22
Verraad
Ze werd wakker van een vreemde man die haar arm schudde en toen ook Pantalaimon grommend wakker schrok, herkende ze Thorold. Hij hield in zijn trillende hand een naftalantaarn omhoog.
‘Juffrouw… juffrouw… sta snel op. Ik weet niet wat ik moet doen. Hij heeft geen instructies achtergelaten. Juffrouw, ik denk dat hij gek is geworden.’
‘Wat? Wat is er aan de hand?’
‘Lord Asriel, juffrouw. Sinds u naar bed bent gegaan, gedroeg hij zich als een waanzinnige. Ik heb hem nog nooit zo bezeten meegemaakt. Hij heeft een slee volgeladen met allemaal instrumenten en accu’s en nadat hij de honden had ingespannen is hij vertrokken. Maar juffrouw, hij heeft de jongen bij zich!’
‘Roger? Heeft hij Roger meegenomen?’
‘Hij zei me dat ik de jongen moest wekken en aankleden en ik heb er geen moment aan gedacht om hem tegen te spreken – de jongen vroeg de hele tijd naar u, juffrouw – maar Lord Asriel wilde alleen hem meenemen – weet u nog toen u hier binnenkwam, juffrouw? Hij geloofde niet wat hij zag toen u daar stond en wilde dat u wegging.’
Lyra’s hoofd tolde van vermoeidheid en angst en ze kon nauwelijks denken, maar ze zei toch: ‘Ja? Ja?’
‘Dat was omdat hij een kind nodig heeft om zijn experiment te voltooien, juffrouw! En Lord Asriel heeft een speciale manier om alles wat hij wil tot stand te brengen, hij hoeft alleen iets te roepen en dan…’
Nu bulderde het in Lyra’s hoofd alsof ze iets in haar bewustzijn wilde overstemmen.
Ze was uit bed gestapt en tastte juist naar haar kleren toen ze plotseling omviel en werd omhuld door een heftige wanhoopskreet. De kreet kwam weliswaar uit haar mond, maar maakte deel uit van een groter geheel. Het leek alsof wanhoop zich van haar meester had gemaakt. Want ze herinnerde zich zijn woorden: een ongekend grote energie verbindt het lichaam met de dæmon en om de kloof tussen verschillende werelden te overbruggen is een gigantische uitbarsting van energie nodig…
Op dat moment drong het tot haar door wat ze gedaan had.
Ze had heel deze moeizame weg afgelegd om Lord Asriel iets te brengen terwijl ze meende te weten wat hij wilde hebben. Maar het was de alethiometer helemaal niet. Hij wilde een kind.
Ze had hem Roger gebracht.
Daarom gilde hij ‘Jou heb ik niet geroepen!’ toen hij haar zag. Hij had een kind geroepen en het lot had hem zijn eigen dochter toegespeeld. Dat dacht hij althans, tot ze een stap opzij had gedaan en hem Roger had getoond.
O, bittere smart! Al die tijd had ze in haar ijver Roger te redden alles in het werk gesteld om hem te verraden…
Lyra trilde en snikte geëmotioneerd. Het kon niet waar zijn.
Thorold probeerde haar te troosten, maar hij kende de reden niet voor haar grenzeloze verdriet en kon haar alleen een nerveus klopje op haar schouder geven.
‘Iorek…’ snikte ze terwijl ze de bediende wegduwde. ‘Waar is Iorek Byrnison? Is de beer nog buiten?’
De oude man haalde hulpeloos zijn schouders op.
‘Help me!’ zei ze, nu over heel haar lijf rillend van zwakte en angst. ‘Help me met aankleden. Ik moet weg. Nú! Help me, snél!’
Hij zette de lantaarn neer en deed wat ze van hem verlangde. Als ze op zo’n heerszuchtige manier bevelen uitdeelde, leek ze sprekend op haar vader, ook al beefden haar lippen en was haar gezicht nat van de tranen. Terwijl Pantalaimon met zwiepende staart en een vacht waar de vonken haast vanaf sprongen ongedurig heen en weer drentelde, vloog Thorold om haar stugge, stinkende bontkleding te halen en haar bij het aankleden te helpen. Zodra alle knopen gesloten en alle veters vastgebonden waren, liep ze naar de deur. Ze voelde de koude als een zwaard in haar hals en ogenblikkelijk bevroren de tranen op haar wangen.
‘Iorek!’ riep ze. ‘Iorek Byrnison! Kom, ik heb je nodig!’
Sneeuw vloog in het rond van een berenlijf, metaal rinkelde en de beer stond naast haar. Hij had rustig onder de neerdwarrelende sneeuwvlokken liggen slapen. Bij het schijnsel van de lantaarn die Thorold achter het raam omhooghield, zag Lyra de langgerekte kop zonder aangezicht, de donkere oogkassen, het glanzen van witte pels onder roestzwart metaal en ze wilde hem omhelzen om troost te putten uit zijn ijzeren helm en zijn van ijs verstarde vacht.
‘Wat is er?’ zei hij.
‘We moeten Lord Asriel inhalen. Hij heeft Roger meegenomen en hij wil – ik durf er niet aan te denken – o, Iorek, ik smeek je, kom snel mee, mijn lief!’
‘Kom dan,’ zei hij. Ze sprong op zijn rug.
Ze hoefden zich niet af te vragen welke kant ze moesten opgaan: de sporen van de slee leidden vanaf het erf regelrecht naar de vlakte en Iorek volgde ze met grote sprongen. Lyra was inmiddels zozeer vertrouwd met zijn bewegingen dat ze volslagen automatisch op zijn rug haar evenwicht bewaarde. Hij rende sneller dan ooit over de dikke sneeuwdeken op de rotsachtige ondergrond en de platen van zijn pantser verschoven in een regelmatig dansend tempo onder haar.
De andere beren, die de vlammenwerper trokken, draafden zonder moeite achter hen aan. Het pad was goed zichtbaar want de maan stond hoog en het licht dat hij over de besneeuwde wereld wierp, was even helder als onlangs tijdens de ballonvaart: een wereld bestaande uit glanzend zilver en het diepste zwart. De sporen van Lord Asriels slee voerden rechtstreeks naar een gekartelde bergrug: grillige, scherpe pieken die oprezen tegen een hemel zo zwart als de lap fluweel van de alethiometer. Van de slee zelf was geen spoor te bekennen; of was daar een vederlichte beweging te zien tegen de flank van de hoogste piek? Lyra tuurde opnieuw; ze kneep haar ogen tot spleetjes en Pantalaimon vloog zo hoog als hij kon en keek met de scherpe ogen van een uil omlaag.
‘Ja,’ zei hij toen hij even later op haar pols neerstreek, ‘het is Lord Asriel. Hij zweept de honden op als een bezetene en er zit een kind op de slee…’
Lyra merkte dat Iorek Byrnison van tempo veranderde. Iets had zijn aandacht getrokken. Hij vertraagde zijn pas, hief zijn kop en keek naar rechts en naar links.
‘Wat is er?’ zei Lyra.
Hij zei niets. Hij luisterde aandachtig, maar zij hoorde niets. Toen klonk er toch iets: een raadselachtig ruisen en kraken in de verte. Het was een geluid dat ze al vaker had gehoord: het geluid van de aurora. Vanuit het niets was een stralende lichtsluier ontrold die nu trillend aan de noordelijke hemel hing. Al die onzichtbare miljarden en biljarden geladen deeltjes en, dacht ze, misschien ook Stof, toverden een stralende gloed in de bovenste laag van de atmosfeer. Het zou deze keer een nog schitterender en buitengewoner spektakel worden dan Lyra tot nog toe had aanschouwd, alsof de aurora wist welk drama zich op de grond afspeelde en dat wilde bijlichten met de meest ontzagwekkende effecten.
Maar geen van de beren keek op: hun aandacht was helemaal op de aarde gericht. Want uiteindelijk bleek niet de aurora Ioreks aandacht getrokken te hebben. Hij stond nu stokstil en Lyra liet zich van zijn rug glijden. Ze wist dat hij nu al zijn zintuigen onbelemmerd moest kunnen gebruiken. Iets zinde hem niet.
Lyra keek om zich heen. Ze keek achterom over de uitgestrekte open vlakte met aan het einde daarvan Lord Asriels huis, achterom naar de bergrug waar ze eerder over waren getrokken, maar ze zag niets. De aurora nam in sterkte toe. De eerste sluiers trilden en schoven in razende vaart opzij en erboven ontrolden en plooiden zich gerafelde gordijnen die ieder ogenblik groter en schitterender werden. Bogen en lussen golfden er tussen de beide einders doorheen en reikten met hun stralende linten tot aan het zenit. Duidelijker dan ooit hoorde ze het immense zingende suizen en sissen van onmetelijke, ongrijpbare krachten.
‘Heksen!’ riep een berenstem en opgelucht en blij draaide Lyra zich om.
Maar een zware snuit duwde haar ruw naar voren. Ze had geen adem meer over om een kreet te slaken en kon alleen nog hijgen en huiveren, want op de plek waar ze had gestaan, staken nu de groene veren van een pijl. De punt en de schacht hadden zich in de sneeuw geboord.
Dat kan toch niet! dacht ze versuft, maar het was echt waar, want een tweede pijl ketste af op het pantser van Iorek, die iets hoger stond dan zij. Het waren niet de heksen van Serafina Pekkala; ze behoorden tot een andere stam. Tien heksen cirkelden door de lucht, kwamen in duikvlucht omlaag om te schieten en zoefden daarna weer omhoog, en Lyra schold luidkeels alle vloeken die ze kende.
Iorek Byrnison deelde snel bevelen uit. Het was duidelijk dat de beren ervaring hadden met het vechten tegen heksen, want ze hadden zich ogenblikkelijk opgesteld in een defensieve formatie, maar de heksen voerden even bedreven hun aanval uit. Ze konden alleen van dichtbij raak schieten en om geen pijlen te verkwisten, doken ze omlaag en schoten de pijl op het laagste punt van hun duikvlucht, om dan weer meteen omhoog te vliegen. Maar als ze het laagste punt hadden bereikt en ze hun handen vol hadden aan de pijl en boog, waren ze kwetsbaar, en dan sprongen de beren bliksemsnel op om hen met door de lucht harkende klauwen naar de grond te trekken. Telkens als er een heks neerstortte, werd er korte metten mee gemaakt.
Lyra dook achter een rots tegen de grond, beducht voor de duikvluchten. Een paar heksen mikten op haar, maar de pijlen belandden een stuk verderop en toen Lyra omhoog keek, zag ze het merendeel van de heksenformatie de aftocht blazen.
Dit was weliswaar een opluchting, maar niet van lange duur, want uit de richting waarin de heksen verdwenen waren, schoten talloze anderen hen te hulp. En bij het heksenlegioen waren in de lucht glinsterende lichtjes te zien en boven de uitgestrekte Svalbardse vlakte, onder het stralende licht van de aurora, hoorde ze een gevreesd geluid. Het was het scherpe sputteren van een gasmotor. De zeppelin kwam naderbij met mevrouw Coulter en haar strijdmacht aan boord.
Iorek gromde een bevel en de beren stelden zich meteen op in een andere formatie. Lyra zag bij het spookachtige, flakkerende schijnsel van de hemel hoe ze snel hun vlammenwerper aflaadden. De voorhoede van het hekseneskader had het ook gezien en scheerde weer in duikvlucht omlaag. Ze schoten hun pijlenregen af, maar de beren vertrouwden op hun pantser en werkten snel door om het toestel op te richten: een lange hefboom die schuin omhoogstak met aan het uiteinde een soort kom of beker van een meter doorsnee en op de grond een groot, ijzeren vat waar rook en damp uit opsteeg.
Terwijl ze toekeek, sloeg er een felle vlam uit de ketel en een ploegje beren voerde geroutineerd hun handelingen uit. Twee trokken de lange arm van de vlammenwerper omlaag, een andere vulde de kom met scheppen vuur en op bevel lieten ze de hefboom schieten, zodat de vlammende zwavel hoog in de donkere lucht werd geslingerd.
De heksen doken nu in zulke groten getale op hen neer dat er bij het eerste schot al drie in de vlammen omkwamen, maar weldra werd duidelijk dat de zeppelin het eigenlijke doelwit was. De piloot had nog nooit een vlammenwerper gezien of hij onderschatte de kracht van het wapen, want hij vloog rechtstreeks op de beren af zonder het luchtschip te laten stijgen of van zijn koers af te wijken.
Toen bleek ook de zeppelin over een machtig wapen te beschikken: een machinegeweer dat aan de voorzijde van de gondel was aangebracht. Lyra zag van het pantser van enkele beren vonken afspringen en nog voordat ze het geratel van de kogels hoorde, zag ze de beren onder hun beschermend pantser ineenkrimpen. Ze schreeuwde van angst.
‘Er gebeurt hen niets,’ zei Iorek Byrnison. ‘Zulke kleine kogeltjes kunnen geen pantser doorboren.’
De vlammenwerper kwam opnieuw in actie: een massa vlammende zwavel werd nu pal naar de gondel omhoog geslingerd en het vuur spatte in een cascade van brandende brokstukken tegen de wanden uiteen. De zeppelin week naar links uit en vloog bulderend in een wijde boog weg, om vervolgens weer terug te keren naar de ploeg beren die snel naast het wapen doorwerkten. Zodra de zeppelin naderde, werd de hefboom van de vlammenwerper krakend omlaaggetrokken. Het machinegeweer blafte en spoot kogels en twee beren vielen neer, wat een diep gegrom ontlokte aan Iorek Byrnison. Toen het luchtschip vrijwel boven hun hoofd vloog, brulde een beer een bevel en de hefboom schoot opnieuw omhoog.
Deze keer sloeg de zwavel tegen de buitenwand van het met gas gevulde gedeelte van de zeppelin. Over het starre skelet was in olie gedrenkte zijde gespannen om het waterstofgas niet te laten ontsnappen en hoewel het doek zo stevig was dat het tegen een schrammetje kon, was een lading gloeiend gesteente toch te veel. De zijden stof reet open en zwavel en waterstofgas verbonden zich meteen tot een catastrofale vlammenzee.
Op slag werd het zijden omhulsel doorschijnend. Het skelet van de zeppelin werd zichtbaar en stak donker af tegen een oranje, rood en geel gekleurd hellevuur dat onwaarschijnlijk lang in de lucht bleef woeden, tot het uiteindelijk haast met tegenzin naar de grond dreef. Kleine gedaantes die zwart afstaken tegen de sneeuw en het vuur, tuimelden uit het gevaarte of renden er snel vandaan en heksen daalden uit de lucht om hen uit de vlammen te trekken. Nog geen minuut nadat de zeppelin de grond had geraakt, was er niet meer van over dan een massa verbogen metaal, een rookzuil en enkele smeulende flarden.
Maar de soldaten aan boord en ook de andere passagiers (hoewel Lyra te ver weg stond om mevrouw Coulter te zien, wist ze dat zij aanwezig moest zijn) draalden geen moment. Geholpen door de heksen, trokken ze het machinegeweer uit het wrak en stelden het op en nu begon een verwoed gevecht op de grond.
‘Kom,’ zei Iorek Byrnison. ‘Ze zullen het wel een poosje uitzingen.’
Hij brulde en een groep beren maakte zich los uit de slagorde om de rechterflank van de Tataren aan te vallen. Lyra merkte hoezeer hij ernaar verlangde bij hen te blijven, maar iedere vezel in haar lichaam schreeuwde onophoudelijk: verder! verder! en ze zag alleen nog beelden van Roger en Lord Asriel voor zich. Iorek Byrnison wist dat; hij begon de berg te beklimmen, keerde de strijd de rug toe en liet het aan zijn beren over de Tataren af te weren.
Ze klommen. Lyra deed haar uiterste best om voor zich uit te kijken, maar zelfs Pantalaimons uilenogen namen op de flank die ze beklommen geen enkele beweging waar. De sporen van Lord Asriels slee waren duidelijk te zien en Iorek volgde ze snel. Hij sprong in volle vaart door de sneeuw die hij als een stuivende wolk achter zich omhoog trapte. Ze hadden alles wat achter hen gebeurde letterlijk achter zich gelaten. Lyra had het slagveld verlaten. En ze had het gevoel dat ze de wereld verliet, zo ver was ze van alles verwijderd, zo gespannen was ze, zo hoog klommen ze en zo onwerkelijk en spookachtig was het licht dat hen omspoelde.
‘Iorek,’ zei ze, ‘denk je dat je Lee Scoresby zult terugvinden?’
‘Dood of levend, ik vind hem.’
‘En als je Serafina Pekkala ziet…’
‘Dan vertel ik haar wat je gedaan hebt.’
‘Dank je wel, Iorek,’ zei ze.
Ze zwegen een poosje. Lyra had het gevoel dat ze wegzonk in een soort trance tussen slapen en waken. Een toestand waarin ze bij vol bewustzijn leek te dromen: ze droomde dat beren haar naar een stad in de sterren droegen.
Ze wilde het Iorek Byrnison juist vertellen, toen hij langzamer begon te lopen en tot stilstand kwam.
‘De sporen lopen door,’ zei Iorek Byrnison. ‘Maar ik kan niet verder.’
Lyra sprong van zijn rug en kwam naast hem staan om te kijken. Ze stonden aan de rand van een afgrond. Het was niet duidelijk of het een scheur in het ijs was of een rotskloof, maar dat veranderde niets aan de toestand. Het enige wat er toe deed, was dat het een onpeilbaar diepe spleet was waarvan de bodem in duisternis was gehuld.
De sporen van Lord Asriels slee liepen tot aan de rand en vervolgens verder over een brug van samengeperste sneeuw.
Het was duidelijk dat deze brug onder het gewicht van de slee had geleden, want vlak bij de overkant van de kloof liep er een barst door de sneeuw en het deel aan deze kant van de barst was bijna een halve meter verzakt. De brug zou misschien nog net het gewicht van een kind kunnen dragen, maar onder een beer in volle wapenrusting zou hij beslist bezwijken.
De sporen van Lord Asriel liepen aan de overkant verder tegen de berghelling op. Als ze besloot haar weg te vervolgen, zou ze het alleen moeten doen.
Lyra draaide zich om naar Iorek Byrnison.
‘Ik moet er overheen,’ zei ze. ‘Bedankt voor alles wat je hebt gedaan. Ik weet niet wat er zal gebeuren als ik bij hem aankom. Misschien gaan we allemaal wel dood, of ik hem nu inhaal of niet. Maar áls ik terugkom, dan zal ik je opzoeken om je naar behoren te bedanken, koning Iorek Byrnison.’
Ze legde een hand op zijn kop. Hij stond het toe en knikte vriendelijk.
‘Het ga je goed, Lyra Zilvertong,’ zei hij.
Met bloedend hart draaide ze zich om en plaatste een voet op de brug. De sneeuw kraakte onder haar gewicht. Pantalaimon vloog over de brug naar de overkant, waar hij in de sneeuw ging zitten om haar aan te moedigen. Voetje voor voetje kwam ze vooruit en bij elke pas die ze deed, vroeg ze zich af of ze misschien niet beter kon rennen om dan op het laatste moment naar de overkant te springen of dat ze juist zo langzaam moest blijven lopen als ze nu deed en zo licht mogelijk op de sneeuw moest stappen. Halverwege klonk er opnieuw een luid gekraak. Vlakbij haar voet brokkelde een stuk sneeuw af dat in de afgrond viel en bij de scheur verzakte de brug nog een paar centimeter.
Zonder zich te verroeren bleef ze staan. Pantalaimon zat als een luipaard klaar om op te springen en haar te grijpen.
De brug bezweek niet. Ze deed nog een stap, daarna nog een en toen voelde ze iets onder haar voet wegzakken en ze sprong uit alle macht naar de overkant. Ze landde plat op haar buik in de sneeuw op het moment waarop achter haar de brug in zijn volle lengte met een zoevend geluid in de afgrond stortte.
Pantalaimons klauwen hielden haar bontjack stevig vast.
Een minuut later opende ze haar ogen en kroop van de rand vandaan naar boven. De terugweg was afgesneden. Ze stond op en zwaaide naar de beer die had toegekeken. Iorek Byrnison was als eerbetoon aan haar op zijn achterpoten gaan staan. Daarna draaide hij zich om en rende in volle vaart de berg af om zijn onderdanen bij te staan in hun strijd tegen mevrouw Coulter en de soldaten uit de zeppelin.
Lyra was alleen.