***
Het was matchpoint en zoals gewoonlijk zou Sarahs vader gaan
winnen. Het zou niemand verbazen. Zelfs de hagedissen die aan de
rand van de tennisbaan lagen te zonnen, keken met een soort
vermoeid fatalisme toe. Maar dat George Davenport met zijn
achtenzestig jaar zijn schoonzoon nog in twee sets kon inmaken,
deed hem meer plezier dan hij kon verhullen. Hij droeg een keurige
witte korte broek en een poloshirt, had zilverkleurig sluik haar en
op zijn gebruinde voorhoofd was maar een lichte glinstering van
zweet zichtbaar. Hij liet de bal stuiteren om te gaan serveren. Aan
de andere kant van de baan stond Benjamin, verstijfd als een
gevangene voor een vuurpeloton, in zijn doorweekte grijze T-shirt
en zijn korte surfbroek met bloemetjes die hij droeg als een
kinderachtig verzet tegen de Westchester-baanetiquerte.
Het was de zondag van het weekend van de Dag van de Arbeid en
de Coopers waren die ochtend in een zonovergoten somberheid uit
Syosset naar Bedford gereden voor de traditionele lunch met Sarahs
ouders. Hoe de traditie al die jaren had doorstaan terwijl alle
betrokkenen - met de mogelijke uitzondering van Sarahs moeder - er
zo tegen opzagen, was een bijna even groot raadsel als het enorme
genoegen dat Sarahs vader erin schepte om voor de zoveelste keer
zo'n kansloze tegenstander te verslaan. Misschien alleen om
Benjamins ellende te rekken, sloeg hij nu bij de service zijn
eerste dubbele fout van de match.
'Veertig-vijftien.'
De lunch wachtte op het terras dat zich vanaf de zuidkant van
het huis statig uitstrekte. Omdat ze aanvoelden dat de match zijn
climax bereikte, voorzover je daar in dit geval van kon spreken,
waren Sarah, Abbie en Josh over het goed onderhouden gras naar de
baan gelopen met limonade in hun hand en met een koppige, zij het
enigszins gespannen opgewektheid. De baan was, net als alles in en
rondom het huis van de Davenports, onberispelijk. De strook gravel
die eromheen liep had een rand van baksteen en was beplant met
rozen, hibiscus en kaarsrechte bedden van lavendel die twee keer
per week werden verzorgd door een van de tuinlieden. De baan zelf
was bedekt met het nieuwste kunstgras, dat volgens Sarahs vader nog
beter bespeelbaar was dan echt gras. Dat een man wiens geschenken
aan een dankbare natie verscheidene mysterieuze varianten van
heggen omvatten Gods werk zo kon verbeteren, verbaasde niemand. En
zeker Benjamin niet, die zich er nu, met een rood gezicht en hevig
zwetend, op voorbereidde dat hij een tweede matchpoint tegen zou
krijgen.
'Zet 'm op, pap!' riep Abbie vanuit de schaduw van het prieel
naast de tennisbaan.
'Quiet, please,' zei haar opa. Hij maakte geen grapje.
Hij serveerde deze keer laag en hard. Benjamin dook naar
rechts en raakte de bal nog net met de rand van zijn racket, maar
hij slaagde er alleen in hem in een hoge boog over her net terug te
slaan.
Met genoeg tijd om een heel mensenleven in slowmotion aan zijn
geestesoog voorbij te laten trekken, zag zijn schoonvader de bal
dalen. Zijn racket schoot naar voren als een cobra die zich voor de
aanval ontrolt, en met een perfect getimede en vernietigende mep
sloeg hij de bal keihard tussen Benjamins voeten. De bal stuiterde
hoog over het gaasnet achter zijn schoonzoon heen en kwam tussen de
rozen terecht. Met diverse gradaties van spot juichten en
applaudisseerden de toeschouwers.
'Dank je, Ben!'
'Ik moet jou bedanken, George.'
Sarah zag hoe de twee belangrijkste mannen in haar leven
elkaar bij het net de hand schudden en naar het hek liepen, waarbij
haar vader neerbuigend zijn arm om de bezwete schouders van zijn
schoonzoon sloeg.
'Er zit nog leven in die ouwe kerel, hè?'
'Meer dan genoeg, zou ik zeggen, George.'
'Arme Benjamin,' verzuchtte Sarahs moeder.
'Wat was de stand, pap?' riep Josh, alsof ze dat niet allang
wisten.
'Het is een kwestie van goede manieren dat je de gastheer niet
verslaat. Heeft niemand je dat ooit verteld?'
'Hoe komt het dan dat je thuis ook altijd van opa
verliest?'
De mannen waren nu van de haan af en stonden zich naast de
teakhouten tafel in het prieel met een handdoek af te drogen
terwijl Sarahs moeder limonade inschonk en Josh' vraag
beantwoordde.
'De reden daarvan is dat je vader heel goed weet dat er geen
man op aarde is die liever wil winnen dan je opa. Het zit in de
vervloekte genen van de Davenports. Laten we hopen dat je die niet
geërfd hebt.'
'Maakt u zich geen zorgen, oma,' zei Abbie. 'Pappa's
losergenen zullen die ruimschoots compenseren.'
'Alsjeblieft,' zei Benjamin. 'Ga je gang maar. Laten we er
gewoon de nationale Ben-Afzeik-Dag van maken.'
Hij dronk zijn limonade op en holde naar het huis om re
douchen en zich om te kleden. Sarahs vader, die waarschijnlijk
wilde laten merken dat hij aan geen van beide behoefte had,
wandelde met hen terug over het gazon terwijl hij Abbie uithoorde
over haar pas bekendgemaakte voornemen om aan de Universiteit van
Montana te gaan studeren. Sarah steunde Abbie wat dit betreft
minder dan Benjamin, maar ze wilde haar niet teleurstellen door de
kant van haar vader te kiezen die voorspelbaar sceptisch was. Abbie
verdedigde haar keus goed, dus besloot Sarah zich erbuiten te
houden en liep ze in haar eentje vooruit. Josh vormde met zijn oma
de achterhoede en vertelde haar hoe de Chicago Cubs het deden.
Afgelopen vrijdag had hij een brief van Katie Bradstock ontvangen
en sindsdien was hij bijna euforisch geweest. Hij wilde niet zeggen
wat erin stond, maar wat er ook tussen hen was voorgevallen, het
was nu weer rechtgezet.
Het had al in geen weken geregend, maar het gras was
oogverblindend, belachelijk groen door de geavanceerde
sproei-installatie. Er was een bries opgestoken die door de
verschroeide blaadjes van de grote, oude eiken langs de oprijlaan
ruiste. Sarah sloot haar ogen, ademde diep in en probeerde te
genieten van de warmte van
de zon en het gevoel van het gras onder haar voeten, maar de
knoop onder haar ribben wilde maar niet verdwijnen.
Ze was altijd gespannen wanneer ze in het huis van haar ouders
was. Door zijn nepkoloniale gevel en belachelijke aantal kamers had
ze zich er nooit echt thuis gevoeld. Ze waren van een veel kleiner
en gezelliger huis aan de andere kant van de stad hiernaartoe
verhuisd toen Sarah vijftien was en haar vaders bedrijf voor een
obsceen hoog bedrag was gekocht door een Wall Street-bank. Waar ze
zo'n paleis in vredesnaam voor nodig hadden, behalve dan om ermee
te pronken, had ze nooit begrepen, vooral niet omdat haar ouders
zelden gasten hadden en ze haar en haar broer Jonathan al naar een
kostschool hadden gestuurd. Destijds had Sarah haar moeder, die uit
een deftige familie uit New England kwam, de schuld van de
verhuizing gegeven. Maar toen ze ouder werd, was ze tot de
conclusie gekomen - hoewel ze dat nooit tegenover Benjamin zou
toegeven - dat haar vader de echte snob was. Hij wist het alleen
beter te verbergen.
Ze hadden nu de trap naar het terras bereikt en Sarah hoorde
dat Abbie geïrriteerd begon te raken. Waarom zou iemand die zo slim
was als Abbie, een meisje dat op school overal het beste in was, in
zo'n uithoek gaan studeren? vroeg Sarahs vader.
Sarah viel tegen hem uit.
'Het is verdorie Montana, pa, niet Mongolië.'
'We hebben net zaken gedaan met een paar mensen in Mongolië,
dat is anders een behoorlijk ontwikkeld land.'
'Het heeft toch niet toevallig met een bepaalde jonge cowboy
te maken, hè?' vroeg Sarahs moeder.
Abbie kreunde, draaide zich om en keek haar broer woedend
aan.
'Josh, vuile klikspaan, wat heb je nu weer verteld?'
Josh bracht als de vermoorde onschuld zijn handen
omhoog.
'Ik heb niets gezegd.'
'Wat ben je toch een zielige leugenaar. Misschien moet je
iedereen vertellen waarom je plotseling zo'n fan van de Chicago
Cubs bent. Dat heeft toch niets met het feit dat je verliefd bent
op de kleine Katie Bradstock te maken?'
'Kleine? O, en wij zijn zeker groot en volwassen?'
'Kinderen, kinderen,' zei Sarah.
Tegen de tijd dat ze het terras bereikten, was het geruzie
bedaard, en Abbie liet zich met enige moeite overhalen om haar
grootouders iets over Ty te vertellen. Ze wist het gesprek handig
te leiden naar haar bezoek aan de ranch van zijn ouders, waarvan ze
bijna extatisch was teruggekeerd en waarover ze had gezegd dat het
de mooiste plek was die ze ooit had gezien, nog mooier dan de
Divide.
De lunch bestond uit koude kreeft uit Maine die haar vader de
vorige middag speciaal had laten overvliegen. Er waren ook oesters
en garnalen en een verbijsterend aantal salades die waren
klaargemaakt door Rosa, die al negen jaar het huishouden deed voor
Sarahs ouders, zonder, voorzover Sarah wist, ook maar één keer te
glimlachen. Benjamin zei dat ze waarschijnlijk nog steeds op een
reden wachtte. De ovale tafel was bedekt met een zwaar witlinnen
tafelkleed en werd door twee enorme crèmekleurige parasols
overschaduwd. Er was ruimte voor minstens twaalf mensen en in
plaats van met zijn zessen aan één kant te gaan zitten, lieten ze
een paar meter tussen hen in vrij. Ze zaten zo ver bij elkaar
vandaan dat ze Rosa, die nors achter de coulissen stond, moesten
roepen als er iets doorgegeven moest worden.
Normaliter zouden de gaten opgevuld zijn door Sarahs broer en
zijn gezin. Jonathan was vijf jaar jonger dan zij en ze hadden
nooit een hechte band gehad. Net als zijn vader deed hij iets
onduidelijks in de financiële wereld en hij had kortgeleden een
baan in Singapore geaccepteerd en zijn Texaanse vrouw Kelly en zijn
allebei even verwende tweelingdochters meegenomen. Terwijl iedereen
op de bovenmaatse kreeft kauwde en de stilte hardnekkiger werd,
begon Sarah hen bijna te missen.
Waarom bleef ze Benjamin en de kinderen blootstellen aan deze
jaarlijkse bezoeking terwijl ze er zelf een even grote hekel aan
had als zij? De afgelopen week was vergald door langdurige ruzies
met Abbie en Josh, die allebei tot vanochtend geweigerd hadden mee
te gaan. Bij het ontbijt had Sarah ten slotte een tirade afgestoken
over het belang van familie waarin ze alle gemene, schuldgevoelens
opwekkende trucs had verwerkt die ze kon bedenken. Bijvoorbeeld dat
ze wel alle royale verjaardagscheques en kerstcadeaus van hun
grootouders aannamen, maar dat ze niet bereid waren om als
tegenprestatie een paar uurtjes vrij te maken voor een lunch met
hen. En dat opa er niet jonger op werd en misschien niet lang meer
zou leven (hoewel hij schandalig gezond was en hen waarschijnlijk
allemaal zou overleven). Ze had zich er zelfs toe verlaagd om over
Misty te beginnen, de pony die haar grootouders Abbie hadden
gegeven toen ze tien was. Benjamin had zich erbuiten gehouden, maar
hoewel hij niets zei, zag ze aan zijn zelfvoldane uitdrukking hoe
hij van de opstand genoot. Ze had hem wel iets naar zijn hoofd
willen gooien.
Maar nu ze hier waren, was het schuldgevoel naar haar
teruggekaatst en ze had met hen allemaal medelijden. Zelfs met
Benjamin. 1 lij was al wekenlang niet erg aardig, niet sinds ze van
de Divide teruggekomen waren. Hij was afstandelijk en afwezig
geweest. Hij had het moeilijk op zijn werk en ze had besloten het
daaraan toe te schrijven. Misschien was het evenzeer haar schuld,
want het ging met de boekwinkel ook niet goed. Sterker nog, dit was
het slechtste jaar dat ze ooit had gehad. Een van de grote ketens
had een paar straten verder een winkel geopend en Jeffrey, haar
bewonderde en toegewijde bedrijfsleider die de zaak tegenwoordig
bijna helemaal alleen dreef, was er weer over begonnen dat hij
ontslag wilde nemen. Hoewel Sarah graag over haar problemen wilde
praten, leek Benjamin niet meer naar haar te willen luisteren en
hij weigerde ook om over zijn eigen problemen te praten. Haar
vader, die de neus van een bloedhond had, vroeg hem nu hoe het op
zijn werk
ging-
'Hoe gaat het met dat Hamptons-project van je?'
'Eerlijk gezegd ziet het er niet al te best uit,
George.'
'Hoe heet die kerel ook alweer? Ik ben zijn naam
vergeten.'
'De projectontwikkelaar? Hank McElvoy.'
'McElvoy, dat is het. Ik heb een paar dagen geleden bij Bill
Sterling naar hem geïnformeerd. Bill zegt dat die man in de nesten
zit en dat de banken hun geld terug willen. Is dat het
probleem?'
'Nee, het gaat om zogenoemde creatieve
meningsverschillen.''
'Pappa is een held,' riep Abbie over de tafel. 'Ze wilden al
die prachtige bomen omhakken en dat wilde hij niet.'
'Het lijkt me zonde om een klus kwijt te raken voor een paar
bomen.'
'Opa!'
'Ach, het is waarschijnlijk maar goed dat je eruit gestapt
bent.'
'Ja, waarschijnlijk wel.'
Benjamin nam een hap kreeft en keek Sarah even aan. Ze
glimlachte om te laten zien dat ze solidair met hem was, maar hij
wendde zijn blik af.
'Ella vertelde me dat je bedrijf pas de een of andere
prestigieuze prijs heeft gewonnen,' vervolgde haar vader.
'Dat klopt. Voor het winkelcentrum dat we in Huntington hebben
gebouwd.'
'Was dat ontwerp van jou of van Martin?'
'We hebben er samen aan gewerkt, maar je kunt wel zeggen dat
het grotendeels Martins ontwerp is.'
'Het is een slimme vent.' 'Ja.'
'Feliciteer hem maar van me.'
'Dank je, George, dat zal ik doen.'
Er was een tijd geweest waarin Benjamin door zo'n steek onder
water in woede zou zijn ontstoken. In het begin van hun huwelijk
pikte hij dat soort dingen maar tot op zekere hoogte en maakte dan
ruzie over een andere kwestie, die hij onvermijdelijk verloor. Want
wat het onderwerp ook was en onafhankelijk van wie er gelijk had,
de tactiek van haar vader om slechts te glimlachen en kalm te
blijven, maakte Benjamin uiteindelijk zo woedend dat hij begon te
schreeuwen. Maar nu ze naar hem keek terwijl hij, nog steeds
zwerend van zijn vernedering op de tennisbaan, tegenover haar aan
tafel zat, zag Sarah geen teken van gekwetstheid of woede, maar
alleen maar een vermoeide berusting. Dat verontrustte haar meer dan
zijn geschreeuw ooit had gedaan.
Later, toen ze met hen naar huis reed, waren her Abbie en
Josh, niet Benjamin, die ontploften. Hij glimlachte niet eens en
leek er geen enkel plezier in te hebben dat ze hun woede luchtten
en dat ze Sarah dwongen te zweren dar dit de laatste lunch op de
Dag van de Arbeid was die ze ooit zouden moeten verduren. Toen ze
zich zonder aarzeling verontschuldigde, leek dat hen te ontwapenen
en er daalde een vermoeide stilte neer. Josh zette zijn koptelefoon
op en luisterde naar de muziek op zijn walkman terwijl Abbie zich
naast hem oprolde en al snel in slaap viel. Benjamin leunde met
zijn hoofd op de hoofdsteun en staarde uitdrukkingsloos door het
zijraampje naar buiten. Hij zag er zo verloren uit dat ze haar hand
op zijn arm legde, maar hij reageerde er helemaal niet op en na een
paar seconden trok ze hem terug.
ik dacht dat mensen met het klimmen der jaren milder werden,'
zei ze, 'maar bij hem is het tegendeel het geval.'
'Hij is altijd zo geweest.'
'Bij alles wat hij zegt, zit er een addertje onder het
gras.'
'Dat was altijd al zo.'
Hij sloot zijn ogen en Sarah nam de wenk ter harte en reed
zwijgend verder. Ze zag in de spiegel dat Josh nu ook in slaap
gevallen was. De snelweg zat potdicht door het vakantieverkeer, dus
sloeg ze af en nam een sluiproute, maar daar was het even druk en
ze reden kilometer na kilometer bumper aan bumper met een
slakkengangetje door de uitgestrekte voorstad. Ze zette de radio
aan, maar kon geen station vinden dat haar niet irriteerde of haar
gevoel van vervreemding verlichtte. De mensen in de auto's om haar
heen leken allemaal te praten en het naar hun zin te hebben.
Het was de oude Volvo-stationcar die het 'm deed. Hij reed in
de baan naast hen en kwam telkens langszij. Het was net zo'n auto
als zij eens hadden gehad, maar dan blauw in plaats van wit. Het
dak was beladen met fietsen en kampeerspullen, net als hun auto
vroeger. Er zat een echtpaar met twee jonge kinderen in, een jongen
en een meisje, allebei blond en onwaarschijnlijk schattig. Ze
lachten en praatten allemaal. Sarah probeerde niet te kijken. Ze
spande haar gezichtsspieren om de tranen re bedwingen die
tegenwoordig zo gemakkelijk vloeiden. Ze staarde vastberaden voor
zich uit en vervloekte zichzelf omdat ze zo stom en sentimenteel
was. Ze hield zichzelf voor dat ze het niet moest doen, dat ze het
beeld van haar verloren geluk niet in haar hoofd moest
toelaten.