18

Mist en ijs

Lee Scoresby dekte Lyra met bont toe. Ze lag met opgetrokken knieën tegen Roger aan en de kinderen sliepen terwijl de ballon richting pool zeilde. De aëronaut controleerde regelmatig zijn instrumenten, kauwde op de sigaar die hij uiteraard in de buurt van al dat licht ontvlambare waterstofgas niet aanstak en dook ook zelf diep weg in zijn bontjas.

‘Dat meisje is behoorlijk belangrijk, hè?’ zei hij na enkele minuten.

‘Belangrijker dan ze zelf mag weten,’ zei Serafina Pekkala.

‘Betekent dat gewapende achtervolgers? Begrijp me goed, ik spreek als een praktisch mens die zijn boterham moet verdienen. Ik kan me geen trammelant veroorloven en ik wil ook mijn ballon niet aan flarden laten schieten zonder dat er vooraf over een schadeloosstelling is gesproken. Geloof me, mevrouw, ik wil niets afdoen aan het belang van deze expeditie, maar John Faa en de zigeuzen hebben me een gage betaald die net genoeg is om mijn tijd en mijn vakmanschap en de normale slijtage van de ballon te vergoeden, meer zit er niet in. Ik ben daarbij niet ingedekt tegen krijgshandelingen. En ik zeg u, mevrouw, als we Iorek Byrnison op Svalbard aan land zetten, geldt dat als een krijgshandeling.’

Hij spuugde bedachtzaam een kruimpje rookblad overboord.

‘Ik zou dus willen weten wat voor onheil en verstoringen we mogen verwachten,’ besloot hij zijn monoloog.

‘Het kan zijn dat er gevochten wordt,’ zei Serafina Pekkala. ‘Maar dat hebt u wel vaker gedaan.’

‘O ja, als ik ervoor betaald word. Maar waar het om gaat, is dat ik dacht dat dit een normale vervoersovereenkomst was en daar heb ik mijn tarief op gebaseerd. En ik vraag me af, na die kleine kloppartij daarginds, vraag ik me dus af tot hoever mijn verplichtingen als transporteur strekken. Bijvoorbeeld of ik mijn leven en mijn uitrusting op het spel moet zetten in een strijd tegen de beren. Of dat dit kind misschien vijanden op Svalbard heeft die even heetgebakerd zijn als die in Bolvangar. Ik snijd dit alleen aan om de tijd te doden.’

‘Meneer Scoresby,’ zei de heks. ‘Ik wou dat ik antwoord op uw vraag kon geven. Het enige wat ik kan zeggen is dat wij allen, mensen, heksen en beren, al in een oorlog verwikkeld zijn, hoewel niet iedereen dat beseft. Of u nu gevaar zult ontmoeten op Svalbard of er ongedeerd weer vandaan kunt vliegen, u bent een soldaat, in krijgsdienst, u staat onder de wapenen.’

‘Loopt u niet een beetje hard van stapel? Volgens mij moet een man zelf kunnen kiezen of hij naar de wapens grijpt of niet.’

‘Daar kunnen we evenmin zelf over beschikken als over onze eigen geboorte.’

‘O, maar ik houd ervan om zelf te beschikken,’ zei hij. ‘Ik houd ervan om zelf te bepalen welke klus ik aanneem, waar ik heen ga, wat ik eet en met wie ik een boom opzet. Houdt u er op zijn tijd niet van om te kiezen?’

Serafina Pekkala dacht na en zei toen: ‘Misschien verstaan we onder “kiezen” niet hetzelfde, meneer Scoresby. Heksen bezitten niets en daarom interesseert het ons niet iets van waarde te behouden of om winst te maken, en als het gaat om keuzen tussen twee zaken, kan ik u zeggen dat wie honderden jaren leeft, ook weet dat elke kans zich opnieuw zal voordoen. Onze behoeftes verschillen. U moet uw ballon repareren om hem in een goede staat te behouden en dat kost tijd en moeite, dat begrijp ik, maar als wij willen vliegen, rukken we gewoon een tak van een wolkden, het maakt niet uit welke tak en er zijn er bovendien meer dan genoeg. Wij voelen geen koude, dus warme kleren hebben we niet nodig. We kennen geen ruilmiddelen afgezien van onderlinge bijstand. Als een heks iets nodig heeft, zal een andere heks het aan haar afstaan. Als er een oorlog moet worden gestreden, dan zijn de kosten bij ons nooit een punt van overweging om de strijd al dan niet te rechtvaardigen. Wij kennen evenmin het begrip eer, zoals dat bijvoorbeeld bij de beren bestaat. Voor een beer is een belediging een kwestie van leven en dood. Voor ons is dat onvoorstelbaar. Hoe zou je een heks moeten beledigen? Wat zou het er toe doen als je haar beledigde?’

‘Wat dat betreft denk ik er net zo over. Schelden doet geen zeer, maar slaan veel meer. Maar mevrouw, ik hoop toch dat u mijn dilemma begrijpt. Ik ben een eenvoudige aëronaut en ik zou graag van een rustige oude dag willen genieten. Een boerderijtje kopen, een stuk of wat koeien, een koppel paarden Niets groots, ziet u. Geen paleis met slaven of bergen goud. Alleen ’s avonds de wind over de prairie, een lekkere sigaar en een glas bourbon. Nu is het zo dat dat geld kost. Daarom voer ik vluchten uit tegen betaling en na elke klus stuur ik wat goud naar de Wells Fargo Bank bij mij thuis, en zodra ik genoeg heb, mevrouw, dan verkoop ik deze ballon en boek een overtocht op een stoomschip naar Port Galveston en dan zie je mij nooit meer in de lucht.’

‘Dat is alweer een verschil met ons, meneer Scoresby. Een heks zal nog eerder ophouden met ademen dan dat ze het vliegen zal staken. Alleen als we vliegen, zijn we helemaal onszelf.’

‘Dat begrijp ik, mevrouw, en ik benijd u, maar dat genoegen deel ik niet. Voor mij is vliegen gewoon werk en ik ben gewoon iemand met belangstelling voor techniek. Ik zou net zo goed kleppen in een gasmotor kunnen bijstellen of de bedrading van anbarische circuits kunnen aanleggen. Maar ik heb hiervoor gekozen, begrijpt u. Het was mijn vrije keus. En daarom vind ik zo’n oorlog, waar ze me niets over gezegd hebben, een nogal verontrustend idee.’

‘De strijd van Iorek Byrnison met zijn koning maakt er ook deel van uit,’ zei de heks. ‘Dit kind is voorbestemd om daar een rol in te spelen.’

‘U hebt het over dingen die voorbestemd zijn,’ zei hij, ‘alsof alles al vaststaat. En ik weet niet of dat me aanspreekt, of eigenlijk bevalt het me net zomin als een oorlog waarvoor ik ben opgeroepen zonder dat ik daar iets van wist. Zou ik misschien mogen weten wat er met mijn vrije wil is gebeurd? En volgens mij heeft dit kind meer vrije wil dan wie dan ook. Wilt u nu beweren dat ze niet meer is dan een soort opwindbaar speeltje dat is afgesteld om een koers te volgen die ze zelf niet kan veranderen?’

‘We zijn allemaal onderhevig aan het noodlot. Maar we moeten ons niettemin gedragen alsof dat niet zo is,’ zei de heks, ‘of anders sterven van wanhoop. Met betrekking tot dit kind bestaat er een eigenaardige voorspelling: ze is voorbestemd om een eind te maken aan het voorbestemde. Maar ze zal dit moeten doen zonder het te weten, alsof het haar spontane aard was om zo te handelen en niet haar voorbestemde lot. Als haar gezegd zou worden wat ze moest doen, zal de hele onderneming mislukken. De dood zal dan in alle werelden rondwaren, en dat zou neerkomen op een eeuwige overwinning van de wanhoop. Van alle universums zal niet veel meer overblijven dan een stel aan elkaar gekoppelde blinde machines, die ontdaan zijn van denkvermogen, van gevoel, van leven…’

Ze keken omlaag naar Lyra wier slapende gezicht (althans wat ze daarvan onder de capuchon konden zien) was getekend door een koppige frons.

‘Ik denk dat in ieder geval een deel van haar dat beseft,’ zei de aëronaut. ‘Ze ziet eruit alsof ze erop voorbereid is. En hoe zit het met die jongen? U weet toch dat ze helemaal hiernaar toe is gekomen om hem uit de handen van die schurken te redden? Ze waren speelmakkertjes daar in Oxford, of waar het ook was. Wist u dat?’

‘Ja, dat weet ik. Lyra draagt iets van onschatbare waarde bij zich en het ziet ernaar uit dat het noodlot haar als koerierster gebruikt om het naar haar vader te brengen. Ze is helemaal hiernaar toe gekomen om haar vriendje te zoeken, zonder dat ze wist dat haar vriendje door het lot naar het Noorden was gebracht, opdat zij hem wellicht zou volgen en iets naar haar vader zou brengen.’

‘Dat is uw interpretatie.’

Voor het eerst vertoonde de heks tekenen van onzekerheid.

‘Ogenschijnlijk wel… Maar we kunnen niet in het duister schouwen, meneer Scoresby. Het is heel goed mogelijk dat ik ernaast zit.’

‘En zou ik mogen vragen hoe ú hierbij betrokken bent geraakt?’

‘Wij voelden met hart en ziel aan dat wat ze daar in Bolvangar uitspookten helemaal verkeerd was. Lyra is hun vijand, dus zijn wij haar vrienden. Veel meer duidelijkheid dan dat hebben we niet. En dan is er ook nog de vriendschap van mijn stam met het zigeuzenvolk, die dateert uit de tijd toen Farder Coram mijn leven heeft gered. We doen dit op hun verzoek. En zij hebben banden met Lord Asriel en verplichtingen jegens hem.’

‘Ik begrijp het. U sleept dus de ballon naar Svalbard omwille van de zigeuzen. Strekt die vriendschap ook zover dat u ons weer terug zult slepen? Of zal ik op een gunstige wind moeten wachten en in de tussentijd maar moeten hopen dat de beren me welgevallig zijn? Ik zeg het nogmaals, mevrouw, ik vraag dit alleen uit welgemeende belangstelling.’

‘Als we u kunnen helpen om naar Trollesund terug te komen, meneer Scoresby, dan zullen we dat niet nalaten. Maar we weten niet wat ons op Svalbard te wachten staat. De nieuwe koning van de beren heeft voor veel veranderingen gezorgd en de oude gebruiken zijn in onbruik geraakt, het kan een lastige landing worden. En ik weet niet hoe Lyra de weg naar haar vader zal vinden. Evenmin weet ik wat Iorek Byrnison van plan is, behalve dat zijn lot met het hare verbonden is.’

‘Ik weet daar even weinig van, mevrouw. Volgens mij heeft hij zich opgeworpen als een soort lijfwacht voor het meisje. U moet weten dat ze hem heeft geholpen om zijn wapenrusting terug te krijgen. Wie weet er nu iets van de gevoelens van beren? Maar als ooit een beer een mens zal liefhebben, dan houdt híj van haar. En wat de landing op Svalbard betreft, dat was nooit eenvoudig. Maar als ik op u mag rekenen om me in de goede richting te trekken, dan ben ik er al heel wat geruster op. En als ik op de een of andere manier iets voor u terug kan doen, zegt u het maar. Het zou trouwens prettig zijn als u me nog even zei aan welke kant ik eigenlijk sta in deze onzichtbare oorlog?’

‘We staan alle twee aan de kant van Lyra.’

‘O, zonder twijfel.’

Ze vlogen verder. Door het wolkendek onder hen viel met geen mogelijkheid vast te stellen hoe snel ze vooruitkwamen. Een ballon hing normaal gesproken uiteraard stil ten opzichte van de wind en dreef met dezelfde snelheid waarmee de lucht bewoog. Maar nu de ballon door de heksen werd getrokken, zeilde hij door de lucht in plaats van erop te drijven en bood hij bovendien veel weerstand tegen deze beweging, want de reusachtige met gas gevulde bol bezat niet de stroomlijn van een zeppelin. Dit had tot gevolg dat de mand alle kanten opslingerde en veel meer schommelde en schudde dan tijdens een normale vlucht.

Lee Scoresby maakte zich minder zorgen om zijn comfort dan om zijn instrumenten en hij was een poosje bezig om ze stevig aan het skelet van de mand vast te sjorren. Volgens de hoogtemeter vlogen ze op ongeveer tienduizend voet. De temperatuur was min twintig graden. Hij had weleens in koudere lucht gevlogen, maar niet véél kouder, en zover wilde hij het ook nu niet laten komen. Daarom rolde hij het zeildoek af dat als noodtent diende en spande het voor de slapende kinderen om hen tegen de wind te beschermen. Daarna ging hij met zijn rug tegen zijn oude wapenbroeder Iorek Byrnison liggen en viel ook in slaap.

Toen Lyra wakker werd, stond de maan hoog aan de hemel en alles wat ze zag was met zilver bedekt, van het rollende oppervlak van de wolken beneden haar tot de ijzelnaalden en ijspegels aan het want van de ballon.

Roger sliep, net zoals Lee Scoresby en de beer. Maar naast de ballon vloog de heksenkoningin gestaag voort.

‘Hoe ver zijn we nog van Svalbard?’ zei Lyra.

‘Als we geen tegenwind krijgen, zullen we binnen twaalf uur boven Svalbard vliegen.’

‘Waar gaan we landen?’

‘Dat hangt van het weer af. We moeten de klippen proberen te vermijden. Daarop leven wezens die alles wat beweegt aanvallen. Als het lukt, zetten we jou in het binnenland af, een stuk uit de buurt van het paleis van Iofur Raknison.’

‘Wat gebeurt er als ik Lord Asriel vind? Zal hij mee terug willen naar Oxford, of iets anders? En zal ik hem vertellen dat ik weet dat hij mijn vader is? Misschien wil hij liever net doen alsof hij mijn oom is. Eigenlijk ken ik hem nauwelijks.’

‘Hij zal niet terug naar Oxford willen gaan, Lyra. Er schijnt iets in een andere wereld gedaan te moeten worden en Lord Asriel is de enige die de kloof tussen die wereld en de onze kan overbruggen. Maar hij heeft iets nodig om hem daarbij te helpen.’

‘De alethiometer!’ zei Lyra. ‘De rector van het Jordan-college heeft hem mij gegeven en ik dacht dat hij nog iets over Lord Asriel wilde zeggen, maar hij had er alleen geen gelegenheid voor. Ik wist wel dat hij hem eigenlijk helemaal niet wilde vergiftigen. Moet hij de alethiometer raadplegen voor hij de brug kan slaan? Misschien kan ik hem helpen. Ik kan inmiddels de meter beter duiden dan wie ook.’

‘Ik weet het niet,’ zei Serafina Pekkala. ‘Hoe hij het zal doen en wat zijn taak zal zijn, kunnen we niet zeggen. Er zijn krachten die tot ons spreken en er zijn krachten die daar weer boven staan en er zijn zelfs geheimen van de allerhoogste orde.’

‘De alethiometer kan het me laten weten! Ik zou hem nu kunnen aflezen…’

Maar het was te koud. Het zou haar nooit zijn gelukt om hem vast te houden. Ze pakte zich dik in en trok de capuchon strak om haar hoofd tegen de kille wind, zodat er alleen nog een klein spleetje open was om door te kijken. Ver voor hen uit, een beetje lager, vlogen zes of zeven heksen op hun bezems van de wolkden en trokken aan het lange touw dat zich vanaf de ring van de ballon uitstrekte. De sterren fonkelden fel, kil en hard als diamanten.

‘Serafina Pekkala, waarom hebben jullie het niet koud?’

‘We voelen de kou wel, maar we trekken ons er niets van aan, omdat ze ons niet deert. En als we ons warm zouden inpakken, zouden we andere dingen niet voelen, zoals het ijle tinkelen van de sterren, of de muziek van de aurora, of dat allerheerlijkste, zijdeachtige gevoel van het maanlicht op onze huid. Dat weegt op tegen een beetje kou.’

‘Zou ik dat kunnen voelen?’

‘Nee. Je zou sterven als je je bontkleding uittrok. Blijf alsjeblieft warm ingepakt.’

‘Hoe lang leven heksen, Serafina Pekkala? Farder Coram beweert honderden jaren. Maar zo oud ziet u er helemaal niet uit.’

‘Ik ben meer dan driehonderd jaar. Onze oudste heksenmoeder is bijna duizend jaar. Op zekere dag zal Yambe-Akka haar komen halen. Op een dag zal ze ook mij komen halen. Zij is de godin van de dood. Ze komt glimlachend en vriendelijk naar je toe en dan weet je dat het tijd is om te sterven.’

‘Zijn er ook mannelijke heksen? Of alleen vrouwelijke?’

‘Er zijn mannen die ons dienen, zoals de consul in Trollesund. En er zijn mannen die wij als minnaar of echtgenoot nemen. Je bent nog zo jong, Lyra, te jong om dit te kunnen begrijpen, maar ik vertel het je toch, dan begrijp je het later wel: mannen fladderen als vlinders door ons gezichtsveld, het zijn wezens met een kortstondige levensduur. We houden van hen, ze zijn dapper, trots, mooi, knap, maar ze sterven haast ogenblikkelijk. Ze sterven zo snel, dat ons hart voortdurend van smart vervuld is. We dragen hun kinderen, die heks worden als het meisjes zijn en mens in het geval van de jongens, en in een oogwenk zijn ze weer verdwenen, gesneuveld, geveld, weg. Ook onze zonen. Als een jongetje opgroeit, denkt hij dat hij onsterfelijk is. Zijn moeder weet dat dit niet zo is. Elke keer is de pijn weer een beetje erger, tot ons hart uiteindelijk gebroken is. Misschien komt Yambe-Akka daarom tot ons. Zij is ouder dan de toendra. Misschien is een heksenleven voor haar even kortstondig als het leven van een mens voor ons is.’

‘Hield u van Farder Coram?’

‘Ja. Weet hij dat?’

‘Ik weet het niet, maar ik weet wel dat hij van u houdt.’

‘Toen hij mij redde was hij jong en sterk, een trotse en mooie man. Ik hield meteen van hem. Voor hem zou ik mijn aard hebben veranderd, zou ik hebben afgezien van het getinkel van de sterren en de muziek van de aurora, zou ik nooit meer hebben gevlogen; dat alles zou ik ogenblikkelijk, zonder erover na te denken hebben opgegeven, om een bootvrouw bij de zigeuzen te worden en voor hem te koken, om zijn bed te delen en zijn kinderen te dragen. Maar wat je bent, kun je niet veranderen, alleen wat je doet. Ik ben een heks. Hij is een mens. Ik ben lang genoeg bij hem gebleven om hem een kind te baren…’

‘Dat heeft hij nooit verteld! Was het een meisje? Een heks?’

‘Nee. Een jongen en hij is veertig jaar geleden tijdens de grote epidemie gestorven aan de ziekte die uit het oosten kwam. Het arme kind. Als een eendagsvlieg kwam hij in mijn leven en hij is er even snel weer uit verdwenen. Als altijd heeft het mijn hart verscheurd. En Farder Corams hart was gebroken. Toen bereikte mij het bericht dat ik naar mijn volk moest terugkeren, want Yambe-Akka had mijn moeder gehaald en nu was ik de koningin van mijn stam. Dus ik gehoorzaamde aan mijn plicht en vertrok.’

‘Hebt u Farder Coram nooit meer gezien?’

‘Nooit meer. Ik heb over zijn daden gehoord. Ik hoorde hoe hij door de Skrælings verwond was met een giftige pijl en ik liet kruiden en toverspreuken sturen om hem te helpen te herstellen, maar ik was niet sterk genoeg om hem onder ogen te komen. Ik heb gehoord hoezeer hij eronder geleden had en hoe zijn wijsheid toenam, hoeveel hij studeerde en las, en ik was trots op hem en op zijn goede aard. Maar ik hield me op een afstand, want het waren gevaarlijke tijden voor mijn stam en er dreigden heksenoorlogen, en bovendien dacht ik dat hij mij zou vergeten en een mensenvrouw zou zoeken…’

‘Dat zou hij nooit doen,’ zei Lyra met klem. ‘U zou naar hem toe moeten gaan. Hij houdt nog altijd van u, dat weet ik zeker.’

‘Maar hij zou zich schamen voor zijn leeftijd, en dat wil ik niet op mijn geweten hebben.’

‘Misschien is dat zo, maar u zou hem op zijn minst een boodschap kunnen sturen. Dat meen ik.’

Serafina Pekkala sprak lange tijd geen woord. Pantalaimon veranderde in een sterntje en vloog een ogenblik naar haar tak om te kijken of ze misschien te vrijpostig waren geweest.

Toen zei Lyra: ‘Serafina Pekkala, waarom hebben mensen een dæmon?’

‘Dat vraagt iedereen en niemand weet het antwoord. Zolang er mensen bestaan, zijn er ook dæmonen. Dat onderscheidt ons van de dieren.’

‘Ja! Natuurlijk zijn we anders dan dieren. Neem nou beren. Die zijn echt raar hè, beren. Soms denk je dat het net mensen zijn, en dan doen ze plotseling zoiets eigenaardigs of gewelddadigs dat je denkt dat je ze nooit zult begrijpen Maar weet u wat Iorek tegen mij zei? Hij zei dat zijn pantser voor hem hetzelfde was als een dæmon voor een mens. Het is zijn ziel, zei hij. Maar dan zijn ze toch weer anders, want hij heeft zijn pantser zélf gemaakt. Ze hebben zijn eerste wapenrusting van hem afgepakt toen ze hem hebben verbannen en toen heeft hij hemelijzer gevonden en daar een nieuwe wapenrusting van gesmeed, alsof hij een nieuwe ziel maakte. Wij kunnen onze dæmonen niet zelf maken. En die mensen in Trollesund hebben hem dronken gevoerd en zijn pantser gestolen en ik ben erachter gekomen waar het was en hij heeft het teruggehaald… Maar ik vraag me af, waarom is hij meegekomen naar Svalbard? Ze zullen met hem vechten. Ze zullen hem misschien wel doodmaken… Ik hou van Iorek. Ik hou zoveel van hem dat ik liever zou willen dat hij niet was meegekomen.’

‘Heeft hij je verteld wie hij is?’

‘Ik ken alleen zijn naam. En die hebben we eigenlijk van de consul in Trollesund gehoord.’

‘Hij is van edele afkomst. Een prins. Hij zou op dit moment eigenlijk, als hij geen ernstig misdrijf op zijn geweten had, de koning van de beren zijn geweest.’

‘Hij vertelde me dat Iofur Raknison hun koning is.’

‘Iofur Raknison werd koning toen Iorek Byrnison verbannen werd. Iofur is natuurlijk ook een prins, anders zou hij niet mogen regeren, maar hij is op een menselijke manier slim; hij gaat verbintenissen aan en sluit verdragen, hij woont niet in een ijskasteel zoals beren dat gewend zijn, maar in een paleis dat hij heeft laten bouwen, hij overweegt ambassadeurs uit te wisselen met de mensenstaten en met behulp van menselijke ingenieurs de vuurmijnen te exploiteren… Hij is heel geslepen en geraffineerd. Er wordt beweerd dat hij de aanzet heeft gegeven tot het misdrijf waarvoor Iorek werd verbannen en anderen beweren zelfs dat hij hen aanmoedigt dit te geloven, of het nu klopt of niet, omdat het bijdraagt tot zijn reputatie als gewiekste intrigant.’

‘Wat heeft Iorek eigenlijk gedaan? Want weet u, dat ik van Iorek houd, komt ook doordat hij net als mijn vader is gestraft voor iets wat hij misdaan heeft. Volgens mij lijken ze veel op elkaar. Iorek vertelde me dat hij een andere beer had gedood, maar hij heeft nooit gezegd wat de aanleiding was.’

‘Het was een twist om een berin. De beer die door Iorek werd gedood, had geweigerd om de gebruikelijke onderwerping te tonen toen duidelijk werd dat Iorek de sterkste was. Ondanks hun grote trots zullen beren altijd de grotere kracht van een andere beer respecteren en zich daaraan onderwerpen, maar om de een of andere reden deed deze beer dat niet. Sommigen beweren dat Iofur Raknison hem geestelijk had beïnvloed of hem bedwelmende kruiden te eten had gegeven. Hoe dan ook, de jonge beer was hardnekkig en Iorek Byrnison liet zich meeslepen door zijn woede. Het was niet moeilijk om in deze zaak een vonnis uit te spreken: hij had de ander moeten verwonden, in plaats van hem te doden.’

‘Dus anders zou hij nu koning zijn geweest,’ zei Lyra. ‘En ik heb van de Palmerprofessor aan het Jordan-college iets over Iofur Raknison gehoord, want hij heeft hem op een reis naar het Noorden ontmoet. Hij zei… Wat was het nu ook alweer… Ik geloof dat hij door een list op de troon is gekomen of zoiets… Maar weet u, Iorek heeft me eens verteld dat je een beer nooit te slim af kan zijn en hij heeft me laten zien dat ik hem niet met een list kon misleiden. Het lijkt wel alsof ze alle twee in de luren zijn gelegd, zowel hij als die andere beer. Misschien kunnen alleen beren andere beren te slim af zijn en mensen niet. Behalve… Die mensen in Trollesund hebben hem ook bedrogen. Toen ze hem dronken hebben gevoerd en zijn wapenrusting hebben gestolen.’

‘Misschien kun je beren met een list bedriegen als ze zich als mensen gedragen,’ zei Serafina Pekkala, ‘terwijl dat niet gaat als ze zich als beren gedragen. Geen enkele beer zou onder normale omstandigheden drank aanraken. Iorek Byrnison dronk om de schande van zijn verbanning te vergeten en pas toen konden de mensen uit Trollesund hem bedriegen.’

‘Ach ja,’ zei Lyra. Ze knikte met haar hoofd en was tevreden met die voorstelling van zaken. Ze koesterde een haast grenzeloze bewondering voor Iorek en was blij zijn edele instelling bevestigd te zien. ‘Wat knap dat u dat bedacht hebt,’ zei ze. ‘Als u me dat niet zou hebben verteld, zou ik er nooit opgekomen zijn. Volgens mij bent u verstandiger dan mevrouw Coulter.’

Ze vlogen door. Lyra kauwde op een reepje robbenvlees dat ze in haar zak vond.

‘Serafina Pekkala,’ zei ze na een poosje, ‘wat is Stof? Want volgens mij worden al deze problemen veroorzaakt door Stof, maar niemand vertelt me wat het is.’

‘Ik weet het niet,’ zei Serafina Pekkala tegen haar. ‘Heksen hebben zich nooit om Stof bekommerd. Ik kan je alleen zeggen dat overal waar er priesters zijn, er ook angst voor Stof heerst. Mevrouw Coulter is natuurlijk zelf geen priester, maar ze is wel een machtige vertegenwoordigster van het Magisterium en zij heeft het Oblatiecomité opgericht en de Kerk er toe overgehaald Bolvangar te bekostigen, omdat zij in Stof geïnteresseerd is. Wij kunnen haar beweegredenen niet begrijpen. Maar er zijn zo veel dingen die we nooit begrepen hebben. We zien de Tataren gaatjes in hun hoofd boren en we kunnen ons over zoiets vreemds alleen verbazen. Stof mag dus iets vreemds zijn wat onze verbazing opwekt, maar wij piekeren er verder niet over en we zullen ook niets aan stukken trekken om het te onderzoeken. Dat laten we aan de Kerk over.’

‘De Kerk?’ zei Lyra. Er kwam een herinnering in haar op: ze wist weer hoe ze er in de Venen met Pantalaimon over gesproken had wat nu eigenlijk de wijzer van de alethiometer in beweging bracht, en toen hadden ze aan de fotomolen op het hoogaltaar in het Gabriël-college gedacht, waar elementaire deeltjes de vaantjes lieten ronddraaien. De voorbidder had daar onmiskenbaar over de band tussen elementaire deeltjes en religie gesproken. ‘Dat zou kunnen,’ zei ze en knikte. ‘Per slot van rekening houden ze de meeste dingen die met de Kerk te maken hebben geheim. Maar die dingen zijn meestal oud en voor zover ik weet, is Stof niets ouds. Ik vraag me af of Lord Asriel het me zou kunnen vertellen…’

Ze geeuwde weer.

‘Ik kan beter gaan liggen,’ zei ze tegen Serafina Pekkala, ‘want anders bevries ik nog. Op de grond heb ik het ook wel koud gehad, maar nog nooit zo koud als hier. Ik denk dat ik sterf als ik nog verder afkoel.’

‘Ga dan liggen en kruip onder het bont.’

‘Ja, dat zal ik doen. Maar als ik toch moet sterven, dan nog altijd liever hierboven dan daar op de grond. Toen ze ons onder die valbijl hadden geplaatst, dacht ik dat ik… Dat we samen… O, wat was dat wreed. Maar we gaan nu slapen. Wek ons als we er zijn,’ zei ze, terwijl ze wankelend en met pijn in heel haar lichaam van de ijzige, doordringende kou, op de pelsstapel zakte en zo dicht mogelijk tegen de slapende Roger aankroop.

Zo zeilden de vier reizigers voort, slapend in een met ijskorsten bedekte ballon, op weg naar de rotsen en gletsjers, de vuurmijnen en ijskastelen van Svalbard.

Serafina Pekkala riep de aëronaut en hij werd onmiddellijk wakker. Hij was weliswaar versuft door de kou, maar toch maakte hij uit de bewegingen van de mand op dat er iets mis was. Hij slingerde hevig terwijl sterke windstoten tegen de ballon beukten en de heksen het touw waaraan ze trokken nauwelijks meer konden vasthouden. Als ze los zouden laten, zou de ballon meteen van zijn koers afwijken en een snelle blik op het kompas liet hem weten dat ze in dat geval met een vaart van honderdzestig kilometer per uur in de richting van Nova Zembla zouden afdrijven.

‘Waar zijn we?’ hoorde Lyra hem roepen. Ze begon zelf ook wakker te worden en was een beetje zeeziek door de deinende beweging en zo koud dat heel haar lichaam stijf was.

Het antwoord van de heks hoorde ze niet, maar van onder haar half-geopende capuchon zag ze bij het schijnsel van een anbarische lantaarn hoe Lee Scoresby zich aan een stijl vasthield en aan een touw trok dat tot boven in de ballon liep. Hij gaf er een ruk aan, alsof hij een zekere weerstand moest overwinnen, en keek omhoog in het trillende duister, en daarna wikkelde hij het touw in lussen om een klamp aan de ring waaraan de mand hing.

‘Ik laat wat gas wegstromen,’ gilde hij tegen Serafina Pekkala. ‘We moeten omlaag. We zitten veel te hoog.’

De heks riep iets terug, maar weer kon Lyra het niet verstaan. Ook Roger werd nu wakker. De mand kraakte zo hard dat je er zelfs uit de diepste slaap van wakker zou schrikken, als je tenminste niet al door het schudden en slingeren was gewekt. Rogers dæmon en Pantalaimon klampten zich als zijdeaapjes aan elkaar vast en Lyra deed haar best om stil te blijven liggen en niet van angst op te springen.

‘Niks aan de hand,’ zei Roger opgewekter dan hij eigenlijk was. ‘Zodra we zijn geland kunnen we een vuur maken om het warm te krijgen. Ik heb een paar lucifers in mijn zak. Die heb ik uit de keuken in Bolvangar gepikt.’

De ballon daalde zonder twijfel, want een ogenblik later waren ze in de zware, ijskoude wolkenmassa gehuld. Flarden en slierten wolk vlogen door de mand en alles werd op slag duister. Het was nog erger dan de dichtste mist die Lyra ooit had meegemaakt. Even later klonk er weer een kreet van Serafina Pekkala en de aëronaut wikkelde het touw van de klamp. Het schoot door zijn handen omhoog en boven het kraken en beuken en huilen van de wind door het want uit, hoorde of voelde Lyra ergens ver boven zich een reusachtige dreun.

Lee Scoresby zag dat ze haar ogen wijd opensperde.

‘Dat is het gasventiel,’ zei hij. ‘Dat werkt met een veer om het gas in de ballon te houden. Als ik eraan trek, ontsnapt er bovenin een beetje gas en dan zakken we omdat de opwaartse druk vermindert.’

‘Zijn we bijna…’

Ze kon haar zin niet afmaken want er gebeurde iets afgrijslijks. Een wezen dat half zo groot was als een mens, met lederachtige vleugels en kromme klauwen, klauterde naast Lee Scoresby over de rand van de mand. Het had een platte kop met uitpuilende ogen en een brede kikkerbek en er kwam een afschuwelijke stankvlaag van hem af. Nog voordat Lyra kon gillen, was Iorek Byrnison al opgestaan en had het wezen van de rand geveegd. Het viel uit de mand en verdween krijsend.

‘Een klipgast,’ zei Iorek kortaf.

Het volgende ogenblik verscheen Serafina Pekkala. Ze hield zich aan de rand van de mand vast en sprak op ernstige toon.

‘De klipduivels vallen ons aan. We zullen de ballon aan de grond zetten en dan moeten we ons verdedigen. Ze…’

Lyra hoorde de rest van wat ze zei niet meer want er klonk een rijtend, scheurend geluid en alles maakte slagzij. Daarna kegelde een vreselijke klap de drie mensen tegen de zijkant van de mand waar Iorek Byrnisons wapenrusting lag opgestapeld. Iorek stak een grote klauw uit om hen vast te houden, want de mand schudde nu heftig. Serafina Pekkala was verdwenen. Het kabaal was weerzinwekkend: het gekrijs van de klipduivels klonk boven alles uit en Lyra zag ze voorbij stuiven en rook hun walgelijke stank.

Er volgde opnieuw een ruk, deze keer zo plotseling dat ze allemaal tegen de vloer werden gesmeten, en de mand begon angstaanjagend snel te dalen, al die tijd rondtollend. Het leek alsof ze van de ballon los waren geraakt en zonder enig houvast vielen. Toen volgde er nog een reeks horten en stoten, en de mand stuiterde snel heen en weer, alsof ze tussen twee rotswanden kaatsten.

Het laatste wat Lyra zag was Lee Scoresby die zijn pistool met de lange loop pal in de tronie van een klipgast afvuurde. Ze kneep haar ogen stevig dicht en klampte zich doodsbang aan Iorek Byrnisons pels vast. Gejank, gekrijs, het zwiepen en fluiten van de wind, de mand die kraakte als een gekweld dier, heel de lucht was met afschuwelijke geluiden gevuld.

Daarna volgde de hevigste klap en ze voelde dat ze nu helemaal uit de mand werd geslingerd. Haar hand liet los en alle adem werd uit haar longen geperst toen ze zo raar verwrongen landde, dat ze niet meer kon bepalen wat boven en wat beneden was. Haar gezicht onder de strak aangetrokken capuchon zat vol poeder: droge, koude kristallen…

Het was sneeuw. Ze was in een sneeuwduin terechtgekomen. Ze was zo door elkaar gerammeld dat ze nauwelijks kon denken. Een paar seconden lang lag ze stil en toen spuugde ze verzwakt de sneeuw uit haar mond en blies, even verzwakt, tot ze een kleine opening had om door te ademen.

Niets in het bijzonder leek haar echt pijn te doen, ze was alleen totaal buiten adem. Voorzichtig probeerde ze of ze haar handen, voeten, armen en benen kon bewegen, en of ze haar hoofd kon optillen.

Ze zag nauwelijks iets want haar capuchon zat nog vol sneeuw. Met grote inspanning, alsof haar handen stuk voor stuk duizend kilo wogen, veegde ze de sneeuw weg en tuurde om zich heen. Ze zag een grijze wereld, vol bleekgrijze en donkergrijze en zwarte tinten, waar mistslierten als schimmen in ronddreven.

De enige geluiden die ze hoorde, waren de kreten van de klipduivels in de verte, hoog boven haar, en op enige afstand het beuken van golven tegen rotsen.

‘Iorek!’ riep ze. Haar stem klonk zwak en bibberend en ze probeerde het nog een keer, maar niemand antwoordde. ‘Roger!’ riep ze, met even weinig resultaat.

Ze had moederziel alleen op de wereld kunnen zijn, maar dat was ze natuurlijk nooit want Pantalaimon kroop als een muisje uit haar anorak en hield haar gezelschap.

‘Ik heb naar de alethiometer gekeken,’ zei hij, ‘en die is ongedeerd. Niets gebroken.’

‘We zijn reddeloos verloren, Pan!’ zei ze. ‘Heb je die klipduivels gezien? En zag je hoe meneer Scoresby er één neerschoot? God sta ons bij als ze hier komen…’

‘We kunnen beter die mand gaan zoeken,’ zei hij, ‘misschien…’

‘We zouden eigenlijk niet meer moeten roepen,’ zei ze. ‘Ik gilde zojuist, maar misschien is het beter om dat niet te doen voor het geval die griezels ons horen. Ik wou dat ik wist waar we hier zijn.’

‘Het zou flink kunnen tegenvallen als we het wisten,’ zei hij. ‘Misschien zitten we aan de voet van een onbeklimbare klip en zodra de mist optrekt, zien de klipduivels ons van bovenaf.’

Nadat ze nog een paar minuten had uitgerust, tastte ze om zich heen en ze merkte dat ze in een spleet tussen twee met ijs bedekte rotsen was geland. IJskoude mist omhulde alles. Aan de ene kant klonk het gebulder van de golven, aan het geluid te horen ongeveer vijftig meter van hen vandaan, en hoog boven hen klonk nog altijd het gekrijs van de klipduivels, hoewel dat een beetje leek af te zwakken. In de dichte nevel kon ze geen twee meter voor zich uit kijken en zelfs Pantalaimons uilenogen konden haar niet helpen.

Moeizaam glibberend en over de ruwe rotsen glijdend ging ze op weg, van de golven vandaan over het strand, maar ze vond alleen rotsen en sneeuw en geen spoor van de ballon of zijn inzittenden.

‘Ze kunnen toch niet helemaal verdwenen zijn,’ fluisterde ze.

Pantalaimon verkende als een kat het terrein een stukje verderop en stuitte op vier zware, gescheurde zandzakken. Het zand dat overal verspreid lag, was al stijf bevroren.

‘Ballast,’ zei Lyra. ‘Hij heeft ze waarschijnlijk overboord geworpen om weer op te stijgen…’

Ze slikte om de brok in haar keel of de angst in haar borst of allebei te onderdrukken.

‘O God, ik ben zo bang,’ zei ze. ‘Ik hoop dat ze in veiligheid verkeren.’

Pantalaimon sprong in haar armen en kroop vervolgens weer als een muisje in haar capuchon, waar hij niet gezien kon worden. Ze hoorde een geluid, er schraapte iets langs de rots, en om te zien wat het was, draaide ze zich om.

‘Iorek!’

Maar ze slikte de naam in voor ze hem helemaal had uitgesproken, want het was Iorek Byrnison helemaal niet. Het was een vreemde beer, gekleed in een blinkend gepoetste wapenrusting waaraan bevroren druppels kleefden en met een pluim op zijn helm.

Ongeveer twee meter van haar af bleef hij stilstaan en ze dacht al dat haar laatste uur had geslagen.

De beer opende zijn bek en brulde. Er klonk een echo vanaf de rotsen die nog meer gekrijs hoog boven hen tot gevolg had. Uit de mist dook nog een beer op en nog een. Lyra stond stil en balde haar kleine mensenhanden tot vuisten.

De beren verroerden zich niet tot de eerste zei: ‘Je naam?’

‘Lyra.’

‘Waar kom je vandaan?’

‘Uit de lucht.’

‘In een ballon?’

‘Ja.’

‘Kom mee. Je bent gevangen. Schiet op. Vlug een beetje.’

Bang en schuchter strompelde Lyra achter de beer aan over de spitse en gladde rotsen, terwijl ze zich afvroeg met welk verhaal ze zich uit deze situatie kon redden.

De Noorderlicht-trilogie
titlepage.xhtml
index_split_000.html
index_split_001.html
index_split_002.html
index_split_003.html
index_split_004.html
index_split_005.html
index_split_006.html
index_split_007.html
index_split_008.html
index_split_009.html
index_split_010.html
index_split_011.html
index_split_012.html
index_split_013.html
index_split_014.html
index_split_015.html
index_split_016.html
index_split_017.html
index_split_018.html
index_split_019.html
index_split_020.html
index_split_021.html
index_split_022.html
index_split_023.html
index_split_024.html
index_split_025.html
index_split_026.html
index_split_027.html
index_split_028.html
index_split_029.html
index_split_030.html
index_split_031.html
index_split_032.html
index_split_033.html
index_split_034.html
index_split_035.html
index_split_036.html
index_split_037.html
index_split_038.html
index_split_039.html
index_split_040.html
index_split_041.html
index_split_042.html
index_split_043.html
index_split_044.html
index_split_045.html
index_split_046.html
index_split_047.html
index_split_048.html
index_split_049.html
index_split_050.html
index_split_051.html
index_split_052.html
index_split_053.html
index_split_054.html
index_split_055.html
index_split_056.html
index_split_057.html
index_split_058.html
index_split_059.html
index_split_060.html
index_split_061.html
index_split_062.html
index_split_063.html
index_split_064.html
index_split_065.html
index_split_066.html
index_split_067.html
index_split_068.html
index_split_069.html
index_split_070.html
index_split_071.html
index_split_072.html
index_split_073.html
index_split_074.html
index_split_075.html
index_split_076.html
index_split_077.html
index_split_078.html
index_split_079.html
index_split_080.html
index_split_081.html
index_split_082.html
index_split_083.html
index_split_084.html
index_split_085.html
index_split_086.html
index_split_087.html
index_split_088.html
index_split_089.html
index_split_090.html
index_split_091.html
index_split_092.html
index_split_093.html
index_split_094.html
index_split_095.html
index_split_096.html
index_split_097.html
index_split_098.html