***
Josh had nog nooit zo'n zware regenbui meegemaakt. Het leek
wel een moesson. Je kon er amper doorheen kijken. Ty was zo
vriendelijk geweest om een oliejas voor hem mee te brengen, maar
die kwam bijna tot zijn enkels, en tijdens de laatste klim naar de
blokhut bleef zijn voet erin haken en viel hij bijna. Door het
geruis en geraas van de kreek kon Abbie niet gehoord hebben dat ze
er aankwamen, maar ze moest naar hen uitgekeken hebben en het licht
van Ty's zaklantaarn hebben gezien, want toen ze naar de blokhut
liepen, vloog de deur open en rende ze naar hen toe. Ze wachtte
niet eens tot Josh de oliejas had uitgetrokken, maar sloeg haar
armen om hem heen, drukte hem tegen zich aan en wilde hem niet meer
loslaten.
Ze had de hut mooi verlicht met kaarsen, de kachel brandde en
het eten was al klaar. Ty had in het weekend een paar korhoenders
geschoten en Abbie had ze gestoofd met groente en wilde bessen.
Josh had de hele dag nog niet gegeten en hij had de hele schaal wel
in zijn eentje op gekund. Ze schoven de tafel dicht bij het bed,
waar Abbie op ging zitten, met Ty en Josh aan weerskanten van haar
op de stoelen. Er was zo veel te bespreken dat ze geen van drieën
leken te weten waar ze moesten beginnen, dus aten ze gewoon en
praatten over van alles en nog wat; over de regen, Josh' vliegreis
en Freddies feest.
Abbie had er nog nooit zo mooi uitgezien, dacht Josh. Ze leek
in niets meer op de heks met het ravenzwarte haar die ze die dag in
New York was geweest. Ze had zo'n gezonde blos waarvan Josh wist
dat vrouwen die kregen wanneer ze zwanger waren, plus dat ze
moesten overgeven. Ty had hem op weg hiernaartoe het nieuws verteld
en dat was maar goed ook, want Josh was er ongeveer tien minuten
bijna sprakeloos van geweest. Hij had als een idioot in de auto
gezeten en had alleen maar hoofdschuddend nee, hè en jezus gezegd.
Ty hoefde niet te zeggen wat hij ervan vond, want de treurigheid
was van zijn gezicht af te lezen. Wat een godvergeten tragedie was
het. Toch zat ze hier stralend en gelukkig in het kaarslicht.
Zwanger en op het punt de gevangenis in te gaan. Josh kon het maar
moeilijk bevatten.
De stoofpot was lekker en tegen de tijd dat hij een tweede
bord naar binnen had gewerkt en de botten afkloof, begonnen ze
eindelijk belangrijkere zaken te bespreken. Ty en Abbie hadden de
zaken kennelijk lang doordacht, dus luisterde Josh aandachtig naar
wat ze te zeggen hadden. Ze dachten dat Abbie zichzelf her beste in
New York kon aangeven, en omdat het voor haar te riskant was om met
haar valse identiteitspapieren te gaan vliegen, zou ze er met Josh
in Rolfs auto naartoe rijden. Ty had een beetje aan de auto
gesleuteld en was er zeker van dat hij goed genoeg was om het te
halen. Hij zei dat ze zijn tent en slaapzakken mochten meenemen als
ze wilden. Josh had er altijd over gefantaseerd om dwars door
Amerika te rijden, maar hij had nooit kunnen bevroeden dat hij dat
op deze manier zou doen, met een zus naast zich die werd gezocht
wegens moord.
Abbie zei dat ze moesten wachten tot ze er waren voordat ze
her iemand vertelden omdat de telefoons van de familie en vrienden
misschien nog afgeluisterd werden. Ze kon zich in een motel of
ergens anders schuilhouden tot Josh het aan hun moeder had verteld.
Hun vader zou uit Santa Fe overvliegen, ze zouden zich herenigen en
vervolgens zouden ze contact opnemen met advocaten en doen wat er
verder nodig was. Daarna zouden ze wel zien wat er gebeurde. Josh
stelde een paar vragen, maar voorzover hij het kon beoordelen,
klopte het allemaal. Ze hoefden alleen maar voorzichtig te
rijden.
'Wanneer vertrekken we?' vroeg hij. 'Morgen?'
Abbie keek Ty aan en pakte zijn hand, en Josh zag plotseling
aan het gezicht van de arme kerel hoe moeilijk het voor hem was om
haar weer te verliezen.
'We hadden gedacht nog één dag te blijven,' zei Ty zacht. 'Dat
geeft jou de kans om goed uit te rusten. Je hebt flink wat
kilometers voor de boeg.'
Ze hadden al een geïmproviseerd bed voor Josh in de hoek gezet
en nadat ze de borden afgeruimd hadden, bliezen ze de kaarsen uit
en gingen naar bed. Hoe moe Josh ook was, hij kon niet slapen. Zijn
hoofd tolde door alles wat er ging gebeuren, dus bleef hij naar de
langzaam verdwijnende gloed van de kachel liggen staren terwijl hij
naar de regen luisterde die op het dak beukte.
Eén keer riep Abbie nee, ik doe het niet! in haar slaap en
Josh hoorde dat Ty haar zachtjes geruststelde. De kreet
verontrustte hem en hij vroeg zich af wat ze gedroomd kon hebben.
Hij kreeg een beeld van haar voor ogen waarin ze geboeid en met een
lichtblauw pak aan door bewaarders door een lange gang naar een
grote stalen deur werd geleid, terwijl aan weerszijden gezichten
door tralies naar haar keken. Hij deed zijn best om het uit zijn
hoofd te zetten, maar het wilde maar niet verdwijnen en in zijn
onrustige halfslaap veranderde het in veel ergere beelden die hij
uit films, gewelddadige videospelletjes en duistere uithoeken van
zijn geest haalde. Hij werd badend in het zweet wakker en wist even
niet waar hij was. Toen zag hij het eerste genadige sprankje
ochtendlicht door het raam. Het was opgehouden met regenen en hij
hoorde alleen het geruis van de kreek.
Het was koud en stormachtig. Af en toe brak de zon door en
lage wolken scheerden uit het noorden over, met schaduwen die als
gigantische amaranten door het dal rolden. Ty zei dat dit de eerste
echte winterdag was. Na her ontbijt leende hij Josh een jack en
gingen ze samen naar buiten om de paarden te voederen en hout te
hakken voor de kachel.
'Ga je mee rijden?' vroeg Ty. 'We kunnen nog een paard van de
ranch halen.'
'Ik denk dat het goed is als jullie deze dag voor jezelf
hebben. Ik ga naar de stad om inkopen te doen voor de reis.'
'Dat hoef je niet te doen.'
'Ik vind het leuk. Ik ben trouwens nooit zo'n ruiter
geweest.Abbie was altijd meer een buitenmens dan ik. Ik ben meer
een stadstype.'
Ty legde glimlachend een hand op zijn schouder.
'Bedankt, man. Ik waardeer het.'
ik hoop alleen dat jullie op een dag, eh... nou ja, je
begrijpt wel wat ik bedoel...'
Hij wist niet hoe hij de zin moest afmaken, maar Ty leek het
te begrijpen.
'Ja, ik ook.'
Ze braken een baal hooi open voor de paarden, leunden een
poosje zwijgend op het hek en keken hoe ze aten. Toen pakte Ty een
bijl met korte steel uit de aanbouw en begon handig een paar
houtblokken te splijten terwijl Josh bewonderend toekeek.
'Hoe goed ben je met computers?' vroeg Ty.
'Redelijk goed, denk ik. Hoezo?'
'Weet je of het mogelijk is om een wachtwoord te
kraken?'
'Als je weet hoe het moet, denk ik dat het wel kan. Mijn
vriend Freddie zal het zeker kunnen.'
Ty zwaaide de bijl en liet hem in het hakblok staan. Hij liep
naar de schuur en kwam terug met iets wat in een zwarte plastic zak
zat.
'Dit is Rolfs laptop. Er staat vast van alles op dat Abbies
verdediging zal kunnen helpen. Ze heeft nog steeds een verkeerd
beeld van hem, dus ze is niet erg happig op het idee. Het lijkt me
het beste om het niet tegen haar te zeggen, maar ik denk dat we gek
zouden zijn als we niet probeerden ernaar te kijken. Misschien kun
je je vriend bellen.'
Josh leende de truck en reed naar Great Falls. Hij vond een
winkelcentrum, waar hij een warm jack en wat te eten en te drinken
voor de reis kocht. Daarna belde hij met zijn mobiele telefoon zijn
moeder om te zeggen dat hij veilig terug was in New York. Hij gaf
haar een oudervriendelijk verslag van Freddies feest en werd zelfs
een beetje brutaal en zei - op precies de juiste toon, een beetje
chagrijnig, maar deugdzaam - dat het college dat hij net had
gevolgd zo vervelend was dat het eigenlijk niet de moeite waard was
geweest om ervoor terug te komen. Hij kon zo goed liegen dat het
bijna beangstigend was.
Hij probeerde Freddie drie keer te bereiken en liet elke keer
een boodschap achter, maar pas halverwege de middag, toen hij in de
koffiehoek van een boekwinkel zat met de laptop voor zich, belde
Freddie hem terug. Josh deed alsof de computer van een domme vriend
aan de universiteit was die zijn wachtwoord vergeten was. Freddie
stelde een paar vragen over het merk en model en wilde weten hoe
oud de laptop was. Daarna zei hij dat Josh aantekeningen moest
maken, voor het geval het nog een keer zou gebeuren. Vervolgens
vertelde hij Josh stap voor stap wat hij moest doen. Na een minuut
of vijf verscheen het Windows-scherm en was Josh binnen. Freddie
liet hem controleren of de afzonderlijke documenten gecodeerd
waren. Dat waren ze niet.
'Je bent fantastisch, Freddie.'
'Ik weet het. Dat is dan tweeduizend dollar.'
'Komt in orde.'
De volgende twee uur keek Josh met snel kloppend hart de
documenten door. Er was veel bij dat hem niets zei, maar veel meer
zei hem wel wat. Document na document met namen, adressen en
telefoonnummers, bijzonderheden over bedrijven, hun depots en
pakhuizen, houthandels en laboratoria, aantekeningen die gebaseerd
leken te zijn op de bestudering van veiligheidsmaatregelen en de
locatie van telefoon- en elektriciteitsleidingen. Het
intrigerendste van alles was wel dat in een document met
alfabetisch gerangschikte namen van contactpersonen onder de P van
Politie een lijst met ruim twintig namen en telefoonnummers stond.
Hij probeerde Rolfs e-mailarchief te openen, maar hij werd weer
tegengehouden door het verzoek om een ander wachtwoord.
Hij had door willen gaan, maar het liep al tegen zessen en hij
moest terug naar de blokhut, anders zouden Ty en Abbie ongerust
worden. Hij wilde alleen nog een kopie maken van wat hij had
gezien, voor het geval de computer zoek zou raken, kapot zou gaan
of gestolen zou worden. Zonder hem uit te zetten, haastte hij zich
terug naar het winkelcentrum, kocht een flash drive die niet groter
was dan zijn duim en kopieerde zo veel als erop kon.
Het was over achten en het werd al donker toen hij Choteau in
reed. Hij zat bijna zonder benzine, dus stopte hij bij een
pompstation in Main Street om te tanken. Toen hij naar binnen ging
om te betalen, had hij zulke koude handen dat hij een heleboel
munten liet vallen, die alle kanten op rolden. Het meisje achter de
toonbank kwam naar hem toe, knielde naast hem neer en hielp hem met
oprapen.
'Niet de beste avond om buiten te zijn,' zei ze.
'Nee, tenzij je een ijsbeer bent.'
Ze lachte. Toen hij betaalde, vroeg ze of hij alleen op
doorreis was. Hij zei ja, en om de een of andere belachelijke reden
voegde hij eraan toe dat hij net uit Canada kwam en zijn vader ging
bezoeken. Toen hij weer bij de truck kwam, was de wind gaan liggen
en begon het te sneeuwen.
Het vroor ook hard en op de weg naar de bergen slipte hij twee
keer op gladde stukken en hij was blij toen hij op grind kwam. Toen
hij te snel een bocht nam, reed hij bijna op een kudde herten in en
daarna nam hij een verkeerde afslag, zodat hij terug moest rijden.
Hij vervloekte zichzelf de hele tijd omdat hij zo laat was
teruggegaan. Ze zouden inmiddels tegen de muren op klimmen van
bezorgdheid. Toen hij langs het huis en de schuren van de ranch
reed, zag hij dat het open land voor hem helemaal wit geworden
was.
Toen hij anderhalve kilometer verderop bij de plek kwam waar
de weg eindigde, zag hij tot zijn verbazing dat er een auto onder
de bomen stond op de plaats waar hij Ty's truck had willen
neerzetten. Josh stopte erachter en stapte uit om een kijkje te
nemen. Er zat niemand in en hij vond geen aanwijzingen waaruit
bleek van wie de auto was. Hij zocht in de truck naar een
zaklantaarn, maar die leek er niet te zijn. Het zou dom zijn om
alle spullen die hij had gekocht mee te nemen naar de blokhut om ze
morgen weer naar beneden te moeten dragen, dus liet hij alles, de
computer incluis, in de truck achter en sloot de portieren af. Het
sneeuwde nu gestaag en het was heel koud. Hij trok de capuchon van
zijn nieuwe jack over zijn hoofd en liep het pad op.
Hij zocht naar voetafdrukken, maar het was te donker en als ze
er waren, zouden ze waarschijnlijk al door de sneeuw bedekt zijn.
Hij vroeg zich nog steeds af van wie de auto was. Hij zag er niet
uit als een politieauto en als het de politie was, zouden er een
heleboel auto's moeten zijn. Misschien was het een buurman die
langsgekomen was of iemand die verdwaald was. Of misschien was Ty's
vriend Jesse teruggekomen. Dat moest het zijn. Pas toen hij boven
aan het pad kwam en de blokhut kon zien, kreeg Josh het gevoel dat
er iets helemaal mis was. Er klonk geschreeuw. Er liep iemand langs
het raam. Het was niet Abbie of Ty.
Hij liep heen en weer door de blokhut en de kaarsvlammen doken
ineen wanneer hij langskwam en wierpen grillige schaduwen op de-
kale houten wanden. Abbie en Ty zaten aan de tafel zoals hij hun
bevolen had en keken op hun hoede naar hem. Ty zag er rustiger uit
dan Abbie wist dat hij moest zijn. Abbie was zelf nog in
shock.
'Hoe durf je? Hoe durf je, verdomme?'
'Luister,' zei Ty. ik heb al gezegd dat het me spijt. Wanneer
hij terugkomt, kun je hem krijgen. Ga weg en neem dat ding
mee.'
' Je hoeft me verdomme niet te vertellen wat ik moet
doen.'
Rolf keek weer op zijn horloge en tuurde door het raam, maar
er was niets anders te zien dan de gestaag neerdwarrelende sneeuw.
Toen ze hem uit het schemerlicht had zien komen terwijl ze de
paarden naar de omheining leidden, was ze bijna flauwgevallen. Ze
wist nog steeds nier hoe hij hen gevonden had en ze durfde het hem
niet te vragen. De blik in zijn ogen had direct elke hoop de grond
in geboord dat de baby de zaken had veranderd. Ze moest gek zijn
geweest om te denken dat hij zichzelf omwille van de baby zou
willen aangeven.
Als Ty maar niet zo halsstarrig had willen weten wat er op die
laptop stond. Ze kon nog steeds amper geloven dat hij Josh eropuit
had gestuurd om Freddie te bellen en het haar pas had verteld toen
ze aan het paardrijden waren en het te laat was om Josh nog tegen
te houden. Hij had geprobeerd Rolf ervan te overtuigen dat het
allemaal heel onschuldig was, dat de computer toevallig in de truck
lag en dat Rolf hem kon krijgen zodra Josh terugkwam, maar Abbie
zag dat Rolf hem niet geloofde. Hij was woest geworden toen hij Ty
zag en nadat hij had gehoord dat de laptop weg was, was hij
helemaal door het dolle geraakt.
Hij had hun nog niets gedaan, maar alles wat hij zei en deed,
duidde erop dat hij gewelddadig zou kunnen worden.
'Waar blijft hij, verdomme?'
'Het komt door de sneeuw,' zei Ty. 'Misschien zijn de wegen
geblokkeerd.'
Rolf keek nog een keer door het raam en op dat moment wierp Ty
weer een blik op het voeteneinde van het bed. Pas nu begreep Abbie
waarom. Daar bewaarde hij het geladen geweer. Je kon net het
geribbelde uiteinde van de kolf onder her bed uit zien steken. Ze
keek boos naar hem. Zo stom zou hij toch niet zijn?
'Oké, zo is het genoeg,' zei Rolf. 'Trek je jas aan.'
'Wat?' zei Abbie.
'Ik zei: trek je jas aan. We gaan weg.'
'Daar komt niets van in,' zei Ty en hij stond op.
'Had ik het tegen jou? Blijf waar je bent. Ga zitten en hou je
kop.'
Hij griste Abbies rode ski-jack van de deur en wierp het haar
toe.
'Trek aan!'
'Luister,' zei Ty. 'Laten we hier redelijk over...'
'Bek dicht!'
'Je neemt haar niet mee.'
Ty deed een stap naar voren en Rolf keek hem aan.
'Als je niet gaat zitten, vermoord ik je.'
Abbie trok haastig het jack aan.
'Het is goed. Ik ga wel. We komen Josh wel tegen op de weg en
dan kan hij zijn computer terugkrijgen en weggaan.'
ik laat je onder geen voorwaarde met hem meegaan. Hij heeft je
al genoeg ellende bezorgd.'
'Waarom zeg je nier tegen die cowboy van je dat hij zich met
zijn eigen zaken moet bemoeien?'
Hij zwaaide de deur open en greep Abbie bij haar schouder om
haar naar buiten te duwen. Ty dook op hem af, maar Rolf zag hem
aankomen, stompte hem hard in zijn buik en gaf hem zo'n duw dat hij
door de hut vloog. Hij knalde tegen de tafel, die met kaars en al
omviel. Abbie gilde. Ty hapte naar lucht, maar hij krabbelde weer
overeind.
in godsnaam!' schreeuwde Abbie. ik ga wel mee. Hou op!'
De deur was nu open en de geruisloos vallende sneeuw tekende
zich tegen het duister af. Ty bewoog zich zijwaarts naar het
bed.
'Ty, nee!'
Ze had niet moeten schreeuwen, want Rolf keek direct naar het
bed en zag de kolf van het geweer. Op het moment dat Ty ernaar
dook, sprong Rolf op hem af, greep hem om de heupen vast en sleurde
hem weg voordat Ty het geweer kon pakken. Lieve God, dacht ze,
alstublieft, niet nog een keer. Ze lagen nu allebei op de grond en
probeerden elkaar te stompen en elkaars haar en nek vast te
grijpen. Abbie bleef bij de deur staan en schreeuwde als een
bezetene dat ze moesten ophouden, maar Rolf had zijn knieën nu
opgetrokken, veerde naar achteren en trapte Ty hard tegen zijn
borst. Hij stak zijn handen uit naar het geweer, kreeg het te
pakken en trok het langzaam onder het bed vandaan.
Toen de besneeuwde figuur langs haar heen naar binnen stormde,
duurde het even voordat ze besefte wie het was. Josh wierp zich
boven op Rolf, sloeg zijn armen om zijn nek en trok zijn hoofd naar
achteren.
'Abbie, ga weg!' schreeuwde Ty. 'Ga hier weg! Nü!'
Hij hoefde het niet nog een keer te zeggen.
Toekijken hoe de drie mannen van wie ze hield elkaar aan
stukken probeerden te scheuren, was meer dan ze kon verdragen. Ze
draaide zich om en rende de sneeuw in. Ze liep om de zijkant van de
blokhut heen en zag dat de paarden, nu met een paar centimeter
sneeuw op hun zadel, nog steeds aan het hek gebonden waren waar ze
de dieren hadden achtergelaten toen Rolf was verschenen. Ze maakte
het hare los, zwaaide zich op zijn rug, trok hard aan de teugels om
het te laten keren en drukte haar hielen in zijn flanken. Hij
schoot naar voren als een renpaard van het starthek en draafde het
pad op, het bos in.
Ze wist niet waar ze naartoe ging, maar dat kon haar ook niet
schelen. Bovendien waren haar ogen te troebel door de sneeuw en
haar verdriet om meer dan een vage indruk van het pad voor haar te
kunnen krijgen. Ze hield haar hoofd laag, drukte haar wang tegen de
besneeuwde manen van het paard en liet het gewoon rennen. Ze wist
inmiddels redelijk de weg in het gebied, maar niet in het donker en
bovendien was alles nu met sneeuw bedekt. Terwijl het paard maar
omhoog bleef galopperen en de stammen van de dennen donker langs
haar schoten, hoorde ze boven het gedreun en geschuif van zijn
hoeven uit een dieper, scherper geluid en daarna een rollende echo.
Ze wist dat het geweer was afgevuurd. Ze slaakte een kreet en
spoorde in haar angst her paard aan om nog harder te gaan
lopen.
Het pad zwenkte naar links en naar beneden. Plotseling
plonsden ze door een stroom en daarna beklom het paard met
rukkerige sprongen de oever aan de andere kant. Her bleef steken en
gleed opzij terwijl de stenen kletterend onder zijn hoeven
wegschoten. Ze draafden nu weer en de helling was steiler, veel
steiler dan daarvoor. Het paard haalde raspend en hortend adem, met
het geluid
van een motor die door roest is verstopt.
Ze waren nu tussen de bomen uit en het land werd vlakker.
Rechts onder haar zag ze achter de kolkende sneeuw alleen een
peilloze duisternis, en ze realiseerde zich dat ze op een soort
richel of bergrug waren. Een seconde later waren ze plotseling op
rotsgesteente of ijs of allebei en de hoeven van het paard gleden
onder hem weg. Het dier slingerde en hinnikte bang en ze voelde dat
ze als een projectiel uit de stijgbeugels het duister in werd
gelanceerd. Daarna raakte ze een helling en ze viel buitelend,
tollend en over de kop slaand naar beneden terwijl de sneeuw om
haar heen vloog en in haar mond en ogen kwam. Ze voelde een
pijnscheut in haar been, dar leek te breken, en een knak in haar
schouder. Toen sloeg ze met haar hoofd tegen iets hards en werd de
wereld witter dan de sneeuw en ze roetsjte, glibberde en gleed naar
beneden. Haar laatste gewaarwordingen van de avond en van de wereld
waren dat ze lang en gewichtloos viel, als een neerdwarrelende
gebroken veer, en dat ze werd omhelsd door ijskoud water dar zich
borrelend boven haar sloot.