***
Ze verdrongen elkaar langs de reling aan de rechterkant van de
boot - aan bakboord. Of was het stuurboord? Josh kon zich nooit
herinneren of het afhing van de kant die je uitkeek of nier. Veel
mensen hadden een verrekijker bij zich en ze hadden bijna allemaal
een camera. Zijn vader had geen van beide; hij was ze vergeten, wat
Josh wel cool vond. Een paar idioten namen nu foto's terwijl er
niets te zien was, alleen van een groot stuk zee waarop de enige
tekenen van leven drie andere stilliggende en met hetzelfde soort
idioten volgepakte boten waren. Je kon de zielige flitsjes van hun
camera's zien. Alsof ze daarmee de staart zouden kunnen verlichten
van een walvis die achthonderd meter van hen verwijderd was, als er
tenminste ooit een boven water zou komen. Josh stelde zich voor dar
deze mensen thuis hun vakantiekiekjes aan hun vrienden lieten zien.
En hier is er een van de oceaan waar verder niets op staat. En hier
is er nog een... en nog een. De hele toestand was waarschijnlijk
toch één grote zwendel. Ze waren hier nu al twee uur en ze hadden
alleen nog maar een paar verveelde zeemeeuwen gezien. Er was
waarschijnlijk voor de kust van Cape Cod al in geen honderd jaar
meer een walvis gesignaleerd.
'Daar! Kijk!'
Iemand achter hen aan de andere kant van de boot - er zat
altijd een of andere wijsneus bij - riep en wees. Iedereen draaide
zich omen rende naar hem toe. Josh had overwogen om zelf die truc
uit te halen. Hij zou wachten tot iedereen met zijn rug naar hem
toe stond en dan roepen: Daar spuit er een! Als ze zich dan
omdraaiden, zou hij zeggen: Gefopt! of Hè, verdorie, jullie hebben
het net gemist. Hij keek zijn vader aan en ze wisselden een
geamuseerde grijns.
'Sorry,' zei zijn vader. 'Niet bepaald adembenemend,
hè?'
'Geeft niet.'
Ze slenterden achter de anderen aan.
Het waren een paar vreemde dagen geweest. Ze hadden al die
tijd met zijn tweeën doorgebracht, iets wat ze nog nooit hadden
gedaan. Ze waren altijd met zijn vieren op vakantie gegaan, zoals
naar de Divide, en in het begin was het vreemd geweest om Abbie en
zijn moeder niet in de buurt te hebben. Zijn vader was eerst
stijfjes en onhandig geweest, alsof hij eigenlijk niet wist wat ze
moesten doen of waarover ze moesten praten.
Het was oorspronkelijk de bedoeling geweest dat Josh naar
Kansas zou vliegen om zijn oma te bezoeken en daarna naar Santa Fe,
naar zijn vader en Eve. Hoewel het misschien een beetje vreemd zou
zijn geweest om hen samen te zien, dacht Josh niet dat hij er
moeite mee gehad zou hebben. Eigenlijk was hij best geïnteresseerd.
Maar zijn moeder was helemaal door het lint gegaan bij het idee,
dus had zijn vader de plannen veranderd en een vervallen huis op
Cape Cod gehuurd, net aan de rand van Provincetown. Het huis was zo
groot dat er wel acht tot tien mensen konden slapen. Misschien was
het het enige dat hij had kunnen krijgen of wellicht had hij
gehoopt dat Abbie en haar nieuwe vriend op het laatste nippertje
van gedachte zouden veranderen en ook zouden komen.
Ze waren nog nooit op Cape Cod geweest en Josh dacht niet dat
hij er nog snel naar terug zou gaan. Provincetown bleek een groot
vakantieoord voor homo's te zijn - wat hij verder prima vond - maar
's avonds, wanneer hij met zijn vader ergens ging eten en ze samen
over straat liepen, dacht Josh steeds dat de mensen naar hen keken.
Vooral wanneer zijn vader, zoals hij soms deed, een arm om zijn
schouders sloeg. Josh voelde er veel voor om met een bord te gaan
lopen met de tekst: HÉ, HET IS MIJN VADER, OKÉ?
Zelfs toen ze hiernaartoe reden, leken ze al snel uitgepraat
te zijn, in elk geval over die banale en neutrale dingen die er
niets mee te maken hadden dat zijn ouders uit elkaar of - zoals
binnenkort het geval zou zijn als het papierwerk achter de rug was
- gescheiden waren. Het was raar, alsof er een olifant in de kamer
zat en iedereen te bang was om het te zeggen. Ze praatten over
school, vrienden, Josh' studieplannen voor het volgende jaar (hij
wilde eigenlijk helemaal niet gaan studeren, maar als hij gedwongen
werd, zou hij waarschijnlijk de Universiteit van New York
proberen). Hij wist dat zijn vader veel liever zou praten over wat
er met hen allemaal gebeurd was, maar in elk geval de eerste paar
dagen leek hij niet te weten hoe hij het onderwerp moest
aansnijden. Josh zei bijna: pap, het is oké, doe het maar, laten we
praten, ik vind het niet erg. Maar dat deed hij niet. Hij keek
alleen toe terwijl de stakker zenuwachtig heen en weer schoof en
steeds meer van de wijs raakte, tot er geen andere
gespreksonderwerpen meer over waren dan het weer en de hele lijst
suffe dingen die hij wist uit de reisgids over Cape Cod.
'Norman Mailer schijnt hier ook een huis te hebben,' zei zijn
vader op een ochtend toen ze in de vieze keuken zaten re ontbijten.
Het rook er alsof er een of ander dier onder de vloerplanken was
doodgegaan.
'Wie is Norman Mailer?'
'Weet je dat echt niet, Josh? Je moeder zou niet weten wat ze
hoorde.'
Josh haalde zijn schouders op.
is dat een beroemde tuinman of zoiets?'
'Het is een van de belangrijkste Amerikaanse
schrijvers.'
'Wat heeft hij dan geschreven?'
Er viel een lange stilte en toen verscheen er langzaam een
schaapachtige glimlach op het gezicht van zijn vader.
'Weet je dat ik me geen enkel boek van hem kan herinneren,
jongen?'
'Heb je ze gelezen?'
'Nooit. Niet één, maar waag het niet het aan je moeder te
vertellen.'
De vorige avond waren ze eindelijk zo ver geweest dat de
olifant ter sprake kwam. En het ging goed. Het enige was dat zijn
vader maar steeds vroeg hoe hij zich voelde en het niet leek te
geloven toen Josh zei dat hij zich prima voelde, echt waar. Het
leek wel alsof zijn vader wilde horen dat hij volkomen in de war
was en in therapie moest. Dat hij de schijn ophield om cool en
flink te lijken, maar dat hij vanbinnen door verdriet en woede werd
verscheurd.
Maar zo was het helemaal niet. Natuurlijk was het geen pretje
om te moeten zien dat zijn moeder de hele tijd overstuur was en
soms was het echt zwaar, zoals die avond in Montana, nu een paar
weken geleden, toen ze samen met Abbie was ingestort, Josh was bij
hen op het bed gaan zitten en had hen allebei vastgehouden terwijl
ze jammerden en hun ogen uit hun hoofd huilden.
Maar eerlijk gezegd was hij niet kwaad op zijn vader. Hij had
alleen medelijden met hem. De stakker was weggegaan omdat hij zich
kennelijk niet gelukkig voelde, maar het leek hem niet gelukkiger
gemaakt te hebben dat hij vertrokken was. Soms, wanneer Josh in een
onbewaakt ogenblik naar hem keek, sprak zijn gezicht boekdelen.
Natuurlijk was Josh bedroefd om wat er was gebeurd, maar het maakte
hem niet kwaad of zelfs maar rancuneus. Eigenlijk was hij bang dat
dat erop wees dat er iets mis met hem was, dat hij emotioneel niet
helemaal spoorde of zo. Misschien hoorde hij te voelen wat Abbie
voelde. Misschien zou hij de hele week tegen hem moeten schreeuwen
en zeggen dat het een schande was, dat hij een waardeloze vader en
echtgenoot was en dat hij zijn kinderen een slecht voorbeeld
gaf.
Maar zo voelde Josh het niet. Het was allemaal zo verdomd
verwarrend dat hij eigenlijk niet wist wat hij precies voelde.
Behalve dan dat hij zich soms een beetje schaamde en zich schuldig
voelde. Want als hij volkomen eerlijk was, kon het hem niet zo veel
schelen dat zijn vader weggegaan was. Was het schokkend om dat toe
te moeten geven? Maar het was waar. Afgezien van het feit dat het
verder iedereen zo ongelukkig maakte, kon het Josh écht niet veel
schelen.
Als het al verschil maakte, had het zijn leven in zekere zin
verbeterd. Er werd niet meer de hele tijd op hem gelet. Zijn vader
was er niet, dus kon hij hem niet de hele tijd op zijn nek zitten
en tegen hem zeggen dat hij rustig aan moest doen met de wiet, dat
hij niet mocht drinken en niet te laat thuis mocht komen. En hij
kon hem er ook niet van langs geven omdat hij een werkstuk niet op
tijd had ingeleverd. Plotseling was Josh van lastige tiener de heer
des huizes geworden. Hij was nu de steunpilaar, de rots in de
branding van het gezin, degene die de stoppen verwisselde, het hout
hakte en de sneeuw van de veranda schepte.
Natuurlijk liet Josh daar allemaal niets van doorschemeren
toen ze de vorige avond hadden gepraat in het restaurantje waar ze
ten slotte elke avond naartoe gingen omdat het elders overal re
lawaaiig en te druk was. Aan de ene kant zou zijn vader het
misschien graag gehoord hebben, maar aan de andere kant zou hij
wellicht van slag zijn geraakt als hij te horen kreeg dat hij niet
al te erg of, eerlijk gezegd helemaal niet, gemist werd. Dus bleef
Josh gewoon zitten luisteren terwijl zijn vader zich uitputte in
verontschuldigingen en daarna deed hij zijn best om alle vragen
over zijn moeder en Abbie te beantwoorden. Hij probeerde alles zo
positief mogelijk re beschrijven, zodat de arme man zichzelf niet
nog meer verwijten zou maken. Want wat had het voor zin om hem te
vertellen hoe gebroken en ongelukkig ze in werkelijkheid waren? En
was het niet raar dat hij, Josh, die pas over een jaar van de
middelbare school zou komen, de steunpilaar van het gezin speelde,
zelfs tegenover zijn eigen vader, godbetert?
De week die hij en zijn moeder met Abbie hadden doorgebracht
was ongeveer even leuk geweest als de astma-aanvallen waar hij last
van had gehad toen hij klein was. Josh had zijn zus niet meer
gezien sinds het begin van het jaar, toen ze terugkwamen van
Mustique (het eiland zou voor altijd in zijn geheugen gegrift
blijven omdat hij daar onder de palmbomen eindelijk zijn
maagdelijkheid had verloren aan de beeldschone Katie Bradstock). De
verandering in Abbies uiterlijk was verbijsterend geweest. Haar
haar was kortgeknipt en zwart geverfd en ze was gekleed als iets
wat uit een graftombe was gekropen. Zijn moeder was fantastisch
geweest. Ze had geen spier vertrokken en had zelfs tegen haar
gezegd dat ze er heel leuk uitzag. Abbie was duidelijk een beetje
teleurgesteld.
Maar het was niet alleen haar uiterlijk. Het was ook de manier
waarop ze praatte en waarover ze praatte. Elke zin die ze uitsprak,
was doorspekt met vloeken. De hele week bleef ze er maar over
doorzeuren dat de wereld en alles wat erop leefde naar de knoppen
ging en reddeloos verloren was. Dat de grote bedrijven alles
verziekten: de rivieren, de bossen, de hele aardbol. En we stonden
er allemaal bij te kijken en lieten ze vrolijk hun gang gaan.
Het begon al toen ze in Missoula aankwamen en ze hun moeder de
mantel uitveegde omdat ze een suv had gehuurd. Het was iets wat ze
in Montana altijd hadden gedaan en Abbie had er daarvoor nog nooit
kritiek op gehad. Zoals hun vader altijd zei: als je in het westen
niet in een grote wagen reed, kreeg je geen waar voor je
geld.
'Heb je er enig idee van hoeveel benzine deze klotedingen
verbruiken?' vroeg ze.
'Nee, schat,' zei hun moeder kalm. 'Hoeveel benzine verbruiken
deze klotedingen?'
'Ze rijden ongeveer één op vijf. En weet je hoeveel
kooldioxide en andere troep ze de lucht in pompen?'
'Ik veronderstel dat het heel wat is, anders zou je je niet zo
opwinden.'
Josh stelde voor dat Abbie even zou dimmen, wat een grote fout
was en precies het tegenovergestelde effect had. Ze werd zo kwaad
dat hun moeder was teruggegaan naar de balie van Hertz en een
Subaru had gehuurd.
Het was uitgesloten dat ze weer op de Divide vakantie zouden
gaan houden. Hun moeder had er te veel slechte herinneringen aan,
hoewel Abbie later zei dar ze juist wel hadden moeten gaan om de
geesten uit te drijven en een middelvinger naar hun vader op te
steken. In plaats daarvan hadden ze geboekt op een afschuwelijke
vakantieranch die de Lazy Spur heette, op een uur rijden van
Missoula. Het eten was beroerd, de mensen waren naar en de paarden
waren ongeveer honderd jaar oud en probeerden steeds iedereen te
bijten. Abbie had Sox meegebracht en ze trok zich niets aan van de
regel dat honden niet in de kamers of elders op de ranch mochten
komen. Zij kreeg er vreselijke ruzie over met de eigenaar en het
zou waarschijnlijk tot een handgemeen zijn gekomen als hun moeder
niet tussenbeide was gekomen om over een compromis te
onderhandelen.
Hun moeder dacht dat Abbies woede en een groot deel van haar
sombere visie op de wereld iets te maken hadden met haar nieuwe
vriend, de Duitser die ze in Seattle had leren kennen. Josh vond
hem zo te horen behoorlijk cool en het speer hem dat ze hem niet te
zien kregen. Rolf reisde veel, zei Abbie, en die week was hij in
Eugene in Oregon om vrienden te bezoeken. Ze liet zich later
ontvallen dat hij twee dagen voordat Josh en zijn moeder naar huis
zouden vliegen weer in Missoula was.
'Kunnen we dan niet ergens met hem afspreken?' vroeg zijn
moeder. 'Alleen om even gedag te zeggen?'
'Aan dat soort dingen doet hij niet,' zei Abbie.
'Zegt hij geen gedag?'
ik bedoel dingen als met de ouders kennismaken. Al die
kleinburgerlijke onzin.'
'O. Nou doe jij het dan maar van ons, oké? Zeg gedag namens
van het kleinburgerlijke klootjesvolk.'
'Ja, dat zal ik doen.'
Na de Lazy Spur en een week van Abbies woede bleek Cape Cod
met zijn vader bijna leuk te zijn. Walvissen bekijken was moeilijk
te vermijden wanneer je in Provincetown verbleef, want verder was
er weinig te doen, vooral niet wanneer het zulk rotweer was.
Bovendien was er geen tv in het huis en draaide er nergens een film
die hij nog niet gezien had. Nu hij erover nadacht, waren er daarom
natuurlijk nergens walvissen te zien, zelfs geen homoseksuele. Ze
hadden zich allemaal te erg verveeld en waren ergens anders heen
gegaan.
Net toen hij dat dacht, schreeuwde iemand aan de reling en ze
begonnen allemaal te kwetteren en reikhalzend door hun verrekijkers
te kijken.
'Daar, kijk!' schreeuwde een vrouw. 'Op tien uur.'
Josh begreep even niet wat ze bedoelde en hij werd plotseling
bevangen door de angst dat ze hier nog vijf uur zouden moeten
blijven, maar toen realiseerde hij zich dat ze de richting aangaf.
Nu zag hij hem ook. De zwarte bult die langzaam uit het water
verrees, was drie- a vierhonderd meter van hen vandaan en ongeveer
zo groot als een mier.
'Kijk! Kijk 'm eens spuiten!'
Toen werd de kapitein, of de hoofd-whalewatcher of wie het ook
was, wakker en begon door de luidspreker te vertellen wat ze
allemaal al met eigen ogen gezien hadden. Het was een Right whale,
oftewel echte walvis, zei hij. Dat was de naam die de walvisjagers
ze hadden gegeven omdat hun blubber zo rijk aan olie was. Met
andere woorden, het was de beste om te doden, een naam waarop de
arme walvis flink trots moest zijn geweest, stelde Josh zich voor,
totdat hij merkte wat het inhield.
Hij voelde nu de hand van zijn vader op zijn rug.
'Zie je nou wel, Josh? Her was toch de moeite van het wachten
waard, hè?'
Josh dacht even dat hij het serieus meende, maar toen zag hij
zijn grijns.
'Absoluut.'
'Wat vinden we van de walvissen? Moeten we ze redden of
niet?'
'Ik vind dat we ze moeten redden.'
De walvis dook nu onder en zijn grote staart hing even in de
lucht voordat hij langzaam in een warreling van schuim onder water
verdween. Dat was het laatste wat ze van hem zagen. Het stomme
beest kwam niet meer boven, maar hij had wel de dag van tientallen
mensen goed gemaakt en ze voeren allemaal terug naar de wal met een
glimlach op hun gezicht. Hun leven was een heel klein beetje
verrijkt.
Ze reden de volgende dag terug naar huis. Ze praatten,
luisterden naar muziek en stopten af en toe bij een Starbucks of
een McDonald's, waarbij ze toepasselijke, liefdevolle grappen ren
koste van Abbie maakten. Door hun gesprek over de olifant van twee
avonden geleden leek de sfeer tussen hen losser te zijn geworden en
Josh voelde zich voor het eerst sinds hij zich kon herinneren
volkomen ontspannen in her gezelschap van zijn vader.
'Ik weet dat het nog wel een tijdje zal duren,' zei zijn vader
toen ze naast de auto stonden te wachten op de veerboot die hen
naar Long lsland zou brengen.,'Maar ik zou heel graag willen dat je
een keer naar Santa Fe kwam om Eve echt te leren kennen.'
'Dat zou ik leuk vinden.'
Ze zwegen allebei een paar minuten en keken alleen maar naar
de boren op de Sound, de rondcirkelende zeevogels en de naderende
veerboot.
'Gaan jullie trouwen?'
Zijn vader lachte, maar Josh wist niet waarom. Misschien was
hij gewoon nerveus.
'Dat is nog te vroeg, Joshie. Je moeder en ik zijn nog niet
eens gescheiden.'
'Dat weet ik, maar Eve en jij wonen toch zo'n beetje
samen?'
ik logeer nu bij haar, terwijl ik een huis voor mezelf
zoek.'
'Ga je daar ook werken?'
'Ik hoop het, Josh. Ik ben met mensen aan het praten en ik heb
een kleine klus binnengehaald. Ik wil weer wil huizen gaan
ontwerpen. Dat vond ik altijd leuk om te doen, maar om de een of
andere reden ben ik ermee gestopt. Ik ben een beetje de weg
kwijtgeraakt, denk ik.'
Hij leek in gepeins te verzinken. Beneden bij het water bolde
een Amerikaanse vlag op in de bries en het hijstouw kletterde tegen
de stok.
'Misschien moet ik eens overwegen om ook architect te worden,'
zei Josh. Hij meende het nier echt. Hij wilde zijn vader alleen een
plezier doen en het was de eerste gedachte die hem te binnen
schoot.
'Echt waar?'
'Ja-'
'Dat is fantastisch, Josh. Ik had geen idee dat je dat wilde.
Je kon vroeger goed tekenen, en war was dat spelletje ook alweer
dat je altijd op je computer speelde?'
'Sim City.'
'Dat was het. Tjonge, wat was je daar goed in.'
ik speel het soms nog.'
'O ja?'
Hij legde een hand op Josh' schouder.
'Ik denk dat je een goede architect kunt worden.'
Toen ze dichter in de buurt van Syosset kwamen, verstomde hun
conversatie. Zelfs in de late middagzon leek de schaduw van hun
gebroken gezin over hen heen te vallen en hen tot zwijgen te
brengen. Josh liep voorop het huis binnen en zijn moeder besteedde
overdreven veel aandacht aan hem, zonder ook maar één keer naar
zijn vader te kijken, die achter hem aan naar binnen geslopen was
en nu schuchter stond te wachten. Nadat ze Josh honderd vragen over
de reis had gesteld en had gezegd dat hij zijn haar moest wassen,
draaide ze zich eindelijk om, keek zijn vader aan en schonk hem een
vreemd, formeel glimlachje.
'Hallo,' zei ze.
'Hallo, lieverd.'
Ze raakten elkaar even met hun wangen aan als een paar
ijsbergen die langs elkaar heen gleden.
'Wc hebben een walvis gezien,' zei Josh. Het was iets wat een
vierjarige zou kunnen zeggen.
'O ja?'
'Ja, het was een echte walvis.'
'Dat is mooi. Ik ben blij dat hetgeen nepwalvis was.'
Josh pakte zijn koffer op en keek onder aan de trap om. Zijn
vader glimlachte en maakte het vredesteken naar hem: 'Bijna vrede,
man.'
Met zijn anderhalve vinger beantwoordde Josh de groet.
Hij bracht zijn koffer naar zijn kamer en liet zijn ouders als
vreemden in de gang staan. Hij hoorde dat zijn moeder met gedempte,
boze stem iets zei en dat zijn vader op vermoeide toon antwoordde.
Het ging over een brief die ze van zijn advocaten had ontvangen.
Josh wilde het niet weten. Hij zette muziek op en belde Freddie op
zijn mobieltje om hem te vragen wat iedereen die avond deed en of
hij nog iets lekkers te roken had.