3
‘Niet bewusteloos raken! Niet bewusteloos raken! Je mag niet bewusteloos raken!’
Katie mompelde de woorden als een mantra terwijl ze hulpeloos tegen de rotswand hing. Onder haar gaapte twintig meter afgrond. Als ze van dit uitstekende stuk rots in de diepte stortte, was het voorbij. Er liep iets vochtigs langs Katies voorhoofd op de plek waar ze met haar hoofd tegen de rots was gestoten. Maakt niet uit, dat maakt helemaal niets uit! Vergeet het bloed! Je moet je gewoon vasthouden. Dichter naar de rots toe! Die geeft je veiligheid. Kom op, waarom heb je anders wekenlang getraind?
Een geluid drong van boven af tot haar door. Een geschraap, daarna geritsel.
‘Is daar iemand?’ Het duurde even voordat Katie besefte dat het haar stem was die zo iel en vragend had geklonken. Ze probeerde het nog een keer, maar nu duidelijker: ‘Hier! Ik ben hier!’
Geen antwoord. De zachte wind streek over de rotswand en haar stem echode in haar oren. Er was niemand. Natuurlijk niet. Niemand kwam in het verboden gebied, en al helemaal niet op dit tijdstip. Waarschijnlijk was het een dier geweest. Een dier, Katie? Heb je ooit een dier in de vallei gezien? Maakt niet uit, als er maar geen stuk steen meer loskwam. Ze moest zorgen dat ze in veiligheid kwam.
Het verloop van de klimbewegingen, dat Katie zich voortdurend had ingeprent, altijd hetzelfde programma waarmee over leven of dood werd beslist als ze tegen de rotswand hing, dook vanuit de diepte van haar onderbewustzijn op en nam de controle over. Katie klampte zich vast aan de rotsspleet. De scherpe rand sneed in haar hand en ze ademde een keer diep in en uit. Haar tenen voelden levenloos en verdoofd aan, alsof ze van plastic waren. Toen Katie ze bewoog om te controleren of ze er niet af gevallen waren, begon haar voet weg te glijden. Verdomme! Vasthouden en evenwicht bewaren! Je bent toch geen beginner! Haar hart hamerde in haar borstkas en ze voelde dat haar hele lichaam begon te trillen. Katie wist dat ze kalm moest worden en haar concentratie moest terugkrijgen voordat ze verder kon klimmen.
Inademen. Uitademen. Ritme vinden. Gelijkmatig als een klok. Dat had Sebastien haar geleerd. Nee, niet aan hem denken! Niet nu, niet hier. Katie keek omhoog en zag alleen grijze rots. Het gevaar van nieuwe steenslag was groot, maar ze zou zich niet klein laten krijgen!
Haar vader had het een verslaving, bezetenheid, waanzin genoemd. Whatever. Katie kon gewoon niet anders. Hoogte was iets wat haar hielp om overzicht te houden. Het was altijd de enige uitweg voor haar geweest.
‘Je speelt met je leven, Katie!’ had de psychiater met het kale hoofd die haar vader haar had opgedrongen, tegen haar gezegd.
‘O ja? Ik dacht eigenlijk dat ik met de dood speelde. U weet wel, een soort verstoppertje. Ik daag de dood uit, begrijpt u, ik zeg tegen hem: “Wedden dat je me niet te pakken krijgt?”’
‘Ben je bang voor het leven?’
‘Nee! Ik ben bang voor verveling.’
‘Je hebt dus een kick nodig om te kunnen voelen?’
‘Net zoals u mijn problemen gebruikt om die van u te vergeten.’
‘Misschien wel,’ had hij gezegd, ‘en daarom gaat het bij jou toch ook, Katie! Je vlucht.’
Niet aan denken, dacht Katie nu. Al dat stomme geklets. Hoe wist hij waarom iemand anders deed wat hij deed? Ze hield van hoogte en haatte diepte. Einde verhaal.
Katie was nog steeds geen centimeter van positie veranderd. Ze voelde haar vingers nu ook niet meer.
Volhouden, Katie, zei ze in zichzelf. Verdorie, je geeft het niet op! Zorg ervoor dat ze geen gelijk krijgen. Ze proefde de metaalachtige smaak van bloed op haar lippen. Ze haalde nog een keer diep adem, deed haar ogen dicht, opende ze weer, liet de lucht door haar longen stromen en het volgende moment liet ze de spleet los. Ze stak haar arm omhoog en tastte met haar vingers de rots boven haar af.
Niet in elke rotswand zat een gat, een spleet of een richel waaraan je je vast kon houden. Maar hier was er een, dat wist ze. Ze moest hem alleen vinden. Daar! Het was eerder een richel dan een spleet, maar dat hinderde niet.
Oké! Concentreer je! Nu je linkervoet. Vanuit haar ooghoeken herkende Katie de uitstekende punt, hoe onwaarschijnlijk dat ook was. Terwijl ze als het ware aan de rots vastgekleefd hing, trok ze zich met een gebogen knie omhoog. Nog een stukje… Zou het genoeg zijn?
Ja! Eindelijk vond haar been steun en ze duwde zich omhoog. Ze zwaaide haar andere been naar boven en stond even later op de rotspunt. Het was gelukt! Ze had het gedaan! Zij, Katie West, had het uitsteeksel overwonnen, ondanks de steenslag en de wond op haar voorhoofd. Niets en niemand kon haar tegenhouden. Katie voelde de adrenaline door haar lichaam stromen, wat een bovenaards, fantastisch gevoel was. En ze wist opnieuw waarom ze dit deed. Waarom ze leefde. Nu hoefde ze nog maar vijf meter af te leggen, wat kinderspel was.
Even later had ze de beklimming achter de rug en toen ze zich op de vochtige rots liet vallen en naar het spiegelgladde meer onder zich staarde, had ze de neiging om te schreeuwen van triomf en geluk. Het was een roes. Een gevoel van macht en vrijheid, waaraan je gewoon verslaafd moest raken.
Nee, Sebastien zou niet gewild hebben dat ze het opgaf.
Nauwelijks twee uur later keek Katie door de grote panoramaramen van de ontvangsthal naar de werklui die klapstoelen neerzetten op het keurig gemaaide gazon voor het provisorische podium dat uitkeek over het meer.
Het college maakte zoveel ophef over het bliksembezoek van de gouverneur-generaal alsof de koningin van Engeland zelf kwam in plaats van haar vertegenwoordigster. De gouverneur bracht een bezoek aan vijf speciaal geselecteerde elitecolleges in de Verenigde Staten en Canada. De rondreis had iets te maken met de nieuwe onderwijswet die een halfjaar geleden was aangenomen. Katie was al vergeten waarom het ging. Wat vreemd dat Canada nog steeds een monarchie was. En, jezus, viel het niemand op hoe belachelijk het was dat de Grace Chronicle, de schoolkrant van de studenten, schreef dat het bezoek van hare excellentie, de achtenswaardige Michelle Jean, en haar echtgenoot, een eer voor het college was. Katie snapte er niets van.
Er werden een paar toespraken gehouden, de docenten gaven intelligente lezingen, de gouverneur-generaal zou waarschijnlijk verstandig knikken en veel handen schudden. Daarna de media, een paar interviews en foto’s, en dan was het spookbeeld voorbij. Katie wist precies hoe het eraan toeging op deze onoprechte bijeenkomsten. Ze had er in haar jeugd tientallen meegemaakt en ze verafschuwde ze meer dan wat ook ter wereld.
Politici! Die waren net als dit college – de luisterrijke, onberispelijke gevel, ontvangsthal, mensa en sportcentra – allemaal schone schijn. Daarachter, waar het echte leven plaatsvond en het grijze dagelijkse leven zich afspeelde, zag het er heel anders uit.
Het college bestond uit een historisch hoofdgebouw. Daarachter lagen de bijgebouwen, bungalows en sportfaciliteiten, die via onderaardse tunnels met elkaar verbonden waren. Het witgeschilderde gebouw met de twee zijvleugels zag er op het eerste gezicht uitnodigend uit. Maar hoewel de campus een paar jaar geleden – na de heropening van het college – was gerenoveerd, hadden ze vooral in het historische deel hele stukken overgeslagen, alsof daar geen geld meer voor was. De verflaag van de lange gangen van de zijvleugels bijvoorbeeld, waarin de studentenappartementen lagen, vertoonde nog steeds de scheuren van de afgelopen decennia, en de muren van de trappenhuizen waren volgekalkt met oeroude graffiti. Hier moest de gouverneur eens gaan kijken, dan kreeg ze absoluut een ander beeld, dacht Katie. Maar dat zou de decaan van Grace College natuurlijk proberen te verhinderen.
Toen Katie in haar appartement terug was, was ze opgelucht dat haar drie huisgenoten er niet waren. Zo ontsnapte ze aan hun bezorgde blikken en zeurende vragen.
Vooral Debbie kon er niet aan wennen dat Katie haar doorgaans negeerde, terwijl Rose telkens weer probeerde om Katie op haar terughoudende manier te benaderen en haar vertrouwen te winnen. Maar ook haar liet Katie meestal links liggen. De enige in wie ze een beetje vertrouwen had gekregen, was Julia. Misschien kwam dat doordat ze een geheim met elkaar deelden sinds ze een paar maanden geleden de usb-stick met informatie van Angela Finder in Lake Mirror hadden gegooid. Een openlijke eed was niet nodig geweest. Katie wist tamelijk zeker – zo zeker als je van een ander mens kon zijn – dat Julia er nooit iets over zou zeggen.
‘Hé, Katie, je bent laat!’ haalde een stem haar uit haar gedachten. Ze keek op en zag David Freeman staan, een van de jongens van hun ‘kliek’, zoals Debbie het noemde. Katie had nog nooit het gevoel gehad dat ze ergens bij hoorde, maar David was iemand die ze kon verdragen, gewoon omdat zijn levensstrategie bestond uit hardnekkig geduld en – Katie kon het niet anders omschrijven – naïef optimisme. Iedereen mocht David graag en bijna niemand wilde met Katie bevriend zijn, maar dat was wederzijds. David, die weer eens zwart droeg, had een paar boeken onder zijn arm.
‘Als ik had geweten wat er hier aan de hand is, was ik helemaal niet gekomen!’ Ze wees naar de werklui die de ene rij stoelen na de andere neerzetten. ‘Heb je die toestand buiten gezien?’
‘Het college wil zich van zijn beste kant tonen aan de gouverneur en de ouders.’
‘Dat is ook hard nodig na Angela’s dood. Het is niet bepaald een geweldige reclame voor een college als er studenten doodgaan.’
Katie zag dat David haar onderzoekend aankeek. ‘Wat heb je op je voorhoofd?’
Ze haalde onverschillig haar schouders op en draaide zich in de richting van de hal. ‘Ik ben tegen een boom aan gerend.’
David schudde zijn hoofd. ‘Heeft iemand dat gezien?’
‘Dat hoeft niemand te zien, oké?’
Het volgende moment had David haar al laten staan en liep hij de trap op naar de mensa op de eerste verdieping, waar het grootste deel van de studenten bezig was met het opruimen van borden en bestek.
Ze raakte de pleister op haar voorhoofd aan. Ze had in de spiegel gezien dat de wond behoorlijk diep was. Onwillekeurig schoof ze een lok van haar zwarte haar over haar voorhoofd in de nutteloze hoop dat niemand de pleister zou zien. Hoewel de anderen mochten denken wat ze wilden. Niets of niemand zou het heerlijke gevoel van vanochtend kunnen verpesten.
Toen ze bij het buffet wegliep, was haar blad volgeladen met een dubbele portie roerei, muesli, volkorenbrood, kwark, tomaten en fruit.
‘Wat is er met jou aan de hand?’ hoorde ze een spottende stem achter zich. Toen Katie zich omdraaide, stond Chris voor haar. ‘Is je nacht zo zwaar geweest dat je zo’n honger hebt? Je eet anders toch alleen fruit en groenten?’
‘Dromen kunnen inspannend zijn,’ antwoordde ze zo vrolijk mogelijk, waarna ze hem haar rug toedraaide.
‘En gevaarlijk. Wat is er met je voorhoofd gebeurd?’
Katie rolde met haar ogen. Daar ging haar goede humeur. Nou ja, ze had het geprobeerd. ‘Ik heb me gesneden bij het scheren,’ antwoordde ze kattig.
Chris lachte.
‘En trouwens, jij kunt ook wel een scheerbeurt gebruiken.’ Katie pakte haar blad. ‘Ik weet niet of Julia een driedagenbaard wel zo leuk vindt.’
Zoals altijd als het gesprek op Julia kwam, gedroeg Chris zich vreemd. Alsof ze alleen van hem was. ‘Jij hoeft me niet te vertellen wat Julia mooi vindt!’ In Chris’ stem klonk een zelfingenomen ondertoon. Katie wist zeker dat Julia vannacht weer bij hem had geslapen. Ze had er geen idee van wat Julia van Chris vond, maar aan de andere kant was dat haar probleem ook niet. Ze liep met haar blad langs hem heen en wrong zich tussen de stroom studenten door die naar de deur liep.
De zon brandde achter de hoge glazen deuren die naar het balkon leidden, waar het grootste deel van de tafels bezet was.
Dit deel van het schoolgebouw was rond de laatste eeuwwisseling ontstaan. Het hoofdgebouw deed Katie altijd denken aan een enorm herenhuis in een pseudohistorische zwijmelfilm. Het bestond uit een middendeel met twee zijvleugels met veel schoorstenen, balkons en ramen. Het hart van het gebouw werd gevormd door de enorme ontvangsthal, waarboven de mensa lag.
Zoals altijd wanneer ze hier stond, ging Katies blik via het grote oppervlak van Lake Mirror naar de enorme rotswanden van de Ghost met zijn twee lagere zijtoppen en de glet-sjer daarachter. Zo ver weg en toch zo monumentaal, alsof het een door mensen opgericht monument voor de goddelijke almacht was. Waarin Katie trouwens niet geloofde. En toch kon ze zich niet verzetten tegen de fascinatie die het bergmassief op haar uitoefende. Waarom zou ze ook?
Opnieuw dacht Katie aan haar plan. De Ghost was haar volgende doel, maar als ze de top dit jaar nog wilde bereiken, kon ze niet veel langer wachten. De rotswanden waren nu nog sneeuwvrij. Ze had de weerberichten van de afgelopen decennia geanalyseerd en uitgebreid navraag gedaan. Voor de herfststormen was er bijna altijd een rustperiode. En het weerbericht van de komende dagen ging uit van een kans van vijfentachtig procent op goed weer. Toch kon je dat in de bergen nooit zeker weten. Het weer sloeg om en dan…
‘Hé, Katie, is dat bloed onder je pleister?’ klonk de schelle stem van Debbie.
Katie draaide haar hoofd. Ze stond vlak naast de tafel waaraan haar huisgenoten zaten: Deborah Wilder, die zichzelf Debbie noemde, Rose Gardner en Julia. Robert, Julia’s broer, zat ook bij hen aan tafel, maar hij was zoals altijd in een boek verdiept en keek niet op toen Katie haar blad neerzette.
Katie mocht Robert graag, hoewel de meesten op het college hem voor een psychopaat hielden. Robert was in staat om verder dan anderen te kijken en dingen te zien waar anderen geen flauw vermoeden van hadden. Hij had Angela’s dood zelfs voorspeld. En hij stelde andere vragen dan de rest van hen.
Als Katie de afgelopen maanden iets had geleerd, dan was het dat hier boven – in de eenzaamheid van deze door rotswanden ingesloten vallei – de antwoorden niet altijd zo helder en ondubbelzinnig waren als op andere plekken in de wereld. Dat was iets wat haar zowel aantrok als afschrok. Als haar ouders daarvan wisten, zouden ze hun dochter meteen ophalen en op een psychiatrische afdeling wegstoppen.
Maar het spannendste was dat iedereen deze antwoorden alleen moest ontdekken. En Robert was de enige die dat vermoedde.
Zelfs Julia, zijn zus, was anders. Op die avond in mei, toen Katie samen met Julia de usb-stick in het meer had gegooid en het water hun geheimen had opgeslokt, wist Katie zeker dat ze het ook had begrepen. Maar inmiddels waren er momenten geweest waarop ze aan Julia twijfelde. Ze wist dat Julia alle reden had om de kennis die Angela Finder over iedereen had verzameld te laten verdwijnen, maar ze twijfelde of Julia’s karakter sterk genoeg was om de strijd met de vallei aan te gaan. De strijd met de vallei, dacht ze meteen daarna. Hemel, Katie, je draait door.
Ze ging naast Julia zitten, die haar bezorgd opnam. ‘Waar was je vanochtend?’ fluisterde ze tegen Katie. ‘Ik ben in je kamer geweest, maar je was spoorloos verdwenen. Ik was van plan om na het ontbijt een zoekactie te organiseren.’
‘Later,’ antwoordde Katie met een blik op Debbie, die nieuwsgierig naar hen keek en op het punt stond opnieuw naar haar pleister te vragen. Om haar af te leiden stak Katie haar hand op en zei op bevelende toon: ‘Geen woord, geen vraag en al helemaal geen stomme opmerkingen over mijn pleister. Hou gewoon je kop en laat me rustig ontbijten. In tegenstelling tot jullie heb ik namelijk nog tijd voordat die saaie Forster me met zijn eindeloze zinnen irriteert.’
‘Waarom heb je Frans als hoofdvak gekozen als je dat vak zo haat?’ vroeg Rose. De mooie Rose, die zo zachtaardig leek en toch haar uiterste best deed om de anderen te bewijzen hoe ontoegankelijk ze waren. Dat gevoel had Katie in elk geval soms.
‘En waarom ben jij kaal?’ Katie keek met fonkelende ogen naar Rose. ‘Heb ik niet gezegd dat je geen vragen moet stellen?’
Eén moment heerste er een ijzig zwijgen aan tafel. Zelfs Robert keek op van zijn boek over kwantumfysica. Katie voelde dat Julia naar haar keek. Ja, ze wist het, ze was het ijsblok in elke gezellige groep. Zodra zij verscheen, daalde de stemming tot het nulpunt, zelfs als ze een goed humeur had, zoals vandaag.
Rose kwam overeind, bleef een paar seconden besluiteloos staan en draaide zich ten slotte naar Julia. ‘Ga je mee, Julia? Isabel zoekt vrijwilligers voor de informatiekraampjes over de verschillende projectgroepen op Grace.’
Julia keek besluiteloos van Katie naar Rose.
Katie betrapte zich erop dat ze plotseling heel graag wilde dat Julia zou blijven. Door de aanblik van de drie toppen in het stralende zonlicht en het uitzicht op de drukte op het collegeterrein was ze nog vastbeslotener geworden. Ze kon aan niets anders meer denken en ze moest er absoluut met Julia over praten.
Maar bij Julia was je nooit zeker. Soms had ze het gevoel dat ze uit twee verschillende persoonlijkheden bestond. Vaak paste Julia zich gewoon aan, zonder te vragen naar het waarom, en nam ze de gemakkelijkste weg, alleen om met niemand in botsing te komen. Daarna speelde ze weer de ongenaakbare. Als Julia besloot om met Rose mee te gaan, dan wist Katie voor honderd procent zeker dat ze haar niets zou vertellen over haar plan. Maar Katie was absoluut niet van plan om Julia ook maar één enkele vragende blik toe te werpen, laat staan dat ze het haar zou vragen. Ze mocht wat haar betreft met Rose weggaan en de nieuwe elite van het land aan de gouverneur en alle anderen presenteren. Ze mocht wat haar betreft Grace als paradijs aanprijzen bij trotse ouders. Dat kon haar niet schelen.
Vreemd genoeg was Debbie degene die de situatie in het voordeel van Katie besliste, want ze sprong plotseling op en voordat Rose wist wat er aan de hand was, snauwde ze al tegen haar: ‘Waarom vraag je het eigenlijk nooit aan mij, Rose? Altijd alleen aan Julia! Uitgerekend Julia. Alsof er niet genoeg jongens gek op haar zijn.’ Zoals zo vaak als Debbie zich opwond, sproeide ze haar speeksel rijkelijk uit over haar omgeving. Weliswaar bleef dat Katie deze keer bespaard, maar ze zag dat Robert zijn bril met ronde glazen afzette en hem met walging droog veegde, terwijl Debbie boos verderging: ‘Denk je dat ik niet weet waar je ’s nachts mee bezig bent, Julia? Dat je naar de jongensverdieping sluipt en van het ene bed naar het andere…’
‘Hou onmiddellijk je kop, Debbie, anders…’ Plotseling stond David bij de tafel met een woedende uitdrukking op zijn gezicht. Katie bedacht dat ze deze jongen niet als vijand wilde hebben. David was iemand die zijn agressie voortdurend onderdrukte, maar als die een keer tot uitbarsting kwam, dan zou er een enorme explosie volgen, dat wist Katie zeker. En op dat moment zou zijn reputatie als heilige voorbij zijn.
‘Anders?’ Debbie had een knalrood gezicht gekregen. ‘Anders? Wat anders? Natuurlijk schiet je miss Dageraad te hulp. Misschien lag ze vanochtend wel in jouw bed…’
‘Dat is genoeg, Debbie!’ Rose pakte de arm van het meisje. ‘En alsjeblieft, ik heb er helemaal niets op tegen als je meegaat. Maar laten we dan gaan! Ik heb geen zin om in de informatiestand voor politieke vorming te belanden.’ Het volgende moment trok ze Debbie al met zich mee.
‘Jezus,’ zei Katie vurig, ‘er komt een dag dat ik haar te lijf ga!’
‘Wees voorzichtig met wat je zegt,’ antwoordde David ernstig. ‘Je bent blijkbaar al vergeten wat er met Angela is gebeurd.’
‘Dat zou ik graag willen, maar iedereen herinnert me daar voortdurend aan,’ zei Katie. ‘Hebben ze dat ook in de reclamefolder voor de gouverneur afgedrukt? Het speciale hoogtepunt op Grace. Moord inbegrepen. En ik wed dat er ergens ook nog een gedetailleerd informatieblad is over de andere studenten die destijds in de jaren zeventig in deze vallei…’
Robert sloeg met een luide knal het boek dicht, ging staan en zei tegen Katie: ‘Hou Julia erbuiten.’ Daarna liep hij bij de tafel weg.
Julia staarde hem verbaasd na. Een paar seconden later draaide ze zich naar Katie en vroeg: ‘Waarbuiten? Wat bedoelde hij daarmee? Heb ik iets gemist?’ En daarna, iets zachter: ‘Waar was je vanochtend? Heb je een geheime minnaar?’
Katie dacht alleen: ik moet uitzoeken aan welke kant ze staat.