9

De anderen begrepen niet dat ze kon joggen in deze hitte, maar ze hadden geen idee. Ze wisten weliswaar van Ståle, maar ze dachten dat ze alles wisten. Van wat Lena zelf dacht, hadden ze geen flauw benul. Het kon zo niet doorgaan, dat zag ze ook wel in. Ståle dacht waarschijnlijk hetzelfde. Diep vanbinnen wilde hij ook een eind aan hun relatie maken. Misschien gingen ze daarom op deze manier verder. Elke keer wanneer ze samen waren liep het erop uit dat de zaken escaleerden.

Het beviel haar dat hij zo vastberaden was, maar ze haatte zijn sadisme. Ze wilde niet meer aan hun laatste samenzijn denken. Ze probeerde het liever te analyseren; omdat hartstocht het enige was wat hen verbond, werd alle energie tussen hen uitgekanaliseerd in een seksualiteit waarbij ze allebei steeds verder hun grenzen verlegden. Zoals nu, dacht ze vol zelfspot. Het was zijn vrije dag, en ze gaf gehoor aan zijn lunchvoorstel. Een rollenspel.

Ze trok haar loopkleding en sportschoenen aan en ging op weg. Ze had een kleine rugzak bij zich. Ze dribbelde rustig over het voetpad door het Grønlandspark en verder langs de Åkebergveien. Ze hield van hardlopen, te voelen hoe haar knieën, dijen en benen veerden onder het gewicht van haar eigen lichaam. Goed ademhalen. Niet te veel fantaseren. Niet denken aan wat er zou gaan gebeuren. Rennen over de rotonde bij Galgeberg. Nog niet warm. Luisteren. Daar. Ze hoorde de V8-motor ronken, hij speelde met het gas terwijl hij achter haar afremde. Ze draaide zich niet om, rende verder. Ze dacht hoe hij nu naar haar keek, hoe hij fantaseerde. Al gauw kwam hij naast haar rijden. Hij opende het raampje toen ze de bushalte naderde. Ze dacht: daar doet hij het, bij de bushalte.

Ze bereidde zich voor. Niemand bij de bushalte. Ze sprong opzij. Net op tijd. De auto reed naar de kant en drukte haar van de weg. Ze moest wel stoppen, hijgend stond ze naar adem te happen. Het raampje was open. De zonnebril verborg zijn ogen. Hij gebood haar in te stappen. Ze vroeg waarom.

‘Stap in,’ herhaalde hij luid. Een oudere vrouw kwam hun tegemoet rijden. De auto stond op de weg. Geïrriteerd stopte de vrouw.

‘Doe wat ik zeg,’ zei Ståle.

Ze gehoorzaamde. Hij schakelde. Zwijgend. In de auto was het heerlijk koel. Koude lucht stroomde langs haar gezicht.

Hij reed over de rondweg om het centrum van de stad en nam de afslag naar de Maridalsveien. Ze kwam weer op adem. De airconditioning koelde haar lichaam af, maar niet genoeg. Hij droeg haar op haar kleren uit te trekken, en ze gehoorzaamde, tot ze uiteindelijk helemaal naakt was.

Hij vertelde wat ze met zichzelf moest doen. Ze volgde zijn bevel op.

Ten slotte parkeerde hij onder de loofbomen en vertelde wat ze met hem moest doen. Ze deed wat haar werd opgedragen. Ze dacht niet na, ze deed het gewoon en genoot ervan. Ze werd meegesleurd, als in een kajak over een snelstromende rivier, geconcentreerd op de vreugde dat ze deze krachten beheerste en de grenzeloze macht die ze haar gaven. Soms voelde ze zich na afloop vies. Soms twijfelde ze aan haar eigen beoordelingsvermogen.

Niemand wist beter dan Lena dat het gewoon theater was. Zij was de dagdroom, ze vervulde de fantasieën die Ståle met zijn vrouw, die in de overgang was en aan botontkalking leed, niet kon realiseren. Hij klaagde altijd over zijn vrouw, en zij liet hem klagen. Die vrouw was een abstractie. Zij was zijn droom over eeuwige jeugd, en zolang het duurde kon het haar niets schelen. Haar zelfverachting woog niet op tegen de vervoering en de macht die ze ervoer als hij zich volledig aan haar overgaf.

Maar na afloop was ook zij een slaaf van haar eigen Über-ich: zo zeker als de regen die na zonneschijn komt, namen de verdoemenis en zelfverachting in haar bewustzijn de plaats in van de begeerte. Dan was hij niets. Dan was hij net zo vies als zij zich voelde. Zijn penis stierf in haar, hoewel ze dat niet wenste. Hij zou haar wegschuiven en het condoom uit het raampje gooien zonder te begrijpen dat een dergelijke handeling vulgair en krenkend was, en duidelijk de afwezigheid van echte gevoelens in hun relatie illustreerde. Hij was een kind. Een kind met een borstkas die zich ophief en inzonk als na een lange sprint. De zilverkleurige haren op zijn borst glommen van het zweet. Hij was tevreden. Ze hief haar hoofd op en kuste hem op zijn kin hoewel ze dat eigenlijk niet wilde doen. Ze liet haar vingers dwalen over zijn harde buik- en borstspieren. Haast verbaasd nu, dat dat hetgeen was wat haar prikkelde. Vlees onder een zonverbrande huid. ‘Je moet je aankleden,’ fluisterde ze.

‘Misschien wil ik wel dat je het nog een keer doet,’ antwoordde hij.

Zijn woorden versterkten het gevoel van onbehagen en ze kuste hem in zijn hals om te ontkomen aan het gesprek dat dreigde het laatste restje tederheid kapot te maken.

Soepel duwde ze zich op en schoof aan de kant. Ze pakte haar rugzak van de achterbank, haalde haar kleren eruit en trok ze aan.

Hij haalde diep adem en wilde iets zeggen.

‘Ik moet je om een gunst vragen,’ zei ze vlug. ‘Nu.’

‘Wat dan?’

‘Een lift. Jij bent immers vrij.’

 

*

 

Een halfuur later reed hij de Mustang het verlaten plein voor Dekkmekk op. Ze bleef een paar tellen voor zich uit zitten kijken en zei toen: ‘Hoewel er hier bijna nooit activiteit te bespeuren is, krijgt hij het voor elkaar om zijn moeder, zijn vader, zijn zussen en broers met dit bedrijf te onderhouden. Geen van zijn broers of zussen heeft betaald werk. Ze slapen overdag en gaan ’s nachts de stad in. Vier broers hebben ieder minimaal twee auto’s. Allemaal hebben ze een garderobe waar een stervoetballer jaloers op zou zijn. Zijn ouders wonen de helft van het jaar in Peshawar, waar ze een van de mooiste villa’s van de stad bezitten.’

‘Iedereen maakt zijn eigen keuzes,’ zei Ståle. ‘Als je in een Rolls of een Ferrari rijdt, gebruik je drie liter op tien kilometer. Als je in een Micra rijdt, gebruik je nul komma vijf.’

Ze wierp glimlachend een blik opzij. ‘En wat wil je daarmee zeggen?’

Hij grijnsde terug en keek haar in de ogen. ‘Je moet binnenkort dat strakke pakje maar weer eens aantrekken.’

Vlug opende ze het portier en zette een voet op de grond. De warmte drong de auto binnen en bracht hem op andere gedachten.

‘Wat is dit voor een plek waar midden op de dag geen mens te bekennen is?’ vroeg hij.

‘Er zijn hier maar twee keer per jaar mensen aanwezig,’ verklaarde ze. ‘Dat is bij de overgang van de herfst naar de winter, en van de winter naar het voorjaar. Dan zijn de broers hier om banden te verwisselen voor een enkele klant die hier verdwaald is geraakt. Ze zijn alleen niet goedkoop, en daarom komen de klanten nooit terug. Het bedrijf houdt zich alleen maar bezig met factureren en productie van bijlagen voor de btw- en belastingaangifte.’

‘Volgens mijn vrouw kopen zelfs mensen zonder kinderen een auto met vijf zitplaatsen, geen twoseater. Zo is het nu eenmaal.’

Lena keek hem een hele tijd aan. ‘Je moet niet zoveel denken, Ståle,’ zei ze zacht.

Dat had ze niet moeten zeggen. Ze zag dat hij woedend werd, en toen ze besefte wat het met hem deed, vroeg ze zich af waarom ze zich zo akelig gedroeg.

Hij wilde iets zeggen, maar ze hield haar wijsvinger voor zijn mond. Daarna boog ze naar voren en raakte ze zijn ruwe mond lichtjes met haar lippen aan.

Een donkerblauwe Audi A6 passeerde hen en reed het plein op.

‘Wie is dat?’

‘De eigenaar,’ zei Lena. ‘Hij houdt de boel hier dag en nacht in de gaten. Nu is hij er al na vijf minuten. Niet slecht, als je beseft dat we niet in een politieauto zijn gekomen.’

Ze stapte uit. ‘Wacht op mij,’ zei ze.

De Audi was voor de garagedeuren gestopt. Een man in een korte broek en een poloshirt stapte uit.

Lena liet haar legitimatie zien. ‘Kadir Zahid?’

‘Lena,’ grijnsde Kadir, ‘we hebben elkaar al vaker gezien. Waarom zo formeel?’ Hij wierp een blik op Ståles blauwe oldtimer Mustang. ‘Dat is een prachtige auto, Lena. Is dat je vriend?’

‘Dat is Ståle Sender, politieman. Hij is mijn back-up, zoals wij dat noemen.’

‘Jammer dat hij een smeris is. Ik mag graag een praatje over auto’s maken met jongens die er verstand van hebben.’

‘Ik wil het met je hebben over Veronika Undset,’ zei Lena.

‘Wat is er met haar?’

‘Ze is dood. Veronika is de vrouw over wie op het nieuws wordt gesproken. De vrouw die in een container is gevonden, vermoord.’

Kadir Zahid draaide zich op zijn hielen om en trok de garagedeur omhoog. Hij bleef even met de rug naar haar toe staan. Toen ze iets wilde zeggen, liep hij naar binnen, tussen de stapels banden door, langs een heftruck en een paar machines, naar een kantoor met glazen wanden.

Lena wierp een blik over haar schouder.

Ståle Sender opende het portier en stapte uit. Ze wenkte hem en gebaarde: ben zo terug. Hij kruiste zijn enorme armen voor zijn borstkas en leunde tegen de carrosserie van de Mustang. Zijn zonnebril, de V-vorm van zijn bovenlichaam en zijn houding maakten van hem het cliché dat hij het liefst wilde zijn.

Ze liep achter Zahid aan, langs de banden, de heftruck en de hydraulische machines.

In het kantoor hing een muffe geur van oud stof. Zahid zat op een stoel achter een bureau. Hij was aan de zware kant, ontdekte ze nu. Zijn buik drukte tegen het bureau. Hij maakte een uitgeputte indruk. De keurig geknipte baard en het achterovergekamde haar konden niet langer de playboy-look accentueren. Een Rolex met een iets te ruim bandje gleed over zijn onderarm naar beneden en botste met een nauwelijks hoorbaar gerinkel tegen een kettingachtige gouden armband.

‘Wat kun je me over haar vertellen?’ vroeg Lena.

Aan de wand hing een kalender van een velgenbedrijf. Het voorste blad was vijf maanden oud, van februari. Een naakte blondine met haar in staartjes en rode blosjes op haar wangen hield een aluminium velg onder haar borsten. De lolly in haar mond versterkte het pedofiele idee.

Kadir haalde adem en rechtte zijn rug. ‘Op de lagere en de middelbare school zaten we bij elkaar in de klas.’ Zijn ogen glansden en zijn lippen trilden toen hij sprak.

Lena nam de show niet serieus, maar zei niets.

‘Veronika was mijn Noorwegen-ideaal, Lena, een vriendin. Maar geen gewone vriendin, ze was een Bond-meisje. Stel je voor, de jaren tachtig, ik was een straatjongen uit Pakistan. Maar Veronika was het mooiste meisje van de school, en ze was mijn vriendin.’

‘Nadat Veronika jou vrijdagnacht had bezocht, is ze aangehouden en gearresteerd. Waarom was ze die nacht bij je op bezoek?’

‘Ik had gevraagd of ze wilde komen.’

‘Waarom?’

‘Ik moest met iemand praten!’

‘Waarover hebben jullie gesproken?’

‘Over jou.’

‘Over mij?’

‘Of de politie, jullie zitten mij de hele tijd op de hielen, jullie laten mij en mijn familie niet met rust. Het is onmogelijk voor mij, ik word er gek van. En mijn vader en moeder, mijn broers en zussen ook. Jullie hebben Veronika zelfs gearresteerd. Ze was mijn gast. Wat had dat voor zin?’

Lena gaf geen antwoord.

‘Toen we klein waren, vertrouwde ik Veronika alles toe, als er iets fout ging.’ Zahids gezicht werd zachter, alsof hij aan iets leuks dacht. ‘We zaten altijd op haar kamer thee te drinken. We konden daar uren zitten praten en lachen. Ze liet me overal het komische van inzien.’ Zahids gezicht versomberde weer. ‘Die nacht had ik dat juist nodig. Dus in een opwelling belde ik haar op, en ze kwam. Zoals altijd,’ voegde hij eraan toe, voordat Lena iets kon zeggen.

Opnieuw glommen zijn ogen.

‘Toen ze werd gearresteerd, werd ze bekeurd voor het in bezit hebben van cocaïne.’

Hij hief zijn hoofd op en keek haar wantrouwend aan. ‘Jullie weten heel goed dat ik geen drugs gebruik en er niet in handel. Ik ben moslim, Lena. Ik drink geen wijn, geen bier, geen sterkedrank, ik rook geen hasj, ik ruïneer mijn hersens niet met verdovende middelen.’

‘En Veronika?’

Kadir Zahid keek naar haar op. ‘Geloof je mij als ik antwoord geef op die vraag?’

‘Waarom zou ik je niet geloven?’

‘Omdat het antwoord nee is. Ik kende Veronika. Ze dronk misschien een glas Campari of een cocktail met een parasolletje op een feestje, maar dat was alles. Verder gebruikte ze geen verdovende middelen. Geloof je me?’

‘Je vroeg of ze ’s nachts om halftwee voor een praatje bij je thuis kwam, kon dat gesprek niet overdag plaatsvinden?’

‘Op het werk?’

‘Werk je?’ vroeg Lena schamper. ‘Hier?’

Ze ging het kantoor uit en liep demonstratief een rondje door de werkplaats. Hij volgde haar. Ze bleef staan kijken naar de geïsoleerde wand en de enorme stapels banden. Ze hief nadrukkelijk haar arm op en keek op haar horloge. ‘Het is hier erg rustig vandaag, heb je de jongens misschien een dagje vrij gegeven?’

‘Je luistert niet goed,’ antwoordde hij kortaf. ‘Ik belde Veronika omdat ik op een moeilijk moment met iemand moest praten. Het was niet een of ander consult!’

Hij liep langs haar heen en door de garagedeur naar buiten. Daar, in het zonlicht, bleef hij naar haar staan kijken. Ze liep op hem af, maar bleef in de deuropening staan.

‘Had je een verhouding met Veronika?’

Zahid schudde zijn hoofd. ‘Ze was verloofd met iemand die bij de gemeente werkt. Ze wilde me uitnodigen voor hun bruiloft, hoewel ze nog geen datum hadden geprikt.’

‘Dus haar verloofde was van jullie vriendschap op de hoogte?’

‘Natuurlijk.’

‘Wat deed je gisteravond?’

‘Wat denk je? Ik was thuis. Jullie houden mij de hele tijd in de gaten, Lena. Ik kan me geen meter verplaatsen zonder een smeris op m’n lip. Kijk maar in jullie eigen rapporten, dan zul je ontdekken dat ik thuis was.’

‘Alleen?’

Kadir schudde zijn hoofd. ‘Twee broers van mij waren er ook.’

Toen Lena in de garagedeur naar Kadir stond te kijken, bekroop haar het gevoel dat hij toneelspeelde. Nadat hij naar buiten was gelopen, had hij geen stap meer verzet, dus ze moesten bijna schreeuwen naar elkaar. Waarom was hij naar buiten gegaan? Wilde hij haar ook naar buiten lokken? Wat had hem zo onrustig gemaakt? Alleen maar om te provoceren draaide ze zich om en liep weer een paar passen naar binnen. Toen viel haar iets op, ze draaide zich weer naar hem om en begreep dat ze iets op het spoor was. Hij was op zijn hoede en volgde haar met zijn blik zoals een vos vanuit zijn hol alles in de gaten houdt. Ze glimlachte, maar Kadir lachte niet terug. Lena liep naar buiten. Ze zette bedachtzaam een paar stappen en deed alsof ze een pientere vraag verzon. Ze keek nauwkeuriger en kreeg de bevestiging van wat ze daarbinnen had ontdekt. De werkplaats was smaller dan het gebouw. Het gebouw was misschien twintig meter breed, terwijl de werkplaats niet meer dan vijftien meter was. Er was dus een extra ruimte in het gebouw, een ruimte zonder ramen. En waar was de garagedeur of de ingang van die ruimte? Waarschijnlijk aan de achterkant.

Het hoefde niets te betekenen, maar er was iets met de lichaamstaal van de man wat haar alarmeerde. Ze maakte een weids gebaar met haar armen. ‘Het ziet ernaar uit dat hier elke dag veel klanten komen. Hard werken, hè.’

‘Je weet net zo goed als ik dat deze branche seizoenswerk is. ’s Zomers wisselen we hooguit banden voor een toevallige toerist die ze lek heeft gereden. Kom in oktober nog maar eens terug. Dan is het hier een heksenketel!’

Nee, dacht ze. Hij was niet langer zo ontspannen als een paar minuten geleden.

‘Wanneer heb je Veronika voor het laatst gezien?’

‘Zaterdagochtend, toen ze bij me wegging en jullie de taxi zijn gevolgd.’

‘Heb je sindsdien nog met haar gesproken?’

Kadir schudde zijn hoofd.

‘Heb je met haar over sommigen van haar cliënten gesproken?’

‘Wat bedoel je?’

Ze moest glimlachen om zijn geforceerde gelaatsuitdrukking. ‘Je weet wat ik bedoel. Je weet waarom we je in de gaten houden. Je bent een dief, Kadir. Volgens ons gebruik je de huishoudelijke hulpen om slachtoffers te vinden bij wie je kunt inbreken. We denken bijvoorbeeld dat je dit weekend een oude vrouw op Malmøya hebt beroofd, ene Regine Haraldsen.’

‘Het is een schande om oude vrouwen te beroven,’ antwoordde Zahid.

‘Regine Haraldsen was een van Veronika Undsets cliënten.’

Kadir Zahid zweeg.

‘Weet je zeker dat je geen telefonisch contact met Veronika hebt gehad sinds haar vertrek zaterdagochtend?’

Kadir zuchtte. ‘Hou op, Lena. Ik heb Veronika daarna niet meer gezien of gesproken. Zeg eens, weet haar moeder het al? Ik zou haar graag willen condoleren.’

‘Ken je haar moeder?’

‘Natuurlijk.’

‘Natuurlijk weet ze dat haar dochter dood is.’

Kadir rolde de garagedeur met veel gerammel naar beneden. Hij sloot hem af en draaide zich naar haar toe.

‘Kan ik je verder nog ergens mee helpen, Lena?’

Ze liep naar Ståle en de auto en dacht: hij voert nog steeds een toneelstukje op.

Toen ze in de Mustang stapte, had Zahid zijn zonnebril opgezet. Het opzichtige logo van Dolce&Gabbana fonkelde aan zijn slaap. Hij zwaaide naar haar.

Ze zwaaide terug.

‘Hier heb ik geen tijd voor,’ zei Ståle humeurig en hij startte de auto.

Ze hief haar hand op en streelde over zijn arm.

‘Laat dat!’ was de reactie die ze kreeg.

Ze begreep dat hij zich vernederd voelde met zijn rol als figurant, maar ze kon zich niet druk maken over zijn gevoelens. ‘Nog één kleine dienst,’ zei ze. ‘Als je het terrein afrijdt, ga dan naar rechts in plaats van linksaf.’

Hij zette de auto in de versnelling en deed wat ze had gevraagd.

Ze bestudeerde het gebouw dat ze zojuist had verlaten. Het klopte. Er was een garagedeur aan de achterkant, afgesloten met een enorm hangslot.

‘Oké,’ zei ze en ze rechtte haar rug. ‘Rij nu maar terug naar de stad.’

 

De vrouw in plastic
titlepage.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_000.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_001.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_002.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_003.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_004.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_005.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_006.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_007.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_008.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_009.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_010.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_011.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_012.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_013.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_014.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_015.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_016.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_017.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_018.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_019.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_020.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_021.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_022.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_023.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_024.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_025.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_026.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_027.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_028.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_029.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_030.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_031.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_032.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_033.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_034.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_035.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_036.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_037.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_038.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_039.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_040.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_041.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_042.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_043.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_044.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_045.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_046.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_047.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_048.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_049.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_050.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_051.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_052.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_053.xhtml
De_vrouw_in_plastic-ebook_split_054.xhtml