man, een douche en trok ze de dunne zomerjurk aan die ze zaterdag had gekocht. Op het laatste moment herinnerde ze zich dat ze de lakens van Wills bed niet had verschoond, wat erg belangrijk was voor haar plan. Ze ging het meteen doen.

Ze had die ochtend haar haar laten doen door een van haar collega’s, die speciaal naar haar moeders huis kwam. Meestal gebruikte ze weinig of geen make-up, maar deze middag had ze zich zorgvuldig opgemaakt en meer aandacht aan haar nagels geschonken dan ze anders deed. Toen ze zichzelf in de badkamerspiegel bekeek – de enige spiegel in het appartement – vond ze dat ze veel op Cindy Crawford leek, maar dan jonger.

Becky bracht Will drie uur later naar huis dan Kim had verwacht. Inmiddels was de kip te gaar gekookt, waren de ovenfrites zwart geworden en opgedroogd en had ze zich opnieuw opgemaakt. Ze was dus al kwaad, maar dat werd nog erger toen Becky met Will mee naar binnen kwam. Een man van zijn leeftijd wilde toch niet dat zijn tante als een moederkloek achter hem aan liep?

‘Je bent erg laat.’ Kim besefte dat ze nu net als haar moeder klonk.

‘Ik geloof niet dat we een bepaalde tijd hadden afgesproken,’ zei Becky.

‘Will zei dat hij niet laat zou komen. Dat zei hij vrijdag.’

Becky pakte een fles wijn uit Wills koelkast en trok de kurk eruit. Ze moest hem daar zelf hebben neergezet, want Will dronk nooit wijn en Kim had er meestal het geld niet voor. Maar ze accepteerde het glas dat Becky haar aanbood. Ze had het nodig.

‘Zeven uur is toch niet laat?’ zei Becky vriendelijk. Ze dronk haar wijn erg snel, schonk zich nog een glas in en zei dat het appartement er heel netjes uitzag. Kim vond dat prettig, ze begon tot rust te komen, maar toch wilde ze dat Becky wegging. Waarom bleef ze nou hangen? Ze had een eigen huis en een vriend.

Maar Becky bleef en praatte maar door. Ze zei dat ze blij was met deze gelegenheid om Kim beter te leren kennen, en dat ze er zo leuk uitzag, en dat Will, al kwam er een etensgeur uit de keuken, niet meer hoefde te eten, want dat had hij al gedaan voordat ze uit Gloucester Avenue waren vertrokken. Kim zette de oven uit en zodra Becky eindelijk weg was en de voordeur achter haar dicht was, kieperde ze al het eten in de afvalbak. Inmiddels had Will de televisie al een halfuur aanstaan. Hij had Kim toegelachen en begroet, maar daarna had hij geen woord meer gezegd.

Moedeloos ging ze naast hem zitten en keek naar de serie. Omdat ze de vorige afleveringen niet had gezien, begreep ze er niets van. Trouwens, het drong nauwelijks tot haar door. Ze dacht aan haar plan. Ze had zich toch niet in Wills gevoelens voor haar vergist? Toen ze vorige week een keer samen op de bank zaten, had ze zijn hand vastgepakt en blijkbaar had hij dat wel prettig gevonden. Op een avond, toen ze naar bed gingen, had ze haar armen om hem heen geslagen en toen had hij dat ook bij haar gedaan, erg strak, zoals het zoontje van haar broer Wayne deed als ze hem iets had gegeven. Om de een of andere reden vond ze dat geen prettige vergelijking, alsof ze Will als een kind beschouwde, en dat was belachelijk en onmogelijk, want hij was een volwassen man van een meter tachtig die zich moest scheren.

Ze pakte nu zijn hand vast en hij keek haar met een stralende glimlach aan. De serie werd gevolgd door een andere serie, ditmaal over politie in plaats van mensen in een café, en toen door het journaal. Will wilde nooit het journaal zien, en hij speelde met de afstandsbediening tot hij een komiek en een stel langbenige meisjes in glitterende beha’s en minirokken had gevonden.

‘Ben je niet moe?’ vroeg Kim. ‘Het is laat.’

‘Ik wil dit programma zien. Ik ga naar bed als het voorbij is. Dat beloof ik.’

Ook dat deed haar aan haar achtjarige neefje denken. Had ze nou maar nooit aan hem gedacht, want nu kon ze de vergelijking niet meer uit haar hoofd zetten. Alles wat Will zei: ‘Straks, straks’, en ‘Ik kom, ik zéí toch dat ik kwam’, leek op de dingen die Keiths zoontje zei. Eindelijk was het programma afgelopen en had de gehoorzame Will de televisie uitgezet en was hij naar de badkamer gegaan. Ze deed alle lichten uit, behalve de lamp op zijn nachtkastje, en trok de gordijnen om haar bed dicht om haar nachthemd aan te trekken, een nieuw, kort en pastelblauw hemd. Hij had nooit op haar nachtkleding gelet, maar misschien viel dit hem op.

Maar toen hij in pyjama tevoorschijn kwam, werd ze plotseling verlegen en trok ze het gordijn vlug dicht. Haar hart bonsde. Ze hoorde dat Will in bed stapte. Hij deed de lamp uit en het was donker in de kamer. Dat was iets waarop ze niet had gerekend, maar ze durfde de lamp niet weer aan te doen. Ze gaf het bijna op, maar dacht toen: als ik het niet doe, kan ik hier niet blijven, niet met die gevoelens die ik heb. Het wordt geweldig als ik hem eenmaal heb laten zien dat ik het wil, misschien wacht hij daarop, vijf minuten en hij is hartstikke blij dat ik hem heb laten zien wat ik voel. Ze kwam achter het gordijn vandaan, ging naar Wills bed en fluisterde: ‘Will, Will...’

‘Wat is er?’ Hij sliep al bijna.

‘Mag ik bij je in bed komen?’

Ze wachtte niet op een antwoord, maar trok het dekbed omhoog en ging naast hem liggen. Hij zou, hij móést zijn armen om haar heen slaan. En ze zou hem haar nachthemd laten uittrekken; dat zou hij leuk vinden. Ze legde haar handen op zijn borst en bracht haar mond naar de zijne. Wat toen gebeurde, was erger dan alles waar ze bang voor was geweest. Hij wendde zijn hoofd af, zodat zijn dikke blonde haar in haar gezicht kwam, en schudde haar handen van zich af.

‘Ik hou niet van andere mensen in mijn bed,’ zei hij en hij rolde zich van haar af. Hij lag nu met zijn voorhoofd tegen de muur en zijn knieën tegen zijn kin. ‘Ga weg. Ga wég.’

En dus ging ze nu weg, om halfacht in de morgen, na een slapeloze nacht van onbegrip en schaamte. Will zou over een uur naar zijn werk gaan, maar ze wilde dat hij haar zag vertrekken, wilde hem laten inzien dat hij haar niet als een onbetaalde werkster en kokkin kon behandelen als ze niet zijn vriendin was. Maar hij scheen het incident van de afgelopen nacht helemaal te zijn vergeten.

‘Ik ga weg, Will,’ had ze tegen hem gezegd. ‘Ik hou het niet meer uit. Ik ben niet je moeder, die in je kamer slaapt als je ‘s nachts bang bent.’

‘Mijn moeder is dood,’ zei hij heel opgewekt, ‘maar ik heb Becky.’

Ze kon hem wel aanvliegen, met haar vuisten op hem inbeuken en hem krabben met haar lange nagels. In plaats daarvan pakte ze de rest van haar spullen in. Omdat hij niet aanbood haar koffers naar beneden te dragen, zette ze ze zelf buiten de deur. Ze zou ze naar haar werk moeten meenemen, en daarna naar huis; nou ja, het zou geweldig zijn als de drie meiden die ze kende hun flat in Kilburn met haar wilden delen. Zo niet, dan zou ze naar haar ouders in Harlesden teruggaan.

‘Tot ziens, Will,’ zei ze.

Hij keek naar het ontbijtprogramma en draaide zich niet eens om. ‘Daag.’

Om James te kunnen vertellen dat ze hem nooit meer wilde zien, moest Becky dronken worden. Ze was er al erg genoeg aan toe geweest toen ze van Star Street naar huis reed. Twee keer kwam ze met haar wielen op het trottoir en op een gegeven moment raakte ze op een haar na de achterkant van een andere auto. De bestuurder zei dat ze tegen zijn bumper was gekomen, maar daar was niets op te zien. Hij had haar de huid volgescholden en gezegd dat ze ‘ladderzat’ was en dat ze zich moest schamen.

Als ze niet dronken was geweest, zou ze hebben begrepen dat het niet erg moedig was en zeker niet welgemanierd, om door de telefoon tegen je minnaar te zeggen dat je het uitmaakte. Maar in de aangename stemming waarin ze verkeerde, waarbij het was of de kamer in golven op en neer ging, liet ze zich niet belemmeren door ethische gevoelens. Ze belde James, zei dat hun relatie voorbij was en verzocht hem geen contact meer met haar op te nemen.

‘Becky, hoeveel heb je gedronken?’

‘Weet ik niet,’ zei ze. ‘Niet veel. Helemaal niet veel.’

‘Je denkt waarschijnlijk dat ik niet heb gemerkt dat je steeds stiekem een slokje neemt. Nou, dat heb ik echt wel gemerkt.’

‘Ik haat je,’ zei ze, zoals Will had kunnen zeggen en zoals Will nooit zou zeggen. Haar woorden kwamen er onduidelijk uit. ‘Jij bent een puri-puri-puriteinische moralister... mo-ra-list, mo-ra-list, preutse lul.’

Ze gooide de hoorn op de haak voordat hij dat kon doen. Hij was alles wat ze had gezegd, en hij deed lelijk tegen Will, en hij was ongeduldig en... nou ja, allerlei andere dingen. Ze wist niet welke dingen, want ze was in slaap gevallen.

De volgende dag voelde ze zich zo beroerd dat ze naar kantoor belde en zei dat ze niet kon komen, want ze had een zomergriepje. Ondanks aspirines, Alka-Seltzer en ten slotte een borrel kostte het haar de hele ochtend en het grootste deel van de middag om bij te komen. Ze begon zich te schamen en zichzelf verwijten te maken. Ze voelde zich ook schuldig, want ze vroeg zich af of Kim Beatty iets vreemds aan haar had gemerkt. Ze mocht toch wel een paar glaasjes drinken? Will had niet bij haar weg gewild, en na het middageten had hij haar steeds weer gevraagd of hij mocht blijven, of ze hem niet naar Star Street terug zou brengen. Hij was de afgelopen twee dagen zo blij geweest. Er was genoeg ruimte bij haar thuis, het was niet waar dat ze geen tweede slaapkamer had. Die kamer was groot genoeg voor hem. Meer verlangde hij niet.

Het was lang geleden dat ze hem voor het laatst had horen zeuren, maar nu had hij dat gedaan. ‘Alsjeblieft, alsjeblieft, toe nou, laat me blijven. Zeg dat ik mag blijven, Becky. Toe dan.’

‘Je bent graag bij Kim, hè? Je bent niet alleen.’

Voordat hij verder ging met smeken, had hij haar aangekeken alsof hij amper wist wie Kim was. En ze was ervan overtuigd geweest dat het voor beiden een goede regeling was. Ze had zich op een gegeven moment zelfs afgevraagd of het onvermijdelijke al was gebeurd, want ze geloofde dat Kim dat wilde en Will misschien ook wel, en dat ze dus minnaars waren geworden. Nu wist ze bijna zeker dat ze zich had vergist. Had ze, zij het maar gedeeltelijk bewust, geprobeerd Will aan iemand te koppelen? Het bloed steeg naar haar hoofd.

‘Ik wil hier bij je blijven, Becky. Je laat me toch niet weggaan?’

Door weer naar de gin te grijpen was ze de middag doorgekomen. Hij had met een dof gezicht televisiegekeken. Ze dwong zichzelf het onderwerp weer ter sprake te brengen toen hij een halfuur niet had gezeurd.

‘Je kunt hier niet blijven, Will. Toe, vraag me dat niet opnieuw. Ik ga je lievelingseten voor je klaarmaken, gebakken eieren met worst en aardappeltjes, en dan breng ik je naar huis.’

Hij had daar niets op gezegd.

De hanger was weg. Ondanks hun grote vermoeidheid hadden ze de kamer doorzocht en waren ze de trap op en neer geweest en hadden ze op straat gekeken, maar vergeefs. Blijkbaar was de sluiting losgeraakt en was de ketting met de diamant op de grond gevallen toen ze met zijn drieën in de mensenmassa op de Mall stonden.

Julitta zei steeds maar weer dat ze de klok zou willen terugdraaien. Had ze dat verrekte ding maar niet gedragen! Daar zou ze nu alles voor geven.

‘Je hebt nu niets meer te geven,’ snauwde Anwar, al had Julitta nog steeds haar deel van de tienduizend en was hij niet van plan geweest haar de hanger te laten houden. ‘Het is toch al te laat, dus je kunt wel ophouden met huilen. Ik heb niks aan een stom jankend wijf.’

Maar Julitta bleef snikken. ‘Iemand heeft hem opgeraapt en gehouden,’ snotterde ze, zich niet bewust van de ironie. ‘Verrekte dieven.’

Flint sleepte haar naar huis. Het was drie uur in de nacht. Toen ze weg waren, maakte Anwar een kopje chocolademelk op zijn gasstelletje klaar en kruimelde daar wat losse chocolade op. Hij kon zo goed nadenken. Hijzelf, niet Julitta, was degene geweest die de abaya had gedragen en Jeremy’s rugzak in Aberdeen Place had opgepikt. Zoals ook zijn bedoeling was geweest, had de patser gedacht dat het een meisje was. Misschien zou hij het nog een keer moeten doen. Aan de andere kant was het hun beurt.

Ditmaal kon Flint het geld ophalen, en als het ze een derde keer lukte, zou het Julitta’s beurt zijn. De patser was te bang om iets tegen hen te kunnen uitrichten. Keefer, die weer cocaïne naast zijn methadon was gaan gebruiken, een gevaarlijke combinatie, was inmiddels zo comateus en versuft dat hij en Flint hem tussen zich in naar beneden hadden gedragen, in het witte busje hadden gelegd en op de stoep van het St Mary’s-ziekenhuis hadden gedumpt. Zo zag je maar weer, dacht Anwar, als mensen met een zwakke wil of een laag IQ opeens geld in handen kregen, steeg het ze naar het hoofd.

Hij dronk zijn chocolademelk op, kroop onder zijn dekbed en sliep binnen twee minuten.

De volgende middag om twee uur kwamen ze pas weer bij elkaar, en dat was blijkbaar te vroeg voor Julitta, want die gaapte aan een stuk door. Ze scheen over het verlies van de hanger heen te zijn, maar dat was moeilijk te zeggen bij iemand die het grootste deel van de tijd haar mond open had. Ze bespraken plannen om de tweede portie geld binnen te halen.

Flint wilde zich met een tulband en een djellaba vermommen, maar voelde zich vernederd toen Anwar hem vertelde dat het hoofddeksel en kledingstuk tot verschillende culturen behoorden. Hij kon beter zijn zwarte jasje met capuchon dragen en een zonnebril opzetten.

‘Ik kan een snorretje bij de feestwinkel halen.’

‘En mijn moeder heeft een pruik,’ voegde Julitta daaraan toe. ‘Die had ze voor haar haaruitval.’

‘Doe eens normaal, ja?’ zei Anwar. ‘En hou eens op met gapen. Ik heb nou wel genoeg van je amandelen gezien.’

Uiteindelijk ging Flint in de door Anwar voorgestelde kleding naar het Odeon in Swiss Cottage: spijkerbroek, hoge zwarte schoenen, wijd jasje met capuchon, grote zonnebril. Hij had een opgerolde draagtas van Tesco in een van zijn zakken. De patser had opdracht gekregen de bioscoop om vijf over drie binnen te gaan, maar Flint was niet verbaasd hem om drie minuten voor drie vanaf de bushalte de straat te zien oversteken, met een computertas in zijn hand. Over zenuwen gesproken. Hij zou niet voor kwart voor vier durven weggaan. Flint ging naar de overkant om een kop koffie te drinken.

Jeremy zat helemaal rechts op de vierde rij van achteren, met de computertas op zijn schoot. Hij keek in de bioscoop om zich heen, zoekend naar een vrouw in een zwart gewaad. Niemand. De enige andere mensen waren twee vrouwen van middelbare leeftijd die bij elkaar hoorden, een vrouw met een kind van een jaar of zes en een stuk of wat mannen alleen. De reclamespotjes en trailers waren nog aan de gang toen het halfuur om was. Hij keek weer om zich heen en vroeg zich af of er eerder ook zeven mensen in de bioscoop hadden gezeten, inclusief hijzelf, of acht. Had die figuur in dat jasje met capuchon daar vanaf het begin gezeten of was hij later binnengekomen? Het maakte niet veel uit. Was het een man of een meisje? De figuur leek te tenger voor een man, zelfs een erg jonge man. De handen, waaraan je altijd kon zien of iemand man of vrouw was, gingen schuil in zwarte handschoenen. Toch moest dat hetzelfde meisje zijn. Ze was even lang en voorzover hij kon nagaan, had ze ook dezelfde bouw. Hij onderdrukte een zucht, die toch al overbodig was in deze omstandigheden, zette de computertas onder zijn stoel, stond op en ging weg.

Flint, die ooit acteur had willen worden – Hollywood, India of gewoon op tv – en daar soms nog van droomde, speelde de rol van een meisje dat nonchalant de bioscoop uit liep. Achter de scheidingswand tussen de achterste rij en de ingang en de hal bleef hij staan. Hij keek vijf minuten over de bovenrand naar het witte doek en slenterde toen een meter of twee door het gangpad om te gaan zitten waar de patser had gezeten. De film was begonnen. Eigenlijk jammer dat hij weg moest gaan, hij vond het best een mooie film, maar als je aan het werk was, was je aan het werk, zei hij deugdzaam tegen zichzelf. Hij was hier voor zaken. Hij trok de tas onder de stoel vandaan, deed hem in de Tesco-draagtas en ging naar buiten. Blijkbaar zag niemand hem vertrekken en kon het ook niemand iets schelen.

In St Michael’s Street, lieten Flint en Julitta het openen van de tas aan Anwar over. Hij pakte de pakjes bankbiljetten eruit om ze te tellen. Vijfduizend pond. Op de bodem van de tas lag een A4’tje waarop met een computer iets was afgedrukt.

‘Jullie hebben nu vijftienduizend pond van me gehad, en dat is genoeg,’ las Anwar hardop. ‘Als jullie nog meer willen vragen, denk dan eerst goed na. Ik betaal jullie schofterige dieven geen spie meer, ik herhaal, geen spie. Dreig maar wat jullie willen. Jullie hebben nu al mijn spaargeld en er is niets meer.’

‘Wat is een spie?’ vroeg Julitta.

‘Een penny, stomme trut. Een van die kleine koperen dingen.’

‘Waarom zouden we er daar een van willen hebben?’

‘Hé, rot op,’ zei Anwar. ‘Goed nadenken, zegt hij. Ik denk na en wat ik denk, is dat hij verdomme gaat doen wat wij zeggen. Het is gek, maar totdat dat stomme kreng die diamant verloor, had ik al bijna besloten ermee te kappen.’ Hij keek waarschuwend naar Julitta, die haar mond had opengedaan, vermoedelijk om hem te vragen het te vertalen. ‘Nu niet meer. We moeten nog eens vijfduizend hebben. Hij krijgt zijn verdiende loon. Of beter gezegd, wij krijgen dat.’

‘Goed denkwerk,’ zei Flint.