***
Het was Mels idee geweest dat ze zich zouden verkleden als
genetisch gemanipuleerde vruchten, wat toen heel leuk had geleken.
Ze hadden de kostuums gemaakt van geverfd papier-maché en waren er
elke avond van de week voor Thanksgiving mee bezig geweest. Dat van
Mei was verreweg het beste en iedereen die het zag, lag in een
deuk.
Mei was zondag met de anderen in Hackers VW-busje helemaal uit
Missoula gekomen, met de fruitkostuums gevaarlijk op het dak
gebonden. Het was een wonder dat ze heel waren aangekomen, hoewel
Abbies kostuum er beslist niet best aan toe was. Het hare werd
verondersteld een kruising tussen een tomaat en een schaap te zijn,
maar het leek op geen van beide meer. In de onophoudelijke motregen
veranderde het snel in pulp. De beide voorpoten en de staart waren
eraf gevallen en de rode verf was helemaal uitgelopen over haar
doorweekte parka en broek. Eric en Scott, die aan haar linkerkant
liepen, hadden hun kostuums al gedumpt en het zou niet lang duren
voor Abbie hetzelfde zou doen. Rechts van haar liep Mei, die er nog
steeds perfect uitzag. Ze had waarschijnlijk stiekem nog een
laatste laag waterproof verf op haar kostuum aangebracht. Naast Mei
liep Hacker, die geen kostuum had gemaakt, ongetwijfeld omdat hij
zich boven zoiets kinderachtigs verheven voelde.Het was vroeg in de
ochtend en het centrum van Seattle was één grote, luidruchtige
mensenzee. Tienduizenden demonstranten vulden de straten en liepen
zij aan zij naar het congrescentrum. Ondanks de kou en de regen
leken ze her allemaal prima naar hun zin te hebben en ze zwaaiden,
schreeuwden, lachten en scandeerden hun slogans.
Er is geen macht dan de macht van het volk!
De macht van het volk houdt nooit op!
Er waren mensen verkleed als bomen, olifanten, schildpadden en
walvissen - die allemaal heel wat beter bestand leken tegen de
regen dan Abbies schaaptomaat-en boven hen wapperden talloze
kleurige spandoeken die de slechte daden van de
Wereldhandelsorganisatie aan de kaak stelden. De man die
vooropliep, had er een met een reusachtige afbeelding van Dracula
die zijn bebloede tanden in de planeet Aarde zette. De vrouw naast
hem zwaaide met een spandoek waarop stond: WHO, LOS HET OP OH ROT
OP. Degenen die niet scandeerden, bliezen op fluitjes of toeterden
met claxons, rinkelden met bellen of sloegen in allerlei
verschillende ritmes op trommels.
En het waren niet alleen studenten en hippies. Er waren mensen
van alle leeftijden, kleuren, geloven en nationaliteiten -
taxichauffeurs, bouwvakkers, schoonmakers en kantoorbedienden.
Bovendien leek de demonstratie daadwerkelijk invloed te hebben. Het
gerucht ging dat ze er al in geslaagd waren om de openingsceremonie
tegen te houden en dat alle rijke politici angstig in hun hotels
bleven of in hun limo's belegerd werden. Eigenlijk werd de hele
stad belegerd, en de politie stond erbij en keek ernaar.
Het was supercool. Het leek wel een reusachtige kermis en het
was de meest fantastische uiting van solidariteit die Abbie ooit
had meegemaakt. Er werd geschiedenis geschreven. Het was een van de
gebeurtenissen die de wereld zouden veranderen, zoals Woodstock,
het vallen van de Muur of de toespraak van Martin Luther King
waarin hij de wereld vertelde over zijn droom. En Abbie maakte er
deel van uit en was er getuige van. In de toekomst zou ze haar
kinderen en kleinkinderen erover kunnen vertellen. Ze wenste alleen
dat ze er nog meer bij betrokken zou zijn. Want hoe ze ook
probeerde de beelden van wat er in het weekend was gebeurd te
verdringen, ze bleven in haar hoofd rondspoken en bedierven
alles.Bijna was ze niet meegegaan. Gisterochtend had haar moeder
haar zowat het vliegveld op moeten slepen. Abbie had gezegd dat ze
niet ging, punt uit. Ze moesten allemaal bij elkaar blijven. Zij
zou een week thuisblijven en ze wilde zelfs helemaal niet meer naar
de universiteit teruggaan, maar haar moeder had daar niets van
willen horen.
1 laar moeder had zich ongelooflijk goed gehouden.
Zondagochtend, toen die rotzak stilletjes door het huis liep om
zijn spullen te verzamelen en zijn koffers te pakken, had ze haar
hoofd niet laten hangen en geen traan geplengd. Ze was godbetert
zelfs aardig tegen hem geweest en had hem nota bene geholpen om
zijn bril te zoeken. Het was duidelijk één grote fa^ade, die vroeg
of laat zou instorten, maar dat was niet gebeurd. De hele dag,
zelfs nadat hij vertrokken was, had ze voor Abbie en Josh gezorgd
en was hen blijven knuffelen en troosten, alsof zij alleen verdriet
hadden.
Arme Joshie. Hij leek niet te weten wat hij moest doen. Toen
hun vader hun het nieuws had verteld en Abbie schreeuwend naar haar
kamer was gevlucht, was Josh uiteindelijk zijn moeder naar boven
gevolgd, en hij had hen jammerend en snikkend en zich aan elkaar
vastklampend aangetroffen. Hij was gewoon op het uiteinde van het
bed gaan zitten en had verloren naar de muur gestaard. Hij was toen
natuurlijk nog steeds stoned en probeerde te begrijpen wat er
gebeurd was. Maar zelfs de volgende dag, zelfs na dat ijzige,
afschuwelijke afscheid waarbij ze met de armen van hun moeder om
zich heen bij de deur hadden gestaan en hun vader met al zijn
spullen achter in de stationcar hadden zien wegrijden, leek de arme
jongen niet te weten of hij mocht huilen of dat hij de grote,
dappere heer des huizes moest spelen.
'Luister, Abbie,' had haar moeder die avond gezegd toen ze aan
de keukentafel zaten, met eten waarin ze geen van drieën trek
hadden. Abbie had net verklaard dat ze de volgende ochtend niet
naar Seattle zou vliegen. 'Luister goed. We laten ons leven
hierdoor niet kapotmaken. Het leven moet gewoon doorgaan. Misschien
komt je vader terug en misschien ook nier. Ik vermoed dat hij wel
terugkomt, maar dit soort dingen gebeuren nu eenmaal en wc kunnen
er niets aan doen. Hij komt weer bij zinnen - of niet. Intussen
moeten we gewoon verdergaan met ons leven, oké? Je gaat wél naar
Seattle, jongedame, en je geeft die griezels van de HWO...'
'who.'
'Ook goed. Je gaat erheen en geeft ze op hun donder, ook van
mij. Ik weet niet wie ze zijn en wat ze hebben gedaan, maar ik heb
nu al een hekel aan ze.'
Ze lachten, weliswaar een beetje hysterisch, maar ze lachten
echt. Toen arriveerden George en Ella en werd er nog meer gehuild,
maar niet door haar moeder. Oma was van plan een paar dagen te
blijven en zelfs zij zei tegen Abbie dat ze zich aan haar plannen
moest houden en het vliegtuig moest nemen, hoewel opa verkondigde
dat het hele idee van de demonstratie nergens op sloeg. Het kwam
duidelijk uit de koker van anarchisten en communisten, en de WHO
was trouwens een van de weinige positieve krachten in de wereld.
Abbie was te moe en emotioneel te uitgeput om met hem in discussie
te gaan.
Dus nu liep ze hier drijfnat rond en probeerde het leuk te
vinden dat ze als schaaptomaat verkleed was. Het pak was nu
trouwens zo zacht en papperig geworden dat het tijd werd om het te
dumpen. Het lukte haar om het, zonder uit de pas te raken, op de
grond te laten zakken en er bijna gracieus uit te stappen. Mei
grijnsde naar haar. Ze was de enige aan wie Abbie had verteld dat
haar vader was weggegaan en ze had strikte orders gekregen het niet
aan de anderen door te vertellen. Het laatste wat Abbie wilde, was
dat ze allemaal medelijden met haar zouden krijgen en haar als een
soort invalide zouden gaan behandelen.
Hé-Hé! Ho-Ho! Donder op WHO.'
Hé-Hé! Ho-Ho! Donder op WHO!
Het leek op te houden met regenen en terwijl ze doorliepen,
begon de lucht op te klaren. Tussen de gebouwen door zag ze de zee
en de haven en twee enorme containerschepen die voor de kust voor
anker lagen. Ze was nog nooit in Seattle geweest. De steil naar het
water aflopende stad was nog mooier dan ze had gehoord.
Voor hen uit zag ze een walmende rookzuil en toen ze
dichterbij kwamen, zag ze dat er een afvalcontainer in brand was
gestoken en dat het vuur gevoed werd met autobanden. De menigte
ging uiteen om erlangs te lopen. Nu hoorde ze boven het kabaal uit
het geluid van glas dat verbrijzeld werd, maar ze kon niet zien
waar of wat het was. Rechts van haar belegerde een scanderende drom
demonstranten een McDonald's. Ze droegen een spandoek waarop stond:
VERZET jE TEGEN MCDOMINATIE, en sommigen van hen beukten op de
ramen en deuren. Op de muren hadden ze met zwarte verf MC-SHIT' en
MCVLEES is MOORD gekalkt.
De politie die ze tot dusver hadden gezien, was ontspannen en
vriendelijk geweest. Een paar agenten die op mountainbikes met de
demonstratie meereden, hadden zelfs geglimlacht en grappen met hen
gemaakt, maar de agenten die ze nu re zien kregen, zagen er heel
anders uit. Zo te zien waren ze van de speciale oproerpolitie. Ze
waren allemaal in het zwart gekleed, droegen een helm met vizier en
een gasmasker, lange capes, leren beenkappen en kaplaarzen.
Ze stonden stil als standbeelden en blokkeerden de zijstraten
met hun wapenstok in de aanslag.
'O, hé!' zei Mei. 'Wie zijn die gasten?'
'Ze zijn van de Darth Vader-look-alikeverkiezing,' zei Eric.
Zoals altijd had hij zijn accordeon bij zich en hij begon
onmiddellijk de herkenningsmelodie van Star Wars te spelen. De
mensen om hem heen zongen allemaal mee en ze schreeuwden: 'May the
Force he with you!' Het was niet te zien of de agenten het leuk
vonden, want hun gezichten waren volledig verborgen achter hun
vizieren en gasmaskers.
Een helikopter raasde plotseling over hen heen en ze doken
allemaal weg toen de lucht trilde door her gedreun van de rotoren.
Geleidelijk gingen de demonstranten langzamer lopen, tot ze ten
slotte helemaal stilstonden. Ze bleven lange tijd staan, slogans
roepend en zingend, tussen de winkels en kantoorgebouwen, nog
dichter bijeengedreven door het kordon van politieagenten en de
druk van andere demonstranten die achter hen arriveerden.
Hoe of waarom het allemaal mis begon te gaan, zou Abbie nooit
precies weten. Sommigen gaven later een paar nerveuze of
schietgrage politieagenten de schuld. Er was nog een afvalcontainer
in brand gestoken en de dichte, scherpe rook dreef over de menigte
heen, zodat soms even niet te zien was wat er gebeurde. Tussen de
mensen door zag Abbie dat een kring scanderende demonstranten door
de politie werd vastgehouden en dat hun in elkaar gehaakte armen
met metalen buizen aan elkaar waren geboeid.
Luister naar de mensen op straat!
We hebben geen stem en geen zetel in de Senaat!
Door dit alles heen klonk nu een nieuwe stem, die met elke
herhaling strenger en dreigender werd. Iemand met een megafoon zei
dat ze allemaal het gebied moest verlaten, dat ze de staats- en
stadsverordeningen overtraden en dat iedereen die weigerde zich te
verspreiden gearresteerd zou worden wegens ordeverstoring.
In het begin wist Abbie niet wat de geur was die ze rook. Ze
dacht dat hij veroorzaakt werd door iets wat in de afvalcontainer
brandde. Toen begonnen haar ogen te prikken en het volgende moment
verspreidde de menigte voor haar zich en zag ze iets over de grond
rollen wat rook uitbraakte. Iemand riep dat het een traangasgranaat
was. Een jongen die zijn eigen gasmasker had meegebracht rende naar
voren, greep de traangasgranaat vast en gooide hem achter de rijen
politieagenten die zich nu door de straat naar hen toe bewogen. Ze
droegen plastic schilden en hielden hun wapenstok in de aanslag. Op
een paar uitdagende of roekeloze figuren na begonnen de
demonstranten zich nerveus terug te trekken.
Binnen een paar minuten was de sfeer omgeslagen. De wind blies
het traangas voorlopig van hen vandaan, maar er ontstond paniek,
die zich snel verspreidde.
Door een opening in de menigte zag Abbie dat een van de
demonstranten die niet waren weggelopen door de agenten met
wapenstokken tegen de grond werd geslagen en dat het slappe lichaam
van iemand anders werd weggesleept. Sommige mensen die het zagen,
barstten in gejoel en geschreeuw uit en een paar anderen begonnen
alles wat ze te pakken konden krijgen naar de politie te gooien,
maar het kordon bleef gestaag naar voren komen. Toen maakte een
meisje dat maar een paar meter voor Abbie stond schokkende
bewegingen. Ze viel en rolde schreeuwend over de grond terwijl ze
haar been omklemde.
'Godallemachtig!' riep Eric. 'Ze schieten op ons!'
Terwijl hij dat zei, klonk er een salvo van scherpe knallen en
nog twee andere demonstranten slaakten een kreet en vielen op de
grond. De ene omklemde zijn gezicht en Abbie zag her bloed tussen
zijn vingers door stromen.
'Ze schieten met plastic kogels,' zei Hacker. Hij wilde hen
waarschijnlijk geruststellen, maar op Abbie had het dat effect
niet. Ze was nog nooit zo bang geweest. Hacker en Scott hielpen Mei
uit haar aardbeivis, waarvan de kop plotseling een veel minder
grappige uitdrukking leek te hebben.
'Kom mee,' zei Hacker. 'Wegwezen hier.'
Maar dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Behalve de
enkelingen die zich tegen de politie verzetten, probeerde iedereen
weg te komen. Er waren te veel mensen, de paniek was groeft en
niemand leek te weten wat de beste ontsnappingsroute was. Ze werden
met de menigte meegevoerd naar een zijstraat, maar degenen die
vooraan stonden doken weg. Water gutste over hen heen en even kon
Abbie nier zien waar het vandaan kwam. Toen zag ze de politietruck
met zijn waterkanon en direct daarna raakte de straal Mei vol tegen
de borst en sloeg ze achterover. Abbie rende naar haar toe, knielde
naast haar neer en vroeg of alles in orde met haar was. Mei knikte,
maar ze leek te geschrokken om het zeker te weten. Er liep een
straaltje bloed uit haar neus. Hacker en Scott pakten haar allebei
aan één kant vast en hesen haar overeind. Terwijl ze haar
wegsleepten, riep Hacker over zijn schouder naar Abbie dat ze bij
hen moest blijven.
Toen ze eenmaal uit de buurt van het waterkanon waren, bleef
Abbie staan en keek om. Ze zocht Eric, maar hij was nergens te
bekennen. Toen zag ze dat zijn accordeon platgetrapt op de grond
lag. Ze schreeuwde naar Hacker en de anderen dar ze moesten
wachten, maar ze hoorden haar niet. Ze waren ergens bij de
brandende afvalcontainer en de zwarte rook kolkte plotseling om hen
heen. Toen de rook opgetrokken was en ze in de richting keek waar
ze hen voor het laatst had gezien, waren ze verdwenen.
Ze begon te rennen, maar ze was kennelijk haar richtingsgevoel
kwijt, want er waren nu niet meer zo veel mensen en ze realiseerde
zich dat ze terugliep naar de rij optrekkende agenten. Een tweede
helikopter vloog ratelend over hen heen en toen ze omhoogkeek,
botste ze tegen een man aan die de andere kant uit liep. Ze schrok
en door de klap werd de lucht uit haar longen geperst. Ze maakte
een jammergeluidje en bleef naar lucht staan happen terwijl ze
probeerde te bedenken welke kant ze uit moest rennen, maar ze was
in paniek en kon niet helder denken.
Op dat moment stuiterde een traangasgranaat over de rotzooi
heen naar haar toe en ze werd erdoor omvergekegeld. Ze viel met
haar achterhoofd op de grond en zag een witte lichtflits. Ze had
geen idee hoe lang ze buiten westen was geweest, misschien maar een
paar seconden, maar toen ze haar ogen weer opendeed, staarde ze
naar de hemel en vroeg ze zich af wat die vreemde, zwarte vlek was
en waarom de lucht zo dreunde. Toen ze weer bij haar positieven
kwam, realiseerde ze zich dat er een helikopter recht boven haar
hing, en ze had plotseling de angstige zekerheid dat hij boven op
haar zou landen. Ze kwam op haar knieën overeind, ging toen
wankelend staan en probeerde weg te rennen, maar dat lukte niet
door de pijn in haar scheenbeen waar de traangasgranaat haar had
geraakt. De lucht om haar heen vulde zich snel met traangas. Haar
ogen en longen leken in brand te staan en ze had geen idee welke
kant ze uit moest vluchten. Abbie bleef alleen in de chaos staan,
sloeg haar handen voor haar ogen en begon te gillen.
Direct daarna greep iemand haar bij haar arm en trok haar weg.
Haar eerste gedachte was dat het een agent was. Ze schreeuwde en
sloeg naar hem.
'Jezus, ik probeer je te helpen!'
Met haar tranende, pijnlijke ogen zag ze alleen maar de zwarte
snuit van een gasmasker wat haar, ondanks wat hij gezegd had,
sterkte in haar idee dat het een politieman was. Toen ging de snuit
omhoog en zag ze een mager gezicht met baardstoppels, een paar
felle blauwe ogen en lang zwart haar, dat hij, als een piraat,
onder een rode hoofddoek had gestopt. Hij was helemaal in het zwart
gekleed, maar hij zag er beslist niet uit als een politieman.
'Hier, zet dit op,' zei hij.
Hij had een licht accent, misschien Duits of Scandinavisch.
Voordat ze hem tegen kon spreken, had hij het gasmasker afgedaan.
Hij zette het haar op en trok de bril en het snuitvormige
luchtfilter over haar gezicht. Bijna direct was de lucht weer in te
ademen. Door de bril zag ze dat hij zijn hoofddoek afdeed en die
doordrenkte met water uit een fles die hij uit de zak van zijn
parka haalde. Hij bond hem als een bandiet over zijn neus en
mond.
'Kom mee.'
Hij sloeg een arm om haar heen en loodste haar tussen de
menigte door. Ze had pijn in haar been, maar die vergat ze snel en
ze gaf zich aan hem over zonder aan de anderen te denken en zonder
zich af te vragen waar deze vreemde haar mee naartoe nam.
Misschien kwam het gewoon doordat ze nog verdoofd was door de
val op haar hoofd. Haar masker dempte het lawaai van helikopters,
het geschreeuw en het geloei van de sirenes en ze voelde zich
vreemd afstandelijk, alsof alles plotseling in slowmotion gebeurde
en ze het in een droom of op het journaal zag. Het enige wat ze
zich later zou herinnerden, waren willekeurige beelden die omlijst
werden door de kleine ronde glazen van de bril: een vrouw die
bloedend op een bed van gebroken glas lag, een boeddhistische
monnik in een vuurrood gewaad die in gebed verzonken op zijn knieën
lag, met zijn kaalgeschoren hoofd tegen het trottoir gedrukt,
weggegooide en gescheurde en vertrapte spandoeken die overal
rondslingerden en een Afrikaanse trommel met een gescheurd vel die
langzaam door een lege straat naar zee rolde.
'Gaat het een beetje?'
Ze deed haar ogen open en knipperde. Toen ze niets zag, dacht
ze in paniek dat ze blind was geworden door het traangas. Ze ging
rechtop zitten en wreef in haar ogen. Ze voelden aan alsof iemand
er een laag huid vanaf gestroopt had. Ze keek op in de richting
waar het geluid vandaan was gekomen en zag een vage gestalte die
boven haar uittorende.
ik geloof het wel,' zei ze. 'God, mijn ogen.'
'Hier, neem een oogbad.'
Hij knielde en zette een schaal water op de vloer naast het
kale matras waarop ze lag. Terwijl ze haar ogen bette, stak hij met
een lucifer een kaars aan en toen ze weer keek, zag ze het smalle
gezicht met die lichtblauwe ogen. Hij glimlachte niet; hij gaf haar
alleen een handdoek, zodat ze zich kon afdrogen. De handdoek rook
naar benzine.
'Dank je.'
'Laat me eens even naar je achterhoofd kijken.'
Ze draaide zich om zodat hij de wond kon inspecteren. Ze droeg
een grote, bruine trui die niet van haar was. Hij was ruw en vettig
en rook naar nat schaap. Hij had hem haar waarschijnlijk
aangetrokken omdat haar kleren drijfnat waren en hoewel ze het
vervelend vond dat ze zich daar niets van kon herinneren was ze er
toch blij om, want het was ijskoud in de kamer. Ze had in elk geval
haar broek nog aan.
'Het is een flinke buil. Er zit een sneetje in, maar hij hoeft
niet gehecht te worden. Hou je hoofd stil, dan maak ik hem
schoon.'
Hij maakte de handdoek nat in de schaal en bette voorzichtig
haar achterhoofd. De kleine kamer was vochtig en de muren waren
gebarsten en bladderden. De vloer was van kale houten planken,
waarvan sommige ontbraken, en er stonden geen meubels in de kamer.
Er lagen bergen kleren, rommel en oude kranten en tijdschriften. Er
lag nog een ander matras onder het enige raam, dat verduisterd was
met een oude deken. Abbie hoorde in de aangrenzende kamer mensen
praten en door de halfopen deur zag ze schaduwen bewegen op een
muur.
'Zo. Je overleeft het wel. Je hebt een hersenschudding en bent
buiten westen geraakt. Je hebt urenlang geslapen. Ik begon me
zorgen te maken.' Hij hield zijn hand op. 'Hoeveel vingers?'
'Achttien?'
Hij glimlachte bijna en hield haar een beker voor.
'Het is thee. Er is hier ook water. Je moet drinken. Je been
is gekneusd, maar niet gebroken.'
Ze voelde haar scheenbeen kloppen.
'Dank je. Waar zijn we?'
Hij haalde zijn schouders op. in een huis. Her is maar een
kraakpand.'
'En wie ben jij?'
'Gewoon een kraker.'
Ze keek hem over de rand van haar beker heen dreigend aan en
deze keer glimlachte hij echt. Het was moeilijk te schatten hoe oud
hij was. Achter in de twintig, begin dertig misschien. Ondanks zijn
stoppelbaard had hij iets verfijnds, bijna iets vrouwelijks. Hij
was mooi en hij leek te zien dat ze dat dacht.
'Ik heet Rolf en jij bent Abigail Cooper van de Universiteit
van Montana.'
'Je hebt in mijn portemonnee gekeken, hè?'
ik heb al het geld opgemaakt en de creditcards gebruikt. Ik
heb me kostelijk geamuseerd.'
'Het is je van harte gegund. Het is trouwens Abbie.'
Hij reageerde met een vormelijk knikje, stond op, liep naar de
deur en zei over zijn schouder dat er in de andere kamer eten was,
als ze soms trek mocht krijgen.
'Bedankt.'
'Geen dank.'
'En ook bedankt dat je me daar vandaag weggehaald hebt.'
Hij draaide zich om, keek haar aan, knikte weer en liep de
deur uit. Abbie bleef een tijdje met de beker in haar handen zitten
en dronk van de thee die te zoet, maar ook warm en troostend was.
Ze vroeg zich af wat er met de anderen was gebeurd en of alles goed
was met Eric en Mei. Het zou niet al te moeilijk zijn om hen te
vinden. Ze hadden allemaal het nummer van Hackers mobiele telefoon
genoteerd, voor het geval ze van elkaar gescheiden zouden
raken.
Toen ze zich sterk genoeg voelde, stond ze op en liep de
andere kamer in. Rolf, twee andere mannen en twee vrouwen zaten in
kleermakerszit op de grond rondom een grote schaal bruine rijst en
groente en aten met hun vingers. Een derde vrouw zat in de hoek op
een laptop te werken. Ze keken allemaal op toen Abbie glimlachend
binnenkwam en hen begroette. Een paar van hen groetten terug en de
anderen knikten alleen maar.
'Kom maar hier zitten,' zei Rolf en hij schoof op om naast hem
plaats te maken. Tast toe.'
Ze ging zitten en toen ze een handvol rijst pakte, realiseerde
ze zich wat een honger ze had. Deze kamer was groter dan de andere,
maar bijna even kaal. Er lagen drie matrassen en nog meer bergen
rommel op de vloer. Hij werd verlicht door kaarsen in glazen potjes
en een flikkerende butaangaslamp met een gebarsten kap. Eén muur
was bedekt met krantenknipsels, foto's en graffiti.
'Hebben jullie hier toevallig telefoon?' vroeg ze.
Ze leken dat allemaal ongelooflijk amusant te vinden, al wist
Abbie niet waarom. Tenslotte moest de laptop toch met een
stopcontact verbonden zijn. Misschien kwam het door de manier
waarop ze het gevraagd had? Ze voelde dat ze bloosde en hoopte dat
niemand het zag.
'Er is een telefooncel verderop in de straat,' zei Rolf. 'Tot
vandaag hadden we een mobiele telefoon, maar deze sukkel hier is
hem kwijtgeraakt.' Hij gaf de man naast hem een tik op zijn
hoofd.
'Het was mijn schuld niet. Die klotesmeris heeft hem
afgepakt.'
'Jullie waren toch die meiden die als vruchten verkleed
waren?' vroeg een van de vrouwen.
'Mm-mm.'
'Waarom?'
'Het moest genetisch gemanipuleerd fruit voorstellen.'
'O ja.'
'Is dat de interessante stof die ze jullie aan de Universiteit
van Montana leren?' vroeg de man die naast haar zat. Hij had een
warrige bos rasta haar en droeg een ringetje door zijn ene
wenkbrauw. Abbie had hem het liefst een stomp op zijn neus gegeven,
maar ze besloot het sarcasme te negeren en antwoordde dat er
inderdaad colleges werden gegeven over het gebruik van
gentechnologie in de landbouw, hoewel ze die zelf niet gevolgd
had.
'Fascinerend.'
'Ja, dat is het zeker.'
'En zijn jullie daar overtuigde milieuactivisten?'
De vraag kwam van Rolf, en omdat hij oprecht en vriendelijk
klonk en ze het gevoel had dat hij het onbeleefde gedrag van de
anderen wilde goedmaken, gaf ze een vollediger en enthousiaster
antwoord dan ze misschien had moeten doen. Ze sprak rechtstreeks
tegen Rolf en vertelde hem over Hacker, van wie hij misschien
gehoord had (dat was niet zo), over 'Red het bos' en over de keer
dat ze zich de vorige maand aan het hek vastgeketend hadden. Hoewel
ze niet wist waarom ze zou willen opscheppen en ze niet echt loog,
maakte ze het verhaal wel een beetje mooier en stelde ze haar
aanvaring met de houthakkers gevaarlijker voor dan die in
werkelijkheid geweest was.
Rolf was weliswaar niet zichtbaar onder de indruk, maar hij
leek in elk geval geïnteresseerd. Misschien kwam het doordat ze een
beetje te veel ontzag voor hem had of doordat ze gehypnotiseerd was
door die mooie ogen dat ze niet opmerkte dat de man met het
rastahaar grijnzend zijn hoofd schudde en dat de twee vrouwen aan
weerskanten van hem ook glimlachten. Tegen de tijd dat Abbie zich
dat realiseerde, had ze zich al een beetje laten meeslepen en
vertelde ze Rolf over de 'onkruidbestrijdings'-tochtjes van de
studenten, waarbij ze met zijn allen de heuvels in trokken om
giftig onkruid uit te trekken.
'Je bedoelt om te roken?' vroeg Rastahaar.
Abbie zweeg een ogenblik en keek de engerd met half
dichtgeknepen ogen aan. Hij zag eruit alsof hij zelf gerookt had.
Ze nam niet de moeite hem antwoord te geven en keek Rolf weer
aan.
'Je zou ervan staan te kijken wat je daar boven vindt. Drie
soorten knoopkruid, wolfsmelk, hondstong...'
'Van die wolfsmelk ga je helemaal uit je bol, man.'
'Kappen nou,' zei Rolf.
Abbie had er genoeg van. Ze keek Rastahaar aan.
'Oké, wat doen jullie dan allemaal voor vreselijk belangrijke
dingen?' vroeg ze.
Rastahaar schudde alleen maar zijn hoofd en lachte een beetje
voor zich uit.
'Nee, even serieus,' zei Abbie, die nu echt kwaad begon te
worden. 'Vertel op. Het interesseert me. Wat doen jullie dan?
Nou?'
'Rijke studentjes die onkruid plukken, tjongejonge.'
'Val toch dood!'
'O, een kruidje-roer-me-niet...'
Rolf zei weer dat hij op moest houden, boog zich toen naar
voren en legde een hand op Abbies schouder om haar tot bedaren te
brengen. Ze schudde zijn hand af.
'We vinden heus niet dar de dingen die jullie doen geen nut
hebben, Abbie. Ze lijken ons alleen... hoe zal ik het zeggen?
Irrelevant, misschien marginaal. Alsof je het meubilair op de
Titanic verplaatst.'
'O, mooi. Bedankt.'
'Nee, ik meen het. Het is niet onaardig bedoeld. Ik ben alleen
realistisch. Alles is te ver gegaan. De grote bedrijven vernietigen
de aarde en niemand luistert naar protesten. Neem nu wat er vandaag
is gebeurd. Wat ze met jou gedaan hebben.'
Hij stak zijn hand uit om haar aan te raken, maar ze trok zich
terug.
'De regeringen van de geïndustrialiseerde landen lopen nu
helemaal aan de leiband van de multinationals. De politici zijn
alleen maar marionetten. Democratie is bijzaak. Dus om ook maar
enige invloed te kunnen hebben, om de mensen die echt aan de
touwtjes trekken te laten luisteren en te laten nadenken, moet je
ze daadwerkelijk pijn doen. Je moet ze persoonlijk raken.'
'En jullie dachten dat jullie dat vandaag hebben gedaan?'
vroeg ze zuur.
Rolf lachte. 'Nee hoor, dat was gewoon voor de lol.'
De vrouw die de hele rijd op haar laptop had gewerkt, kwam nu
aan Rolfs andere kant zitten en pakte een handvol rijst. Ze leek
nogal zelfingenomen. Uit hun lichaamstaal leidde Abbie af dat ze
zijn vriendin was.
is het allemaal geregeld?' vroeg hij haar zacht.
'Ja.'
'Mooi. Goed gedaan.'
Abbie stond op. Ze was een beetje misselijk en wilde weg om
een frisse neus te halen. Ze wilde weg bij deze mafkezen om Mei,
Hacker en de anderen te gaan zoeken.
'Ga je weg?' vroeg Rolf.
'Ja.'
'Mag ik dan mijn trui terug?' vroeg Rastahaar grijnzend.
Vol afkeer omdat ze iets van hem aanhad, trok ze de trui uit
en gooide hem op de grond. Rolf haalde haar parka en hielp haar
erin. Hij was nog nat. Rolf volgde haar naar de deur.
'Doe een beetje rustig aan met die wolfsmelk!' riep Rastahaar
haar na.
Ze stond in de deuropening en draaide zich naar hem om.
'Leer eerst maar eens manieren voor de revolutie begint,
eikel.'
Ze liep naar buiten, maar hoorde achter zich dat ze brulden
van het lachen. Rolf volgde haar de trap af en de straat op en liep
met haar mee de heuvel af naar de telefooncel. Hacker klonk
opgelucht toen hij haar stem hoorde. Hij zei dat ze haar direct
zouden komen ophalen. Rolf legde uit hoe ze er moesten komen.
Ze gingen naast elkaar op de trap van een bouwvallig huis
zitten wachten. De hele buurt werd ontruimd voor de sloop, zei hij.
Ze zouden hier kantoorgebouwen gaan neerzetten. Hij rolde een
shagje en bood het Abbie aan, maar ze weigerde. Een vlekkerige
halvemaan hees zichzelf boven de daken uit en ze bleven lang
zwijgend zitten terwijl ze hem langzaam omhoog zagen gaan.
'Sorry voor wat er daar boven is gebeurd,' zei hij. 'Die
jongen spoort niet.'
Abbie antwoordde niet. Ze voelde zich klein en eenzaam en voor
het eerst in vele uren dacht ze aan haar ouders en aan wat er thuis
was gebeurd. Haar hele wereld leek plotseling treurig en uit het
lood geslagen. Ze voelde dat de tranen in haar ogen opwelden, maar
het lukte haar ze terug te dringen. Hij merkte het niet of deed
alsof. Hij vroeg waar ze vandaan kwam en het duurde even voordat ze
haar stem genoeg vertrouwde om antwoord te geven.
'En jij?'
'Oorspronkelijk uit Berlijn, maar ik woon hier al twaalf
jaar.'
'In Seattle?'
'Nee. Overal en nergens. Ik ga me vervelen als ik lang op één
plek blijf.'
Hij haalde een pen uit zijn zak en schreef een telefoonnummer
op de flap van zijn pakje vloeitjes, scheurde die af en
overhandigde hem haar. Iemand op dat nummer zou altijd weten waar
ze hem kon bereiken, zei hij. Hij vroeg haar nummer en misschien
omdat ze nog steeds een lichte hersenschudding had, kon ze zich het
nummer van het studentenhuis niet herinneren, dus gaf ze hem dat
van thuis. Toen kwam Hackers busje de straat in. Scott was bij hem
en ze waren allebei heel bezorgd om haar. Met Mei was alles goed,
zeiden ze. Eric lag in het ziekenhuis en zou daar minstens twee
weken moeten blijven. Hij had een gebroken bekken, waar hij zich
niet half zo druk om maakte als om het verlies van zijn accordeon.
Abbie stelde hen aan Rolf voor en ze schudden elkaar de hand. Ze
bedankte hem opnieuw voor zijn hulp en zijn goede zorgen en daarna
stapte ze achter in het VW-busje.
Toen ze wegreden, zwaaide ze nog even door het raam naar hem
en hij keek haar recht aan en glimlachte. Op dat moment wist ze dat
ze hem zou terugzien. Ze vouwde het stukje papier dat hij haar had
gegeven zorgvuldig op en stopte het in haar portemonnee.