21

Hij was akkoord gegaan met alles wat ze vroeg, want hij kon niet anders. Op alle levensterreinen hebben de meeste mensen een of andere keuze. Het hangt er natuurlijk van af wat ze hebben gedaan en wat de dreiging is. Een paar vieze foto’s die in de verkeerde handen zijn gevallen, een slippertje dat bekendgemaakt dreigt te worden; een vindingrijke man of vrouw kan daarmee afrekenen of moedig de gevolgen aanvaarden door zich niet te laten chanteren. Maar als de afpersers dreigen een moordenaar aan te geven, of de bewijzen voor zijn daden te leveren, zit er voor die moordenaar niets anders op dan op hun eisen in te gaan. Zo’n bekendmaking is erger dan wat ze ook van hem verlangen.

Ze vroeg om tienduizend pond. Ze was alleen, zei ze, maar hij geloofde haar niet. Toen ze zei dat ze de inbraak niet in haar eentje had gepleegd, maar met een ander samen, haar vriendje, maar dat die het geldkistje niet had gezien en niet wist wat ze erin had gevonden, toen ze zei dat haar vader het had opengebroken maar niet besefte wat de inhoud betekende, toen geloofde hij haar gedeeltelijk. Alleen een vrouw, zei ze, zou inzien wat dat voor voorwerpen waren en wat hun betekenis was, en dat begreep hij. Het zou waar kunnen zijn. Ze wilde tienduizend pond, ze was arm, zij en haar vriendje hadden het geld nodig voor de aanbetaling op een woning, ze moesten ergens in Londen wonen en de prijzen in Londen rezen de pan uit. Goed, misschien wilde ze later nog meer, ze kon niet garanderen dat ze dat niet zou willen, een beetje meer. Al die openhartigheid kon hem bijna overtuigen. Maar of hij nu overtuigd was of niet, hij moest betalen, hij moest haar ontmoeten en betalen. Dat moest hij, om tijd te winnen en omdat hij geen kant op kon.

Ze zou hem de volgende dag bellen om een tijd en een plaats door te geven.

‘Wacht daar niet te lang mee,’ zei hij. Hij vond het verschrikkelijk om te smeken, maar hij was bang dat hij gek zou worden als hij nog eens zo’n dag zou moeten doormaken. ‘In de ochtend, graag.’

‘Goed, ik zal het proberen.’

Nadat ze de verbinding had verbroken, volgde er een verschrikkelijke stilte. Hij had het gevoel, daar midden in Paddington, in het hart van een grote overvolle wereldstad, dat Londen nog nooit zo stil was geweest. Hij begon hardop in zichzelf te praten.

‘Ze heeft gebeld,’ zei hij, schreeuwend in de stilte. ‘Ze heeft gebeld. Het wachten is tenminste voorbij. Het is voorbij, ik weet nu het ergste en ik kan slapen.’

Maar dat kon hij niet. Hij lag een tijdje wakker in het donker, en toen met het licht aan. Hij dacht erover na, dacht over zichzelf na. Hij hechtte niet erg aan het leven, niet als hij of iemand die hij bedrieglijk zijn andere ik noemde, doorging met het doden van vrouwen. Maar als ze naar de politie ging, zou hij niet sterven, zou hij jarenlang in de gevangenis rotten. Die gedachte kon hij niet aan. De dood zou niet zo erg zijn, maar de dood was niet zo gemakkelijk te verkrijgen. Hij lag op zijn buik, toen op zijn zij, toen op zijn rug. Op een gegeven moment zei hij, bijna ingedommeld, tegen zichzelf dat ze om zes uur ‘s morgens zou bellen, of om zeven uur. Hij had beter moeten weten. Zulke mensen gingen ‘s morgens vroeg naar bed. Vanaf zes of zeven uur zou ze slapen, tot het tijd was om op te staan, om een uur of drie. Drie uur in de middag was haar ochtend. Om acht uur stond hij op, hij dronk wat water, liet zich op het bed vallen en viel in een diepe slaap, die tot het begin van de middag duurde. De gebeurtenissen van de vorige dag kwamen terug en hij herleefde ze allemaal, hoorde haar stem weer, herinnerde zich zijn besluit om te betalen. Toen hij was opgestaan, durfde hij niet eens te gaan douchen. Hij ging in zijn ochtendjas zitten wachten tot ze belde.

Becky belde Kim in de kapsalon. Als ze er zeker van was, als ze niet van gedachten veranderd was, zouden ze het kunnen proberen. Ze had met Will gepraat, hij had nauwelijks laten blijken of hij blij of juist niet blij met het idee was, maar ze kon merken dat hij het niet verschrikkelijk vond. In sommige opzichten vond hij het wel een prettig idee dat hij weer in zijn eigen huis in Star Street zou zijn. Hij had ook een paar keer gezegd dat hij het liefst zou willen dat Becky daar bij hem kwam logeren, maar dat vertelde ze niet aan Kim. Daarna pakte ze zijn spullen in en gingen ze met de auto op weg. Ze stopte onderweg bij de grote Sainsbury’s in Finchley Road om alle dingen in te slaan die Will graag at en ook een paar dingen waarvan ze dacht dat Kim ze zou willen hebben.

Alles gebeurde heel vroeg, zoals altijd wanneer je iets erg graag wilt. Je vertrekt heel vroeg naar het vliegtuig, want je verlangt ernaar om op je bestemming te zijn; je arriveert heel vroeg op de plaats van de bespreking waarvan je hele toekomst lijkt af te hangen, zodat je eerst nog vijf of tien minuten op straat heen en weer moet lopen. Becky bracht Will om vier uur naar Star Street, terwijl ze wist dat Kim daar niet voor vijf uur kon zijn. Ze gingen door de bewonersdeur naar binnen en beklommen de trap. Het appartement zat potdicht. Het was benauwd en stoffig. Becky zette de ramen open en stofte af. Ze zette thee en legde de pasteitjes neer die ze had gekocht. Haar schuldgevoel kwam terug, het schuldgevoel dat ze niet had gehad in de dagen dat ze haar plicht deed, en ze vroeg zich af wat haar zus van haar zou hebben gevonden, van haar verlangen om van die arme jongen verlost te zijn, haar enige familielid, dat jongetje dat moederloos was achtergebleven en dat... anders was dan andere kleine jongetjes.

Om precies vijf uur belde Kim enkele keren hard aan. Becky ging vlug naar beneden om open te doen.

‘Ik ben toch niet te laat?’

‘Je bent precies op tijd.’ Becky wilde zeggen, je hoeft ook niet de enige trein van vandaag te halen, je gaat niet naar het sollicitatiegesprek van je leven, maar Kim zou haar net zomin begrijpen als Will. In plaats daarvan glimlachte ze.

Nu kon ze natuurlijk niet meteen weggaan. Ze moest Kim eerst laten zien waar alles was, de dingen uitleggen, haar over het inbraakalarm vertellen, de andere huurders. Ze moest gewoon nog even blijven om niet de schijn te wekken dat ze graag weg wilde. Uiteindelijk maakte ze het eten voor hen klaar, karbonade met aardappelpuree en worteltjes en doperwten. Kim zei steeds weer hoe mooi alles in het appartement was. Ze stond versteld van de grote kamer, het slaapkamergedeelte achter het gordijn, het comfort van het geïmproviseerde bed. De naargeestige Russische muziek die van de buren kwam, drong niet tot haar door.

Toen Becky wegging, was het negen uur, zaten Kim en Will voor de televisie en kwam er geen geluid meer uit Ludmila’s appartement. Becky stapte in haar auto en vroeg zich af of ze wel het recht had om weg te gaan. Zou het niet beter zijn als ze Will nog één nacht met zich meenam? Maar wat zou er kunnen gebeuren? Ze had tegen Kim gezegd dat ze moest bellen als hij het moeilijk had, dat ze altijd kon bellen en dat zij, Becky, dan meteen zou komen. De nacht ging voorbij, en vreemd genoeg sliep ze. Ze droomde van haar zus en Will als baby, maar verder werd haar nachtrust niet verstoord.

Jeremy was sinds de inbraak nooit meer thee komen drinken. Ochtend na ochtend had Inez de twee kopjes neergezet, zoals gewoonlijk, maar een daarvan bleef altijd ongebruikt. Ze wist dat hij boven was. Ze had zijn voetstappen op de trap gehoord en toen ze een keer op straat was, had ze hem achter een van zijn ramen gezien. Blijkbaar had hij besloten haar te laten vallen, als je iemand kon laten vallen van wie je een appartement huurde en die in hetzelfde huis woonde. Ze voelde zich een beetje gekwetst, maar niet zo erg. Het zou haar niet verbazen als hij, na een tijdlang ‘s morgens geen thee bij haar te hebben gedronken, zou gaan verhuizen. Op een dag zou hij gewoon naar haar toe komen en de huur opzeggen.

‘William is terug,’ zei Freddy, die door de binnendeur de winkel in kwam. Om de een of andere reden had hij sinds de inbraak blijkbaar besloten dat Inez nooit alleen in de winkel mocht zijn, en dus was hij elke morgen van ongeveer negen uur tot kwart voor tien bij haar in de winkel om haar te ‘helpen’. ‘En hij heeft een jongedame meegebracht.’

‘Becky?’

‘O, nee, Inez, een echt jónge dame. Ze zal wel zijn minnares zijn. Ze is blijven slapen. Ik hoorde gisteravond haar stem en vanmorgen opnieuw. Die muren zijn zo dun als papier, weet je.’

Inez wist dat niet. Bij de verbouwing had ze de muren met geluidwerend materiaal laten isoleren. Freddy’s nieuws verbaasde haar. Will met een vriendin! Was het de bedoeling dat ze bij hem ging wonen terwijl hij dezelfde huur bleef betalen, of beter gezegd, terwijl Becky dat deed? Zou dit net zo gaan als met Ludmila en Freddy? In elk geval had Becky het haar kunnen vertellen.

Terwijl ze daar nogal verontwaardigd over nadacht, ging de telefoon. Het was Becky, die het haar vertelde.

‘Het is maar tijdelijk, Inez. Ze wonen niet samen. Ze is daar om op hem te passen tot hij beter is.’

Inez had in geen maanden Becky’s stem zo opgewekt horen klinken.

‘Hij denkt dat je op 8 juni met hem gaat trouwen?’ Algy was diep geschokt. Hij liet zich moeizaam op een stoel zakken. ‘En die andere, Rowley Huppeldepup, denkt dat je op de vijftiende met hém gaat trouwen?’

Uit de diepten van een van de fauteuils kwam een rommelend geluid, ongeveer als van een metrotrein die ergens onder je voeten voorbijgaat. Het was Reem Sharif, die lachte. Na een late oppas was ze blijven slapen en ze was nu bezig het ontbijt van het gezicht van Carmel en Bryn te vegen.

‘Ik snap niet waar je je zo druk om maakt,’ zei Zeinab. ‘Ik ga niet echt met hen trouwen, Algy.’

‘Zie je dan niet wat er kan gebeuren? Als een van die kerels erachter komt, barst de hel los. Het is tijd om ermee te stoppen, om het af te kappen voordat het te laat is.’

‘Ik heb het tenminste niet ook met Orville aangelegd. En hij heeft het heus wel gevraagd.’

Zeinab zag er deze ochtend adembenemend uit in een nieuwe minirok van zwart linnen en, zoals de nieuwste mode voorschreef, een boerinnenblouse van witte mousseline met veel tierelantijntjes. Ze had aan elke hand een verlovingsring. ‘Kijk maar eens om je heen, Alge. Dan zie je wat het ons heeft opgeleverd. Digitale televisie en de fietsen van de kinderen. Die kroonluchter. En heb je gezien wat er op onze bankrekening staat sinds ik dat ding met diamanten en saffieren van Morton heb verkocht?’

‘Ik durf niet te kijken,’ zei Algy. ‘Je hebt me nog steeds niet verteld wat er in die grote doos zit die hier gisteren is bezorgd. Hij werd gebracht door twee kerels in een zwarte vrachtwagen met allemaal goud erop.’

‘Je had kunnen kijken. Ik heb geen geheimen voor jou. Dat weet je.’

‘Vertel hem maar wat het is, Suzanne.’ Reem maakte haar werk ongedaan door een bonbon in de mond van ieder kind te stoppen en ze weg te duwen. ‘Jaloezie is het ergste wat er is. Verlos die arme stakker uit zijn lijden.’

‘Weet je wat ik denk? Ik denk dat je met mij zou moeten trouwen. Vooral nu we gaan verhuizen. Dan kun je niet meer met een ander trouwen. Nou, ga je me nog vertellen wat er in die doos zat?’

‘O, dat wil ik best. Het was mijn trouwjurk. Zo, nu weet je het. De jurk die ik draag als ik met Morton trouw. Ik bedoel, die hij denkt dat ik zal dragen. O, moet je zien hoe laat het is. Ik had al een halfuur geleden op mijn werk moeten zijn.’

Deze keer hoefde hij niet zo lang te wachten. Ze belde om drie uur. Niets van wat ze zei verbaasde hem, al vond hij wel dat ze het slim aanpakte. Ongemerkte bankbiljetten, en hoe hij daaraan moest komen, rechtstreeks van zijn bank of uit geldautomaten. Het geld moest van verschillende plaatsen komen. Als hij vijfduizend pond bij elkaar had, moest hij de helft daarvan, in kleine wisselkantoren zoals je die achter in juwelierszaken bij Paddington Station had, in euro’s omzetten. De overige vijfduizend moest hij met behulp van creditcards opnemen bij verschillende Londense bankfilialen. Als de limiet van zijn creditcards ontoereikend was – dat leek haar onwaarschijnlijk – moest hij het geld van zijn rekening halen.

‘Dat duurt weken,’ zei Jeremy.

‘Ik geef je één week. Woensdag 29 mei. Dan bel ik je opnieuw, ongeveer om deze tijd, om regelingen te treffen.’

‘Wacht,’ zei hij. ‘Ik moet meer weten, ik moet...’

‘Ciao,’ zei ze en ze verbrak de verbinding.

Hij ging met een gin-tonic en een broodje kaas naar zijn dakterras. Hij had in zo’n 36 uur niet gegeten. De hyacinten waren uitgebloeid; de wasachtige bloemen waren kleverig geworden en roken naar rotting. Denk na, zei hij tegen zichzelf, denk hier logisch over na. Als hij niet betaalde, zou die vrouw met de sleutelring, de aansteker en de oorringen naar de politie gaan. De politie zou weten dat het echt Jacky Millers oorringen waren, want die vriendin van haar had gezien dat het paar dat hij zelf had gekocht en in de winkel had gelegd het verkeerde aantal briljanten had. Hoe zou ze zeggen dat ze eraan gekomen was? Natuurlijk zou ze hun niet het geldkistje laten zien. Ze wisten van de inbraak, ja, maar ze wisten niet dat een bewoner van het huis in Star Street de verdwenen sleutelring, aansteker en oorringen in zijn keukenkast had bewaard. Op de een of andere manier zou ze ervoor moeten zorgen dat de politie verband legde tussen die dingen en hem, en dat kon ze alleen maar doen door hun te vertellen dat de voorwerpen uit zijn flat waren gestolen.

Maar ze hoefde die dingen niet persoonlijk naar de politie te brengen. Ze kon ze opsturen, met een anoniem briefje erbij. Iets in de trant van: Gevonden in Jeremy Quicks appartement. Vraag hem maar eens hoe hij eraan is gekomen. Ze zouden het niet vertrouwen, zouden er zelfs een hekel aan hebben, maar ze konden het zich niet veroorloven om eraan voorbij te gaan. Crippen en zijn maats zouden naar hem toe komen en hem vragen hoe hij eraan was gekomen. Natuurlijk zou hij ontkennen dat hij er iets mee te maken had, hij had die dingen nooit eerder gezien. Maar als ze nu eens zijn vingerafdrukken op die dingen hadden gevonden? Hij had ze nooit afgeveegd, had daar nooit bij stilgestaan wanneer hij ze in handen had, al had hij de oorringen die hij in de winkel legde wel eerst afgeveegd. Als ze hem vroegen of ze zijn vingerafdrukken mochten nemen, zou hij ja moeten zeggen.

Hij moest ook onder ogen zien dat het meisje waarschijnlijk geen reputatie te verliezen had. Waarschijnlijk had ze toch al een strafblad. Als ze haar en misschien ook haar vriendje – hij wilde niet aan dat vriendje denken, want dat was ook een potentiële chanteur – van diefstal beschuldigden, wat kon haar dat dan schelen? Ze kreeg hooguit een voorwaardelijke straf of een paar weken taakstraf. Hij begon in te zien dat hij niet kon winnen. Tenzij...

Later in de middag ging hij naar beneden om te kijken wat voor wisselkantoren er in de buurt waren. Tot nu toe had hij, als hij buitenlands geld nodig had, zijn dollars of Duitse marken op het vliegveld gewisseld. Net als iedereen die altijd een bepaald kantoor gebruikt voor financiële transacties, was het hem nooit opgevallen dat er nog andere mogelijkheden waren. Maar nu hij de straat overstak, zag hij bij de winkel van meneer Khoury een bordje aan kettingen hangen: voordelig geld wisselen. Hij moest al duizend keer langs die winkel zijn gelopen zonder dat bordje te zien, of als hij het had gezien, was de betekenis niet tot hem doorgedrongen.

Om te oefenen ging hij naar binnen. Hij zag het getraliede loket achterin, ging daar staan en keek of er ergens een teken van leven was. Even later gebruikte hij de bel op de toonbank, en nu kwam meneer Khoury van achteren. Hij zag Jeremy, ging achter het loket zitten en zei: ‘Wat kan ik voor u doen, meneer?’

‘Ik wil honderd pond wisselen voor Amerikaanse dollars.’

‘Zoals u wilt. Ik zal het uitrekenen.’ De juwelier gebruikte een rekenmachine en noemde het bedrag. ‘Gaat u op vakantie in Florida?’ Toen hij geen antwoord kreeg, zei hij: ‘Misschien wilt u zo goed zijn, meneer, om mevrouw Ferry te vertellen dat haar horloge klaar is.’

Jeremy liet bijna zijn mond openvallen van schrik. De man wist dat hij hiernaast woonde! Vroeger had hij zich vaak verbaasd over de illusie van sommige mensen dat niemand in Londen zijn buren kende. Nogal bruusk zei hij: ‘Nou, bedankt, maar ik ben van gedachten veranderd.’

Meneer Khoury keek hem zwijgend na, met die ondoorgrondelijke blik die tot de misvatting heeft geleid dat iedereen wiens wieg ten oosten van Suez heeft gestaan kalm en fatalistisch is, berustend in kismet .

Evengoed, dacht Jeremy, wist hij nu hoe het ging. Wilde dat zeggen dat hij van plan was om aan de eisen van het meisje te voldoen? Zonder een specifiek doel begon hij naar het westen te lopen. Hij sloeg Norfolk Street in, richting Bayswater Road en Kensington Gardens. Hij had net zo goed behoefte aan frisse lucht als aan eten, en hoe vervuild de drukke straten ook waren, de lucht in de parken was altijd fris.

Hij stak de brede straat over en liep over een van de paden in de richting van Kensington en de Round Pond. Het was zonnig en warm, zelfs heet. Tot nu toe was hem dat niet opgevallen. Overal lagen stelletjes en individuele personen in het gras. In die parken leek het altijd of het grootste deel van de bevolking uit jonge meisjes bestond. Hadden ze geen baan of baby of andere bezigheden dan dat ze hier maar wat rondslenterden en honderduit praatten, sommigen de armen in elkaar gehaakt, anderen gewoon naast elkaar? Er waren hem tientallen voorbijgelopen, maar niet één van hen had die angstaanjagende opwinding bij hem gewekt. Hij ging tussen hen op het gras liggen en rook de groene, warme geur.