12

De gang was zo goed als leeg. Emil Yttergjerde stond in de deuropening van de tv-kamer. ‘Weet je wie vrijwillig een bijdrage heeft geleverd in de zaak van dat Afrikaanse vrouwtje?’ vroeg hij grijnzend. ‘De man in het leven van Lena Stigersand, onze asielzoekerkiller in hoogst eigen persoon, Ståle Sender. Hij was hier vandaag. Het schoot me te binnen dat hij op de luchthaven werkt, dus ik heb hem gevraagd naar Rosalind M’Taya. Ik vond het eigenlijk wel vreemd dat Lena hem niets heeft gevraagd, maar waarschijnlijk hebben zij als ze met z’n tweeën zijn wel iets anders aan hun hoofd dan politietaken, hahaha. In elk geval, Ståle belde naar Gardermoen en heeft met de vrouw gesproken die bij de paspoortcontrole zat toen het toestel uit Londen aankwam. Ze had inderdaad Rosalind M’Taya eruit gepikt, maar onze dame had een visum en letters of invitation van de universiteit en ga zo maar door, dus na een korte controle bij de douane mocht ze het land binnen. Maar dat betekent wel dat we precies weten hoe laat ze de aankomsthal verliet. Dus kon ik de camera’s gaan controleren en ik keek uit naar een donkere vrouw in een witte broek en een wit jack. Het was zo gemakkelijk dat het gewoon leuk was om smeris te zijn. Laat de film maar draaien,’ sloot Emil zijn verhaal af.

Het beeld op het scherm toonde de aankomsthal met de roltrappen naar het treinstation. ‘Het is ook een beetje geluk,’ ging hij verder. ‘Er zijn ongeveer zeshonderd camera’s op Gardermoen. Maar kijk eens aan... daar hebben we onze dame!’ Hij zette het beeld stil.

Op het scherm stond een vrouw met een prachtig figuur en een mooi kapsel. Ze droeg een strakke broek en hoge hakken. Het korte jack reikte tot haar taille. Emil liet de film weer draaien. De vrouw sleepte een koffer en een paar draagtassen mee de trap af.

‘Zij? Hoe weet je dat dat Rosalind is, we kunnen alleen haar rug zien!’

‘Wacht even,’ grijnsde Emil.

De vrouw verdween naar beneden. Emil spoelde versneld verder. Mensen stoven de trap op en af. ‘Nu,’ zei hij en hij liet de film weer op normale snelheid draaien. ‘De linkerroltrap.’

Een donkere vrouw kwam de roltrap op. Toen haar bovenlichaam zichtbaar was, zette Emil het beeld opnieuw stil. Hij zoomde in. De beeldkwaliteit was slecht, maar niet zó slecht. Het was Rosalind M’Taya. Geen twijfel mogelijk.

‘Naar boven? Is ze niet met de trein gegaan?’

‘Ze verlaat de terminal en loopt over het parkeerterrein. Maar interessant is dat ze iemand bij zich heeft die haar koffer draagt.’

Emil zette de film weer aan. Rosalind M’Taya kwam de roltrap op. Achter haar stond een jongeman. Toen hij de trap afstapte, zag je dat hij haar koffer droeg.

‘Dit is zeven minuten later,’ ging Emil verder. ‘Ze is op het perron geweest waar de gewone trein vertrekt. Die is goedkoper dan de speciale lijn tussen Oslo en Gardermoen. Maar ze arriveert tussen twee vertrektijden in. De trein van Lillehammer naar Skien via Oslo CS is net vertrokken. Het duurt nog een halfuur voordat de volgende trein vertrekt, de trein naar Kongsberg. Ik ga ervan uit dat ze naar het perron is gegaan en daar aan de praat raakte met die gozer die haar op de hoogte heeft gebracht van de treintijden en haar heeft aangeraden de bus te nemen, of heeft aangeboden haar een lift te geven. Wat denk jij?’

‘Hij heeft haar een lift gegeven,’ zei Frølich.

‘Waarom denk je dat?’

‘Ik weet wie hij is.’

 

*

 

Minder dan een uur later zat Frølich in de trein naar de luchthaven. Door de airco was het er koel. Hij keek naar de weilanden waar tractoren machines voorttrokken die gras opraapten dat vervolgens als grote witte eieren of in vierkante blokken werd verpakt. Naakte bovenlichamen onder een brandende zon. Zijn gedachten dwaalden af naar Janne Smith en Karl Anders. Zijn gladde vriendjes-onder-elkaar-vraag: ik wil dat het onder ons blijft. Wat had Karl Anders verwacht? Moest hij zwijgen omdat zijn kameraad loog over zijn alibi? Hij was verdomme politieman.

Hij zuchtte en wreef stevig met zijn handen over zijn gezicht. Vroeger of later was hij genoodzaakt hiermee verder te gaan. Of niet? Moesten zijn collega’s weten wat er in het verleden was gebeurd? Hoe dan ook, hij móést iets zeggen: Karl Anders heeft gelogen om zich een alibi te verschaffen voor de avond dat Veronika werd vermoord. Toch wilde Frølich niet degene zijn die Gunnarstranda het hoofd van zijn vriend op een zilveren schaal zou aanbieden. De oude kniesoor moest het zelf maar uitzoeken.

Hij pakte zijn mobiele telefoon en toetste een bericht in: G! Hoop dat je het goed vindt dat jij Karl Anders Fransgård voor je rekening neemt. Ben om 16.00 uur terug. Bereikbaar op dit nummer. F.

Een halfuur later kreeg hij een gele hes en een gehoorbeschermer aangereikt door Ståle Sender.

Als het onvermijdelijk zou worden om good cop, bad cop te spelen, was Ståle de perfecte keuze: hij had het model van een Chinese turner en een even scherpe vouw in zijn broek. Kille, blauwe ogen en smalle lippen. Zijn baardstoppels net zo kort als zijn haar, het uniformoverhemd open aan de hals waar een dikke, gouden ketting rustte op zonverbrande zandbanken. Frank bekeek Ståles grote handen. Bij het zien van de trouwring voelde hij nog meer genegenheid voor Lena. Haar eeuwige jacht op een partner had iets weg van zelfverloochening.

Ze zeiden niet veel tegen elkaar. Dat had ook geen zin, want ze werden belemmerd door gehoorbeschermers die het gebrul van de straalmotoren veranderden in een luidruchtig, maar enigszins gedempt achtergrondgeluid. Er blies een koel windje over de startbanen op Gardermoen. Achter de enorme glazen wanden waren de passagiers druk bezig sterkedrank en tabakswaren in te slaan voor hun vakantie aan de stranden van Zuid-Europa. Een vliegtuig had de landing ingezet, de neus opgetrokken, als een gans op weg naar het wateroppervlak. Ze passeerden lange rijen bagagewagentjes, cateringkarretjes en passagiersbusjes. Door de gangen marcheerden colon-nes toeristen op weg naar huis; zonverbrand, zwaarlijvig en gekleed in kleurige shorts en dure sandalen met ergonomische riempjes en zolen, met roekeloos ingekochte cowboyhoeden die al gauw op zolder zouden belanden. Rijen passagiers in de sluizen naar de vliegtuigen, cabinepersoneel in zijn gewone tred, met vlugge passen door de met tegels geplaveide gangen – goed verzorgd, langbenig en geüniformeerd, met neergeslagen ogen en hun praktische koffer in een stevige houdgreep – op weg naar de lange, bolle vliegtuigen die weldra over de startbaan zouden suizen, dan hun neus zouden opwippen om vervolgens op te stijgen naar het wolkendek met eenzelfde aerodynamische hoofd en rugvin als haaien.

Waar was Andreas Langeland?

Ståle wees met een dikke, trillende wijsvinger.

Frølich kende de cameraman van de filmset nauwelijks terug. Hier geen piratenbandana of skatebroek. In zijn blauwe werkbroek en gele, reflecterende vest maakte hij een kleine, magere indruk. Hij zag er net zo saai uit als Frølichs eigen spiegelbeeld op een grauwe doordeweekse dag.

Even later wandelden ze achter elkaar langs het rvs-toilet waar drugssmokkelaars mochten zitten tot hun lichaam uit eigen beweging de zakjes die ze hadden geslikt weer kwijtraakte, langs de kleedkamers en de scanners naar een Spartaans ingerichte verhoorkamer. Andreas Langeland, bleek, maar beheerst. Frølich begreep direct dat hij een harde dobber zou worden en vroeg hem of hij begreep waarom hij door de politie werd verhoord.

Het antwoord klonk vrijpostig. Het was toch aan de politie om die informatie te verstrekken?

‘Het gaat over Rosalind M’Taya.’

‘Wie?’

Nu heb ik je, dacht Frølich en hij zei: ‘Kun je je niet herinneren dat ik met je broer Mattis over haar heb gesproken, toen jullie aan het filmen waren bij St. Hanshaugen?’

Hij kon het zich niet herinneren.

Frølich legde een aantal foto’s van beveiligingscamera’s voor zijn neus.

‘O, zij! Dat was vorige week, op een avond. Ze vroeg de weg naar de bushaltes.’

‘Ze vroeg de weg naar de bushaltes? Toen ze op het perron van het trein-station stond?’

De informatie kwam aan. De blik van Andreas Langeland kreeg iets bedachtzaams. Treinstation. Die smeris wist iets. Ståle en Frølich keken elkaar even aan. Ze konden bij wijze van spreken de raderen achter zijn gesloten oogleden zien draaien. Andreas Langeland koos voor een voorzichtige benadering: ‘Ik heb toch geen idee wat zij dacht.’

‘Oké, heb je haar laten zien waar de bus stopt?’

Hij knikte.

‘Kun je fatsoenlijk antwoord geven?’

‘Ja, ik heb haar de bushaltes gewezen.’

‘Wat gebeurde er verder nog?’

‘Ze stapte in de bus.’

Frølich en Ståle keken nog eens naar elkaar. Smeris-boef: twee–nul. De eerste leugen was een feit. De jongen was nog dommer dan hij zelf vermoedde.

‘Hoe kan ze dan in jouw auto zijn gestapt?’

‘Wat?’

‘Jij hebt een parkeerplaats op P11, op de begane grond, hè? De bewakings-camera’s van Europark laten zien dat jij en Rosalind M’Taya in jouw auto stappen, een gele Minicooper, model 2007. Moet ik het kentekennummer ook nog voorlezen?’

Langelands ogen schoten alle kanten op.

‘Vervolgens wordt de auto 27 minuten later geregistreerd bij de tolpoort bij Alnabru, en dat zijn nog maar een paar van de feiten die bij ons bekend zijn, Andreas. Kom op, je hebt Rosalind M’Taya een lift gegeven van de luchthaven naar de campus bij Blindern, dat klopt toch?’

Andreas Langeland schudde zijn hoofd.

‘Wil je beweren dat wij liegen?’ vroeg Ståle.

Frølich had spijt dat hij Ståle erbij betrokken had.

‘Ik beweer niets,’ zei Andreas Langeland. ‘Maar ik weiger antwoord te geven op jullie vragen. Ik wil een advocaat bellen.’

‘Waarom?’

‘Jullie willen mij allerlei dingen laten zeggen die niet kloppen en die jullie later tegen mij kunnen gebruiken. Ik weet wat jullie van plan zijn.’

‘Weet je waar Rosalind M’Taya is?’

Langeland zweeg. Hij keek hen met gesloten mond aan, in zijn mondhoek zat wat speeksel. Hij had een weerbarstige blik in zijn ogen.

‘Denk je dat een advocaat ons ervan kan overtuigen dat ze niet in jouw auto is gestapt?’

Andreas Langeland bleef zwijgen. Hij straalde nu woede uit. Frølich had vaker dat soort blikken gezien. Hij werd er voortdurend mee geconfronteerd en gezond verstand kon het hoe dan ook nooit winnen van koppigheid.

‘Dan gaan we nu twee dagen verder,’ zei Frank Frølich. ‘Naar afgelopen vrijdag, de vrijdag voor dit weekend. Waar was je toen?’

‘Aan het werk.’

‘En na het werk?’

Andreas Langeland haalde zijn schouders op. ‘Ik ben naar huis gegaan, heb een computerspel gespeeld en ben daarna de stad in gegaan. Ik ben overal en nergens geweest, tot diep in de nacht.’

‘Samen met Mattis?’

Het was een schot voor de boeg, maar hij miste doel. Hij zag hoe Andreas het projectiel wist te ontwijken en zwijgend bleef zitten.

‘Was je samen met Rosalind M’Taya?’

Grijnzend schudde Andreas Langeland zijn hoofd.

‘Mattis zegt dat hij Rosalind vrijdag in het studentencafé heeft ontmoet,’ zei Frølich. ‘Dat heb je met eigen oren kunnen horen.’

De jonge man antwoordde niet.

‘Hij zegt dat hij vrijdag samen met jou was.’

Andreas glimlachte. Frølich doorzag hem, maar hij had niet genoeg om iets te kunnen ondernemen. Hij moest eerst meer te weten zien te komen.

‘Heb je misschien later nog met Mattis gesproken?’ vroeg Andreas. ‘Ik heb hem dat namelijk niet horen zeggen.’

‘Dus jij zegt dat je Rosalind vrijdag niet hebt gezien?’

‘Heb je misschien foto’s die bewijzen dat ik lieg?’ vroeg Andreas Langeland met dezelfde zelfverzekerde glimlach op zijn gezicht.

Frølich bekeek het harde, maar tegelijkertijd geforceerd rustige gezicht. ‘Ga maar,’ zei Frølich.

Ståle bewoog onrustig op zijn stoel, maar Frølich negeerde hem.

‘Bedoel je dat ik kan gaan?’

‘Uiteraard.’

De jonge man in de gele hes en blauwe werkbroek stond aarzelend op. Het geluid van de stoel schraapte door de stilte. Hij liep geluidloos naar de deur en draaide zich om. ‘Jullie hadden me moeten vertellen dat ik het recht had om geen verklaring af te leggen,’ zei hij opstandig. ‘Nu kan ik jullie aangeven.’

Frølich knikte.

‘Ik denk dat ik dat ga doen.’

Frølich knikte nog een keer.

Andreas draaide zich om naar de deur en opende hem.

‘Andreas,’ zei Frølich.

Andreas wierp een blik over zijn schouder.

‘Je bent goed op de hoogte van je rechten, je hebt je huiswerk goed gedaan. Ik ben echt onder de indruk. Maar nog één ding: waarom heb je je zo goed voorbereid?’

Toen Andreas geen antwoord gaf, richtte Frølich theatraal zijn vinger op hem en drukte af. ‘Piu,’ siste hij toen de deur dichtviel.

‘Je bent te slap, Frank,’ stelde Ståle Sender vast.

‘Hij liegt,’ zei Frølich. ‘We weten dat hij haar woensdag naar de campus heeft gebracht. Maar Rosalind M’Taya was alleen toen ze zich inschreef. Het probleem is dat we nadat ze zich heeft ingeschreven niets kunnen aantonen. Ze was springlevend, nam deel aan de activiteiten van de zomercursus en sliep twee nachten op haar studentenkamer, voordat ze verdween. Er zitten dus twee dagen tussen haar ontmoeting met Andreas en haar verdwijning. Ik verhoor hem nog een keer, maar eerst moet ik wat meer te weten komen.’

Frølich stond op.

‘Doe Lena de groeten,’ zei zijn collega.

‘Heb je haar verteld dat je bent getrouwd?’ vroeg Frølich. Het commentaar was hatelijk bedoeld, maar klonk slechts platvloers.

Ståle Sender grijnsde. ‘Schijn bedriegt, Frank. Ik heb het Lena direct verteld. “Je weet nooit wat er onder het pantser van een auto zit,” zei ik. “Ook al zit een auto niet meer zo strak in de lak, je moet toch eerst achter het stuur zitten voordat je gas kunt geven.”’

Frølich bleef hem een reactie schuldig, zoals altijd wanneer hij met deze man werd geconfronteerd.

‘Ze rijdt nog steeds, Frank. Zoals ik tegen mijn kameraden zeg: “Het is misschien goedkoper om in een kleine, niet al te dure auto te rijden, maar rijden heeft niet alleen te maken met de hoeveelheid geld die je op je bankrekening hebt staan. Het gaat ook om comfort. In een klein autootje rij je hortend en stotend weg en hang je scheef in de bochten, en als je uiteindelijk op de plaats van bestemming aankomt, ben je veel vermoeider dan wanneer je gerieflijk in een grote Amerikaan zit met een behoorlijke motor en goede vering”.’

Wat probeert hij nu eigenlijk te vertellen, dacht Frølich, maar hij bracht het niet op om iets te zeggen. Hij draaide zich op zijn hakken om en liep weg.

 

De vrouw in plastic
titlepage.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_000.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_001.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_002.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_003.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_004.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_005.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_006.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_007.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_008.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_009.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_010.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_011.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_012.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_013.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_014.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_015.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_016.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_017.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_018.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_019.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_020.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_021.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_022.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_023.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_024.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_025.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_026.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_027.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_028.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_029.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_030.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_031.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_032.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_033.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_034.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_035.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_036.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_037.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_038.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_039.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_040.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_041.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_042.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_043.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_044.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_045.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_046.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_047.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_048.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_049.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_050.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_051.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_052.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_053.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_054.xhtml