19

The Dandy Warhols zat in de speler. Dezelfde cd als de laatste keer dat ze samen in de auto zaten.

‘Nummer twaalf,’ zei Gunnarstranda, wijzend op de rij lage flatgebouwen.

‘Ik ben hier eerder geweest,’ zei Frølich en hij reed tot iets voorbij een lege parkeerplaats. Hij zette de auto in zijn achteruit en parkeerde in. Hij was bijna trots dat het fileparkeren in één keer lukte.

De rij deurbellen bij de ingang maakte duidelijk dat haar flat op de begane grond lag. Gunnarstranda zat wat te prutsen met de sleutels maar uiteindelijk lukte het hem de deur te openen.

Ze kwamen in een kleine entree. Drie bruine deuren leidden verder.

Gunnarstranda opende de deur naar de woonkamer. Frølich opende de deur ernaast. Die leidde naar de badkamer. Hij zag zichzelf. De tegenoverliggende wand was één grote spiegel. Een dure stoomcabine in de hoek, een ingebouwde wastafel. Een groot aantal planchetten met make-up. Hij stelde zich Veronika’s gedistingeerde gestalte voor die de deur van de douche openschoof en naakt de kleine ruimte betrad en haar lichaam bestudeerde in de grote spiegel.

Hij tilde de deksel van de wasmand op. Een jeans en een stapel ondergoed. Hij herkende de naden van de spijkerbroek. Deze had ze gedragen toen hij de laatste keer met haar had gesproken. Ze was dus na het werk nog thuis geweest om zich te verkleden. Ze was met een taxi bij haar kantoor aangekomen. Hoe was ze daarna naar huis gegaan? Met de metro? De bus? Of… hij kreeg niet de gelegenheid verder te denken.

‘Kom hier!’ riep Gunnarstranda.

Frølich sloot de deur en liep de kamer in, die ook dienstdeed als slaapkamer. Het tweepersoonsbed stond in een smalle alkoof. Keurig opgemaakt met een witte, gehaakte sprei.

Onder het raam stond een kastje vol cd’s. De installatie was niet gek: nad, met hoge, gracieuze Dali-boxen.

Gunnarstranda zwaaide met een foto. Frølich pakte hem aan. Hij was genomen in een pretpark, waarschijnlijk Tusenfryd, Veronika en Karl Anders in een boomstambootje, in volle vaart van een helling af, allebei luidkeels gillend en lachend.

Gunnarstranda controleerde nog fanatieker de laden van een ladekast. Hij mompelde: ‘Hij vertelde over die foto’s toen ik hem arresteerde, die vriend van je.’

‘Foto’s?’

‘Ja, meervoud, foto’s!’

Frølich bestudeerde de foto nog een tijdje. Hij was niet helemaal scherp, maar vol snelheid en emotie. Zij zat voorin, hij achterin. Haar haren golfden naar achteren, haar gezicht straalde van opwinding. Het gezicht van Karl Anders werd deels verscholen achter haar haar.

Hij liep weer naar het kastje met cd’s en bestudeerde de titels. Het waren nice-price-uitgaven van vroege elpees van de Stones, opnames uit de jaren zeventig van Dylan, Led Zeppelin en enkele zangeressen: Nina Simone, Aretha Franklin, Etta James en het zangvogeltje aller zangvogels, Eva Cassidy. De laatste cover lag boven op de andere, open, dus zat die cd in de installatie. Hij zette hem aan.

Zijn ogen vonden een ingelijste foto aan de wand. Zij en Karl Anders in een klassieke omhelzing ter ere van de fotograaf. De foto gaf hem een triest gevoel.

Eva Cassidy’s pure stem vulde het kleine appartement. Fields of gold.

Frølich deed een paar stappen achteruit. Haar installatie had een uitzonderlijk goed geluid, tegelijk deed de tekst hem de rillingen over zijn rug lopen: You remember me...

Gunnarstranda maakte gebaren. Hij wilde het volume lager hebben. Frølich gehoorzaamde.

‘Wie is dit?’

Gunnarstranda had een nieuwe foto van Tusenfryd gevonden. Hetzelfde motief, maar in de kano die over de waterbaan naar beneden kwam, zat maar één man. Het was niet Karl Anders. Een vreemde man, gekleed in een lichte broek en een rood jack met ritssluiting, sportief type, een jaar of vijftig, slank. De man hield zich stevig vast, heel geconcentreerd. Zijn gelaatstrekken waren niet scherp, maar hij had donker haar met een gekrulde lok op zijn voorhoofd, een spitse neus. Frølich schudde zijn hoofd.

‘Tijdstip en datum,’ zei Gunnarstranda.

Frølich hield in elke hand een foto. Onder aan de foto stonden met digitale tekens de datum en het tijdstip. De foto’s waren minder dan een maand geleden gemaakt, op dezelfde dag, met minder dan drie minuten tussentijd.

‘Dat klopt met de verklaring van je vriend,’ zei Gunnarstranda. ‘Hij spreekt dus de waarheid. Misschien had de rechter-commissaris gelijk.’

Frølich keek hem vragend aan.

‘Dat soort foto’s kun je bij de uitgang op een tv-scherm bekijken,’ zei Gunnarstranda. ‘Mensen kunnen zichzelf zien, hoe raar ze eruitzien als ze de kriebels in hun maag hebben. Dat ze de foto van zichzelf en haar verloofde koopt, kan ik me voorstellen. Maar waarom kocht ze de foto van een man die een eindje achter hen in een bootje zat?’

Frank Frølich haalde zijn schouders op.

‘Je vriend beweert dat het die man was.’ Gunnarstranda tikte met een knokige wijsvinger op de foto. ‘Hij beweert dat dit de man is die Veronika heeft vermoord.’

Frølich bestudeerde de foto met hernieuwde interesse.

‘Ik dacht dat hij maar wat kletste, maar hij loog niet, Frølich. Hij beweerde dat hij geen idee had wie de man was. Veronika heeft de foto stiekem gekocht, en naderhand ontdekte hij dat puur toevallig.’

Frølich grijnsde.

‘Wat is er?’ vroeg Gunnarstranda.

‘De dader volgt hen, in het pretpark, in de attractie.’

‘Misschien gaf het hem een kick.’

Frølich grijnsde nog breder.

Gunnarstranda keek hem aan, duidelijk geïrriteerd.

‘Geloof je nu wat Karl Anders zegt?’

Gunnarstranda keek hem zwijgend aan.

‘Ik stel voor dat we Karl Anders laten rusten,’ zei Frølich. ‘Je kreeg geen bijval van de rechter-commissaris. Als je door blijft gaan op de dingen die hij heeft gezegd, op zijn persoon, dan heb je last van tunnelvisie. Je moet je ogen openen, de zaak breder benaderen. Het heeft geen zin om je vast te bijten in Karl Anders.’

‘Ik heb een blunder begaan,’ bekende Gunnarstranda. ‘Ik heb te snel willen binnenhalen en hij glipte van de haak. Aan de andere kant: we moeten meer te weten zien te komen. Ik wil bijvoorbeeld weten wie die man op de foto is! Ik wil die man spreken en zijn versie van het verhaal horen.’

‘Je kletst maar wat.’

Gunnarstranda fronste niet-begrijpend zijn voorhoofd.

‘Karl Anders is een oude vriend,’ zei Frølich. ‘Ik vroeg of ik erbuiten kon worden gelaten, maar nee, ik moest met alle geweld meedoen. Jij vernederde Karl Anders en arresteerde hem in het bijzijn van iedereen op zijn eigen werkplek, gebaseerd op een enkel gegeven, het feit dat hij geen alibi had, geen motief...’

‘Waar heb je het over?’ onderbrak Gunnarstranda hem geïrriteerd. ‘Hij was alleen, zestig meter onder het Frognerpark. Niemand heeft iets gezien.’

Gunnarstranda pakte beide foto’s. ‘Dit zou je moeten interesseren. De foto’s zijn, voor zover ik het kan zien, een nieuw spoor in de zaak. Veronika Undset was een vrouw met geheimen, zelfs voor de man met wie ze zou gaan trouwen. Ik geloof dat we deze zaak niet oplossen zonder dat we haar geheimen achterhalen. En dit is er een van: ze kocht een foto van deze man zonder iets tegen haar verloofde te zeggen. Dat is nogal bijzonder.’

‘Je hebt last van een tunnelvisie,’ stelde Frølich vast.

‘Dat heb ik niet.’

‘O, nee? Ik voel me eigenlijk medeverantwoordelijk voor het feit dat Veronika werd vermoord. Voor haar begon de ellende op het moment dat ik haar voor haar eigen voordeur arresteerde. Daarvoor was ze een zelfstandig ondernemer die over een tijdje in Rome in het huwelijk zou treden.’

Gunnarstranda keek hem zwijgend aan.

Frølich staarde terug, met zijn handen in zijn zakken.

Tussen hen in lag op de vloer een ronde, gehaakte mat. Die deed hem denken aan een arena voor sumoworstelaars. Er ontbrak alleen een oud mannetje dat onder ritueel gezang rijstkorrels op de vloer strooide.

Gunnarstranda zei: ‘Ik ga niet uitweiden over vriendschappen, niet over die van jou, en niet over die van mij. Maar ik denk dat het in jouw belang is dat we de waarheid over Veronika’s dood boven tafel krijgen. Ik denk maar zo: als ik degene was die Karl Anders Fransgård kende, zou ik het beter vinden om de waarheid aan het licht te brengen in plaats van hem weg te schuiven vanwege een oude vriendschap. Het domste wat je kunt doen is je ogen sluiten voor de waarheid. Als je dat doet, zul je vroeg of laat gaan speculeren over wat nu waar was en wat een leugen. Dan komt geleidelijk aan de samenzweringsgedachte bovendrijven en vallen de goede herinneren ook in duigen. Als het zover komt, heb je niets meer om op te leunen, niet de waarheid, en ook geen herinneringen aan goede momenten.’

Frank Frølich had geen zin om commentaar te leveren op de herinneringen aan goede momenten.

Allebei hielden ze een tijd hun mond. Toen verbrak Gunnarstranda de stilte. ‘Dit is Veronika’s geheim, of je nu wilt of niet.’ Hij zwaaide met de foto’s van de boomstamattractie.

‘Oké,’ zei Frølich. ‘Ik heb een idee over die man.’ Hij pakte de foto’s en liep naar de deur.

‘Waar ga je heen?’

‘Tusenfryd,’ zei Frølich kortaf. ‘Daar zijn de foto’s tenslotte gemaakt.’

 

De vrouw in plastic
titlepage.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_000.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_001.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_002.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_003.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_004.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_005.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_006.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_007.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_008.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_009.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_010.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_011.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_012.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_013.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_014.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_015.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_016.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_017.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_018.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_019.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_020.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_021.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_022.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_023.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_024.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_025.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_026.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_027.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_028.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_029.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_030.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_031.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_032.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_033.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_034.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_035.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_036.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_037.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_038.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_039.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_040.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_041.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_042.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_043.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_044.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_045.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_046.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_047.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_048.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_049.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_050.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_051.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_052.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_053.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_054.xhtml