***
Ze wachtte al bijna een kwartier en ze begon het idee te
krijgen dat ze voor gek stond. Aan de andere kant van de
zonovergoten, kleine witstenen piazza bleef een groep schoolmeisjes
naar haar kijken. Sommigen likten aan een ijsje en ze waren
allemaal ongelooflijk knap en hoewel Sarah nauwelijks een woord
Italiaans sprak, was ze er zeker van dat ze het over haar hadden.
De meisjes hoorden eigenlijk te luisteren naar hun onderwijzeres,
een nerveus ogende vrouw met plat vastgespeld haar die uit een boek
voorlas. Ze vertelde hun ongetwijfeld over de galerie die zij - en
Sarah, als haar afspraak kwam opdagen - zouden gaan bezoeken.
Ze pakte een pakje sigaretten uit haar tas en stak er een op.
Ze zou hem twintig minuten geven. Dat zei Benjamin altijd. Als
iemand je liet wachten, gaf je hem of haar twintig minuten en dan
ging je weg. Het was beleefd en tegelijk assertief. Als je langer
wachtte, zouden de mensen denken dat je geen zelfrespect had. Het
irriteerde haar dat ze zich nog steeds aan zijn regels hield nadat
ze vierenhalf jaar zonder hem had geleefd, maar het zat er te diep
in.
In een heleboel uiteenlopende situaties, van het kopen van
kleren tot het kiezen uit een menukaart en het geven van een mening
over welk onderwerp dan ook, betrapte ze zichzelf erop dat ze zich
afvroeg wat Benjamin zou zeggen. Om zichzelf te straffen deed ze
daarna precies het tegenovergestelde. Ze koos een kleur of
voorgerecht uit waarvan ze wist dat hij er een hekel aan had of gaf
een mening waartegen hij luid zou protesteren. Het probleem was dat
ze, na zo veel jaren samen te zijn geweest, bijna altijd dezelfde
mening hadden. De kosten van haar opstandigheid konden worden
berekend aan de hand van het aantal afschuwelijke nieuwe outfits
die ongedragen in haar kast hingen.
Het was haar laatste dag in Venetië en ze wilde haar tijd niet
verspillen aan iemand die bijna een vreemde voor haar was: een man
twintig jaar jonger dan zij die haar waarschijnlijk al was
vergeten. Ze was van plan geweest de winkels af te stropen om voor
een paar mensen in New York cadeautjes te kopen. En om daar genoeg
tijd voor te hebben voordat ze de jongeman zou ontmoeten, was ze,
na het ontbijt, voor achten uit het hotel vertrokken.
Ze hadden elkaar de vorige avond op de veerboot naar Torcello
ontmoet. Haar reisgezelschap had zich die dag opgesplitst en maar
een handjevol mensen had de tocht van een uur over de lagune willen
maken. Het waren hoofdzakelijk gepensioneerde echtparen of
vriendenparen uit New York of New Jersey. Ze waren allemaal meer
dan tien jaar ouder dan Sarah en ze had weinig met hen gemeen. Er
werd te veel geklaagd over het eten in het hotel en over hoe duur
alles was. De hele week had ze afstand gehouden en beleefd
uitnodigingen afgeslagen om dingen samen met de anderen te doen.
Haar beste vriendin Iris, met wie ze de reis had geboekt, had op
het laatste moment afgezegd omdat haar moeder een beroerte had
gekregen. Sarah had misschien ook moeten annuleren, maar ze was nog
nooit in Venetië geweest en wilde deze kans niet laten lopen.
Op de veerboot had ze een poosje met de vrolijke weduwen
gepraat - twee vrouwen uit Newark die maar bleven lachen - en was
daarna naar het achterschip gevlucht om een plekje te zoeken waar
ze rustig haar boek kon lezen en over het groene water naar de
vaporetto's kon kijken die langstuften.
De jongeman was aan boord gekomen toen de boot bij het Lido
stopte. Hij ging aan de andere kant van het looppad naast haar
zitten, met zijn gezicht dezelfde kant op. Ze schatte dat hij
halverwege de twintig was en hij was conservatief gekleed in een
wit overhemd en een geperste antracietgrijze broek. Hij merkte dat
ze naar hem keek en schonk haar een prachtige glimlach. Ze
glimlachte beleefd terug en keek snel weer in haar boek, in de hoop
dat de blos die ze op haar wangen voelde niet te zien was. Uit haar
ooghoek zag ze dat hij een schetsboek uit zijn zwartleren tas
haalde. Hij bladerde het door tot hij de bladzijde vond die hij
zocht, haalde een pen te voorschijn en ging aan het werk.
Sarah zag dat het een nauwkeurige tekening in zwarte inkt was
van een oud palazzo. Hij tekende plekken met afgebrokkeld stucwerk
en krulversieringen bij de ramen. Hij vulde de details in, uit zijn
herinnering, of misschien fantaseerde hij ze er gewoon bij. Hoe dan
ook, het werk was indrukwekkend. Hij merkte weer dat ze keek en
liet haar vriendelijk zien wat hij aan het doen was. Ze raakten aan
de praat en hij vertelde haar in markant, zij het gebrekkig Engels,
dat hij uit Rome kwam en elk jaar naar Venetië ging om een oude
tante te bezoeken. De tekening was van haar huis.
'Dat moet een deftige dame zijn,' zei Sarah.
ik heb het huis veel deftiger gemaakt dan het is. Dat vindt ze
leuk.'
'Je tekent heel goed.'
'Dank u, maar ik weet dat ik te technisch ben. Ik studeer...
architettura.''
'Architectuur. Mijn echtgenoot was architect.'
'O. Nu niet meer?'
'Nee, ik bedoel dat hij architect is. Hij is alleen mijn
echtgenoot niet meer.'
Toen ze in Torcello aangekomen waren, liepen ze samen over het
pad dat van de haven naar de oude kerk van Santa Fosca kronkelde.
De vroege lentezon was warm en het licht weerkaatste helder op het
witte beton. Sarah trok haar trui uit en bond hem als een tiener om
haar heupen. Ze droeg een mouwloos roze T-shirt en een witte linnen
rok.
De jongeman zei dat hij die dag hierheen was gekomen om de
oude klokkentoren van Torcello te tekenen. Hij leek veel over de
geschiedenis van het eiland te weten. Het was vanaf de vijfde eeuw
bewoond, zei hij, veel eerder dan Venetië zelf. Het was eens een
welvarend eiland geweest met een bevolking van twintigduizend
mensen, maar de malaria had de mensen verdreven en de meeste
gebouwen waren tot ruïnes vervallen en verdwenen. Tegenwoordig had
het nog maar enkele tientallen bewoners.
Voor de kerk liet hij haar de ruw uitgehakte troon zien die
aan Attila de Hun toebehoord zou hebben.
'Denk je dat hij daar echt op gezeten heeft?' vroeg ze.
in elk geval niet lang. Hij ziet er niet erg comfortabel
uit.'
'Misschien was hij daarom zo gewelddadig.'
Ze gingen de kerk in. Het was binnen koel en donker en er hing
een eerbiedige stilte. Ze bleven lang en vol bewondering voor een
gouden mozaïek van de Heilige Maagd en het kindeke Jezus staan. Hij
fluisterde tegen haar dat er naar zijn mening in heel Venetië niets
mooiers te zien was, behalve misschien in de Scuola Grande di San
Rocco. Hij vroeg haar of ze daar al geweest was en toen ze nee zei,
bood hij aan haar daar de volgende dag een rondleiding te geven.
Gevleid en geamuseerd door de aandacht van deze knappe jongeman
die, met zijn perfecte huid, perfecte gebit en helderbruine ogen,
jong genoeg was om haar zoon te kunnen zijn, stemde ze in. Ze
spraken af waar ze elkaar zouden treffen en ze liet hem achter
terwijl hij zich installeerde om de klokkentoren te tekenen. Pas
toen ze elkaar ten afscheid de hand schudden, stelden ze zich voor.
Zijn naam was, heel toepasselijk, Angelo.
En nu stond ze hier als een idioot te wachten voor de Scuolo
Grande of hoe dat vervloekte gebouw ook mocht heten, tussen een
stelletje om haar giechelende schoolmeisjes die haar, omdat ze
rookte en haar best deed om er chic uit te zien in haar
marineblauwe Armani-jurkje en met haar zonnebril op, waarschijnlijk
voor een hoer van middelbare leeftijd hielden. Ze keek weer op haar
horloge. Hij had tweeëntwintig minuten gehad (die twee extra
minuten waren een zielig verzet tegen haar ex-man) en dat was
genoeg. Ze trapte haar sigaret uit, stak haar tong uit naar het
brutaalste schoolmeisje en beende weg.Drie minuten later hoorde ze
haar naam en toen ze omkeek, zag ze dat Angelo over de brug die ze
net overgestoken was naar haar toe kwam rennen. Ze wachtte tot hij
bij haar was en glimlachte koeltjes naar hem. Door zijn gehijg heen
lukte het hem te vertellen dat zijn tante die ochtend ziek geworden
was. Nee hè, dacht ze, kon hij nu echt niets beters verzinnen? Maar
hij leek zich oprecht schuldig te voelen en het vervelend te vinden
dat hij haar had laten wachten, dus vergaf ze hem maar. Goed, ze
was een watje, maar wat dan nog? Hij was veel beter gezelschap dan
de vrolijke weduwen die haar waarschijnlijk toch al afgeschreven
hadden omdat ze te verwaand was.
De Scuola Grande was gevuld met Tintoretro's. De bovenzaal was
groot en donker en overdadig ingericht met rood fluweel en
opgewreven notenhout dat glansde in de poelen van licht van de
muurlampen. Er waren vijftig tot zestig mensen, die allemaal in
stille bewondering stonden te kijken naar de schilderingen die de
muren en het plafond sierden, zelfs de schoolmeisjes, die daar nu
ook waren. De schilderingen zelf waren zwak verlicht en Sarah moest
haar bril opzetten om te kunnen zien welke religieuze thema's er
uitgebeeld werden.
Angelo was net zo'n ijverige en goedgeïnformeerde gids als hij
de vorige dag op het eiland was geweest. Hij fluisterde tegen haar
dat het gebouw in het begin van de vijftiende eeuw was gebouwd. Het
was gewijd aan San Rocco, de beschermheilige tegen besmettelijke
ziekten, in de ijdele hoop dat hij de stad tegen de pest zou
beschermen. Tintoretto, zei Angelo, was bijna een kwarteeuw bezig
geweest om het re decoreren. Het was het soort informatie dar hij
gemakkelijk uit de een of andere gids had kunnen halen, en de wrede
gedachte kwam bij haar op dat hij er misschien een gewoonte van
maakte om oudere vrouwelijke toeristen op te pikken.
De bekendste van Tintoretto's schilderingen, De kruisiging,
bevond zich in een kleine aangrenzende zaal en ze bleven er lang
naar staren. Sarah had nooit goed geweten wat ze met religie aan
moest. Haar moeder was een afvallige katholiek en haar vader een
afvallige atheïst die, nu hij in de zeventig was, aarzelend het tot
nu toe onbekende rijk van het geloof binnentrad. Benjamin had
altijd elke vorm van religie afgewezen als een gemakkelijk excuus
om niet te hoeven nadenken. Sarah was minder fanatiek in haar
scepticisme, maar haar mening hierover was - zoals over zo veel
onderwerpen - door de zijne beïnvloed.
Dus was het misschien de zoveelste zinloze, halfbewuste poging
om zijn invloed uit te bannen, om zich als een onafhankelijke geest
op te stellen, dat ze zichzelf toestond om zo ontroerd te raken
door het kunstwerk. De schildering was een uitbarsting van lijden
en schoonheid en elk groepje personages ging op in zijn eigen
drama. En de aan het kruis genagelde Jezus die met gespreide armen
en gekroond door licht tegen de steengrijze hemel afstak, straalde
zo'n sereniteit uit vanaf het kruis dat Sarah vervuld raakte van
een verward en onbestemd verlangen.
Achter haar bril begonnen haar ogen zich met tranen te vullen,
maar ze wist ze re bedwingen. Ze was er echter zeker van dat de
jongeman naast haar het had gezien. Hij had net gezegd dat
Tintoretto de gewoonte had om een zelfportret in zijn schilderingen
te verwerken, maar toen zweeg hij en liep een paar passen weg om
een andere schildering te bestuderen. Sarah was hem er dankbaar
voor. Als hij had geprobeerd haar aan te raken of te troosten, zou
ze zeker haar zelfbeheersing hebben verloren en in snikken zijn
uitgebarsten. Ze had de afgelopen jaren genoeg gehuild. Het
verbaasde haar en maakte haar zelfs een beetje boos dat een
schildering haar zo kon aangrijpen, maar ze gebuikte haar boosheid
om zich te vermannen en te beheersen.
Het was een opluchting toen ze het zonlicht weer in stapten.
Ze liepen over de kronkelige weg naar het Canal Grande terug en
waren net op tijd om een vaporetto naar de Rialtobrug te halen.
Toen ze daar aankwamen, zei Angelo dat hij een goed restaurantje
wist. Alleen Venetianen aten daar, zei hij, geen toeristen. Het
bleek een bescheiden zaak halverwege een smalle steeg te zijn.
Obers in witte jassen die Sarah allemaal merkwaardig klein leken,
liepen snel tussen de tafels heen en weer met bladen vol
zeevruchten en dampende pasta's. De ober die hun bestelling opnam,
deed dat met een bruuske beleefdheid.
Ze zei tegen Angelo dat hij maar voor haar moest bestellen,
dat ze bijna alles lekker vond. Hij bestelde een salade van zoete
tomaten, basilicum en buffelmozzarella en daarna een of andere
gegrilde vis waarvan de naam haar niets zei, maar die er een beetje
uitzag en smaakte als gestreepte zeebaars. Ze dronken een hele fles
witte wijn die, naar hij zei, gemaakt was van druiven die langs de
oostoever van het Gardameer groeiden. De wijn was koel en soepel en
Sarah dronk er te veel van, waardoor ze een beetje licht in het
hoofd werd.
Ze had nooit graag over zichzelf gepraat. Het was een
onderwerp waarover volgens haar niets te zeggen was war iemand zou
kunnen interesseren. Natuurlijk was ze er een stuk beter in
geworden nadar Benjamin bij haar weggegaan was. Iris en het
handjevol goede vrienden die haar steunden, hadden haar niet veel
keus gegeven en erop aangedrongen dar ze met Ken het mislukken van
haar huwelijk doorpraatte. Ze analyseerden elke uithoek en elke
rimpeling ervan tot er niets meer te zeggen viel en ze er allemaal
genoeg van hadden.
Toch had ze lang daarvoor, bijna zo lang geleden als ze zich
kon herinneren, in de tijd dat zij en Benjamin gelukkig getrouwd
waren - in elk geval wat haar betrof - een eenvoudige techniek
ontwikkeld om niet te veel over zichzelf te onthullen. Ze stelde
vragen en ontdekte al snel dat hoe directer en persoonlijker de
vraag was, hoe groter de kans dat de ander (vooral als het een
vreemde en een man was) over zichzelf ging praten en vergat om haar
iets te vragen. Dit deed ze nu ook bij Angelo.
Ze stelde hem vragen over Rome, over zijn studie, over
architectuur die hij interessant vond, over zijn tante (die tot
haar verbazing echt ziek leek te zijn) en kreeg hem ten slotte aan
de praat over een Duitse vriendin die Claudia heette en met wie hij
eens hoopte te trouwen. Op dat moment werd het verschil tussen zijn
openhartigheid en haar bijna complete terughoudendheid zo duidelijk
dat hij zijn handpalmen op het met kruimels bezaaide tafelkleed
legde en een paar antwoorden van haar eiste.
Hij vroeg haar of ze werkte en ze vertelde hem dat ze de
boekwinkel had verkocht en wat een opluchting het was om daar na al
die jaren vanaf te zijn.
'Beviel het je niet?'
ik vond het heerlijk. Boeken zijn mijn grote passie, maar
kleine zelfstandige boekwinkels als die van mij kunnen tegenwoordig
moeilijk concurreren. Dus nu verkoop ik geen boeken meer, maar lees
ze alleen nog.'
'Wat zijn je andere grote interesses?'
'Hm. Even kijken. Mijn tuin. Kennis verzamelen over
planten.'
'En nu je de boekwinkel hebt verkocht, kun je van al die
dingen genieten. Je hebt de tijd aan jezelf.'
'Ja, zo zou je het kunnen zeggen.' Sarah glimlachte en keek
hem over de rand van haar glas aan terwijl ze langzaam nog een
slokje wijn nam. Ze realiseerde zich dat ze met hem flirtte. Het
was een eeuwigheid geleden dat ze met iemand had geflirt. Ze dacht
dat ze vergeten was hoe dat moest. Maar ze genoot ervan en als hij
haar op dat moment had gevraagd of hij met haar mee mocht naar haar
hotelkamer om samen met haar siësta te houden, zou ze misschien wel
ja gezegd hebben.
'Dus je bent getrouwd geweest,' zei hij.
'Ja.'
'Maar nu niet meer.'
'Dat klopt.'
'Hoe lang was je getrouwd?'
'Heel erg lang. Drieëntwintig jaar.'
'En je woont in New York?'
'Op Long Island.'
'En heb je kinderen?'
Ze knikte langzaam. Daar had je het dan. De voornaamste reden
waarom ze wilde voorkomen dat haar vragen werden gesteld. Ze voelde
dat het plezier uit haar wegstroomde door het gat waarvan hij het
deksel had weggetrokken. Ze schraapte haar keel en antwoordde kalm
en op een zo vlak mogelijke toon.
'Een jongen en een meisje, eenentwintig en drieëntwintig
jaar.'
'En wat doen ze? Ze studeren zeker, hè?'
'Ja.'
'Aan de universiteit?'
'Ja. Zoiets. Zullen we de rekening vragen?'
Ze moest weg. Ze wilde weer buiten zijn. En alleen. Hij zag
dat natuurlijk en hij was verbaasd door de plotselinge verandering
in haar gedrag. Hoe kon de stemming van een vrouw zo omslaan alleen
doordat er over haar kinderen werd gepraat? Het was juist het
onderwerp waarvoor ze normaal gesproken warmliepen. De arme jongen
zou het natuurlijk verkeerd begrijpen. Hij zou waarschijnlijk
denken dat ze zich schaamde om te moeten toegeven dat ze kinderen
had die niet veel jonger waren dan hijzelf. Of hij zou de conclusie
trekken dat ze in werkelijkheid niet gescheiden was, dat ze alleen
op een avontuurtje uit was en ze zich plotseling schuldig voelde
toen haar kinderen ter sprake kwamen. Ze had medelijden met hem en
het speet haar dat ze het aangename, ontspannen contact dat ze met
hem had kapotmaakte. Maar ze kon er niets aan doen. Ze stond op,
haalde een creditcard uit haar tas, legde die voor hem op tafel en
negeerde zijn protesten. Toen excuseerde ze zich en ging naar het
toilet.
Buiten vroeg hij haar in verwarring of ze nog een andere
galerie
wilde bezoeken, maar ze zei nee en verontschuldigde zich. Ze
wendde voor dat ze zich door de wijn niet goed voelde omdat ze er
niet aan gewend was om veel te drinken. Ze bedankte hem omdat hij
zo aardig was geweest, en zo'n goede gids, en omdat hij haar zulke
prachtige dingen had laten zien. Hij bood aan haar naar haar hotel
te brengen, maar ze zei dat ze liever alleen ging als hij het niet
erg vond. Ze nam afscheid en stak haar hand uit, maar hij zag er zo
verloren uit dat ze allebei haar handen op zijn schouders legde en
hem op de wang kuste, waardoor hij alleen nog maar meer in
verwarring leek te raken. Toen ze wegliep, keek hij bedroefd.
Toen ze terugkwam in het hotel zag ze dat het stil was in de
hal. Een jong Brits echtpaar schreef zich in. Ze straalden de
verlegen gelukzaligheid uit van mensen die op huwelijksreis zijn.
Sarah haalde haar sleutel af en liep naar de lift. Ze hoorde haar
hoge hakken op de witmarmeren vloer tikken.
'Mevrouw Cooper?'
Ze draaide zich om en de portier overhandigde haar een
envelop. Ze drukte op het knopje van de lift en terwijl de kabels
achter de glazen deur ratelden en zoemden, maakte ze de envelop
open. Het was een boodschap van Benjamin uit Santa Fe, waar hij nu
woonde met die vrouw. Hij had om acht uur die ochtend gebeld en om
tien uur nog een keer. Ze moest hem terugbellen. Het was dringend,
zei hij.